Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

1.02.00 Antidumpingrechten en compenserende rechten

3 Uniekader voor het instellen van antidumpingmaatregelen

In de Verordening antidumpingmaatregelen is vastgesteld welke handelingen aanleiding kunnen zijn om een antidumpingrecht in te stellen of andere antidumpingmaatregelen te nemen. De verordening regelt verder:

  • op welke wijze en met welke methoden de Commissie moet vaststellen of er sprake is van invoer met dumping;

  • welke maatregelen er mogelijk zijn;

  • de procedure die de Commissie moet volgen bij het onderzoek naar dumping en het nemen van maatregelen tegen invoer met dumping.

In dit hoofdstuk vindt u een beknopte toelichting op mogelijke maatregelen, de procedure en een aantal begrippen die relevant zijn voor de heffing en inning van ingestelde rechten en de toepassing van andere ingestelde maatregelen.

Naar boven

3.1 Wanneer instellen van antidumpingrechten

Een antidumpingrecht kan worden toegepast op ieder product van oorsprong uit een derde land ten aanzien waarvan:

  1. dumping plaatsvindt en

  2. het in het vrije verkeer brengen van het product schade toebrengt aan de bedrijfstak in de Europese Unie.

(artikel 1 Verordening (EU) 2016/1036)

Wat is dumping

Van dumping is sprake als de prijs van een product bij uitvoer naar de Europese Unie (de zogenoemde uitvoerprijs) lager is dan een vergelijkbare prijs die bij normale transacties voor het soortgelijke product voor het land van uitvoer is vastgesteld (de zogenoemde normale waarde).

Wat is de uitvoerprijs

De uitvoerprijs is de werkelijke betaalde of te betalen prijs bij verkoop vanuit het land van uitvoer met het oog op uitvoer naar de Europese Unie. De prijs mag niet zijn beïnvloed door een associatie of een compensatieregeling tussen de exporteur en de importeur of een derde partij.

Wat is de normale waarde

De normale waarde is gebaseerd op de prijzen die onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer bij normale handelstransacties moeten betalen voor soortgelijke producten die bestemd zijn voor gebruik op de binnenlandse markt (de thuismarkt) van het land van uitvoer.

Wat is het land van uitvoer

Het land van uitvoer is normaal het land van oorsprong van het product, het land waar het product is vervaardigd of geproduceerd. Het kan ook het land van verzending zijn: een land in de handelsketen tussen het land van oorsprong en de Europese Unie.

Voorbeeld

Bij uitbreiding van ingestelde definitieve rechten wegens ontduiking kan een definitief recht worden ingesteld voor producten die worden verzonden uit een bepaald land ongeacht of de producten van oorsprong zijn uit dat land.

Wat is een soortgelijk product

Een soortgelijk product is een product dat identiek is aan of kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met het product dat wordt gedumpt.

Wat is de bedrijfstak

De bedrijfstak zijn de producenten van soortgelijke producten in de Europese Unie.

Wat is schade

Voor de toepassing van de Verordening antidumpingmaatregelen is schade:

  • aanmerkelijke schade voor een bedrijfstak van de Europese Unie;

  • dreiging van aanmerkelijke schade voor een bedrijfstak van de Europese Unie; en

  • aanmerkelijke vertraging bij de vestiging van een bedrijfstak in de Europese Unie.

Uitgangspunten

In de Verordening antidumpingmaatregelen staan de uitgangspunten voor het vaststellen van de:

  • uitvoerprijs van een product;

  • normale waarde van een soortgelijk product in het land van uitvoer;

  • dumping door vergelijking van de uitvoerprijs met de normale waarde;

  • dumpingmarge: het bedrag waarmee de normale waarde de uitvoerprijs overschrijdt;

  • schade veroorzaakt door de dumping en de omvang van de schade;

  • schademarge: het bedrag van de schade die de bedrijfstak ondervindt door de dumping;

  • bedrijfstak van de Europese Unie.

(artikel 2 en 3 Verordening (EU) 2016/1036)

De dumpingmarge en de schademarge worden in een instellingsverordening uitgedrukt in een percentage van de nettoprijs franco grens van de Europese Unie, niet ingeklaard.

Naar boven

3.2 Procedure onderzoek en instellen maatregelen

De instelling van een antidumpingrecht en het nemen van andere maatregelen is alleen mogelijk als de Commissie de procedure volgt die in de Verordening antidumpingmaatregelen is vastgesteld.

Klacht bedrijfstak

De Commissie kan de procedure starten naar aanleiding van een schriftelijke klacht over dumping van of namens een bedrijfstak van de Unie. De klacht moet voldoende bewijsmateriaal bevatten en worden ondersteund door de bedrijfstak.

Een onderzoek naar het bestaan, de omvang en de gevolgen van dumping kan worden geopend naar aanleiding van een schriftelijke klacht die door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid namens een bedrijfstak van de Unie wordt ingediend.

De Commissie kan de procedure ook starten naar aanleiding van een schriftelijke klacht over dumping door de bedrijfstak van de Unie of een namens deze handelende natuurlijke persoon of rechtspersoon of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid gezamenlijk met de vakbonden worden ingediend, of door de vakbonden worden gesteund. Dit laat onverlet dat de bedrijfstak van de Unie de klacht kan intrekken. De klacht moet voldoende bewijsmateriaal bevatten en worden ondersteund door de bedrijfstak.

De Commissie bevordert de toegang tot het handelsbeschermingsinstrument voor gefragmenteerde bedrijfstakken die merendeels bestaan uit ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf (mkb)/kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) via een helpdesk voor mkb's/kmo's, bijvoorbeeld door bewustmaking, algemene informatie te verstrekken, uitleg over procedures te geven en aan te geven hoe klachten kunnen worden ingediend, door standaardvragenlijsten in alle officiële talen van de Unie beschikbaar te stellen en door algemene, niet-zaakgebonden vragen te beantwoorden.

De mkb/kmo-helpdesk stelt standaardformulieren beschikbaar voor met het oog op de beoordeling van de representativiteit in te dienen statistieken en vragenlijsten.

(artikel 5, lid 1 en 5, lid 1 bis, Verordening (EU) 2016/1036)

Informatie lidstaat

In bijzondere omstandigheden kan de Commissie de procedure ook beginnen als ze van een lidstaat voldoende bewijsmateriaal ontvangt over het bestaan van dumping.

Fasen procedure

De procedure die de Commissie moet volgen bij het onderzoek naar dumping en de instelling van maatregelen tegen invoer met dumping, bestaat uit de volgende fasen:

  • de inleiding van de procedure en de opening van een onderzoek naar het bestaan, de omvang en de gevolgen van dumping;

  • het verrichten van het onderzoek;

  • de aanvaarding van verbintenissen;

  • de instelling van voorlopige antidumpingrechten;

  • de instelling van definitieve antidumpingrechten;

  • de schorsing van definitieve antidumpingrechten;

  • de opening van een nieuw onderzoek of een heronderzoek;

  • de opening van een onderzoek naar de ontwijking van antidumpingrechten;

  • de uitbreiding van definitieve antidumpingrechten wegens ontwijking;

  • het verlenen van vrijstelling bij de uitbreiding van definitieve antidumpingrechten wegens ontwijking;

  • de registratie van de invoer.

