Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.03.00 Opiumwet

5 De Opiumwet

In dit hoofdstuk vindt u onder meer informatie over:

Naar boven

5.1 Wat zijn opiumwetmiddelen?

Vaak worden begrippen als ‘verdovende middelen’, ‘narcotica’ en ‘drugs’ naast elkaar gebruikt. Een ding hebben de middelen die worden aangeduid met deze termen gemeen: het zijn allemaal middelen die vallen onder de Opiumwet en het zijn dus opiumwetmiddelen.

Opiumwetmiddelen zijn stoffen die iemand tot zich neemt door ze bijvoorbeeld te kauwen, te eten, te drinken, te roken, te snuiven of in te spuiten en die bewustzijnsverlagend, bewustzijnsverruimend, stimulerend of hallucinogeen zijn.

Met opiumwetmiddelen worden in dit voorschrift bedoeld:

  • de middelen genoemd in Lijst I (artikel 2 Opiumwet)

  • de middelen genoemd in Lijst II (artikel 3 Opiumwet)

Op Lijst I staan de opiumwetmiddelen die ook wel harddrugs worden genoemd. De bekendste voorbeelden zijn heroïne, cocaïne, morfine, opium en MDMA (XTC).

Op Lijst II staan opiumwetmiddelen die ook wel softdrugs worden genoemd. De bekendste voorbeelden zijn hasjiesj en hennep, beiden gemaakt uit de cannabisplant.

Op Lijst I en II staan ook opiumwetmiddelen die legaal verkrijgbaar zijn als (bestanddeel van een) geneesmiddel. Ook andere producten waarin opiumwetmiddelen van Lijst I of II in zijn verwerkt, zijn opiumwetmiddelen en vallen onder de Opiumwet.

Diagnostisch materiaal

Diagnostisch materiaal ter opsporing en identificatie van opiumwetmiddelen kan zelf opiumwetmiddelen bevatten. In bepaalde situaties gelden vrijstellingen voor diagnostisch materiaal.

Drugsprecursoren

De legale handel in drugsprecursoren (chemische stoffen die nodig zijn bij de bereiding van (synthetische) drugs) is geregeld in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Dit zijn dus geen opiumwetmiddelen. De Douane heeft een taak bij het toezicht houden op drugsprecursoren als het gaat om invoer en uitvoer. Deze taak is beschreven in het voorschrift Drugsprecursoren.

Geneesmiddelen

In veel geneesmiddelen zitten opiumwetmiddelen. Daarmee worden de geneesmiddelen beschouwd als opiumwetmiddelen en geldt de Opiumwet. In de Lijsten I en II staan in het algemeen de opiumwetmiddelen die in het geneesmiddel zitten en niet het geneesmiddel waarin zij als bestanddeel verwerkt zijn.

In het voorschrift Geneesmiddelen vindt u aanwijzingen voor het herkennen en vaststellen van geneesmiddelen. Geneesmiddelen handelt u in principe af volgens het Voorschrift Geneesmiddelen.

Als geneesmiddelen opiumwetmiddelen bevatten, vallen ze ook onder de Opiumwet en handelt u volgens de instructies van dit voorschrift. In dit voorschrift vindt u meer informatie over een eventuele samenloop.

Ook homeopathische geneesmiddelen kunnen opiumwetmiddelen bevatten. In dat geval volgt u altijd de instructies uit dit voorschrift. Houd er wel rekening mee dat er voor homeopathische geneesmiddelen soms vrijstellingen bestaan.

Aanpassing van Lijst I en Lijst II

De Opiumwet kent de mogelijkheid om middelen aan de Lijsten toe te voegen of van deze Lijsten te halen (artikel 3a, lid 1 Opiumwet). Het kan nodig zijn om een middel aan de toe te voegen als het middel onder de werking van de internationale verdragen wordt gebracht. Omgekeerd geldt hetzelfde: als een middel niet langer onder de werking van de verdragen valt, kan het van de Lijst verwijderd worden.

