Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

110.00.15 Kaderovereenkomst inzake de samenwerking tussen de VROM-Inspectie van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Directoraat-Generaal Belastingdienst van het Ministerie van Financien

2 Bijlage 1. behorende bij de Kaderovereenkomst tussen de VROM-Inspectie en de Belastingdienst van 1 april 2004 (De samenwerking inzake wetgeving over afvalstoffen)

   

1. Regelgeving en taak

a. Naam wetgeving

Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (EVOA).

Per 1 juli 2007 wordt deze Verordening vervangen door de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (nieuwe EVOA).

Verordening (EG) nr. 1420/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1547/1999 van de Commissie voor wat betreft beperkende bepalingen ter zake van de uitvoer van afvalstoffen van bijlage II van de EVOA naar bepaalde derde landen.

Richtlijn 2006/12/EG: heeft tot doel een samenhangend stelsel van maatregelen in de Gemeenschap tot stand te brengen en de nationale wetgeving van de lidstaten te harmoniseren.

De Wet Milieubeheer.

Het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur (BEA) en de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur (REA).

Het Besluit inzamelen afvalstoffen (BIA) en de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (RIA).

b. Doel wetgeving

EVOA

De EVOA heeft als doel het beheersen en kanaliseren van grensoverschrijdende overbrengingen van afvalstoffen en door het toepassen van verschillende procedures, al naar gelang de soort afval, de toepassing en de bestemming daarvan.

BEA

Het BEA bevat onder meer een handelsverbod voor CFK- of HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur. Dit betekent dat de houder zich van deze apparatuur moet ontdoen. Hiermee wordt dergelijke apparatuur aangemerkt als een afvalstof en is bij uitvoer de EVOA van toepassing.

BIA/RIA

Het BIA en de RIA verplichten degenen die zich in Nederland bezighouden met het inzamelen, vervoeren, verhandelen of bemiddelen van bedrijfsafvalstoffen en/of gevaarlijke afvalstoffen zich te laten registreren op een landelijke lijst van vervoerders, inzamelaars, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (VIHB-lijst).

Het BIA heeft als doel het aantal inzamelaars te beperken door middel van een vergunningstelsel voor afgewerkte olie, scheepsafvalstoffen en klein gevaarlijk afval. Met de registratieplicht (RIA) wordt beoogd zicht te krijgen op personen die zich bezighouden met inzamelen, vervoeren, verhandelen of bemiddelen van afvalstoffen. Bovendien geeft de registratieplicht een titel om toezicht te houden op de wijze waarop handelaren en bemiddelaars in afvalstoffen optreden.

c. Taak

De Douane houdt toezicht op de naleving van de bepalingen van de EVOA, BEA/REA en BIA/RIA bij het binnenbrengen van goederen op het grondgebied van de EU en het plaatsen van goederen onder de douaneregeling uitvoer. Hieronder wordt mede verstaan toezicht op het uitgaan. Er wordt gecontroleerd of voldaan is aan de bepalingen van de onder 1a genoemde wetgeving.

In het verlengde van een EVOA controle wordt ook op BIA/RIA gecontroleerd. Dit betekent dat de Douane controleert of de vervoerder op het moment van de fysieke EVOA-controle in het bezit is van een gewaarmerkte kopie van het certificaat van inschrijving in de VIHB-lijst.

d. Bevoegdheden

De ambtenaren van de Rijksbelastingdienst, bevoegd inzake de douane, zijn in artikel 14 van het Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de EVOA, het BEA/REA en BIA/RIA.

De bevoegdheden die de Douane bij dit toezicht heeft, zijn opgenomen in hoofdstuk 5, afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De ambtenaren van de Rijksbelastingdienst, bevoegd inzake de Douane, zijn ingevolge artikel 17, eerste lid, sub 3, van de Wet op de economische delicten belast met de opsporing van economische delecten. Overtreding van de Wet Milieubeheer wordt op grond van het bepaalde in artikel 1a van de Wet op de economische delicten aangemerkt als een economisch delict.