Naar boven

3.3 Inleiding van de procedure

Als uit een klacht of informatie van een lidstaat blijkt dat er voldoende bewijsmateriaal aanwezig is ten aanzien van dumping, schade en oorzakelijk verband tussen de dumping en de schade, gaat de Commissie over tot inleiding van een procedure. Zij moet dit binnen 45 dagen nadat de klacht is ingediend, bekendmaken in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-serie). In het "bericht van inleiding" kondigt de Commissie de opening van een onderzoek aan. Het bericht vermeldt:

  • de gegevens van het betrokken product;

  • de naam van het land of de landen van oorsprong;

  • een samenvatting van de informatie die de Commissie heeft ontvangen over de dumping en de mogelijke schade die aan de bedrijfstak in de Europese Unie wordt toegebracht;

  • de mededeling dat alle verdere relevante informatie aan de Commissie verstrekt moet worden.

Belanghebbenden kunnen reageren op het bericht van inleiding binnen vastgestelde termijnen. Belanghebbenden kunnen zijn: de klagers, de exporteurs in het land van oorsprong, de importeurs in de Europese Unie, verenigingen van exporteurs en importeurs, gebruikers en consumentenorganisaties.
(artikel 5 Verordening (EU) 2016/1036)

Naar boven

3.4 Onderzoek

Na de bekendmaking van de inleiding van de procedure begint de Commissie met het onderzoek naar de invoer van producten met dumping en de schade die deze invoer heeft veroorzaakt in een bepaald onderzoekstijdvak.

Om ervoor te zorgen dat de bevindingen representatief zijn, wordt een onderzoekstijdvak vastgesteld, dat normaal een onmiddellijk aan de procedure voorafgaande periode van ten minste zes maanden beslaat.

De onderzoeksperioden vallen indien mogelijk, in het bijzonder in het geval van gefragmenteerde bedrijfstakken die grotendeels uit mkb's/kmo's bestaan, samen met het boekjaar.

De Commissie stelt het ambt in van raadadviseur-auditeur, wiens bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden omschreven in een door de Commissie vastgesteld mandaat en die erop toeziet dat de procedurele rechten van de belanghebbenden daadwerkelijk gewaarborgd worden.


(artikel 6 Verordening (EU) 2016/1036)

Te onderzoeken elementen

Het onderzoek dient om vast te stellen:

  • wat de normale waarde is van een soortgelijk product in het land van uitvoer;

  • wat de uitvoerprijs is van het product dat wordt gedumpt;

  • wat de omvang van de dumping is;

  • wat de dumpingmarge is;

  • wat de schade is door de:

    • omvang van de invoer met dumping;

    • de gevolgen van de dumping voor de prijzen van soortgelijke producten; en

    • de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak;

  • wat de schademarge is;

  • welke exporteurs zich schuldig maken aan dumping;

  • welk bedrag aan recht nodig is om de schade weg te nemen.

Het onderzoek kan plaatsvinden:

  • met vragenlijsten die belanghebbenden bij een onderzoek moeten invullen;

  • aan de hand van gegevens die belanghebbenden bij een onderzoek verstrekken;

  • door het horen van belanghebbenden;

  • aan de hand van gegevens die de lidstaten verstrekken;

  • door controles en inspecties bij importeurs, handelaren en producenten in de Europese Unie;

  • door onderzoek bij de betrokken ondernemingen in derde landen;

  • aan de hand van statische gegevens, prijslijsten of andere bekende gegevens.

Onderzoek bij producenten/exporteurs of andere leveranciers

De Commissie stelt bij het onderzoek vast wat de normale waarde en de uitvoerprijs is die onafhankelijke afnemers betalen of moeten betalen bij rechtstreekse aankoop van de producten bij de producent (de onderneming die de producten vervaardigt of produceert) in het land van uitvoer.

Op basis van de normale waarde en de uitvoerprijs stelt de Commissie de dumpingmarge vast. De uitvoerprijs gebruikt de Commissie ook bij het vaststellen van de schademarge. De dumpingmarge of de schademarge bepaalt de hoogte van het bedrag (tarief) van de in te stellen rechten als er sprake is van invoer met dumping. Er kunnen meerdere tarieven zijn ingesteld voor producten uit een bepaald land.

De uitvoerprijs van de producent in het land van uitvoer kan dienen voor het vaststellen van de nettoprijs franco grens Europese Unie, niet ingeklaard, een maatstaf van heffing.

De Commissie kan bij een onderzoek ook vaststellen wat de normale waarde en de uitvoerprijs is bij een andere leverancier dan de producent van het product. Dit gebeurt bij een onderzoek naar ontwijking in het land van verzending en in incidentele gevallen, als daar aanleiding toe bestaat, bij een onderzoek in het land van oorsprong.

In de overwegingen van een instellingsverordening geeft de Commissie aan hoe een onderzoek is uitgevoerd, op welk niveau in de handelsketen en op welke wijze is vastgesteld wat de normale waarde, de uitvoerprijs, de dumpingmarge, de schademarge e.d. zijn.

Geen gevolgen voor douaneprocedure

Een antidumpingonderzoek heeft geen belemmerende gevolgen voor de normale douaneprocedures bij invoer.

Maatregelen bij het onderzoek

Bij het onderzoek kan de Commissie een registratieplicht of voorlopige antidumpingrechten instellen.

Einde onderzoek

Het onderzoek wordt voor zover mogelijk binnen een jaar afgesloten maar wordt in ieder geval beëindigd binnen veertien maanden na opening van het onderzoek. Het onderzoek eindigt met:

  • het aanvaarden van een verbintenis;

  • de vaststelling dat beschermende maatregelen niet nodig zijn; of

  • het instellen van een definitief antidumpingrecht.

Het onderzoek kan ook eindigen door het intrekken van de klacht tenzij dit strijdig is met het belang van de Europese Unie.

Naar boven

3.5 Instelling van voorlopige antidumpingrechten

De instelling van voorlopige antidumpingrechten is mogelijk als bij het onderzoek na de inleiding van de procedure voorlopig is vastgesteld dat:

a) procedures zijn ingeleid overeenkomstig artikel 5;

b) hiervan bericht is gegeven en belanghebbenden overeenkomstig artikel 5, lid 10, voldoende gelegenheid hebben gehad inlichtingen te verstrekken en opmerkingen te maken;

c) er voorlopig is vastgesteld dat dumping plaatsvindt en daaruit schade voor een bedrijfstak van de Unie voortvloeit, en

d) het belang van de Unie maatregelen ter voorkoming van dergelijke schade noodzakelijk maakt.

De Commissie kan (na overleg) voorlopige rechten instellen bij verordening maar niet eerder dan zestig dagen en normaliter uiterlijk zeven maanden en in ieder geval uiterlijk acht maanden na de inleiding van de procedure. 

Voorlopige rechten worden niet eerder ingesteld dan drie weken na toezending van de informatie aan de belanghebbenden overeenkomstig artikel 19 bis (periode van voorafgaande kennisgeving).

Wanneer de Commissie belanghebbenden de informatie verstrekt, maakt zij op haar website haar voornemen bekend om voorlopige rechten in te stellen, alsmede informatie over de mogelijke tarieven.

Wanneer wordt onderzocht of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om een einde te maken aan de schade, houdt de Commissie rekening met verstoringen van de grondstoffenmarkt in verband met het betreffende product.