Daarnaast is het mogelijk om middelen aan de Lijsten I en II toe te voegen als duidelijk is dat ze het bewustzijn van mensen beïnvloeden en kunnen leiden tot schade aan de gezondheid en de samenleving (artikel 3a, lid 2 en 3 Opiumwet). Deze middelen kunnen weer van de Lijst worden gehaald als is gebleken dat ze deze eigenschappen niet of niet meer hebben.

Ten slotte kan met spoed een verbod op een bepaald middel worden opgelegd (artikel 3a, lid 5 Opiumwet) door middel van een ministeriële regeling.

Naar boven

5.2 Verboden in de Opiumwet

De Opiumwet verbiedt opiumwetmiddelen:

  • of het grondgebied van Nederland te brengen

  • te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren

  • aanwezig te hebben

  • te vervaardigen


De Douane houdt toezicht op het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van opiumwetmiddelen als deze goederen via Nederland de Unie binnenkomen. De Douane is immers belast met het toezicht op de in-, uit- en doorvoer van goederen.


Uiteraard kan de Douane tijdens ambulante controles ook te maken krijgen met de andere verboden. Bijvoorbeeld als iemand opiumwetmiddelen vervoert of aanwezig heeft.

Wat is binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen?

Omdat de Opiumwet een nationale wet is, hebben we het over ‘het grondgebied van Nederland’. Vanuit een Europese lidstaat opiumwetmiddelen binnen of buiten het grondgebied brengen, valt ook onder de Opiumwet (Opiumwet, artikel 1, lid 4 en 5).

Onder binnen het grondgebied brengen van Nederland’ van opiumwetmiddelen valt:

  • Het binnenbrengen van de voorwerpen of goederen, waarin opiumwetmiddelen verpakt of geborgen zijn.

  • Elke handeling die gericht is op het vervoeren, opslaan, afleveren, ontvangen of overdragen van opiumwetmiddelen of de voorwerpen of goederen waarin de opiumwetmiddelen verpakt of geborgen zijn. Deze handelingen vallen ook onder ‘binnen het grondgebied brengen van Nederland’ als de opiumwetmiddelen al het grondgebied van Nederland zijn binnengebracht.

Dus niet alleen de opiumwetmiddelen zelf, maar ook bagage en vervoermiddelen vallen onder de definitie ‘binnen het grondgebied van Nederland brengen’. Ook vallen alle handelingen als vervoer, opslag, aflevering of ontvangst, nadat de opiumwetmiddelen binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, onder ‘binnen het grondgebied brengen’.

Onder ‘ buiten het grondgebied van Nederland brengen’ van opiumwetmiddelen valt:

  • Het buiten het grondgebied brengen van de voorwerpen of goederen, waarin opiumwetmiddelen verpakt of geborgen zijn.

  • Opiumwetmiddelen vervoeren naar het buitenland, opiumwetmiddelen aannemen of aanbieden voor vervoer, opiumwetmiddelen aangeven voor uitvoer of wederuitvoer (inclusief weten dat opiumwetmiddelen weer uitgevoerd gaan worden). Deze handelingen vallen ook onder ‘buiten het grondgebied brengen’ zolang de opiumwetmiddelen nog op Nederlands grondgebied zijn.

  • Opiumwetmiddelen aanwezig hebben in, op of aan een vaar-, voer- of luchtvaartuig dat een buitenlandse bestemming heeft. Ook deze handelingen vallen onder ‘buiten het grondgebied brengen’ zolang de opiumwetmiddelen nog op Nederlands grondgebied zijn.

Naar boven

5.3 Opiumwetmiddelen en vrijstellingen

In een algemene maatregel van bestuur kunnen middelen en toepassingen worden aangewezen waarvoor de verboden geheel of gedeeltelijk niet gelden (artikel 3c Opiumwet). Dit is gebeurd in het Opiumwetbesluit.

Het binnen en buiten Nederland brengen van bepaalde diagnostische materialen en homeopathische geneesmiddelen is, onder bepaalde voorwaarden, niet verboden.

Vrijstelling voor diagnostisch materiaal

Voor diagnostisch materiaal ter opsporing en identificatie van opiumwetmiddelen, gelden de volgende verboden niet (artikel 14 Besluit):

  • Het binnen of buiten het grondgebied brengen van Lijst I en II opiumwetmiddelen.

