Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

14.20.00 Unie en Gemeenschappelijk Douanevervoer

3 Aangifte voor Uniedouanevervoer

Voor goederen die geplaatst worden onder de douaneregeling Uniedouanevervoer moet een douaneaangifte tot plaatsing onder deze douaneregeling worden gedaan.
(artikel 158, lid 1, DWUen artikel 5, punt 12 DWU).

Het volgende schema geeft aan welke aangifte moet worden gedaan voor de gebruikte regeling douanevervoer.

Vervoer onder de regeling

Soort aangifte

Extern Uniedouanevervoer

aangifte T1

Intern Uniedouanevervoer

aangifte T2

Gemengde zendingen als bedoeld in artikel 294 UVo. DWU die zowel onder de regeling extern Uniedouanevervoer als onder de regeling intern Uniedouanevervoer te plaatsen goederen bevatten

Aangifte T-

Intern Uniedouanevervoer, in de zin van artikel 188 GVo. DWU, het vervoer van en naar en tussen gebieden met een bijzonder fiscaal regime

aangifte T2F

Naar boven

3.1 Elektronische aangifte

De aangever is verplicht een aangifte voor de regeling Uniedouanevervoer elektronische te doen. De aangifte wordt gedaan in NCTS.
(artikel 6, lid 1 DWU en 266, lid 1 UVo. DWU)

Naar boven

3.2 Schriftelijke aangifte

De aangever kan een schriftelijke aangifte alleen nog indienen als hij een reiziger is en bij gebruik van de noodprocedure, zie Hoofdstuk 7 van dit onderdeel en www.belastingdienst.nl.
(artikel 143 GVo. DWU en 291 UVo. DWU)

Een schriftelijke aangifte voor Uniedouanevervoer (T1, T2 en T2 F) moet aan de volgende eisen voldoen:

  • zijn opgemaakt op een formulier Enig document en

  • in overeenstemming zijn met de modellen uit Bijlage B-01 GVo. DWU en

  • zijn ingevuld volgens de toelichting in de bijlagen (bijlage toelichting bij het gebruik van de formulieren en bijlage te gebruiken codes) bij de (overgangsbepalingen) GVo. DWU en

  • er moet gebruik worden gemaakt van exemplaren nummer 1, 4 en 5 van het formulier Enig document.

Naar boven

3.3 Doen van de aangifte

3.3.1 Aangever

Degene die de aangifte doet is de aangever. Hiermee is de aangever ook de houder van de regeling.
(artikel 5, punt 15 en artikel 5, punt 35, letter a DWU)

Als aangever kan optreden:
de persoon die in staat is de goederen en de daarbij behorende bescheiden aan te brengen of te doen aanbrengen bij de Douane.
(artikel 163, lid 1 en artikel 170, lid 1 DWU)

Naar boven

3.3.2 Elektronische aangifte

De gegevens en te gebruiken codes die in de verschillende velden van de elektronische aangifte moeten worden vermeld, zijn opgenomen in de bijlagen B van de GVo. DWU respectievelijk UVo. DWU.
Elektronisch aangifte doen voor Gemeenschappelijk douanevervoer is gebaseerd op de artikelen 11, 18, 30, 32 en 42 tot en met 47 van Aanhangsel I, Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer.

De communicatie tussen aangever en douanekantoor vindt plaats door middel van standaardberichten via NCTS. Deze standaardberichten zijn genummerd met de letters IE (Information Exchange) een nul en een tweecijferig volgnummer. Een overzicht van IE-codes staat in het Codeboek Douane, onderdeel Transit, tabel 60.

Naar boven

3.3.3 Voorafgaande regeling

Volgt de regeling Uniedouanevervoer in de lidstaat van vertrek op een andere douaneregeling of summiere aangifte? Gegevenselement 2/1 van het begeleidingsdocument douanevervoer is, en in vak 40 van het enig document staat een verwijzing naar deze voorafgaande regeling of het voorafgaande document.
(Overgangsbepalingen, Aanghangsel F1, en bijlage B-02 GVo. DWU)

Naar boven

3.3.4 Taal van de aangifte

Alle douaneaangiften die in Nederland worden ingediend zijn opgesteld in de Nederlandse of Engelse taal.
(artikel 1:11 Algemene douaneregeling)

Zijn aangiften voor Uniedouanevervoer die in een andere lidstaat zijn aanvaard, gesteld in een andere taal dan het Nederlands of Engels? Dan kan aan de aangever of diens vertegenwoordiger een vertaling worden gevraagd. Die vertaling mag dan zijn gesteld in het Nederlands of Engels.