De volgende maatregelen worden als verstoringen van de grondstoffenmarkt aangemerkt: dubbeleprijsstellingssystemen, uitvoerbelastingen, aanvullende belastingen op de uitvoer, uitvoerquota, uitvoerverboden, fiscale belastingen op de uitvoer, vergunningsvereisten, minimumprijzen bij uitvoer, beperking of uitsluiting van de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), inklaringsbeperkingen voor exporteurs, lijsten van gekwalificeerde exporteurs, verplichtingen van de binnenlandse markt, ondernemingseigen mijnbouwrechten indien de prijs van die grondstof aanmerkelijk lager is dan de prijzen op de representatieve internationale markten.


(artikel 7 Verordening (EU) 2016/1036)

De producenten in de Unie, de importeurs en exporteurs en hun representatieve verenigingen en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer kunnen om informatie verzoeken over de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze verzoeken dienen binnen de in het bericht van opening/inleiding vastgestelde termijn schriftelijk te worden ingediend. Die informatie wordt de verzoekende partijen drie weken vóór de instelling van voorlopige rechten ter beschikking gesteld. Deze informatie bevat het volgende: een louter informatief overzicht van de voorgestelde rechten, nadere gegevens over de berekening van de dumpingmarge en een voldoende marge om de schade aan de bedrijfstak van de Unie weg te nemen, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de vertrouwelijkheidsverplichtingen van artikel 19. De partijen kunnen binnen een termijn van drie werkdagen na het ter beschikking stellen van dergelijke informatie opmerkingen over de juistheid van de berekeningen indienen.

Indien wordt besloten het onderzoek voort te zetten zonder voorlopige rechten in te stellen, worden de belanghebbenden drie weken vóór het verstrijken van de in artikel 7, lid 1, genoemde termijn voor de instelling van voorlopige rechten ervan in kennis gesteld dat geen voorlopige rechten worden ingesteld.

(artikel 19 bis Verordening (EU) 2016/1036)

Instellingsverordening

De verordening waarbij een voorlopige antidumpingrecht is ingesteld vermeldt:

  • de omschrijving van het product of de producten waarop het voorlopige recht van toepassing is, de GN-code en de Taric-code van het product of de producten.

  • het land van uitvoer;

  • het bedrag (tarief) van het voorlopige recht dat kan zijn:


    of

    • een bedrag of bedragen dat geldt of die gelden voor het land van uitvoer;

    • een individueel bedrag voor producten van een met name genoemde onderneming;

    • een gemiddeld bedrag voor producten van een met name genoemde onderneming; en/of

    • een bedrag voor producten van de niet met name genoemde ondernemingen in het land van uitvoer (een zogenoemd "residueel" recht);

  • de maatstaf van heffing;

  • de gegevens van ondernemingen waarvan een verbintenis is aanvaard en daardoor het recht niet geldt;

  • de aanvullende Taric-code voor de ondernemingen waarvoor:

    • een individueel bedrag aan recht geldt;

    • een gemiddeld bedrag aan recht geldt;

    • een residueel bedrag aan recht geldt; of

    • een verbintenis geldt;

  • de bescheiden die vereist zijn om aan te tonen dat de producten zijn geproduceerd en worden geleverd door een onderneming waarvan een verbintenis is aanvaard, een individueel recht van toepassing is of een gemiddeld recht van toepassing is;

  • de datum waarop de verordening in werking treedt en het recht van toepassing is.

Zekerheid stellen voor voorlopige rechten

In afwachting van de voltooiing van het onderzoek worden de voorlopige antidumpingrechten niet geïnd maar moet er zekerheid worden gesteld voor het bedrag van de voorlopige rechten bij het in het vrije verkeer brengen van de betreffende producten.

Duur van de voorlopige rechten

De duur van voorlopig ingestelde antidumpingrechten bedraagt maximaal zes maanden en kan met drie maanden worden verlengd. De voorlopige antidumpingrechten kunnen ook direct voor negen maanden worden ingesteld. Gedurende de periode dat het recht een voorlopig karakter heeft, wordt het onderzoek naar dumping en schade voortgezet.

Innen van voorlopige rechten

Na de voltooiing van het onderzoek besluit de Commissie of:

  1. een definitief recht wordt ingesteld; en

  2. ingestelde voorlopige rechten al dan niet worden geïnd. (artikel 9 Verordening (EU) 2016/1036)

Publicatie en Taric

De verordening waarbij het voorlopige recht is ingesteld wordt gepubliceerd en de gegevens worden verwerkt in Taric.

Naar boven

3.6 Voorlopige of definitieve rechten niet van toepassing als verbintenis is aanvaard

Als (voorlopig) is vastgesteld dat er dumping plaats vindt en schade wordt toegebracht aan een bedrijfstak in de Europese Unie, kan de Commissie een vrijwillig aangeboden "verbintenis" aanvaarden van een dumpende exporteur. Een verbintenis houdt in dat de exporteur de prijzen van zijn producten verhoogt of de uitvoer met dumping stopt en daardoor de schadelijke gevolgen van de dumping worden opgeheven. Een verbintenis heeft een bindend karakter. De Commissie kan zelf ook een verbintenis voorstellen aan dumpende exporteurs.

Aangeboden verbintenissen behoeven niet te worden aanvaard als aanvaarding ervan moeilijkheden van praktische aard zou opleveren, bijvoorbeeld omdat het aantal feitelijke of potentiële exporteurs te groot is of om andere redenen, onder meer van algemeen beleid, met name met betrekking tot de beginselen en verplichtingen van multilaterale milieuovereenkomsten en IAO-verdragen. De betrokken exporteur kan worden medegedeeld om welke redenen wordt overwogen een aangeboden verbintenis af te wijzen en kan gelegenheid worden gegeven hierover opmerkingen te maken. De redenen voor de afwijzing worden in het definitieve besluit vermeld.

Voorlopig en definitief ingestelde antidumpingrechten zijn niet van toepassing bij het in het vrije verkeer brengen van producten die zijn uitgevoerd door exporteurs die een verbintenis zijn aangegaan. De Commissie bevestigt het aangaan van een verbintenis in een besluit dat wordt gepubliceerd. In het besluit staat de datum waarop het inwerking treedt en de verbintenis van toepassing is. De verordening waarbij het voorlopige recht of definitieve recht is ingesteld, vermeldt:

  1. de gegevens van de onderneming met wie de verbintenis is aangegaan;

  2. dat het ingestelde recht niet geldt voor deze onderneming; en

  3. op welke wijze de onderneming moet aantonen dat zij de producten heeft geproduceerd en verkocht voor uitvoer naar de Europese Unie.

De Commissie controleert de naleving van de verbintenissen en eist van de exporteur dat hij regelmatig inlichtingen verstrekt over het naleven van de verbintenis. Elke belanghebbende en elke lidstaat kan informatie verstrekken over het schenden van een verbintenis en de Commissie verzoeken om een onderzoek. De Commissie kan voor het toezicht op verbintenissen een beroep doen op de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. (artikel 8 Verordening (EU) 2016/1036)

Intrekken verbintenis

Als een verbintenis wordt geschonden door een exporteur of wordt opgezegd door een exporteur of de Commissie, trekt de Commissie (na overleg) de aanvaarding in van de verbintenis. Dat doet de Commissie door middel van een besluit of een verordening dat of die wordt gepubliceerd. De gegevens worden verwerkt in Taric.

