Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

60.30.00 Verbods- en strafbepalingen

3 Verbodsbepalingen bij de vervaardiging of voorhanden hebben van alcoholvrije dranken

3.1 Wettelijk kader: WVAD

Artikel 39 van de WVAD bevat verbodsbepalingen. Die moeten voorkomen dat alcoholvrije dranken frauduleus worden vervaardigd of frauduleus voorhanden zijn. Bovendien beogen die bepalingen dat geen alcoholvrije dranken in de handel komen waarvan de heffing van verbruiksbelasting niet of niet volledig is gewaarborgd. Overtreding van een van de hiervoor genoemde verbodsbepalingen is strafbaar (WVB, artikel 41 - 42).

Naar boven

3.2 Vervaardigen buiten een IVV

Artikel 41 van de WVAD bevat een strafbepaling met betrekking tot het in de WVB, artikel 39 opgenomen verbod om:

  • alcoholvrije dranken buiten een IVV, die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen, te vervaardigen

  • alcoholvrije dranken voorhanden te hebben als zij niet overeenkomstig de bepalingen van de WVAD in de heffing zijn betrokken

Overtreding van het verbod wordt bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaar of een geldboete van de vierde categorie of, als dat bedrag hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting (WVAD, artikel 41).

Er moet echter wel sprake zijn van opzet. De belastingdienst moet aantonen dat artikel 39 van de WVAD opzettelijk wordt overtreden. Als opzet niet wordt aangetoond, dan is er weliswaar sprake van het overtreden van een verbod, maar niet van een strafbaar feit. Is er geen sprake van opzet, dan gelden de bepalingen uit paragraaf 3.4 van dit onderdeel.

Naar boven

3.3 Ontheffing vervaardigen buiten een IVV

In een aantal situaties is het toegestaan om alcoholvrije dranken buiten een IVV te vervaardigen. Deze situaties zijn in 2 groepen te verdelen:

  • er is geen vergunning nodig omdat er sprake is van het vervaardigen van minder dan 12.000 liter vruchten- of groentesap per jaar;

  • er is geen vergunning nodig omdat er sprake is van een ontheffing.

Naar boven

3.3.1 Vervaardiging van minder dan 12.000 liter vruchten- of groentesap per jaar

Als hoofdregel geldt dat de vervaardiging van alcoholvrije dranken plaats moet vinden in een IVV. Indien er in een kalenderjaar doorgaans echter minder dan 12.000 liter vruchten- of groentesap wordt vervaardigd is geen vergunning voor een IVV nodig (WVAD, artikel 15a, lid 1). Voorwaarde is dan wel dat er alleen vruchten- en/of groentesap wordt vervaardigd. Deze uitzondering wordt ook wel de regeling zelfpersers genoemd. De ontheffing van het verbod van artikel 39 lid 1 letter a WVAD dat vervaardiging in een IVV plaats moet vinden is opgenomen in artikel 39 , lid 2WVAD.

De regeling zelfpersers is niet van toepassing als gedurende 2 achtereenvolgende meer dan 12.000 liter vruchten- of groentesap is vervaardigd.

Naar boven

3.3.2 Ontheffing op het verbod om buiten een IVV te vervaardigen

Artikel 39 van de WVAD bevat 3 ontheffingen op het verbod tot vervaardiging buiten een IVV:

  1. het vervaardigen door een particulier voor eigen verbruik. Voorwaarde is dat de thuis vervaardigde alcoholvrije dranken uitsluitend worden gebruikt door de vervaardiger, zijn huisgenoten of zijn gasten. Het is derhalve niet toegestaan deze zelf vervaardigde alcoholvrije dranken op enigerlei wijze in de handel te brengen. Deze ontheffing is te vergelijken met de ontheffing voor het vervaardigen van accijnsgoederen buiten een AGP zoals opgenomen in artikel 5, lid 3, letter c van de WA.

  2. het vervaardigen als een vrijstellingsvergunning is verleend op basis van artikel 29 van de WVAD. Deze ontheffing is te vergelijken met de ontheffing voor het vervaardigen van accijnsgoederen buiten een AGP zoals opgenomen in artikel 5, lid 3, letter b van de WA.

  3. het vervaardigen van alcoholvrije dranken uit andere alcoholvrije dranken, waarbij het bedrag aan verbruiksbelasting van de vervaardigde alcoholvrije dranken (het eindproduct) niet hoger is dan het verbruiksbelastingbelang van de alcoholvrije dranken (de grondstof) waaruit het eindproduct is vervaardigd. Deze ontheffing is te vergelijken met de ontheffing voor het vervaardigen van accijnsgoederen buiten een AGP zoals dat is opgenomen in artikel 5, lid 3, letter a van de WA.

Deze ontheffingen zijn algemene ontheffingen. Een vergunning of toestemming is dan ook niet vereist.

Naar boven

3.4 Voorhanden hebben niet volgens de WVB

Degene die alcoholvrije dranken voorhanden heeft, of heeft gehad, die niet overeenkomstig de verbruiksbelastingwetgeving in de heffing zijn betrokken, kan op drie manieren in aanraking komen met de overheid:

  1. strafrechtelijk, omdat er sprake is van het overtreden van het verbod van artikel 39, lid 1, letter b van de WVAD, strafbaar gesteld in artikel 41 van de WVAD. Volgens artikel 41 van de WVAD moet het in artikel 39 opgenomen verbod opzettelijk zijn overtreden. Als opzet niet wordt aangetoond, dan is er weliswaar sprake van het overtreden van een verbod, maar niet van een strafbaar feit.

  2. fiscaaltechnisch, omdat er sprake is van uitslag zoals bedoeld in artikel 4 van de WVAD, met als gevolg dat verbruiksbelasting is verschuldigd volgens artikel 1, lid 2 van de WVAD. Onderdeel 20.10.00, Belastbare feiten verbruiksbelasting van dit Handboek, geeft aan wanneer sprake is van "voorhanden zijn".

  3. boeterechtelijk: er kan een bestuurlijke boete van toepassing zijn

Naar boven

3.5 Aantonen herkomst alcoholvrije dranken

Als alcoholvrije dranken zich niet onder een schorsingsregeling bevinden, dan zal de belanghebbende moeten aantonen dat de verbruiksbelasting is voldaan, of in ieder geval de herkomst van de alcoholvrije dranken moeten aantonen. Door het nagaan van de herkomst kan worden gecontroleerd of de verbruiksbelasting is voldaan.

De verplichting tot het aantonen van de herkomst vloeit voort uit artikel 36 van de WVAD en artikel 27, lid 1 van het UBVAD. De belanghebbende hoeft nier perse aan te tonen dat de goederen uit Nederland komen. Ook als hij aantoont dat de goederen bijvoorbeeld uit Duitsland komen, wordt aan de verplichting tot het aantonen van de herkomst voldaan.

In artikel 27, lid 2 van het UBVAD is de geldigheidsduur aangegeven van het bescheid waarmee de herkomst van alcoholvrije dranken die worden vervoerd kan worden aangetoond. Deze geldigheidsduur is 6 dagen.

Het verbod in artikel 39, lid 1, letter b van de WVAD geldt niet voor alcoholvrije dranken die particulieren voor eigen verbruik hebben betrokken uit een andere lidstaat. Zie ook onderdeel Belastbare feiten verbruiksbelasting van dit Handboek.

Naar boven