De aangiften voor gemeenschappelijk douanevervoer mogen worden opgesteld in één van de officiële talen van de overeenkomstsluitende partijen, die worden aanvaard door de Douane van de lidstaat van vertrek. Naast de officiële talen van de Gemeenschap, zijn dit:

  • Noors;

  • IJslands;

  • Turks;

  • Oekraïens;

  • Kroatisch.

(artikel 6 Overeenkomst inzake vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer).

Naar boven

3.3.5 Douanestatus

De douanestatus van de goederen wordt in NCTS vermeld. Bij een schriftelijke aangifte moet de aangever het derde deelvak van vak 1 van het formulier Enig document invullen. Goederen kunnen de volgende status hebben:

  • Uniegoederen;

  • niet-Uniegoederen.

Bij de regeling Uniedouanevervoer zijn er vijf mogelijkheden:

  • T1, als de goederen de douanestatus van niet-Uniegoederen hebben, of als het specifieke Uniegoederen betreft.

  • T2, als de goederen de douanestatus Uniegoederen hebben.

  • T-, bij gemengde zendingen met goederen die de douanestatus Uniegoederen hebben als ook goederen die de douanestatus niet-Uniegoederen hebben

  • T2F, als het vervoer betreft naar en van en tussen het douanegebied gelegen gebieden met een bijzonder fiscaal regime.

  • T2SM, als het vervoer betreft van en naar San Marino van goederen die onder de regeling intern Unie douanevervoer zijn geplaatst.

Naar boven
3.3.5.1 Gemengde zendingen

Naast de gemengde zendingen T- voor Uniedouanevervoer is toegestaan dat zendingen waarbij goederen die zich onder verschillende regimes bevinden (vrije verkeer en/of uitvoer en/of Uniedouanevervoer) samen in één pakket worden vervoerd. Hieronder volgen een aantal voorbeelden.

Voorbeeld 1: 1 pakket inhoudende niet Uniegoederen en Uniegoederen die vanuit NL via PL naar UA moeten worden geëxporteerd. Een aangifte T1 en een uitvoeraangifte EXA moeten worden opgemaakt. Aangiften moeten naar elkaar verwijzen.

Voorbeeld 2: 1 pakket inhoudende niet Uniegoederen en Uniegoederen die vanuit NL door CH via IT naar een derde land moeten worden uitgevoerd (Gemeenschappelijk douanevervoer). Een aangifte “T” moet worden opgemaakt met aparte artikelen voor de niet Uniegoederen (T1) en voor de goederen die worden geëxporteerd (T2). De aangifte moet voor de te exporteren goederen de code DG2 bevatten. De douane op het kantoor van bestemming weet dan dat die goederen de EU moeten verlaten. Fictief is dit al bij de overgang van uitvoer naar vervoer in NL gebeurd.

Voorbeeld 3: 1 doos bevattende niet-Uniegoederen en Uniegoederen die naar CH worden geëxporteerd (Gemeenschappelijk douanevervoer). Een aangifte “T” moet worden opgemaakt met aparte artikelen voor de niet-Uniegoederen (T1) en voor de goederen die worden geëxporteerd (T2). De aangifte moet voor de te exporteren goederen de code DG2 bevatten.

Voorbeeld 4: 1 doos inhoudende niet-Uniegoederen en Uniegoederen die moeten worden overgebracht naar BE (Uniedouanevervoer). Een aangifte T1 moet worden opgemaakt. In de omschrijving van de goederen moet de vermelding “goods not covered by a transit procedure” voorkomen. Bijvoorbeeld: 1 box spare parts plus goods not covered by a transit procedure”.

Voorbeeld 5: 1 pakket inhoudende niet-Uniegoederen en Uniegoederen in het vrije verkeer die moeten worden vervoerd vanuit NL via CH naar IT. Een aangifte “T” moet worden opgemaakt met aparte artikelen voor de niet-Uniegoederen (T1) en voor de Uniegoederen (T2).
Naar boven

3.3.6 Veiligheidsgegevens

Het vermelden van de veiligheidsgegevens in de aangifte voor douanevervoer is niet verplicht, tenzij de aangifte wordt gebruikt als summiere aangifte bij binnenkomst (ENS).

Als een aangever kiest om goederen buiten het douanegebied te brengen, zal hij een aangifte voor uitvoer of wederuitvoer moeten doen.
(artikel 158, lid 1, artikel 270, lid 2 DWU)

Zowel de aangifte ten uitvoer, als de aangifte wederuitvoer omvatten alle veiligheidsgegevens. Als de hierboven genoemde aangifte wordt opgevolgd door een aangifte voor douanevervoer hoeven de veiligheidsgegevens niet in deze aangifte te worden overgenomen.