Bij intrekking van een verbintenis zijn ingestelde voorlopige of definitieve rechten weer van toepassing voor producten die in het vrije verkeer worden gebracht vanaf de datum waarop het besluit of de verordening tot intrekking in werking treedt.

Als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, kan een definitief recht met terugwerkende kracht worden geheven bij het intrekken van een verbintenis.

Naar boven

3.7 Beëindiging procedure zonder maatregelen

Als een bedrijfstak een klacht over dumping intrekt bij de Commissie kan de procedure worden beëindigd tenzij dit strijdig is met het belang van de Europese Unie.

De procedure wordt beëindigd als na voltooiing van het onderzoek blijkt dat beschermende maatregelen overbodig zijn en het comité geen bezwaar maakt. Zo wordt de procedure in beginsel beëindigd als de dumpingmarge minder dan 2% bedraagt. Maakt het comité bezwaar dan doet de Commissie een voorstel om de procedure te beëindigen. De procedure wordt geacht te zijn beëindigd als het comité niet binnen een maand na het voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een ander besluit neemt.

Een verordening of besluit tot beëindiging van een procedure wordt gepubliceerd.
(artikel 9 Verordening (EU) 2016/1036)

Naar boven

3.8 Instelling van definitieve antidumpingrechten

De instelling van definitieve antidumpingrechten vindt plaats als na voltooiing van het onderzoek uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat:

  1. er dumping plaatsvindt,

  2. schade wordt toegebracht aan de bedrijfstak in de Europese Unie,

  3. er een oorzakelijk verband bestaat tussen de schade en de invoer van de producten uit het betreffende land, en

  4. de Commissie heeft vastgesteld dat het in het belang van de Europese Unie is om in te grijpen met beschermende maatregelen. Bij deze vaststelling vindt een beoordeling plaats van de belangen van alle betrokkenen: exporteurs, importeurs, belangenverenigingen van exporteurs en importeurs, producenten van soortgelijke producten in de Europese Unie, de gebruikers en de consumentenorganisaties in de Europese Unie.

Na raadpleging van het comité stelt de Commissie een definitief antidumpingrecht in bij verordening.
(artikel 9 en 21 Verordening (EU) 2016/1036)

Instellingsverordening

De verordening waarbij een definitief antidumpingrecht is ingesteld, vermeldt:

  • de omschrijving van het product of de producten waarop het definitieve recht van toepassing is, de GN-code en de Taric-code van het product of de producten.

  • het land van uitvoer;

  • het bedrag (tarief) van het definitieve recht dat kan zijn:

    • een bedrag of bedragen dat geldt of die gelden voor het land van uitvoer;

  • of

    • een individueel bedrag voor producten van een met name genoemde onderneming;

    • een gemiddeld bedrag voor producten van een met name genoemde onderneming; en/of

    • een bedrag voor producten van de niet met name genoemde ondernemingen in het land van uitvoer (een zogenoemd "residueel" recht);

  • de maatstaf van heffing;

  • de gegevens van ondernemingen waarvan een verbintenis is aanvaard en het recht niet geldt;

  • de gegevens van ondernemingen waarvoor een vrijstelling van toepassing is en het recht niet geldt (bij uitbreiding van een definitief ingesteld recht wegens ontduiking);

  • de aanvullende Taric-code voor de ondernemingen waarvoor:

    • een individueel bedrag aan recht geldt;

    • een gemiddeld bedrag aan recht geldt;

    • een residueel bedrag aan recht geldt;

    • een verbintenis geldt; of

    • een vrijstelling geldt;

  • de bescheiden die vereist zijn om aan te tonen dat de producten worden geleverd door een onderneming waarvoor het recht niet geldt, een individueel recht van toepassing is of een gemiddeld recht van toepassing is;

  • de datum waarop de verordening in werking treedt en het recht van toepassing is;

  • de heffing van definitief ingestelde rechten met terugwerkende kracht;

  • de beslissing over de inning van de voorlopige antidumpingrechten.

Gebruikstarief

De verordening waarbij het definitieve recht is ingesteld wordt gepubliceerd en de gegevens worden verwerkt in Taric.

Duur van definitieve antidumpingrechten

Een definitief antidumpingrecht blijft van toepassing zolang en voor zover het nodig is om de schadelijke invoer met dumping tegen te gaan maar in principe vervalt een definitief antidumpingrecht vijf jaar nadat het is ingesteld. Als de Commissie bij een nieuw onderzoek vaststelt dat vervallen van het recht zal leiden tot voortzetting van de dumping en schade dan blijft het recht langer van toepassing en vervalt het vijf jaar na de datum van beëindiging van dit onderzoek. Een nieuw onderzoek of een heronderzoek kan ook leiden tot intrekking of wijziging van het recht. (artikel 11 Verordening (EU) 2016/1036)

Naar boven

3.8.1 De maatstaf van heffing

De verordening waarbij een voorlopig of definitief antidumpingrecht is ingesteld, stelt vast wat de maatstaf van heffing is voor de toepassing van die verordening. De meest voorkomende maatstaven van heffing zijn:

  • de nettoprijs franco grens van de Europese Unie, niet ingeklaard (in verordeningen soms ook aangeduid als de cif-prijs grens van de Europese Unie);

  • een bepaalde hoeveelheid (gewicht uitgedrukt in bijvoorbeeld tonnen, kilogrammen, of stuks);

  • een combinatie van een minimuminvoerprijs en de nettoprijs franco grens van de Europese Unie, niet ingeklaard.

Incidenteel worden er ook nog andere maatstaven van heffing gebruikt.

Maatstaf na brengen in het vrije verkeer

In enkele verordeningen is een maatstaf van heffing vastgesteld die van toepassing is nadat de producten in het vrije verkeer zijn gebracht: het verschil tussen de minimuminvoerprijs en de prijs na invoer. Deze maatstaf is van toepassing als blijkt dat:

  1. de nettoprijs, franco grens van de Europese Unie, die daadwerkelijk is betaald door de eerste onafhankelijke afnemer in de EU (dit is de prijs na invoer), lager is dan;

  2. de nettoprijs, franco grens van de Europese Unie, vóór inklaring, zoals blijkt uit de douaneaangifte; en

  3. de prijs na invoer ook lager is dan de minimuminvoerprijs.

De prijs na invoer is pas achteraf vast te stellen bij een CNI.

Nettoprijs franco grens Europese Unie, niet ingeklaard

E zijn twee mogelijkheden om de nettoprijs franco grens Europese Unie, niet ingeklaard vast te stellen:

  1. op basis van de uitvoerprijs

    De uitvoerprijs is de werkelijke betaalde of te betalen prijs bij verkoop vanuit het land van uitvoer met het oog op uitvoer naar de Europese Unie. De uitvoerprijs wordt verhoogd met de kosten van vervoer, verzekering, lossen, (over)laden en opslag tot de grens van het douanegebied van de Europese Unie als deze kosten niet in de uitvoerprijs zijn inbegrepen.

    Let op!

    De producent kan de producten:

    In het laatste geval gaat de Commissie voor het vaststellen van de uitvoerprijs uit van de prijs die de tussenhandelaar betaalt aan de producent.