  • Het aanwezig hebben, het verwerken of vervoeren van Lijst I of II opiumwetmiddelen.

Voorwaarde is dat de concentratie van elk van de daarin aanwezige opiumwetmiddelen niet hoger is dan 0,01%.

Vrijstelling voor homeopathische geneesmiddelen

Voor homeopathische geneesmiddelen die een opiumwetmiddel bevatten, gelden de volgende verboden niet (artikel 15 Besluit):

  • Het binnen of buiten het grondgebied brengen van Lijst I en II opiumwetmiddelen.

  • Het aanwezig hebben, het verwerken of vervoeren van Lijst I of II opiumwetmiddelen.

Voorwaarde is dat de concentratie van elk van de daarin aanwezige opiumwetmiddelen niet hoger is dan 0,01%.

Naar boven

5.4 Opiumwetontheffingen

Naast de aangewezen middelen en toepassingen in het Besluit waarvoor het verbod niet geldt heeft de minister van VWS de bevoegdheid om ontheffingen te verlenen van de verboden van artikel 2 en 3 van de Opiumwet (Opiumwet, artikel 6).

VWS heeft beleidsregels vastgesteld voor de beslissing op de aanvraag voor een opiumwetontheffing. Deze zijn opgenomen in Beleidsregels Opiumwetontheffingen (Stcr. 9 januari 2003, nr. 6). De relevante onderdelen zijn in dit voorschrift verwerkt.

De opiumwetontheffing van de verboden op het binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van opiumwetmiddelen, worden per geval verleend door de IGJ.

Doeleinden van de opiumwetontheffing

De opiumwetontheffing wordt voor bepaalde doeleinden aan bepaalde personen of instellingen verleend (artikel 8 Opiumwet). Een opiumwetontheffing wordt slechts verleend (of verlengd) als de aanvrager heeft aangetoond:

  • dat daarmee het belang van de volksgezondheid of dat van de gezondheid van dieren wordt gediend

  • dat de opiumwetmiddelen nodig zijn voor wetenschappelijk of analytisch-chemisch onderzoek of voor instructieve doeleinden, voor zover het belang van de volksgezondheid zich hier niet tegen verzet

    of

  • deze nodig te hebben voor het verrichten van een handeling als bedoeld in artikel 2 of 3 Opiumwet krachtens een overeenkomst met:

    • een ander aan wie een opiumwetontheffing is verleend

    • een apotheker, apotheekhoudende arts of een dierenarts

    • een aangewezen instelling of persoon

    • een houder van een in een ander land verleende vergunning of ontheffing om de desbetreffende middelen in dat land in te voeren, voor zover het belang van de volksgezondheid zich hier niet tegen verzet

    • deze nodig te hebben voor het telen van (medicinale) cannabis krachtens een overeenkomst met de minister van VWS

Wat staat er in de opiumwetontheffing?

In de opiumwetontheffing wordt ten minste vermeld (artikel 8a Opiumwet):

  • voor welke van de verboden zij wordt verleend

  • voor welke doeleinden zij wordt verleend

  • op welk perceel of in welke lokaliteit de desbetreffende handelingen mogen plaatsvinden

  • voor welke middelen zij wordt verleend

De wijze van opslag, de beveiliging en de manier waarop de voorraadadministratie is ingericht, worden niet in de opiumwetontheffing genoemd omdat het om gevoelige informatie gaat.

Voorschriften bij een opiumwetontheffing

Ten slotte kunnen aan de opiumwetontheffing voorschriften worden verbonden om ervoor te zorgen dat de bepalingen uit de Opiumwet worden nageleefd of om misbruik van opiumwetmiddelen te voorkomen. De geldende voorschriften staan in de opiumwetontheffing. Handelen in strijd met de voorschriften die aan de opiumwetontheffing zijn verbonden is strafbaar gesteld als overtreding.

Overigens is het volgens de Opiumwet niet verplicht om de opiumwetontheffing aan de Douane te overleggen bij in- of uitvoer. Op de aangifte moet op grond van de Algemene douanewet echter wel aangegeven worden dat er een opiumwetontheffing is afgegeven. De Douane geeft goederen niet vrij voordat de opiumwetontheffing is overgelegd.