De aangifte voor vertrek bevat de gegevens die nodig zijn voor een risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden. Ondanks dat de aangifte voor douanevervoer deze gegevens niet bevat kan deze toch dienen als aangifte van vertrek. In de aangifte voor douanevervoer staat immers in het vak ‘voorafgaande douaneregeling’ de aangifte (weder)-uitvoer vermeld. Dit betekent dat voldaan is aan het aanleveren van de veiligheidsgegevens.
(artikel 263 lid 4 DWU)

De Douane heeft de goederen voor uitvoer of wederuitvoer vrijgegeven hetgeen voldoende indicatie geeft dat de goederen veilig zijn.

Let op!

Als de goederen in tijdelijke opslag zijn en dit langer duurt dan 14 dagen moet alsnog een summiere aangifte uitgaan met de veiligheidsgegevens worden ingediend.
(artikel 245 GVo. DWU)

Naar boven

3.3.7 Bescheiden overleggen

Bij de aangifte voor de regeling Uniedouanevervoer moeten bewijsstukken worden overgelegd.
(artikel 163, lid 2 DWU)

Overlegging MRN na uitvoeraangifte

Wanneer de regeling douanevervoer de regeling uitvoer opvolgt, moet de persoon die de goederen aanbrengt het MRN van de uitvoeraangifte communiceren op het douanekantoor van vertrek.

Naar boven

3.3.8 Indienen aangifte op kantoor van vertrek

De aangever moet de aangifte voor Uniedouanevervoer indienen bij het bevoegde douanekantoor, het douanekantoor van vertrek.
((artikel 159 lid 1 DWU en artikel 1, onder 13) GVo. DWU)

De Douane aanvaardt de aangifte nadat de goederen zijn aangebracht, de aangifte is ingediend en bijbehorende bewijsstukken zijn overgelegd of ter beschikking staan voor controle. Zie ook onderdeel 12.00.00. Plaatsen onder een douaneregeling van dit Handboek Douane.
(artikel 172, lid 1 DWU)

Wordt op verschillende douanekantoren van vertrek geladen en zijn verzegelingen aangebracht door één van deze kantoren? Dan vermeldt de Douane op het laatste douanekantoor van vertrek op de begeleidingsdocumenten de laatst aangebrachte verzegeling. De al eerder vermelde verzegelingen worden doorgehaald.
(artikel 305, lid 1, letter c UVo. DWU)

Elke lidstaat geeft de Commissie een lijst (Customs office list) met de kantoren die bevoegd zijn voor het Uniedouanevervoer. Op die lijst staan ook de openingstijden van deze kantoren. De Commissie publiceert deze informatie op hun internetsite.

In artikel 1:3 en bijlage 1 van de Algemene douaneregeling is vastgelegd welke Nederlandse kantoren bevoegd zijn voor het Uniedouanevervoer. De betrokken douaneregio bepaalt de openingstijden van de kantoren. De lijst waarin deze kantoren zijn opgenomen is opgenomen in bijlage 3 van onderdeel 12.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.3.9 Vervoermiddel

In één aangifte voor Uniedouanevervoer mogen alleen goederen voorkomen die worden vervoerd van één douanekantoor van vertrek naar één douanekantoor van bestemming en voldoen aan de volgende drie eisen:

  1. zijn geladen in één container;

  2. in één verpakking zijn opgenomen;

  3. de goederen zijn of worden in/op een enkel vervoermiddel geladen.

Onderstaande vervoermiddelen worden voor de toepassing van dit artikel als één enkel vervoermiddel beschouwd. Voorwaarde is dat zij met goederen zijn of worden beladen die samen moeten worden vervoerd:

  1. een voertuig voor wegverkeer met één of meer aanhangwagens of opleggers;

  2. een voertuig voor wegverkeer met één of meer containers;

  3. twee of meer aan elkaar gekoppelde spoorwagons;

  4. twee of meer schepen die één geheel vormen.

    (artikel 296 lid 1 en 2 UVo. DWU)

Naar boven

3.3.10 Zekerheid

Voor het vervoer van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer over de weg is de aangever verplicht een zekerheid te stellen.
(artikel 89 lid 2 letter a, 90 lid 1 DWU en artikel 148 lid 1 UVo. DWU)

De diverse vormen van zekerheidstelling zijn opgenomen in hoofdstuk 6 van onderdeel 27.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.3.11 Controle aangifte

Nadat de aangifte in NCTS is aanvaard vindt er een automatische risicoselectie plaats met de selectietool Prisma.