    Bij uitbreiding van een definitief antidumpingrecht wegens ontwijking is de uitvoerprijs de prijs waarvoor de leverancier in het land van verzending het product verkoopt voor uitvoer naar de Europese Unie

    1. zelf exporteren en voor die uitvoerprijs rechtstreeks verkopen aan een (onafhankelijke) importeur; of

    2. aan een (onafhankelijke) tussenhandelaar verkopen voor uitvoer naar de Europese Unie. De tussenhandelaar verkoopt de producten vervolgens aan een (onafhankelijke) importeur.

  2. door samenstelling

    Deze mogelijkheid is van toepassing als:


    Samenstelling van een betrouwbare uitvoerprijs franco grens Europese Unie vindt plaats op basis:



    In de vastgestelde prijs mogen niet zijn begrepen:

    • geen uitvoerprijs beschikbaar is omdat de producten niet vanuit het land van uitvoer zijn verkocht met het oog op uitvoer naar de Europese Unie; of

    • de uitvoerprijs niet betrouwbaar is omdat gelieerdheid (verbondenheid) of compensatie bestaat tussen de exporteur en de importeur of een derde.

    • van de prijs waartegen de ingevoerde goederen voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer worden doorverkocht in de Europese Unie; of

    • van elke redelijke grondslag als de goederen niet aan een onafhankelijke afnemer worden doorverkocht of niet in dezelfde staat als bij invoer worden doorverkocht.

    • de gebruikelijke kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing, en opslagkosten en aanverwante kosten na invoer in de Europese Unie (binnenbrengen in de Europese Unie);

    • de douanerechten, de anti-dumpingrechten en andere belastingen die in de Europese Unie voor de invoer of de verkoop zijn verschuldigd; en

    • een redelijke marge voor verkoopkosten, algemene kosten, administratieve kosten en winst na invoer in de Europese Unie.

(artikel 2, lid 8 en 9, Verordening (EU) 2016/1036)

Douanewaarde

De nettoprijs franco grens van de Europese Unie, niet ingeklaard komt overeen met de douanewaarde als:

  1. die waarde ook is gebaseerd op de transactie die gebruikt wordt voor het vaststellen van de nettoprijs; en

  2. de douanewaarde dezelfde elementen omvat als de netto prijs.

Er ontstaan verschillen tussen de douanewaarde en de nettoprijs franco grens van de Europese Unie, niet ingeklaard als:

  • voor de vaststelling van de douanewaarde een andere verkoop voor uitvoer wordt gehanteerd; of

  • andere bepalingen gelden voor het vaststellen van de douanewaarde bij verbondenheid tussen de producent/exporteur en de importeur in de Europese Unie.

Minimuminvoerprijs

Als de maatstaf van heffing een combinatie is van de nettoprijs franco grens van de Europese Unie, niet ingeklaard en een minimuminvoerprijs, wordt die prijs vastgesteld in de verordening waarin het recht is ingesteld. De minimuminvoerprijs kan bijvoorbeeld zijn een bedrag per bepaalde hoeveelheid of een bedrag per stuk of aantal stuks.

Naar boven

3.8.2 Bedrag (tarief) van de rechten

In de verordening waarbij een voorlopig of definitief antidumpingrecht is ingesteld, wordt ook het bedrag van de rechten (het "tarief") vastgesteld voor de toepassing van die verordening. De meest voorkomende bedragen zijn:

  • een percentage over de nettoprijs franco grens van de Europese Unie, niet ingeklaard;

  • een specifiek recht bijvoorbeeld een bedrag per ton;

  • een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen een minimuminvoerprijs en de nettoprijs franco grens van de Europese Unie, niet ingeklaard als deze prijs lager is dan een minimuminvoerprijs; of

  • een nihil bedrag als de nettoprijs franco grens van de Europese Unie gelijk is aan of hoger dan een minimuminvoerprijs.

Incidenteel worden de volgende bedragen gebruikt:

  • een bedrag gelijk aan het verschil tussen een vastgestelde minimumimportprijs en de cif-prijs grens Europese Unie vermeerdert met het GDT-recht per ton;

  • een percentage over de cif-prijs grens Europese Unie;

  • een vastgesteld bedrag over het verschil tussen een vastgestelde minimumprijs en de nettoprijs franco grens van de Europese Unie, mits deze prijs is vastgesteld op basis van een rekening die is opgesteld door de exporteur in het land van oorsprong aan de afnemer in de Europese Unie; is dit niet het geval, dan wordt een percentage over de nettoprijs franco grens van de Europese Unie, niet ingeklaard, als maatstaf gebruikt.

Bedrag van recht na brengen in het vrije verkeer

In enkele verordeningen is een bedrag van rechten vastgesteld dat geldt nadat de producten in het vrije verkeer zijn gebracht, bijvoorbeeld:

  • een vast recht bedrag (per ton) als blijkt dat:

    1. de nettoprijs, franco grens van de Europese Unie EU, die daadwerkelijk is betaald door de eerste onafhankelijke afnemer in de EU (dit is de prijs na invoer), lager is dan;

    2. de nettoprijs, franco grens van de Europese Unie EU, vóór inklaring, zoals blijkt uit de douaneaangifte; en

    3. de prijs na invoer ook lager is dan de minimuminvoerprijs

  • een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen minimuminvoerprijs en de prijs na invoer als het totaal van vast recht bedrag plus de prijs na invoer lager is dan de minimuminvoerprijs.

Deze bedragen zijn pas achteraf vast te stellen bij een CNI. Op het bedrag van het recht dat achteraf is vastgesteld, wordt in mindering gebracht het eventueel bij het in het vrije verkeer brengen geheven bedrag.

of

Hoogte van bedrag (tarief)

Het bedrag (tarief) van het ingesteld voorlopig of definitief recht wordt afgestemd op de dumpingmarge en de schademarge. Het bedrag mag niet hoger zijn dan de dumpingmarge. Als de schademarge lager is dan de dumpingmarge mag het bedrag niet hoger zijn dan de schademarge. De dumpingmarge en de schademarge worden uitgedrukt in een percentage van de nettoprijs franco grens Europese Unie, niet ingeklaard (of de cif-prijs grens Gemeenschap) bij het onderzoek door de commissie.

Het bedrag van de rechten kan ook nihil zijn bijvoorbeeld bij gebruik van de minimuminvoerprijs als onderdeel van de maatstaf van heffing. Op exporteurs met een dumpingmarge van minder dan 2% van de uitvoerprijs is een nulrecht van toepassing.

Individueel, gemiddeld of residueel bedrag (tarief) aan rechten

Als dat bij het onderzoek naar dumping mogelijk is, wordt er in principe voor iedere producent/exporteur een individueel bedrag (tarief) aan recht ingesteld. De hoogte van dit bedrag hangt af van de dumpingmarge en de schademarge die is vastgesteld voor de producent/exporteur.

Een gemiddeld bedrag (tarief) aan recht wordt ingesteld als onderzoek bij alle producenten/exporteurs niet mogelijk is omdat er veel zijn en de commissie het onderzoek doormiddel van een steekproef heeft uitgevoerd. Voor producenten/exporteurs die:

  • zijn betrokken in het steekproefonderzoek wordt een individueel bedrag ingesteld; en

  • niet zijn betrokken in het steekproefonderzoek maar in voldoende mate medewerking hebben verleend, wordt aan hand van de vastgestelde individuele bedragen, een gemiddelde bedrag ingesteld.