De douaneambtenaar heeft opsporingsbevoegdheden zoals geregeld in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst/Douane (Besluit van 31 oktober 2002, nr. 5194120/502/CBK, Stcrt. 2002,214 (BOA-besluit). Ingevolge artikel 2 van het BOA-besluit is de douaneambtenaar aangewezen voor de opsporing van alle strafbare feiten. De douaneambtenaar dient het uitoefenen van deze opsporingsbevoegdheden te beperken tot de aan hem opgedragen opsporingstaken.

2. Uitvoering

a. Wijze van handhaving

De Douane voert de handhavingstaken voor de EVOA, het BEA/REA en het BIA/RIA uit voor niet-communautaire goederen die worden binnengebracht in de EU. Voor communautaire goederen worden de handhavingstaken uitgevoerd vanaf het moment dat deze goederen onder de douaneregeling uitvoer worden gebracht en op het moment waarop zij het geografisch grondgebied van de EU verlaten (uitgaan). Dit betekent dat de capaciteit met name zal worden ingezet aan de buitengrens.

Specifieke controles

De controles worden uitgevoerd op basis van risicoanalyse. De prioriteiten en risico’s worden door de VROM-Inspectie en de Douane gezamenlijk vastgesteld. Deze prioriteiten en risico’s worden jaarlijks vastgelegd in het handhavingsplan afvalstoffen. Indien daartoe aanleiding bestaat, kunnen tussentijds andere risico’s worden vastgesteld en afgedekt. Voorstellen voor de afdekking van bepaalde risico’s vinden uitsluitend plaats op centraal niveau tussen de Douane en VROM.

Er vinden ook gezamenlijke administratieve controles na de uitvoer plaats door de Douane met de VROM-Inspectie op basis van aangiften tot plaatsing onder de douaneregeling uitvoer van afvalstoffen naar een 3e land (controle na uitvoer: CNU). De selectie en het plannen van de controles vindt in overleg plaats.

Geïntegreerde controles

Ook bij controles van goederen onder douanetoezicht om een andere reden, wordt nagegaan of aan de bepalingen van de EVOA, het BEA/REA en in het geval van een fysieke controle ook aan het BIA/RIA wordt voldaan.

Controleacties

De Douane participeert op verzoek van de VROM-Inspectie in controleacties. De bijdrage van de Douane bestaat uit controles van niet-communautaire goederen. De verzoeken daartoe worden uitsluitend gericht aan het Douane-informatiecentrum (DIC).

Andere controleacties op projectbasis

Hoewel het niet tot de taak van de Douane behoort en zo lang de personele bezetting het toelaat, kan de VROM-Inspectie op incidentele basis de Douane verzoeken om in specifieke gevallen te participeren in andere controles. De verzoeken daartoe worden uitsluitend gericht aan het Douane-informatiecentrum.

Uitvoering

De controles richten zich in eerste instantie op de bij de goederen behorende bescheiden en kunnen zo nodig gevolgd worden door een fysieke controle. Indien de controle van de bescheiden of van de goederen daartoe aanleiding geeft, schakelt de behandelend douaneambtenaar de vraagbaak Afvalstoffen in. Uitsluitend de vraagbaak Afvalstoffen kan, ook buiten kantooruren, voor inlichtingen en advies een beroep doen op het Landelijk Meld- en Informatiepunt van de VROM-Inspectie (LMIP). De vraagbaak Afvalstoffen kan daarbij verzoeken om ondersteuning op locatie tijdens kantooruren. De procedures voor de wijze van handhaven worden door de Douane vastgelegd in een douanevoorschrift.

Indien de VROM-Inspectie constateert dat in andere lidstaten van de EU de handhaving van de EVOA niet afdoende is zal dit worden doorgeven aan het aanspreekpunt van het DIC. Vervolgens zal de Douane dit informeel overbrengen aan de Douanediensten van de andere lidstaten.

De Douane zal met het bedrijfsleven het horizontale toezicht vorm gaan geven. Het vergunningenproces wordt verbreed met certificering van zgn. authorised economic operators (AEO’s). De VROM-Inspectie kan met de Douane risico-informatie genereren waarmee bij het verlenen van de AEO-status rekening moet worden gehouden. Daarbij wordt uitgegaan van aanpak bij de bron en ketens.