Als de aangifte niet is geselecteerd voor controle gaat de aangifte over naar de status "controle zekerheid". Als de aangifte wel geselecteerd is voor controle gaat de aangifte over naar de status "in controle".
Aan de hand van de omschrijving die het risicoprofiel geeft doet de Douane de volgende controles:

  • controle van de aangifte;

  • controle van de bij de aangifte overgelegde bescheiden en eventueel nader opgevraagde bewijsstukken;

  • fysieke controle van de goederen;

  • monstername ten behoeve van een nadere analyse.
    (artikel 188 DWU)

Als wordt overgegaan tot een controle dan zal door middel van NCTS een bericht aan de aangever verzonden worden waarin de controle wordt aangekondigd. Dit bericht is de "kennisgeving controle" (IE060) en het stelt de aangever in de gelegenheid om bij een eventuele fysieke controle aanwezig te zijn.

Let op!

De Douane kan op verzoek van de aangever de aangifte wijzigen. Dit kan tot het moment dat de Douane:
de aangever heeft laten weten de aangifte te gaan controleren; of
heeft vastgesteld dat gegevens in de aangifte niet juist zijn; of
de goederen heeft vrijgegeven.
(artikel 173, leden 1 en 2 DWU)

Voordat de Douane de fysieke controle verricht, wordt een controleopdracht in Plannen en Toedelen (PlaTo) aangemaakt. De resultaten van de controle worden in dit systeem vastgelegd. Als hulpmiddel bij de controle kan een controleformulier (het bericht IE119) worden uitgedraaid. Daarop staan alle gegevens van de aangifte vermeld, zoals deze in NCTS beschikbaar zijn.

Uitkomst controle

Na beëindiging van de controle moet u de resultaten van de controle ook in NCTS registreren. U heeft de keuze uit de volgende opties in het scherm "controle resultaten kantoor van vertrek":

  • "geen verschillen": vink het veld conform aan;

  • "kleine verschillen": hierin moet u één van de volgende velden aanvinken:

    • "geen bezwaar";

    • "bezwaar";

    • "opschorten".

  • "aanmerkelijke verschillen": vink het veld "niet conform" aan.

Kleine verschillen, geen bezwaar

Als er kleine verschillen zijn geconstateerd die de wegvoering niet verhinderen, informeert u de aangever. Deze informatie kan niet door het systeem worden verstrekt.

Als de aangever aangeeft dat hij geen bezwaar heeft, dan brengt u de aangiftegegevens in overeenstemming met de resultaten van de controle en vinkt u het veld "geen bezwaar" aan.

Kleine verschillen, bezwaar of opschorten

Heeft de aangever bezwaren of wil hij het verschil onderzoeken? Vink dan de optie "bezwaar" respectievelijk "opschorten" aan. Bij "bezwaar" en "opschorten" wordt de aangiftebehandeling niet voortgezet in afwachting van de uitslag van de communicatie met de aangever.

Maakt de aangever bezwaar kenbaar, dan krijgt de aangifte de status "aangehouden" en moet de inspecteur een beslissing nemen over de verdere afhandeling (alsnog toestemming tot vertrek verlenen of vervoer weigeren en de aangifte buitenwerking stellen).

Besluit de inspecteur om het vervoer toch toe te staan? Dan wordt de behandeling van de aangifte voortgezet nadat de aangifte in overeenstemming met de controleresultaten is gebracht. De aangifte gaat automatisch over naar de status "controle zekerheid". Besluit de inspecteur om het vervoer te weigeren? Dan wordt de aangever door een kennisgeving "geen toestemming tot vertrek" (het bericht IE051) op de hoogte gesteld, met vermelding van de reden(en). In NCTS krijgt de aangifte de status "afgewezen", dit is een eindstatus.

Vraagt de aangever bedenktijd door de optie "opschorten" te kiezen? Dan kan hij niet direct akkoord geven op de correctie of niet direct bezwaar maken. De behandeling van de aangifte wordt dan opgeschort in afwachting van een reactie van de aangever. De aangever moet reageren met een "verzoek toestemming tot vertrek" (het bericht IE054). Hierin vermeldt de aangever of hij wel of geen bezwaar maakt tegen de correcties. Ook na de bedenktijd kan de aangever bezwaar maken.

Als de aangever niet op tijd reageert, krijgt de aangifte de status "aangehouden". Ingekomen "verzoeken toestemming tot vertrek", waarin de aangever alsnog aangeeft bezwaar te maken tegen de voorgestelde correcties, worden dan niet meer door NCTS geaccepteerd.