Er wordt een bedrag (tarief) of verschillende bedragen aan recht voor het land van uitvoer (een zogenoemd "residueel" recht) ingesteld als het praktisch niet mogelijk is om een individueel recht of gemiddeld recht in te stellen voor iedere producent/exporteur. Dat komt bijvoorbeeld voor als deze ondernemingen niet meewerken aan een onderzoek, bij invoer uit een land zonder markteconomie of bij uitbreiding wegens ontduiking van een definitief recht.

Opmerking
Het residueel bedrag kan aanzienlijk hoger zijn dan een individueel bedrag of het gemiddelde bedrag van een ingesteld recht!

Producenten/exporteurs waarvoor een individueel of gemiddeld bedrag (tarief) aan recht geldt, worden met name genoemd in de verordening waarbij een voorlopig of definitief antidumpingrecht is ingesteld. Een residueel bedrag (tarief) aan recht geldt voor producten van alle niet met name genoemde producenten/exporteurs.

Een nieuw onderzoek of een heronderzoek kan leiden tot wijziging van het bedrag van het recht dat voor een exporteur is ingesteld.

Naar boven

3.8.3 Heffing van ingestelde definitieve rechten

Antidumpingrechten worden geïnd:

  • voor het bedrag en volgens de maatstaf en de andere normen die zijn vermeld in de verordening waarbij het recht is ingesteld;

  • onafhankelijk van de douanerechten, belastingen en andere heffingen die normaal bij invoer van toepassing zijn.

Een ingesteld definitief antidumpingrecht is van toepassing op producten die in het vrije verkeer worden gebracht na de inwerkingtreding van de verordening waarbij het recht is ingesteld.
(artikel
10 en 14 Verordening (EU) 2016/1036)

Heffing met terugwerkende kracht

Het is mogelijk om een definitief recht met terugwerkende kracht te heffen:

  • in bepaalde omstandigheden bij het instellen van een definitief recht;

  • bij schending of opzegging van verbintenissen;

  • na een tussentijds nieuw onderzoek;

  • bij uitbreiding van rechten wegens ontwijking.

Als een definitief antidumpingrecht met terugwerkende kracht moet worden geheven, is dat vastgesteld in een verordening die wordt gepubliceerd.

Heffing met terugwerkende kracht bij instellen definitief recht

Het is mogelijk om een ingesteld definitief antidumpingrecht met terugwerkende kracht te heffen voor producten die ten hoogste 90 dagen voor de inwerkingtreding van het voorlopig antidumpingrecht en na de datum waarop het onderzoek is geopend in het vrije verkeer zijn gebracht. Dat kan alleen als de invoer van de producten op de voorgeschreven wijze is geregistreerd en de Commissie heeft vastgesteld dat:

  1. voor het betrokken product in het verleden over een langere periode dumping is vastgesteld of de importeur van de dumping op de hoogte was of had moeten zijn gezien de omvang van de dumping en de gestelde of vastgestelde schade; en

  2. naast de invoer die in het onderzoekstijdvak schade heeft veroorzaakt, er een aanzienlijke toename is vastgesteld van invoer die, gezien het tijdstip waarop en de omvang waarin hij plaatsvindt en andere omstandigheden, het corrigerende effect van het toe te passen definitieve antidumpingrecht ernstig dreigt te ondermijnen.

(artikel 10, lid 4, Verordening (EU) 2016/1036)

Heffing met terugwerkende kracht bij intrekken verbintenis

Definitieve rechten zijn niet van toepassing op producten die worden geleverd door een exporteur waarvan een verbintenis is aanvaard.

Als een verbintenis is ingetrokken door de Commissie zijn de definitieve rechten wel van toepassing. Bij schending of opzegging van een verbintenis is het mogelijk om een ingesteld definitief antidumpingrecht met terugwerkende kracht te heffen:

  • op producten die ten hoogste 90 dagen voor de inwerkingtreding van het voorlopig antidumpingrecht en na de datum waarop het onderzoek is geopend in het vrije verkeer zijn gebracht;

  • de invoer van de producten op de voorgeschreven wijze is geregistreerd; en

  • de producten in het vrije verkeer zijn gebracht na het tijdstip van de vaststelling van de schending of opzegging.

(artikel 10, lid 5, Verordening (EU) 2016/1036)

Naar boven

3.8.4 Innen van voorlopige antidumpingrechten

Blijkt uit de definitief vastgestelde feiten van het ingestelde onderzoek dat er dumping plaatsvindt en schade wordt toegebracht dan beslist de Commissie of:

  • een definitief antidumpingrecht wordt ingesteld; en

  • een ingesteld voorlopig antidumpingrecht wel of niet geïnd wordt.

De Commissie kan ook besluiten om voorlopige rechten wel te innen maar geen definitief recht in te stellen. Voorlopige rechten mogen alleen bij bepaalde vormen van schade definitief geïnd worden.

Het bedrag aan voorlopige rechten dat verschuldigd is, moet zijn geboekt en de UTB moet zijn verzonden aan de aangever binnen 2 maanden nadat de verordening waarin is vastgesteld dat een voorlopig ingesteld recht geïnd moet worden, is gepubliceerd
(artikel 10, lid 2, Verordening (EU) 2016/1036 en artikel 105, lid 2, DWU)

Hoogte van te innen bedrag

De hoogte van een ingesteld voorlopig antidumpingrecht kan verschillen met het ingestelde definitieve recht. Het te innen bedrag van het voorlopige antidumpingrecht is gelijk aan of lager dan het bedrag van het ingestelde definitieve recht maar niet hoger. Is het bedrag van het definitieve recht hoger dan het bedrag van het voorlopige recht dan wordt alleen het bedrag van het voorlopige recht geïnd. Is het bedrag van het definitieve recht lager dan het bedrag van het voorlopige recht dan wordt een bedrag geïnd dat gelijk is aan het bedrag van het definitieve recht. De verordening waarbij een definitief antidumpingrecht is ingesteld vermeldt voor welk bedrag de voorlopig rechten worden geïnd. (artikel 10, lid 3, Verordening (EU) 2016/1036)

Verbintenis

Voorlopige rechten zijn niet van toepassing op producten die worden geleverd door een exporteur waarvan een verbintenis is aanvaard.

Als een verbintenis is ingetrokken door de Commissie zijn de voorlopige rechten wel van toepassing. (artikel 8, lid 9, Verordening (EU) 2016/1036)

Naar boven

3.9 Intrekking, handhaving of wijziging ingesteld definitief recht na nieuw onderzoek of heronderzoek

De Commissie kan een nieuw onderzoek doen naar dumping en schade bij de invoer van producten waarvoor een definitief antidumpingrecht is ingesteld. Dat kan zijn:

  • een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregel;

  • een tussentijds nieuw onderzoek; of

  • een tussentijds heronderzoek (herzieningsonderzoek).

De uitkomst van een nieuw onderzoek, tussentijds nieuw onderzoek of tussentijds nieuw heronderzoek kan leiden tot intrekking, handhaving of wijziging van de ingestelde maatregelen. De uitkomst van het onderzoek wordt vastgelegd in een verordening die wordt gepubliceerd.

Tijdens het nieuwe onderzoek of heronderzoek blijft het ingestelde recht van toepassing.