Iemand die een opiumwetontheffing aanvraagt voor opiumwetmiddelen op Lijst I en II, krijgt aparte opiumwetontheffingen. Een gecombineerde opiumwetontheffing wordt niet afgegeven.

Geldigheidsduur opiumwetontheffing

De opiumwetontheffing voor in- en uitvoer is zes maanden geldig (artikel 6 lid 2). Meestal wordt een termijn van drie maanden gehanteerd. De invoer- of uitvoerhandeling moet binnen de op de opiumwetontheffing vermelde termijn zijn voltooid. Als dit niet gebeurt, moet een nieuwe opiumwetontheffing worden aangevraagd.

In dit voorschrift wordt alleen de opiumwetontheffing van het verbod op het binnen en buiten Nederlands grondgebied brengen behandeld. In de praktijk krijgt u in principe te maken met opiumwetontheffingen die op deze handelingen zien.

Naar boven

5.4.1 De opiumwetontheffing voor invoer

Om een opiumwetontheffing te krijgen voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van opiumwetmiddelen, moet de aanvrager de volgende gegevens verstrekken:

  • van elk binnen het grondgebied van Nederland te brengen middel:

    • de naam

    • de hoeveelheid

    • de farmaceutische vorm

    • als het in te voeren middel een preparaat met een speciale benaming betreft, moet die benaming ook worden vermeld

  • een uitvoerdocument als het opiumwetmiddel afkomstig is uit een land waarin voor de uitvoer zo’n uitvoerdocument vereist is. Van elk binnen het grondgebied van Nederland te brengen middel moet een uitvoerdocument verstrekt worden.

  • naam en adres van de persoon, rechtspersonen daaronder begrepen, in het buitenland van wie het middel of de middelen worden betrokken

  • de termijn waarbinnen het middel of de middelen binnen het grondgebied van Nederland worden gebracht

  • de vermelding van het soort vervoermiddel waarmee het middel of de middelen naar Nederland worden vervoerd

De opiumwetontheffing voor invoer (het binnen Nederland brengen) wordt pas afgegeven als er een vergunning van het land van uitvoer is.

Uit welke documenten bestaat de opiumwetontheffing voor invoer?

De opiumwetontheffing voor de invoer bestaat uit vier formulieren:

  1. een exemplaar bestemd voor de overheid van het exporterende land

  2. een afschrift bestemd voor de Hoofdinspectie

  3. een afschrift bestemd voor de betreffende Regionale Inspectie voor de Gezondheidszorg

  4. een afschrift bestemd voor de Douane

De Douane krijgt bij haar controlerende werkzaamheden bij het binnenbrengen op het grondgebied van Nederland alleen te maken met het formulier ‘ afschrift voor Douane’.

In een bijlage van dit voorschrift vindt u een voorbeeld van de opiumwetontheffing voor de invoer.

Naar boven

5.4.2 De opiumwetontheffing voor uitvoer

Om een opiumwetontheffing te krijgen voor het buiten het grondgebied van Nederland brengen van opiumwetmiddelen, moet de aanvrager de volgende gegevens verstrekken:

  • van elk buiten het grondgebied van Nederland te brengen middel:

    • de naam

    • de hoeveelheid

    • de farmaceutische vorm daarvan

    • als het middel een preparaat is met een speciale benaming, moet die benaming ook worden vermeld

  • een document waarin toestemming wordt gegeven voor de invoer van het middel. Het document moet zijn afgegeven door de daartoe bevoegde overheidsinstantie van het land waarnaar wordt uitgevoerd.

  • naam en adres van de persoon, rechtspersonen daaronder begrepen, respectievelijk de overheidsinstantie in het buitenland die het middel van de aanvrager zal afnemen.

  • de vermelding ‘uitvoer naar douane-entrepot’. Een bevoegde overheidsinstantie in het land van bestemming moet hiervoor een verklaring hebben afgegeven waaruit blijkt dat het middel mag worden opgeslagen in een douane-entrepot.

  • de termijn waarbinnen het middel buiten het grondgebied van Nederland wordt gebracht.

