Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

25.00.00 Terugkerende goederen

1 Inleiding

Terugkerende goederen hebben betrekking op communautaire goederen die nadat ze tijdelijk of definitief uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd, weer in het vrije verkeer van de Gemeenschap worden gebracht.

Naar boven

1.1 Communautaire en nationale bepalingen bepalingen

De vrijstelling van rechten bij invoer is voorzien in de artikelen 185 tot en met 187 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 (CDW). In de artikelen 844 tot en met 856 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 (TVo. CDW) zijn nadere uitvoeringsbepalingen opgenomen. De vrijstelling van de rechten bij invoer is nader uitgewerkt in artikel 7:28 Algemene douaneregeling en de vrijstellingen van de omzetbelasting, verbruiksbelasting en accijns zijn voorzien in artikel 7:26 Algemene douaneregeling.

Naar boven

1.2 Reikwijdte vrijstelling van rechten bij invoer

De vrijstelling van rechten bij invoer heeft betrekking op:

  1. goederen die nadat ze uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd, weer in het vrije verkeer van de Gemeenschap worden gebracht, zonder dat zij behandelingen hebben ondergaan. Behandelingen die noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren of om uitsluitend hun presentatie te wijzigen zijn toegestaan (zie ook paragraaf 1.8).

  2. goederen die nadat ze uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd, weer in het vrije verkeer worden gebracht en waarvan na uitvoer is gebleken dat zij gebreken vertonen of ongeschikt zijn voor het beoogde gebruik, ook al hebben ze andere behandelingen ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren of die hun presentatie wijzigen (zie ook paragraaf 1.8).

(artikelen 185 en 186 CDW en artikel 846, lid 1, TVo. CDW)

De vrijstelling kan ook betrekking hebben op:

  • de wederinvoer van goederen die in het kader van de regeling passieve veredeling uit het douanegebied van de Gemeenschap werden uitgevoerd. De goederen moeten in het vrije verkeer worden gebracht in de staat waarin zij zich op het tijdstip van de uitvoer bevonden.
    (artikel 185, lid 2, letter a, CDW)

  • de wederinvoer van goederen die, voordat ze uit het douanegebied van de Gemeenschap werden uitgevoerd, zijn verkregen in het kader van de regeling actieve veredeling (veredelingsproducten). Zie verder paragraaf 1.9.
    (artikel 187 CDW)

Naar boven

1.3 Reikwijdte vrijstelling omzetbelasting, verbruiksbelasting en accijns

Op de omzetbelasting, de accijns en de verbruiksbelasting is de vrijstelling van de rechten bij invoer voor terugkerende goederen van overeenkomstige toepassing. De bepalingen inzake het inlichtingenblad INF 3 zijn alleen van toepassing als er ook aanspraak op de vrijstelling van de rechten bij invoer wordt gemaakt.
(artikel 7:26, lid 1, Algemene douaneregeling)

Vrijstelling van de omzetbelasting is slechts van toepassing, als de belanghebbende aantoont dat op de terugkerende goederen de omzetbelasting drukt. Als de goederen zonder verschuldigd van de omzetbelasting zijn uitgevoerd en/of de betaalde omzetbelasting is terugbetaald kan er geen vrijstelling van de omzetbelasting worden verleend.

(artikel 7:26, lid 2, Algemene douaneregeling)

De volgende situaties zijn mogelijk:

Situatie

Gevolg

De belanghebbende heeft geen vergunning de omzetbelasting te verleggen bedoeld bij artikel 23 Wet op de omzetbelasting 1968.

De omzetbelasting wordt geheven.

De goederen zijn bestemd voor een ondernemer in een andere lidstaat van de Gemeenschap.

De omzetbelasting wordt geheven of er wordt gebruik gemaakt van de fiscale vertegenwoordiging.

De belanghebbende heeft een vergunning de

omzetbelasting te verleggen bedoeld bij

artikel 23 Wet op de omzetbelasting 1968

De omzetbelasting wordt niet geheven.