Nieuw onderzoek vanwege vervallen van de maatregel

In de loop van het laatste jaar waarin het definitieve antidumpingrecht van toepassing is, publiceert de Commissie een bericht in het Publicatieblad C van de Europese Unie dat de maatregelen op korte termijn zullen vervallen. Op basis van dit bericht kan een bedrijfstak in de Europese Unie een verzoek indienen om een nieuw onderzoek te openen. Dit verzoek moet bewijsmateriaal bevatten waaruit blijkt dat het vervallen van de maatregel waarschijnlijk zal leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade. De Commissie kan ook zelf het initiatief nemen tot een nieuw onderzoek.

Een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel wordt geopend als het verzoek daartoe voldoende bewijs bevat dat het vervallen van de maatregel waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping en schade zou leiden. Deze waarschijnlijkheid kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het bewijs dat nog steeds invoer met dumping plaatsvindt en dat daardoor schade ontstaat, dat het verdwijnen van de schade geheel of ten dele aan de bestaande maatregel is toe te schrijven, dat de omstandigheden van de exporteurs dan wel de marktsituatie van zodanige aard zijn dat de schade veroorzakende dumping waarschijnlijk zal voortduren, of door bewijs dat er verstoringen van de grondstoffenmarkt blijven bestaan.
(artikel 11, lid 2, Verordening (EU) 2016/1036)

Tussentijds nieuw onderzoek (herzieningsonderzoek)

Na de instelling van definitieve antidumpingrechten kan er aanleiding zijn om tussentijds een nieuw onderzoek in te stellen als er:

  • voldoende bewijs is dat een definitief ingesteld antidumpingrecht:

    • niet langer nodig is om een einde te maken aan de dumping of schade; of

    • niet langer toereikend is om de dumping en de schade tegen te gaan,

  • nieuwe exporteurs zijn bijgekomen na het oorspronkelijke onderzoek (Verordening antidumpingmaatregelen, artikel 11, lid 4). Het oorspronkelijk ingestelde recht is voor deze exporteurs niet van toepassing. In afwachting van de uitkomst van het onderzoek wordt de invoer van producten geregistreerd. Als dumping wordt vastgesteld kan een definitief recht worden ingesteld voor deze exporteurs en met terugwerkende kracht worden geheven.

Een tussentijds onderzoek vindt niet eerder plaats dan een jaar na instelling van de definitieve antidumpingrechten.
(artikel 11, lid 3, Verordening (EU) 2016/1036)

Tussentijdse heropening onderzoek

Als binnen 2 jaar na instelling van de definitieve antidumpingrechten blijkt dat de uitvoerprijzen na het oorspronkelijke onderzoek zijn gedaald of de verkoopprijs van het ingevoerde product niet of nauwelijks is veranderd kan de Commissie het onderzoek heropenen.
(artikel 12 Verordening (EU) 2016/1036)

Volgen procedure

Bij de opening van een nieuw onderzoek of de heropening van een onderzoek dient de Commissie ook de voorgeschreven procedure te volgen ten aanzien van de inleiding, raadpleging van het comité, de in acht te nemen termijnen bij het onderzoek, het uitvoeren van het (her)onderzoeken, het bekend maken en dergelijke.

Naar boven

3.10 Terugbetaling van rechten

Indien de maatregel na een onderzoek als bedoeld in artikel 11, lid 2 komt te vervallen, worden alle rechten terugbetaald die zijn geïnd vanaf de datum van opening van dat onderzoek naar ingeklaarde goederen, mits om die terugbetaling is verzocht bij en deze is toegekend door de nationale douaneautoriteiten overeenkomstig de douanewetgeving van de Unie betreffende terugbetaling en kwijtschelding van rechten. Een dergelijke terugbetaling vormt geen aanleiding tot betaling van rente door de desbetreffende nationale douaneautoriteiten.

(artikel 11, lid 5, Verordening (EU) 2016/1036)

Een importeur kan de Commissie verzoeken om (gedeeltelijke) terugbetaling van geïnde voorlopige of definitieve antidumpingrechten als er geen antidumping heeft plaatsgevonden of de dumpingmarge minder was dan de vastgestelde dumpingmarge.
(artikel 11, lid 8, Verordening (EU) 2016/1036)

Om voorterugbetaling van antidumpingrechten in aanmerking te komen moet de importeur een verzoek om terugbetaling indienen. Het verzoek wordt ingediend binnen zes maanden nadat de douane de hoogte van de definitieve antidumpingrechten heeft vastgesteld of is besloten de bedragen, die als zekerheid zijn gesteld voor de voorlopige antidumpingrechten, definitief in te vorderen. Bij ontvangst wordt het verzoek doorgezonden aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij verzoek moeten alle douanedocumenten worden overgelegd over de berekening en de betaling van het bedrag van de antidumpingrechten waarvan om terugbetaling wordt verzocht. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken beoordeelt of voldoende bewijsmateriaal bij het verzoek is gevoegd en of wordt voldaan aan de andere voorwaarden van artikel 11, lid 8, Verordening antidumpingmaatregelen en zendt het verzoek aan de Commissie Als de Commissie het verzoek om terugbetaling toewijst, wordt het bedrag van de terugbetaling door de Commissie vastgesteld en aan de betrokken lidstaat meegedeeld. Na ontvangst door het Ministerie van Buitenlandse Zaken maakt de douane de beschikking voor de terugbetaling van de antidumpingrechten op en zendt deze aan de importeur.

Het verzoek moet worden ingezonden aan:

Ministerie van Buitenlandse Zaken,
Directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen

Directie Internationale Marktordening en Handelspolitiek
Rijnstraat 8
NL - 2515 XP Den Haag
Postadres:
Postbus 20061
NL - 2500 EB Den Haag
+ 31 70 348 7168
DGBEB-Antidumping@minbuza.nl.

In de Mededeling van de Commissie over de terugbetaling van antidumpingrechten (Publicatieblad C 164 van 29 mei 2014) staat meer informatie over de terugbetalingsprocedure, de aanvraag en het bewijsmateriaal bij een verzoek om terugbetaling van antidumpingrechten.

Naar boven

3.11 Schorsing van antidumpingrechten

De Commissie kan (in overleg) besluiten om ingestelde antidumpingmaatregelen te schorsen voor een periode van negen maanden. Die schorsing kan met ten hoogste een jaar worden verlengd. Schorsing is alleen mogelijk als de invoer met dumping geen schade meer veroorzaakt en het onwaarschijnlijk is dat als gevolg van de schorsing opnieuw schade aan een bedrijfstak in de Europese Unie ontstaat. Als daar aanleiding toe bestaat kan de Commissie de schorsing op elk moment intrekken.

De datum waarop de schorsing ingaat en de periode waarin de schorsing van toepassing is, zijn vastgesteld in het besluit tot schorsing dat wordt gepubliceerd. De gegevens in het besluit worden verwerkt in Taric.

Het komt maar zelden voor dat een recht wordt geschorst.
(artikel 14, lid 4, Verordening (EU) 2016/1036)

Naar boven

3.12 Ontwijking (ontduiking) van antidumpingrechten

Bij ontwijking (ontduiking) van ingestelde antidumpingrechten kunnen ze worden uitgebreid tot de invoer van:

  • soortgelijke producten of delen daarvan uit derde landen waar de maatregelen niet voor gelden ook al zijn die producten in geringe mate gewijzigd;

  • soortgelijke producten die in geringe mate zijn gewijzigd of delen van die producten uit landen waarop de maatregelen van toepassing zijn.