De ontwikkeling van de intelligence functie (het signaleren van risicovolle zendingen) zal in de komende jaren extra aandacht krijgen in de samenwerking tussen de Douane en de VROM-Inspectie.

b. Afhandeling overtredingen

De procedures voor de wijze van handhaven worden door de Douane vastgelegd in douanevoorschriften. Voor zover van toepassing zijn daarin de VIP EVOA en VIP BIA/RIA verwerkt.

Elke constatering van een overtreding wordt direct door een vraagbaak Afvalstoffen telefonisch gemeld aan het LMIP.

Eenvoudige overtredingen worden door de Douane zelfstandig afgehandeld.

Bij zelfstandige afhandeling maakt de douaneambtenaar met ondersteuning van de vraagbaak afvalstoffen een proces-verbaal op. Afschriften van de processen-verbaal worden naar het LMIP gestuurd. Zo nodig kan de vraagbaak advies en ondersteuning vragen aan het LMIP.

Complexe zaken draagt de vraagbaak afvalstoffen over aan de VROM-Inspectie-medewerker van de desbetreffende regio. Dit gebeurt door tussenkomst van het LMIP. Hierbij wordt de zaak en de verzamelde informatie met een proces-verbaal van bevindingen overgedragen. De VROM-Inspectie-medewerker informeert de vraagbaak afvalstoffen na overdracht van een zaak over de wijze van afhandeling en de uiteindelijke resultaten. De vraagbaak informeert de behandelende ambtenaar.

Ongeacht de prioriteitstelling neemt de VROM-Inspectie, als na constatering van sluikhandel het retour zenden naar het buitenland niet vrijwillig gebeurt, de noodzakelijke bestuursrechtelijke acties voor haar rekening.

c. Monstername

Voordat de Douane overgaat tot monstername, wordt in alle gevallen contact opgenomen met het LMIP over de noodzaak ervan en de wijze waarop deze monstername wordt uitgevoerd.

Indien monsteranalyse op initiatief van de Douane noodzakelijk is bij een zaak die door de Douane zelfstandig wordt behandeld, vindt die analyse plaats door het Douane Laboratorium. De monsters hebben een indicatief karakter en worden genomen volgens de aanwijzing van VROM.

Wordt een zaak in samenwerking met de VROM-Inspectie behandeld, dan vindt monstername plaats door de VROM-Inspectie. Wanneer besloten wordt het monster te laten onderzoeken door het Douane Laboratorium, geeft de Douane hiervoor de opdracht. In alle andere gevallen verzorgt de VROM-Inspectie de opdracht.

Bij douanecontroles (inclusief specifieke projecten en controleacties), waar monstername en laboratoriumonderzoek noodzakelijk is, zal zoveel mogelijk het Douane Laboratorium worden betrokken.

3. Planning, evaluatie en verantwoording

a. Prioriteiten

De handhavingsprioriteiten worden jaarlijks in oktober door de VROM-Inspectie vastgesteld en vormen mede het uitgangspunt voor het handhavingsplan van de Douane.

b. Handhavingsplan

Ieder jaar in oktober worden in overleg de doelstellingen voor het volgende kalenderjaar vastgesteld. Hierbij wordt mede uitgegaan van de door de VROM-Inspectie vastgestelde handhavingsprioriteiten.

De Douane werkt in samenwerking met de VROM-Inspectie de doelstellingen uit in een Handhavingsplan Afvalstoffen. Ten behoeve hiervan voert de Douane in samenwerking met de VROM-Inspectie risicovinding en -analyse uit.

De landelijke vergadering van risicomanagers (RIMA) van de Douane stelt het Handhavingsplan formeel vast.

De doelstellingen worden vervolgens in het besluitvormingsproces over het totaal aan doelstellingen bij de Douane meegewogen. De Douane koppelt het resultaat van deze formele vaststelling van het RIMA terug aan de VROM-Inspectie.

c. Evaluatie en verantwoording

De Douane zorgt voor de evaluatie van de uitvoering van het Handhavingsplan Afvalstoffen. Op basis hiervan stelt de Douane een evaluatieverslag op van resultaten ten behoeve van de VROM-Inspectie.