Vrijstelling van accijns wordt alleen verleend, als de belanghebbende aantoont, dat de voorafgaande uitvoer van de goederen niet heeft plaatsgevonden uit een accijnsgoederenplaats of met teruggaaf van accijns. Ga ook na of de goederen onder schorsing van de accijns worden overgebracht naar een accijnsgoederenplaats. In dat geval wordt er geen vrijstelling van de accijns verleend.
(artikel 7:26, lid 3, Algemene douaneregeling)

Vrijstelling van verbruiksbelasting wordt alleen verleend, als de belanghebbende aantoont, dat de voorafgaande uitvoer van de goederen niet heeft plaatsgevonden uit een inrichting voor verbruiksbelasting of met teruggaaf van verbruiksbelasting. Ga ook na of de goederen onder schorsing van de verbruiksbelasting worden overgebracht naar een inrichting van de verbruiksbelasting. In dat geval wordt er geen vrijstelling van de verbruiksbelasting verleend.

(artikel 7:26, lid 4, Algemene douaneregeling)

Naar boven

1.4 Preferentiële tariefregeling/bijzondere bestemmingen

De vrijstelling is ook van toepassing op terugkerende goederen die voor hun uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap in het vrije verkeer waren gebracht met toepassing van een verlaagd recht bij invoer of van een nulrecht doordat de goederen voor bijzondere doeleinden (bijzondere bestemming) zijn gebruikt. Voorwaarde is dat zij bij wederinvoer opnieuw voor dezelfde doeleinden worden gebruikt.
Als de goederen bij wederinvoer niet voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, dan wordt het bedrag aan rechten bij invoer waaraan zij zijn onderworpen, verminderd met het bedrag dat eventueel is geheven bij het voor de eerste keer in het vrije verkeer brengen van deze goederen. Als dit laatste bedrag hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit het in het vrije verkeer brengen van de terugkerende goederen, wordt er geen terugbetaling verleend.
(artikel 185, lid 1, 2e streepje CDW)

Naar boven

1.5 Gedeeltelijke wederinvoer

De vrijstelling is ook van toepassing als de terugkerende goederen slechts een deel zijn van de eerder uit het douanegebied van de Gemeenschap uitgevoerde goederen.
(artikel 845 TVo. CDW)

Naar boven

1.6 Wederinvoer van delen of toebehoren

De vrijstelling is ook van toepassing op de wederinvoer van delen of toebehoren van machines, instrumenten, toestellen of andere producten waarvan wordt aangetoond dat zij delen of toebehoren zijn van machines, instrumenten, toestellen of andere producten die eerder uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd.
(artikel 845 TVo. CDW)

Naar boven

1.7 Landbouwgoederen

In de volgende gevallen is vrijstelling wel toegestaan:

  • bij de uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitvoerformaliteiten vervuld om restituties of andere bedragen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de uitvoer zijn ingesteld, te verkrijgen.

  • bij de uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitvoerformaliteiten vervuld om een ander financieel voordeel dan deze restituties of andere bedragen te verkrijgen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de uitvoer zijn ingesteld en is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • er wordt aangetoond dat de restituties of andere betaalde bedragen zijn terugbetaald;

    • er maatregelen zijn genomen die als gevolg hebben dat de uitbetaling niet meer zal plaatsvinden;

    • andere financiële voordelen dan deze restituties of bedragen zijn teniet gedaan.

Het kan voorkomen dat de goederen om een van de volgende redenen worden wederingevoerd in het douanegebied van de Gemeenschap:

  1. De goederen konden in het land van bestemming niet tot verbruik worden ingevoerd om redenen die met de in dat land geldende voorschriften verband houden.

  2. De goederen worden door de geadresseerde teruggezonden omdat zij gebreken vertonen of niet beantwoorden aan de bepalingen van het contract.