  • de vermelding van het soort vervoermiddel waarmee het middel naar het land van bestemming wordt gebracht

De opiumwetontheffing voor uitvoer wordt alleen afgegeven als de vereiste vergunningen voor het land van bestemming aanwezig zijn.

Uit welke documenten bestaat de opiumwetontheffing voor uitvoer?

De opiumwetontheffing voor uitvoer (buiten het grondgebied van Nederland brengen) bestaat uit vijf formulieren:

  1. een exemplaar te voegen bij de zending

  2. een afschrift ‘Endorsement’

  3. een afschrift bestemd voor de Hoofdinspectie

  4. een afschrift bestemd voor de betreffende Regionale Inspectie voor de Gezondheidszorg

  5. een afschrift bestemd voor de Douane

De Douane heeft bij controle van een aangifte voor (weder)uitvoer te maken met de formulieren:

In een bijlage van dit voorschrift vindt u een voorbeeld van de opiumwetontheffing voor de uitvoer.

Naar boven

5.4.3 De opiumwetontheffing bij doorvoer

In de douanepraktijk komen ook gevallen voor waarbij opiumwetmiddelen Nederland binnenkomen met alleen het doel Nederland ook weer te verlaten. Deze goederen komen enkel op het grondgebied van Nederland om te worden doorgevoerd.

Op basis van de Opiumwet is in dit soort situaties bij binnenkomst in Nederland een opiumwetontheffing voor het op Nederlands grondgebied brengen verplicht. Voor het weer verlaten van Nederland is dan ook weer een opiumwetontheffing vereist in verband met het verlaten van het Nederlands grondgebied.

Dit levert uiteraard een veelheid aan administratieve en toezichtstaken op. Ook is dat in de praktijk niet altijd mogelijk omdat vervoerders niet over een opiumwetontheffing kunnen beschikken.

In overleg met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zijn de volgende praktische afspraken gemaakt hoe in dit soort situaties te handelen.

Beleidsafspraken met IGJ

• Wanneer de zending voorzien is van officiële uitvoerdocumenten (bijv. vergunning, ontheffing, etc.) van het land van vertrek die de uitvoer toestaan EN officiële invoerdocumenten van het land van bestemming die de invoer toestaan, is er geen Nederlandse opiumwetontheffing nodig.

• Wanneer de zending voorzien is van officiële uitvoerdocumenten (bijv. vergunning, ontheffing, etc.) van het land van vertrek die de uitvoer toestaan EN in het land van bestemming is er géén officieel invoerdocument vereist (bijv. Zwitserland bij een THC-norm van <1) is geen Nederlandse opiumwetontheffing nodig.

Let op!
De Opiumwet is een nationale wet. Het binnenkomen op of verlaten van het Nederlands grondgebied is hierbij bepalend. Dus ook bij het binnenkomen vanuit een andere lidstaat met bestemming een 3e land of het binnenkomen vanuit een 3e land met bestemming een lidstaat gelden deze beleidsafspraken.

Naar boven

5.4.4 Verplicht overleggen opiumwetontheffing bij aangifte

In de Opiumwet is geen verplichting opgenomen om de opiumwetontheffing (zie ook paragraaf (Aanvullende) periodieke aangiften behandelen) bij de Douane bij de aangifte over te leggen.

De controlebepalingen van de DWU zijn specifieke handelingen die zien op:

  • de verificatie van aangiften

  • de grondige opneming van goederen

  • de controle op de aanwezigheid en echtheid van documenten

  • de controle van vervoermiddelen en soortgelijke handelingen

Deze bepalingen zijn opgenomen om ervoor te zorgen dat gecontroleerd kan worden of de toepasselijke wetgeving wordt nageleefd. De controle gaat dus niet alleen over de douanewetgeving, maar ook over andere (niet-fiscale) wettelijke nationale bepalingen en die van de Unie voor goederen die onder douanetoezicht vallen (DWU, artikel 5, lid 3). De Opiumwet is zo’n niet-fiscale wettelijke bepaling.