De verantwoording omvat in ieder geval het aantal controles, de geconstateerde overtredingen, de wijze van afhandeling (waaronder het aantal processen-verbaal) en een beschrijving van trends en bijzonderheden. De verantwoording wordt voor 1 maart van het opvolgende jaar aan de VROM-Inspectie gestuurd en wordt ook gebruikt voor de informatieverstrekking aan de Tweede Kamer.

De wijze van samenwerken wordt jaarlijks besproken. Dit heeft tot doel na te gaan of de afspraken in deze bijlage nog actueel en toereikend zijn en of er knelpunten en wensen ten aanzien van de samenwerking zijn.

4. Informatie-uitwisseling en scholing

a. Informatie uitwisseling

De Douane:

- meldt geconstateerde overtredingen aan het LMIP van de VROM-Inspectie;

- stuurt afschriften van processen-verbaal aan het LMIP van de VROM-Inspectie;

- stuurt elk jaar voor 1 maart een verantwoording van zijn milieuhandhavingsactiviteiten in het afgelopen jaar aan de VROM-Inspectie.

De VROM-Inspectie:

- deelt de Douane in oktober de gewenste prioriteitstelling voor de handhaving in het volgende kalenderjaar mee;

- informeert (via de behandelend ambtenaar van de VROM-Inspectie) de Douane over de wijze van afhandeling van de gemelde overtreding en de uiteindelijke resultaten daarvan;

- -informeert de Douane via het Centrum voor Proces- en Productontwikkeling tijdig over wijzigingen van wettelijke bepalingen, aanvullende voorschriften, nieuwe beleidsstandpunten (door middel van bijvoorbeeld A-bladen) en jurisprudentie;

- informeert de Douane via het Douane-informatiecentrum over wijzigingen van het handhavingsbeleid, nieuwe trends of nieuw ontstane risico’s;

Daarnaast kunnen de VROM-Inspectie en de Douane elkaar om andere informatie verzoeken, zoals gegevens uit databestanden en dossiers over bepaalde afvalstromen.

Douane en VROM-Inspectie werken gezamenlijk aan verbetering van de informatie-uitwisseling, risicoanalyse en controletechnieken.

De vraagbaak Afvalstoffen kan actuele beleidsstandpunten opvragen bij het LMIP.

b. Opleiding en bijscholing

De Douane zet naast opgeleide douanemedewerkers ook vraagbaken Afvalstoffen in om een goede handhaving te kunnen waarborgen. Deze specialisten worden opgeleid en periodiek bijgeschoold onder verantwoordelijkheid van Belastingdienst/Centrum voor kennis en communicatie (B/CKC). Hiervoor kan een beroep worden gedaan op deskundigen van de VROM-Inspectie.

De VROM-Inspectie organiseert periodiek regionale terugkomdagen voor de gezamenlijke handhavers van afvalstoffenwetgeving.

Op verzoek zal de Douane kennis overdragen aan het KLPD.

c. Helpdeskfunctie

De helpdeskfunctie met betrekking tot de regels en de toepassing van de EVOA, het BEA/REA en het BIA/RIA wordt vervuld door het LMIP.

Binnen de Douane vervullen de vraagbaken Afvalstoffen de primaire helpdeskfunctie voor hun collega's.

Vragen vanuit de Douane worden steeds via de vraagbaken aan het LMIP voorgelegd.

Vragen van beleidsmatige aard worden volgens de daarvoor binnen de Douane vastgestelde procedures voorgelegd.

5. Overleg en contacten

a. Overleg

Tenminste één keer per jaar vindt overleg plaats tussen de VROM-Inspectie en de Douane over de handhaving en het functioneren van de samenwerking volgens deze bijlage.

b. Contacten

Namens de VROM-Inspectie: de landelijke EVOA-programmaleider.

Namens de Douane: het Douane-informatiecentrum (DIC), convenantbeheer en risicobeheersing VGEM.

   

Den Haag, 15 december 2006,

Roosendaal, 15 december 2006,

Namens de Inspecteur-Generaal VROM,

Namens de Directeur-Generaal van de Belastingdienst,

de directeur Bestuurszaken,

het lid van het managementteam van Belastingdienst/Douane Zuid,

Ir. J.M. Handelé

Mr. drs. B.C. de Graaf