  3. De goederen in de Gemeenschap worden wederingevoerd omdat zij door omstandigheden buiten de wil van de exporteur niet voor het beoogde doel konden worden gebruikt.

    (artikel 185, lid 2, CDW en artikel 844, lid 1, TVo. CDW)

De volgende goederen zijn goederen die in de Gemeenschap worden wederingevoerd omdat zij door omstandigheden buiten de wil van de exporteur niet voor het beoogde doel konden worden gebruikt (punt c hiervoor).

  1. goederen die naar de Gemeenschap terugkeren als gevolg van schade die is ontstaan voor de aflevering aan de geadresseerde aan de goederen of het vervoermiddel waarin of waarop zij zijn geladen;

  2. goederen die aanvankelijk zijn uitgevoerd om in het kader van een jaarbeurs of soortgelijk manifestatie te worden verbruikt of verkocht, maar daar niet zijn verbruikt of verkocht;

  3. goederen die niet aan de geadresseerde konden worden afgeleverd omdat deze fysiek of juridisch niet in staat was de overeenkomst na te komen die aan de uitvoer van de goederen ten grondslag lag;

  4. goederen die als gevolg van natuurlijke, politieke of sociale gebeurtenissen niet aan de geadresseerde konden worden afgeleverd of bij de geadresseerde zijn aangekomen na het verstrijken van de bindende leveringstermijnen die zijn vastgesteld in de overeenkomst die aan de uitvoer van de goederen ten grondslag lag;

  5. producten die onder de marktordening voor groenten en fruit vallen en die als geconsigneerde goederen zijn uitgevoerd en niet op de markt van het derde land van bestemming zijn verkocht.

    (artikel 844, lid 2, TVo. CDW)

Certificaten

Goederen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onder geleide van uitvoer- of voorfixatiecertificaten zijn uitgevoerd, komen alleen voor vrijstelling van rechten bij invoer in aanmerking als wordt aangetoond dat de communautaire bepalingen, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 376/2008, zijn nageleefd.
(artikel 844, lid 3, TVo. CDW)

Interventies

Goederen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onder stelsels van interventies zijn gebracht, komen alleen voor vrijstelling van rechten bij invoer in aanmerking als wordt aangetoond dat de communautaire bepalingen, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1055/1977, zijn nageleefd.

Restituties

Indien goederen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn uitgevoerd waarbij eventueel douaneformaliteiten zijn vervuld met het oogmerk restituties of andere bedragen bij uitvoer te verkrijgen, moet bij de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer een verklaring (zie hiervoor bijlage 6 van dit onderdeel) worden overgelegd van de autoriteiten die tot uitbetaling daarvan zijn bevoegd. In Nederland zijn de productschappen daartoe bevoegd. De verklaring moet alle gegevens bevatten aan de hand waarvan de goederen kunnen worden geïdentificeerd.

Indien geen formaliteiten voor het verkrijgen van restituties of andere bedragen zijn vervuld, moet in de verklaring het volgende zijn opgenomen:

"geen restituties of andere bedragen bij uitvoer verleend".

Indien wel formaliteiten voor het verkrijgen van restituties of andere bedragen zijn vervuld, moet op de verklaring het volgende zijn vermeld:

"restituties of andere bedragen bij de uitvoer voor ....…(hoeveelheid) terugbetaald".

Indien bij uitvoer en wederinvoer gebruik wordt gemaakt van het inlichtingenblad INF 3 wordt de verklaring zoals hiervoor bedoeld daarin opgenomen (zie voor de formaliteiten bij uitvoer en wederinvoer de hoofdstukken 9 en 10).

Indien kan worden vastgesteld dat geen restituties of andere bedragen zijn toegekend en ook niet later zullen worden toegekend is deze verklaring niet vereist.