De behandeling van kleine verschillen bij het kantoor van vertrek is gelijk aan de procedure bij het kantoor van bestemming. Zie paragraaf 5.4.1. van dit onderdeel.

Aanmerkelijke verschillen

Bij aanmerkelijke verschillen stuurt het systeem automatisch een kennisgeving "geen toestemming tot vervoer" (het bericht IE051) aan de aangever. In NCTS krijgt de aangifte de status "afgewezen", dit is een eindstatus.

Let op!

Blijkt bij controle dat bewijsstukken om de aangifte te kunnen aanvaarden, niet bij de aangifte aanwezig zijn? Of zijn de goederen niet aangebracht volgens de regels van artikel 5 punt 33 DWU? Dan stelt de Douane de aangifte ambtelijk buiten werking. De aangifte is immers onterecht door NCTS aanvaard.

Naar boven

3.3.12 Vervoerstermijn

Het kantoor van vertrek stelt de termijn vast waarbinnen de goederen bij het kantoor van bestemming moeten worden aangebracht.

Voor de douaneautoriteiten van de landen die betrokken zijn bij het Unie douanevervoer staat deze termijn vast. De termijn mag niet worden gewijzigd.

U geeft een vervoerstermijn die niet langer is dan de tijd die nodig is om het kantoor van bestemming te bereiken. U moet rekening houden met de aard van het vervoer en bepaalde bijzondere omstandigheden. Door bijzondere omstandigheden zoals slecht weer, verwachte stakingen of feestdagen, kan een langere termijn nodig zijn. (artikel 297 UVo. DWU)

Voor de vervoerstermijn bij een voorafaangifte, zie paragraaf 2.3 van dit onderdeel.

Een aangifte voor Uniedouanevervoer is geldig tot en met de datum vermeld in het tabblad "controle" in NCTS. De ambtenaar vermeldt deze datum in het tabblad “controle” in NCTS of in geval van de noodprocedure in vak D "controle door het kantoor van vertrek" van de schriftelijke aangifte.

Let op!

Tussentijdse (uitgaande) opslag is geen reden om een langere vervoerstermijn te verlenen, met uitzondering van de situatie van het hierna beschreven multi-modaal vervoer. In dat kader kunnen goederen zich gedurende een korte tijd bevinden op een overslagpunt van waar zij verder vervoerd zullen gaan worden met een ander vervoermiddel.

Multimodaal vervoer

Het betreft hier het douanevervoer van goederen in containers met verschillende opvolgende vervoermiddelen (vrachtauto, binnenschip, trein), en het gebruik van multi-modaal overslagcentra. Hiervoor is in het algemeen een langere vervoerstermijn nodig door verschillen in snelheid van de diverse opvolgende vervoermiddelen.

Onderscheid wordt gemaakt in:

Multimodaal vervoer met een bestemming in Nederland

Een geldigheidsduur van 8 dagen voor multimodaal transport in Nederland is op voorhand niet onredelijk, maar wil niet zeggen dat de geldigheidsduur altijd 8 dagen is. Het kan ook korter of langer zijn. In het laatste geval moet de aangever gemotiveerd aangeven dat een langere termijn noodzakelijk is. De Douane bepaalt uiteindelijk welke termijn redelijk is.

Rekening houdend met de volgende factoren zult u in het algemeen tot een termijn komen die niet langer is dan de genoemde 8 dagen:

  • het aanvaarden van de aangifte voor Uniedouanevervoer op de dag voorafgaande aan het vervoer;

  • het om logistieke redenen niet direct beschikbaar zijn van een schip op de geplande dag van vertrek;

  • een vaartijd van maximaal 2 dagen voor trajecten binnen Nederland.

  • een tussenvallend weekend, waarop niet gevaren wordt of niet wordt overgeslagen op het aansluitend transport;

  • het niet tijdig aanwezig zijn van een opvolgend vervoermiddel, waardoor de goederen enige tijd op het terrein van het multi-modaal overslagcentrum staan, in afwachting van het opvolgende vervoermiddel. Rekening houdend met de meest ongunstige tijdstippen kan aan laatst genoemde factor in beginsel maximaal 2 dagen worden toegerekend.

Let op!

Tijdelijk verblijf van de goederen op het terrein van het multi-modaal transportcentrum mag niet het karakter hebben van douaneopslag. De tijd wordt uitsluitend gegeven om de wachttijd te regelen zodat de overlading van een container op het opvolgende vervoermiddel kan plaatsvinden, als dat niet direct aanwezig is.