Tenzij ander is bepaald, staat het de aangever vrij de douaneregeling te kiezen waaronder de goederen, onder voorwaarden van die regeling worden geplaatst(artikel 150 DWU). Naast de douaneaangifte moeten soms ook nationale voorwaarden of voorwaarden van de Unie in acht worden genomen, bijvoorbeeld op het gebied van:

  • de landbouwpolitiek

  • veterinaire maatregelen

  • fytosanitaire maatregelen

  • de volksgezondheid

  • de milieuwetgeving

Uit de bescheiden bij de aangifte en de bescheidcodes op de aangifte moet blijken of er wordt voldaan aan nationale voorwaarden of van de Unie. Het gaat hier bijvoorbeeld om:

• Cites-certificaten voor bedreigde uitheemse dier¬ en plantensoorten

• veterinaire certificaten voor dieren en dierlijke producten

• fytosanitaire certificaten voor planten

• consenten voor vuurwapens

• opiumwetontheffingen

Dit betekent dat het laten volgen van een douanebestemming afhankelijk kan worden gesteld van het voldoen aan van de verplichtingen uit de Opiumwet. Voor opiumwetmiddelen is voor binnen en buiten het grondgebied brengen van Nederland een opiumwetontheffing vereist.

Aanvaarding van de aangifte

 Aanvaarding is de eerste handeling die de Douane verricht met een aangifte. Het betekent acceptatie van de bestemming die de aangever aan de goederen wil geven. Een aangifte wordt niet zomaar aanvaard. De aangever moet daarvoor de benodigde bescheiden bij de aangifte overleggen (DWU, artikel 170, lid 1). De Douane stelt vast of alle benodigde gegevens verstrekt zijn en beoordeelt of de bestemming is toegestaan.

Vrijgave

De Douane kan goederen vrijgeven. Daarbij worden de goederen ter beschikking gesteld voor de doeleinden van de douaneregeling waaronder zij geplaatst zijn. De goederen worden niet vrijgegeven als er verbods- of beperkende maatregelen gelden (DWU, artikel 194, lid 1). Dit kunnen dus de niet-fiscale douanevoorschriften zijn (Handboek Douane, onderdeel 12.00.00). Als er geen opiumwetontheffing is, worden de goederen niet vrijgegeven.

Samenvatting

De Opiumwet bevat dus geen verplichting om de opiumwetontheffing bij de Douane over te leggen. Vanuit de douanewetgeving moet op de aangifte echter wel met de bescheidcode worden vermeld dat er een opiumwetontheffing aanwezig is. Bij de controle van de toegestane douanebestemming worden de verboden uit de Opiumwet in acht genomen en moet de opiumwetontheffing worden overgelegd bij de aangifte. De goederen worden niet vrijgegeven als er geen opiumwetontheffing is overgelegd.

Naar boven

5.5 De strafbepalingen in de Opiumwet

In Nederland zijn in de Opiumwet dezelfde handelingen met opiumwetmiddelen strafbaar als in veel andere landen. Daarnaast is het in Nederland verboden om de handel in opiumwetmiddelen voor te bereiden. Ook alle pogingen om opiumwetmiddelen binnen en buiten het grondgebied van Nederland te brengen, zijn strafbaar.

In dit voorschrift vindt u een samenvatting van het Nederlandse opsporings- en vervolgingsbeleid en een beknopt overzicht van alle strafbepalingen in de Opiumwet (Opiumwet, artikel 10 tot en met 13a).

Het Nederlandse opsporings- en vervolgingsbeleid

Het Openbaar Ministerie (OM) beslist of iemand die een strafbaar feit pleegt, vervolgd wordt (het zogenaamde opportuniteitsbeginsel). Het OM heeft prioriteiten vastgelegd voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten met betrekking tot opiumwetmiddelen. De grootschalige handel in drugs, zowel harddrugs als cannabis, heeft de hoogste prioriteit bij de opsporing en vervolging. De opsporing van verkoop en bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik heeft een veel lagere prioriteit.

Verkoop van opiumwetmiddelen

Het is strafbaar om opiumwetmiddelen te verkopen. De verkoop van harddrugs heeft hoge prioriteit in het opsporings- en vervolgingsbeleid. Op de verkoop staan zware straffen. Bij cannabis speelt de hoeveelheid een rol. Verkoop van maximaal vijf gram per persoon per dag in coffeeshops wordt niet actief opgespoord.