(artikel 849 TVo. CDW)

Naar boven

1.8 Het begrip "onbewerkt"

Goederen mogen voor de toepassing van de vrijstelling na hun uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die behandelingen, die noodzakelijk zijn om de goederen in goede staat te bewaren of om uitsluitend hun presentatie te wijzigen. Het Gerechtshof heeft in de uitspraken van 28 december 2004 in de zaken nrs. 00/90106 en 01/90041 aangegeven dat periodieke onderhoudsbeurten van auto's geen behandelingen zijn die verder reiken dan behandeling voor het bewaren in goede staat of het wijzigen van de presentatie.
(artikel 186, CDW)

In de navolgende situaties is hiervan sprake:

  1. Het betreft goederen die na uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap slechts behandelingen hebben ondergaan die noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren of uitsluitend hun presentatie te wijzigen (zie ook paragraaf 1.2).

  2. Het betreft goederen waarvan na uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap is gebleken dat zij gebreken vertonen of ongeschikt zijn voor het beoogde gebruik en waarvan is gebleken dat zij andere behandelingen hebben ondergaan dan die nodig waren om ze in goede staat te bewaren of die hun presentatie wijzigen (zie ook paragraaf 1.2). Er moet dan zijn voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

    • De goederen hebben deze handelingen uitsluitend ondergaan met het oog op hun herstelling of revisie.

    • De ongeschiktheid van de goederen voor het beoogde gebruik is pas gebleken nadat met deze behandelingen was begonnen.

(artikel 846, lid 1, TVo. CDW)

Als de in de letter b bedoelde behandelingen aanleiding zouden hebben gegeven tot heffing van de rechten bij invoer in het geval dat de goederen in het kader van de regeling passieve veredeling zouden zijn uitgevoerd, dan worden de heffingsbepalingen van de passieve veredeling toegepast.

U past de heffingsbepalingen van de regeling passieve veredeling niet toe als wordt aangetoond dat:

de goederen een herstelling of revisie hebben ondergaan die noodzakelijk was door een onvoorziene gebeurtenis buiten het douanegebied van de Gemeenschap, mits de waarde van de terugkerende goederen door deze behandelingen niet hoger is geworden dan de waarde die zij hadden op het ogenblik van hun uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap. In dat geval kan de vrijstelling worden toegekend.

(artikel 846, lid 2, TVo. CDW)

Onder een "noodzakelijke herstelling of revisie" wordt elke handeling verstaan die het doel heeft:

  • een gebrekkige werking te verhelpen; of

  • een materiële schade te herstellen die gedurende het verblijf van de goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap is ontstaan, zonder welke handeling deze goederen onder normale omstandigheden niet meer kunnen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij bestemd zijn.

Verder wordt er van uitgegaan dat de waarde van de terugkerende goederen als gevolg van de hiervoor bedoelde behandeling niet groter is geworden dan die, die zij op het tijdstip van hun uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap hebben gehad. Deze behandeling is beperkt gebleven tot datgene wat strikt noodzakelijk was om deze goederen te kunnen blijven gebruiken onder dezelfde omstandigheden als op het tijdstip van de uitvoer.
Als de herstelling of revisie van de goederen het gebruik van vervangingsonderdelen noodzakelijk is geweest, moet dit worden beperkt tot de onderdelen die strikt noodzakelijk zijn om deze goederen te kunnen blijven gebruiken onder dezelfde omstandigheden als die waarin zij zich bevonden toen zij werden uitgevoerd.
(artikel 846, lid 3, TVo. CDW)

Bewijs onvoorziene gebeurtenis

Het bewijs dat de herstelling of revisie van de goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap door een onvoorziene gebeurtenis noodzakelijk was, moet door belanghebbende worden geleverd.
Dit bewijs kan worden geleverd door een schriftelijk of elektronisch bescheid van douane, politie enzovoorts of aan de hand van schriftelijke of elektronische correspondentie, expertiserapporten, schadeclaims bij verzekeringsmaatschappij, enzovoorts.