De Douane kan controleren of een geadresseerde van de goederen het tijdelijke verblijf niet misbruikt door met het afhalen van de goederen te wachten totdat hij de goederen kan/wil ontvangen in zijn bedrijfsruimte. Een bedrijf dat de regeling douanevervoer systematisch misbruikt toont aan met betrekking tot de regeling douanevervoer onbetrouwbaar te zijn en kan een vereenvoudiging voor die regeling niet (langer) worden toevertrouwd.
(artikel 28, lid 1 DWU)

Multimodaal vervoer met een bestemming buiten Nederland

Voor multimodaal transport met trajecten buiten Nederland kan een langere geldigheidsduur dan 8 dagen gerechtvaardigd zijn afhankelijk van de omstandigheden.

Het kan voorkomen dat door bijzondere omstandigheden, de goederen niet kunnen worden opgehaald van het overslagpunt binnen de vervoerstermijn. Het douanevervoer voor deze goederen moet zodra dit bekend is, maar uiterlijk op de laatste dag van de vervoerstermijn, worden beëindigd. De goederen moeten vervolgens onder een opvolgende douaneregeling worden geplaatst of worden wederuitgevoerd. Bijvoorbeeld opslag in een entrepot of douanevervoer. Wanneer een vergunninghouder toegelaten geadresseerde het douanevervoer beëindigt, hoeft de aankomstmelding in NCTS niet onmiddellijk na aankomst plaats te vinden.

Naar boven

3.3.13 Voorgeschreven route

De onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen moeten volgens een economisch verantwoorde route van het kantoor van vertrek naar het kantoor van bestemming vervoerd worden.
(artikel 298, lid 1, UVo. DWU)

Wanneer het douanekantoor of de houder van de regeling het nodig vindt, schrijft het douanekantoor een route voor. In dit geval vermeldt het douanekantoor van vertrek in ieder geval de lidstaten waardoor het vervoer gaat plaatsvinden in NCTS.
(artikel 298 lid 2 UVo. DWU)

Voorbeeld

Een zending die in Amsterdam onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatst wordt met bestemming Barcelona mag niet via Stockholm vervoerd worden. Deze route kan niet als economisch verantwoord omschreven worden.

Naar boven

3.3.14 Identificatiemaatregelen

Verzegeling als indentificatiemaatregel

De Douane moet er op toe kunnen zien dat de goederen op de plaats van bestemming terechtkomen. De identiteit van de goederen kan gewaarborgd worden door de verzegeling die het kantoor van vertrek op het vervoermiddel of de goederen aanbrengt. Wanneer de aangever een vergunning toegelaten afzender heeft in combinatie met een vergunning verzegeling bijzonder model dan kan hij zelf de verzegeling aanbrengen.

(artikel 192 DWU en artikel 299, lid 1 UVo. DWU)

De identificatiemaatregelen die op de goederen of de vervoermiddelen zijn aangebracht, mogen alleen door de douaneambtenaren of met hun toestemming worden verwijderd of vernietigd. Uitzondering is toeval of overmacht.
(artikel 192, lid 2 DWU en 305 lid 1, letter b UVo. DWU)

De aangever heeft als houder van de regeling Uniedouanvervoer de zorgverplichting om de goederen en de aangebrachte verzegeling ongeschonden aan te brengen bij het douanekantoor van bestemming.
(artikel 233, lid 1 DWU)

Onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen worden slechts vrijgegeven als de identiteit door verzegeling is gewaarborgd.
(artikel 303, lid 1 UVo. DWU)

De verzegelingen moeten ten minste de in artikel 301 vermelde kenmerken bezitten.
(artikel 301 UVo. DWU)

Niet alle vervoermiddelen zijn geschikt om te worden verzegeld. De vervoermiddelen die geschikt zijn voor verzegeling per laadruimte voldoen aan de eisen opgesomd in artikel 300 UVo. DWU.

Reeds aangebrachte verzegeling

In de regel is op containers die worden binnengebracht en zijn vermeld in de aangifte tot tijdelijke opslag een verzegeling aangebracht. Deze verzegeling is aangebracht voordat de goederen buiten de Unie worden geladen in het schip of vliegtuig waarmee deze containers naar de Unie worden vervoerd.

In de aangifte voor douanevervoer die dient ter zuivering van de aangifte tot tijdelijke opslag neemt de aangever deze verzegeling over en vermeldt dit in NCTS. Voorwaarde is dat de verzegeling is opgenomen in de aangifte tot tijdelijke opslag en de aangever in het bezit is van de vergunning gebruik verzegelingen van een bijzonder model.