Bezit van opiumwetmiddelen

Het is strafbaar om opiumwetmiddelen te bezitten. Bezit van handelshoeveelheden heeft hoge prioriteit in het opsporings- en vervolgingsbeleid. Het bezit van een geringe hoeveelheid (0,5 gram) harddrugs is een misdrijf waartegen wordt opgetreden, maar het heeft een lage opsporingsprioriteit. Ook het bezit van meer dan vijf gram cannabis voor eigen gebruik wordt vervolgd.

Gebruik van opiumwetmiddelen

Het gebruik van opiumwetmiddelen is niet strafbaar. Het Nederlandse drugsbeleid is erop gericht om drugsgebruik te voorkomen en individuele en algemene risico’s van drugs te beperken.

Productie van en handel in XTC

De opsporing en vervolging van de productie en handel in XTC (harddrug) heeft een hoge prioriteit. De Nationale Recherche Unit Zuid van het Korps Landelijke Politie Diensten zorgt voor de landelijke coördinatie tussen justitie, politie, Douane, OM, FIOD en andere instanties bij de bestrijding van de productie van en de handel in synthetische drugs (XTC en amfetamine).

Naar boven

5.5.1 Strafbepalingen Lijst I opiumwetmiddelen

Strafbepaling bij overtredingen

In de Opiumwet is onder meer de overtreding van de verboden van artikel 2 van de Opiumwet strafbaar gesteld. Hieronder vallen dus het binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen (Opiumwet, artikel 10, lid 1). Ook is het strafbaar om te handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan de opiumwetontheffing.

Als iemand iets zonder opzet doet, dan is er sprake van een overtreding.

Strafbepaling bij misdrijven

Het is strafbaar opiumwetmiddelen van Lijst I opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen (Opiumwet, artikel 10, lid 5).

Strafbepaling bij een kleine hoeveelheid opiumwetmiddelen

Het is strafbaar opzettelijk een kleine hoeveelheid opiumwetmiddelen voor eigen gebruik binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen (Opiumwet, artikel 10, lid 6).

Strafbepaling bij voorbereiding van opiumwetmiddelen van Lijst I

Voorbereiding is ook strafbaar (Opiumwet, artikel 10a). Strafbaar is het voorbereiden of het bevorderen van een handeling die bedoeld is om opiumwetmiddelen:

  • binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen

  • te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren

  • te vervaardigen

Ook de volgende feiten zijn strafbaar (Opiumwet, artikel 10a):

  • iemand aanzetten om een feit te (mede)plegen of te doen plegen of uit te lokken. Of om iemand te helpen bij het plegen van een strafbaar feit, hem daarvoor de gelegenheid, middelen of inlichtingen te geven.

  • jezelf of een ander de gelegenheid, middelen of inlichtingen geven om een strafbaar feit te plegen

  • het hebben van voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, geld of andere betaalmiddelen, waarvan iemand weet of kan vermoeden dat ze gebruikt gaan worden om een strafbaar feit te plegen.

Het is niet strafbaar om voorbereidingen te treffen voor het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een kleine hoeveelheid opiumwetmiddelen van Lijst I voor eigen gebruik.

Naar boven

5.5.2 Strafbepalingen Lijst II opiumwetmiddelen

Strafbepaling bij overtredingen

Met het binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van opiumwetmiddelen van Lijst II begaat iemand een overtreding (Opiumwet, artikel 11).

Ook het handelen in strijd met de aan de opiumwetontheffing verbonden voorschriften is strafbaar gesteld.

Strafbepaling bij misdrijven

Het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van opiumwetmiddelen van Lijst II is strafbaar gesteld (Opiumwet, artikel 11, lid 4).

Strafbepaling bij een kleine hoeveelheid opiumwetmiddelen

Als het feit opzettelijk is begaan, maar betrekking heeft op een geringe hoeveelheid opiumwetmiddelen van Lijst II, bestemd voor eigen gebruik, wordt dit beschouwd als overtreding. Uitgezonderd zijn hennep en hasjiesj (Opiumwet, artikel 11, lid 6).

Naar boven