Naar boven

1.9 Actieve veredeling

Op de wederinvoer van goederen die aanvankelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd ter beëindiging van de regeling actieve verdeling, zijn de bepalingen van de regeling actieve veredeling van toepassing. De wettelijk verschuldigde rechten zijn de rechten die in het kader van de regeling actieve veredeling zouden zijn geheven als de goederen in plaats van deze uit te voeren, op dat tijdstip in het vrije verkeer zouden zijn gebracht.
(artikel 187 CDW)

Naar boven

1.10 Termijn wederinvoer

De goederen moeten opnieuw het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht en in het vrije verkeer worden gebracht binnen een termijn van drie jaar nadat ze uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden, dan kan deze termijn worden overschreden.
(artikel 185, lid 1, CDW)

Er kan worden toegestaan dat de termijn van drie jaar als gevolg van bijzondere of buitengewone omstandigheden wordt overschreden.

Hiervan is bijvoorbeeld sprake in de volgende situaties:

  • een particulier die door omstandigheden een tweede woning buiten het douanegebied van de Gemeenschap moet verkopen en waarvan de inboedel, die uit de Gemeenschap werd uitgevoerd, opnieuw in de Gemeenschap wordt ingevoerd, of

  • goederen die door een onderneming opnieuw in het douanegebied van de Gemeenschap worden ingevoerd die bij het uitvoeren van een opdracht buiten de Gemeenschap zijn gebruikt en waarvan van te voren niet vaststond dat deze alsnog zouden worden teruggezonden.

Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • de aanvrager kan aantonen dat het goederen betreft die zich op het moment van uitvoer uit de Gemeenschap in het vrije verkeer bevonden en op de goederen bij uitvoer omzetbelasting drukt, en

  • de ondernemer kan aantonen dat de goederen zich administratief binnen zijn bedrijfsvoorraad bevinden.

Let op!

Dit geldt niet voor landbouwgoederen (zie paragraaf 1.7).

De wederinvoer van goederen waarvoor bij uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap restituties, andere bedragen of financiële voordelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn verkregen, moet echter binnen een termijn van twaalf maanden na de uitvoer plaatsvinden. Deze termijn wordt gerekend vanaf de datum waarop de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld. Deze termijn kan in bepaalde gevallen echter worden verlengd wanneer dit gerechtvaardigd wordt door buitengewone omstandigheden.
(artikel 844, lid 4, eerste alinea, TVo. CDW)

Of er sprake is van buitengewone omstandigheden, zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld op basis van de feiten en de omstandigheden die door de exporteur worden aangereikt. Een limitatieve opsomming is om die reden dan ook niet mogelijk. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden moet worden beoordeeld wat de maximale termijn mag zijn waarbinnen de wederinvoer moet hebben plaatsgevonden.

De inspecteur bij wie de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer wordt aanvaard, stelt vast of er buitengewone omstandigheden van toepassing zijn, waardoor er vrijstelling kan worden toegekend.

Indien de inspecteur toestaat om buiten de algemene termijn van 12 maanden de goederen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid weder in te voeren met vrijstelling, dan deelt hij dit mede aan de Europese Commissie onder vermelding van de bijzonderheden van het geval.
(artikel 844, lid 4, tweede alinea, TVo. CDW)

Naar boven

1.11 Vaststelling identiteit

De identiteit van terugkerende goederen kan worden vastgesteld op het moment dat de goederen opnieuw in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht en/of op het moment dat de goederen in het vrije verkeer worden gebracht. De vaststelling van de identiteit kan gebeuren aan de hand van een document dat op verzoek van belanghebbende bij het vervullen van de douaneformaliteiten bij de uitvoer is afgegeven.
(artikel 847 TVo. CDW)

Dit is een van de volgende documenten:

  • een exemplaar voor de exporteur van de aangifte ten uitvoer of een voor eensluidend getekende kopie van dit document;

  • een inlichtingenblad INF 3; ( artikel 850 en bijlage 110 TVo. CDW)

  • een binnen de Gemeenschap afgegeven carnet ATA.