Hiernaast wordt toegestaan dat de aangever voor douanevervoer reeds aangebrachte verzegeling op een container overneemt in de aangifte. Deze verzegeling moet ook zijn gebruikt bij de voorafgaande regeling. Voorwaarden voor beide voornoemde situaties zijn dat:

  • De aangever in het bezit is van de vergunning Gebruik verzegelingen van een bijzonder model, en

  • Deze verzegeling is goedgekeurd en is opgenomen als zodanig op www.douane.nl.

Deze verzegeling wordt geacht een identificatiemiddel te zijn dat is toegepast door de vergunninghouder van de vergunning Verzegeling van een bijzonder model.Zie hiervoor ook onderdeel 14.43.00, paragraaf 2.3 van dit Handboek.
(artikel 192, lid 1 DWU, artikel 197GVo. DWU)

Afzien verzegeling

In de volgende gevallen kan het douanekantoor van vertrek afzien van het aanbrengen van verzegeling:

  • bij vervoer door de lucht, wanneer hetzij etiketten zijn aangebracht op elke zending met het nummer van de airwaybill, hetzij de zending een laadeenheid vormt waarop het nummer van de airwaybill is vermeld;

  • bij vervoer per spoor, wanneer de spoorwegonderneming identificatiemaatregelen treft.
    (artikel 302, lid 2 UVo. DWU)

Let op!

Zogenaamde tautliners, ofwel schuifzeiltrailers, zijn in principe niet geschikt voor verzegeling. Goederen kunnen wel in deze vervoermiddelen worden vervoerd als de vervoersaangifte voldoet aan artikel 302, lid 1 UVo. DWU. Alleen tautliners die voor het vervoer van goederen met een Carnet TIR zijn goedgekeurd, mogen worden verzegeld. Voor deze tautliners kan een goedkeuringscertificaat worden overgelegd.

Let op!

van laadruimten, zeildoek, daken en containers. Wordt niet voldaan aan de hierboven omschreven eisen? Dan kan een verzegeling niet worden aangebracht. De aangever kan dan drie dingen doen:

  • hij verzoekt om de aangifte ongeldig te laten maken en maakt een nieuwe aangifte, of

  • hij verzoekt om aanpassing van de aangifte met gegevens waardoor de identiteit op een andere wijze wordt gewaarborgd en verzegeling achterwege kan blijven (artikel 173 DWU), of

  • hij zorgt voor een vervangend vervoermiddel, of past het vervoermiddel aan zodat het voldoet aan de eisen.

Goederenomschrijving als identificatiemaatregel

Onder voorwaarden kan van verzegeling worden afgezien. Dan moet uit de omschrijving van de goederen in de aangifte of de bijgevoegde stukken de hoeveelheid en de aard van de goederen gemakkelijk kunnen worden vastgesteld. De goederen moeten aan de hand van de omschrijving eenvoudig identificeerbaar zijn of zijn voorzien van herkenningstekens. Eventueel mag u paklijsten, foto's en dergelijke eisen. De bijgevoegde stukken waaruit de identiteit blijkt, moeten zijn opgenomen in vak 44 van de aangifte, zodat deze bescheiden onlosmakelijk met de aangifte zijn verbonden. Enkel het vermelden van de 6-cijferige HS code biedt niet genoeg waarborgen om af te zien van een identificatiemaatregel.
(artikel 302, lid 1 UVo. DWU)

Naar boven

3.3.15 Ongeldig maken aangifte op verzoek

De aangever kan vóór vrijgave van de goederen elektronisch verzoeken de aanvaarde aangifte voor de douaneregeling douanevervoer ongeldig te maken. Het resultaat is dat de aangifte niet de voorziene werking krijgt. Ongeldig maken van de aanvaarde aangifte kan zich in twee situaties voordoen:

  • de aangever heeft zich vergist in de douaneregeling; of

  • de plaatsing onder een bepaalde douaneregeling is niet meer gerechtvaardigd na het optreden van bijzondere omstandigheden.

Let op!

De Douane kan de aangifte tot plaatsing onder de regeling Uniedouanevervoer ongeldig maken tot het moment dat de Douane:
de aangever heeft laten weten de aangifte te gaan controleren; of
de goederen heeft vrijgegeven.
(artikel 174, leden 1 en 2 DWU)
Zie onderdeel 12.00.00, paragraaf 11.2 van dit Handboek.