(artikel 13 Verordening (EU) 2016/1036)

Voorbeelden ontwijking

Van ontwijking kan bijvoorbeeld sprake zijn bij:

  • het in geringe mate wijzigen van een product waardoor het onder een andere Taric-code valt waarop geen antidumpingmaatregelen van toepassing zijn;

  • het verzenden van een product waarop antidumpingmaatregelen van toepassing zijn via een derde land;

  • het verzenden van een product waarop antidumpingmaatregelen van toepassing via een exporteur of producent waarop lagere individuele rechten van toepassing zijn;

  • de assemblage van delen van een product waarop antidumpingmaatregelen van toepassing in de Europese Unie of een derde land.

Openen onderzoek en instellen registratieplicht

Als er voldoende bewijsmateriaal is over mogelijke ontwijking van ingestelde rechten kan de Commissie een onderzoek starten op verzoek van een belanghebbende, een lidstaat of op eigen initiatief. De Commissie opent dit onderzoek, na overleg, door middel van een verordening en kan opdracht geven om de invoer te registreren of zekerheidstelling te eisen. Het onderzoek moet binnen negen maanden zijn voltooid.

Uitbreiding van ingestelde rechten

De uitbreiding van definitieve rechten wordt ingesteld in een verordening van de Commissie die wordt gepubliceerd. Het uitgebreide recht is van toepassing vanaf de datum van registratie of zekerheidstelling. Uitbreiding is mogelijk als uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van ontwijking en de uitbreiding gerechtvaardigd is.

Bij ontwijking door het verzenden van een product via een exporteur of producent waarop lagere individuele rechten van toepassing zijn, kunnen de rechten voor die exporteur of producent worden verhoogd tot de residuele rechten.

Bij ontwijking door het verzenden van een product via een ander land kan het ingestelde definitieve recht worden uitgebreid tot producten die vanuit dat land worden verzonden ongeacht de oorsprong van het product.

Vrijstelling

Bij invoer van producten die zijn vervaardigd door producenten/exporteurs die zich niet schuldig maken aan ontwijking kan de Commissie op verzoek vrijstelling verlenen van de registratieplicht en de heffing bij uitbreiding van de definitieve rechten. Bij assemblage van delen in de Europese Unie kan vrijstelling worden verleend aan de importeur. De mogelijkheid om vrijstelling te verlenen wordt bekendgemaakt in een verordening van de Commissie.

De Commissie bevestigt het verlenen van een vrijstelling in een besluit dat wordt gepubliceerd. In het besluit vermeldt de Commissie de datum waarop de vrijstelling ingaat. De verordening waarbij het definitieve recht is uitgebreid, vermeldt:

  • de gegevens van de exporteur of importeur aan wie de vrijstelling is verleend;

  • dat het uitgebreide recht niet voor deze exporteur of importeur geldt;

  • op welke wijze een exporteur moet aantonen dat het product door hem is geproduceerd en verkocht voor uitvoer naar de Europese Unie;

  • of de betaling van het recht kan worden opgeschort voor exporteurs of importeurs die een vrijstelling hebben aangevraagd. (artikel 13, lid 4, Verordening (EU) 2016/1036)

Opschorting van ingestelde rechten

Bij uitbreiding van ingestelde rechten wegens ontwijking kan de betaling van de rechten worden opgeschort voor producenten/exporteurs of importeurs die vrijstelling hebben aangevraagd van het uitgebreide recht. De Commissie bevestigt de aanvraag van een vrijstelling en opschorting van de ingestelde rechten in een mededeling die wordt gepubliceerd.

Rijwielonderdelen uit China

Er zijn definitieve antidumpingrechten van toepassing op rijwielen en rijwielonderdelen van oorsprong uit China. De rechten op de onderdelen zijn ingesteld om ontwijking tegen te gaan van het antidumpingrecht op de rijwielen door invoer van delen (onder een andere GN-code) die worden gebruikt bij de assemblage van rijwielen in de Europese Unie. Bij de uitbreiding van de definitieve rechten voor de onderdelen is voorzien in een vrijstelling voor bedrijven in de Europese Unie die zich niet schuldig maken aan ontwijking. Ook op de levering van beperkte hoeveelheden kan een vrijstelling van toepassing zijn.

Let op!

De vrijstelling geldt enkel voor het antidumpingrecht en niet voor de douanerechten.

In bijlage 1 vindt u meer informatie.

Naar boven

3.13 Instelling registratieplicht

Als de Commissie voldoende bewijsmateriaal heeft over dumping en schade kan zij (na overleg) de douane opdracht geven om in het vrije verkeer brengen van bepaalde producten te registreren. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij:

  • producten waarvoor een onderzoek is geopend;

  • een

    nieuw onderzoek naar nieuwe exporteurs voor ingestelde definitieve rechten;
  • een onderzoek naar ontwijking van ingestelde definitieve rechten;

  • een onderzoek naar het schenden van een verbintenis.

Tot registratie van de invoer wordt overgegaan naar aanleiding van een door de bedrijfstak van de Unie ingediend verzoek dat voldoende bewijsmateriaal bevat om een dergelijke maatregel te rechtvaardigen. De invoer kan ook op initiatief van de Commissie aan registratie worden onderworpen. De registratieverplichting wordt opgelegd door middel van een verordening van de Commissie. In een dergelijke verordening wordt het doel van de maatregel en, zo nodig, een schatting van de bedragen die eventueel later verschuldigd zullen zijn, vermeld. De invoer wordt voor een periode van ten hoogste negen maanden aan registratieplicht onderworpen.

Heeft de Commissie bij het onderzoek vastgesteld dat er dumping plaatsvindt en schade wordt toegebracht aan de bedrijfstak in de Europese Unie dan is heffing van een ingesteld recht met terugwerkende kracht mogelijk met ingang van de datum van registratie.
(artikel 14, lid 5, Verordening (EU) 2016/1036)

Ingaan en periode registratieplicht

De registratieplicht gaat in op de datum van inwerkingtreding van de verordening waarbij de plicht is ingesteld en geldt voor een in die verordening vastgestelde periode van ten hoogste negen maanden.

De registratieplicht geldt voor producten waarvoor aangifte tot in het vrije verkeer brengen wordt gedaan in de betreffende periode.

De verordening waarbij een definitief met terugwerkende kracht is ingesteld of de verordening/het besluit waarbij een onderzoek zonder maatregelen met terugwerkende kracht wordt afgesloten, geeft aan op welke datum de registratieplicht stopt.

Gebruikstarief

De verordening waarbij de registratieplicht is ingesteld wordt gepubliceerd en de gegevens worden verwerkt in Taric.

Naar boven

3.14 Overleg in het comité

De maatregelen tegen dumping dienen ter bescherming van de bedrijfstakken in de lidstaten. Voor het nemen van besluiten raadpleegt de Commissie daarom de lidstaten tijdens de verschillende fasen van de procedure. Dit gebeurt in het comité, dat uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaat. Nederland wordt in dat comité vertegenwoordigd door een medewerker van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directoraat–generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen (DGBEB), Directie Internationale Marktordening en Handelspolitiek (IMH).

Naar boven