(artikel 848, lid 1, TVo. CDW)

U kunt van belanghebbende aanvullende bewijsstukken eisen als u dit met het oog op de identificatie van de terugkerende goederen noodzakelijk acht.
(artikel 848, lid 3, TVo. CDW)

Naar boven

1.12 Afwijzen verzoek

Als niet is voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling bij de terugkerende goederen dient het verzoek te worden afgewezen. De goederen moeten dan als niet-communautaire goederen worden aangemerkt.
Dit houdt in dat de ter zake van het in het vrije verkeer brengen de rechten bij invoer verschuldigd zijn.

Als bij het verzoek om vrijstelling bij de terugkerende goederen een door de douane-autoriteit van een andere lidstaat afgegeven inlichtingenblad INF 3 wordt overgelegd wordt als het verzoek wordt afgewezen in het vak " verzoek van het kantoor van wederinvoer " het INF 3 voorzien van de volgende aantekening: "artikel 185 Verordening (EEG) nr. 2913/92 niet toegepast".

Naar boven

1.13 Identiteit van terugkerende goederen

Als u de identiteit van de goederen vaststelt, zijn er twee mogelijkheden:

  1. De identiteit van terugkerende goederen kan worden vastgesteld aan de hand van uiterlijke kenmerken zoals serienummers, plombes, omschrijvingen, merkinslagen en dergelijke. Deze kenmerken kunnen bij al bekende of verwachte wederinvoeren op de aangifte ten uitvoer zijn vastgelegd. Bij onverwachte wederinvoer worden deze kenmerken vastgesteld aan de hand van andere bescheiden.

  2. De identiteit is niet vast te stellen aan de hand van uiterlijke kenmerken, maar slechts op basis van administratieve vastleggingen.

Let op!

  1. Zie erop toe dat de terugkerende goederen geen andere goederen zijn dan die op de overgelegde aangifte ten uitvoer, inlichtingenblad INF 3 of carnet ATA zijn vermeld.

  2. Er moet worden voorkomen dat goederen van een betere kwaliteit of een hogere waarde met vrijstelling bij terugkerende goederen in het vrije verkeer worden gebracht.

  3. Houd strikt de hand aan de termijn van drie jaar of 1 jaar (landbouwgoederen).

Naar boven

1.14 Verzoek om vrijstelling

Als bij de wederinvoer van goederen vrijstelling van de rechten bij invoer voor opnieuw in het douanegebied van de Gemeenschap binnengebrachte goederen wordt verzocht, kunnen de (handels)bescheiden in de administratie van de aangever en/of zijn vertegenwoordiger worden bewaard.

Bij het verzoek om de vrijstelling overlegt de belanghebbende de volgende (handels)bescheiden:

  • handelsbescheiden die betrekking hebben op de opnieuw binnengebrachte goederen, onder andere facturen, contracten, vervoersdocumenten, correspondentie, expertiserapporten;

  • aangifte ten uitvoer en handelsbescheiden zoals facturen, contracten, vervoersdocumenten, correspondentie die betrekking op de uitgevoerde goederen;

  • inlichtingenblad INF 3;

  • het aangeversexemplaar van de aangifte ten uitvoer, als de goederen ter beëindiging van de regeling actieve veredeling zijn uitgevoerd;

  • het aangeversexemplaar van de aangifte ten uitvoer, als het betreft accijnsgoederen of goederen ter zake van verbruiksbelasting.

Als het verzoek betrekking heeft op de goederen die uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd in het kader van de regeling actieve veredeling, gaat u als volgt te werk:

Verzoek het controlekantoor waar de vergunning actieve veredeling wordt gecontroleerd u het volgende mee te delen:

  • dat het verschuldigde bedrag aan rechten bij invoer wordt geheven en zo ja, voor welke hoeveelheid goederen, of;

  • dat de goederen opnieuw onder de regeling actieve veredeling schorsings-/terugbetalingssysteem zullen worden geplaatst en zo ja, voor welke hoeveelheid goederen.

Naar boven