Hiernaast kan de aangever na vrijgave van de goederen het verzoek indienen om een aangifte voor douanevervoer ongeldig te maken. Dit kan in het geval de aangever Uniegoederen bij vergissing heeft aangegeven als niet-Uniegoederen of wanneer de goederen bij vergissing zijn aangegeven op meer dan één douaneaangifte.(artikel 148, lid 4, onder c) GVo. DWU

Na behandeling van het verzoek krijgt de aangever door middel van een bericht "beslissing op verzoek ongeldigmaking aangifte" (IE009) automatisch bericht van de door de ambtenaar genomen beslissing. Als het verzoek gehonoreerd wordt, geeft de Douane de eventueel gestelde zekerheid vrij.

Let op!

Door het ongeldig maken wordt de aangifte geacht niet te zijn aanvaard. Alle verrichte rechtshandelingen zijn hiermee teniet gedaan.
Een beslissing op een verzoek voor ongeldigmaking van de aangifte is een beschikking in de zin van het DWU. Zie onderdeel 3.00.00 van dit Handboek. Ongeldig maken heeft geen invloed op de toepassing van strafmaatregelen. De strafbepalingen zijn opgenomen in onderdeel 36.00.00. van dit Handboek.
(artikel 5, punt 39 DWU)

Naar boven

3.3.16 Ongeldigmaken aangifte op initiatief van de Douane

Ongeldigmaken van de aangifte voor douanevervoer kan ook op initiatief van de Douane. Het resultaat is dat de aangifte niet de voorziene werking krijgt. Dit kan zich in vier situaties voordoen:

  • de aangever weigert medewerking;

  • benodigde bewijsstukken worden niet overlegd;

  • vernietiging van de goederen; of

  • goederen zijn niet aanwezig op het moment van het doen van de aangifte of op het moment van controle.

Zie onderdeel 12.00.00, paragraaf 11.2. van dit Handboek.

Van het ongeldigmaken op initiatief van de Douane krijgt de aangever door middel van een bericht "Beslissing ongeldigmaking aangifte" (IE010) automatisch bericht van de door de ambtenaar genomen beslissing. In voorkomend geval geeft de Douane de eventueel gestelde zekerheid vrij.

Let op!

Door het ongeldigmaken wordt de aangifte geacht niet te zijn aanvaard. Alle verrichte rechtshandelingen zijn hiermee teniet gedaan. Ongeldigmaken heeft geen invloed op de toepassing van strafmaatregelen. De strafbepalingen zijn opgenomen in onderdeel 36.00.00. van dit Handboek.

Naar boven

3.3.17 Vrijgave goederen

Wanneer aan de voorwaarden tot plaatsing onder de regeling Uniedouanevervoer is voldaan, er verder geen beperkingen of verboden van toepassing zijn op de goederen, geeft het douanekantoor van vertrek de goederen vrij. Dit kan na verificatie of zonder dat de aangifte is geverifieerd. Voorwaarde is verder dat de identificatiemaatregelen zijn getroffen. De gegevens van de aangifte zendt dit douanekantoor van vertrek via NCTS naar het voorziene douanekantoor van bestemming.

De houder van de regeling krijgt bericht van de vrijgave. Tenslotte verstrekt het douanekantoor van vertrek de aangever als houder van de regeling het begeleidingsdocument dat de goederen moet vergezellen naar het douanekantoor van bestemming.
(artikel 194 DWU; artikel 303 GVo. DWU)

De Douane verstuurt de volgende berichten via NCTS:

  • Naar de aangever wordt het bericht "toestemming tot vertrek" (het bericht IE029) gezonden.

  • Naar het kantoor van bestemming dat eveneens op NCTS is aangesloten wordt het bericht "kennisgeving te verwachten zending" (het bericht IE001) gezonden.

  • Naar de eventuele kantoren van doorgang die op NCTS zijn aangesloten wordt het bericht "kennisgeving te verwachten zending" (het bericht IE050) gezonden.

  • Op het douanekantoor van vertrek wordt het Begeleidingsdocument A uitgeprint met daarop de resultaten van de controle, de aangebrachte identiteitsmaatregelen en de uiterste datum waarbinnen de goederen bij het kantoor van bestemming moeten worden aangeboden.

Het vervoer vindt nu plaats onder geleide van het Begeleidingsdocument A. Op dit document staat het MRN, waarmee de aangifte tijdens en bij beëindiging van het vervoer kan worden opgeroepen in NCTS.

Modellen van de begeleidingsdocumenten A zijn opgenomen in Annex B-02 GVo. DWU en van de lijst van artikelen (bislijst) in Annex B-03 GVo. DWU.

Naar boven