Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

5.50.00 Kosten

3 Gevallen waarin kosten worden berekend

Op grond van artikel 1:19, eerste lid, Algemene douanewet wordt bij algemene maatregel van bestuur (het Algemeeen douanebesluit) vastgesteld in welke gevallen belanghebbende kosten moet betalen voor het verrichten van ambtelijke werkzaamheden. Dit artikel vormt de basis voor de heffing van ambtelijke kosten en is uitgewerkt in artikel 1:4 Algemeen douanebesluit. De gevallen die daarin worden genoemd worden beschreven in dit hoofdstuk.

Naar boven

3.1 Ambtelijke werkzaamheden (artikel 1:4 Algemeen douanebesluit)

Kosten terzake van ambtelijke werkzaamheden zijn verschuldigd:

  1. voor werkzaamheden verricht op verzoek van belanghebbende:

    1. 1° buiten de normale openingstijden van douanekantoren;

    2. 2° op andere plaatsen dan die aangewezen zijn zijn voor het onderzoek van de goederen; of

    3. 3° waarbij speciale kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 11, tweede lid CDW.

  2. voor het doen vernietigen, bedoeld in artikel 56 van het CDW.

  3. voor het ambtshalve onderzoek van de goederen, bedoeld in artikel 241, tweede lid, TVo. CDW.

  4. voor het aanvullend onderzoek van goederen, ingeval de verschillen tussen de uitkomst van het gedeeltelijk onderzoek en de uitkomst van het aanvullend onderzoek, blijven binnen de spelingen als bedoeld in artikel 1:35 van de Algemene douanewet.

Toelichting

  1. a1° De normale openingstijden variëren per douanekantoor. Indien een kantoor een 24-uurs openstelling kent (normaal voor dat kantoor) zal voor het verrichten van werkzaamheden niet worden toegekomen aan het in rekening brengen van kosten. Wanneer daarentegen een kantoor een beperkte openingstijd kent en op verzoek van een belanghebbende worden buiten deze openingstijd werkzaamheden verricht, dan zijn terzake van die werkzaamheden wél kosten verschuldigd.
    De openingstijden van de Nederlandse douanekantoren zijn opgenomen in bijlage 3 van onderdeel 12.00.00 van dit Handboek.
  2. a2° Er is sprake van andere plaatsen dan die aangewezen zijn indien het niet betreft:

    • douanekantoren;

    • ruimten voor tijdelijke opslag;

    • entrepots/Vrije Zone controletype II locaties en;

    • panden waar zich goederen bevinden waarvoor vrijstelling van rechten bij invoer wordt genoten dan wel waarbij de plaatsing onder betreffende douaneregeling aan een vergunning is onderworpen.

    Let op:

    Geen kosten zijn verschuldigd wanneer:

    1. ontheffing is verleend van de verplichting tot het aanbrengen aan een douanekantoor of douanekantoor van uitgang en;

    2. de ambtelijke werkzaamheden, naar het oordeel van de inspecteur, kunnen worden verricht binnen het kader van de normale dienstuitoefening in verband met:

      • de aard van de goederen;

      • de wijze van transport;

      • andere redenen;

    3. de ambtelijke werkzaamheden worden verricht buiten de openingstijden van een douanekantoor, in het kader van de in- of uitvoer van producten van landbouw-, tuinbouw- en veeteeltbedrijven welke door of namens de producenten worden in- of uitgevoerd;

    4. de ambtelijke werkzaamheden verband houden met op de voet van een vergunning "toegelaten geadresseerde" of "toegelaten afzender" binnengekomen of uitgaande douanegoederen indien die werkzaamheden kunnen worden verricht tijdens de voor hen geldende openingstijden van het aan die locatie toegewezen douanekantoor. Als die werkzaamheden op verzoek van de vergunninghouder door de ambtenaren worden verricht op een tijdstip dat valt buiten de openingstijden dienen wel kosten te worden geheven. De werkzaamheden kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op een door de ambtenaren ter plaatse van inlading of lossing noodzakelijk geachte daadwerkelijke opneming van de goederen of controle van de aangebrachte douaneverzegeling.

  3. a3° Op grond van artikel 11 CDW kan iedere persoon de douaneautoriteiten om inlichtingen betreffende de douanewetgeving verzoeken. Dergelijke inlichtingen worden gratis aan de aanvrager verstrekt. Indien de douaneautoriteiten echter speciale kosten hebben gemaakt, met name voor analyses, expertises of de terugzending van goederen naar de aanvrager, kunnen de kosten daarvan bij de aanvrager in rekening worden gebracht. Het betreft hierbij dus kosten die door de aanvrager zijn veroorzaakt en goed individueel berekenbaar zijn. Een voorbeeld van doorberekenbare kosten zijn kosten van het douanelaboratorium in verband met de verstrekking van een bindende tariefinlichting (BTI).

  4. b. Op grond van artikel 56 CDW kunnen de douaneautoriteiten, indien de omstandigheden dit vereisen, bij hen aangebrachte goederen doen vernietigen. Wanneer dit zich mocht voordoen komen de aan de vernietiging verbonden kosten (voor ambtelijke verrichtingen en de vernietiging zelf) ten laste van de persoon die de goederen heeft aangebracht.
    Deze bepaling moet overigens niet worden verward met het op verzoek van een belanghebbende vernietigen van onder douanetoezicht staande goederen (het aan de goederen geven van de douanebestemming vernietiging, artikel 4, lid 15, letter d, CDW). Voorzover deze vernietiging plaatsvindt in opdracht en voor rekening van belanghebbende zijn hieraan van douanezijde geen verdere kosten (voor ambtelijke verrichtingen) verbonden. Ook niet indien de douaneautoriteiten besluiten om de vernietiging te laten plaatsvinden onder ambtelijk toezicht. Voor het vernietigen van goederen op initiatief van de belanghebbende, zie paragraaf 3.2, van onderdeel 22.00.00 van dit Handboek.

  5. c. In artikel 241, eerste lid TVo. CDW is voorgeschreven dat de aangever de inspecteur de benodigde bijstand moet verlenen om zijn taak te vergemakkelijken. Wanneer de aangever deze bijstand niet binnen de gestelde termijn verleent of geen persoon aanwijst die deze bijstand moet verlenen, gaat de inspecteur, ingevolge artikel 241 tweede lid TVo. CDW, met het oog op de toepassing van artikel 75, onderdeel a, CDW ambtshalve over tot het onderzoek van de goederen voor risico en kosten van de aangever. Dit onderdeel (c) bepaalt dientengevolge dat kosten in rekening worden gebracht aan de aangever verband houdend met het ambtshalve onderzoek van de goederen bedoeld in artikel 241, tweede lid TVo. CDW.

  6. d. Deze bepaling ziet op een tweetal situaties. De eerste betreft de situatie waarin een aangifte is gedaan en aanvaard. Om de juistheid van aanvaarde aangiften te verifiëren kan de inspecteur overgaan tot het onderzoek van de goederen. Dit onderzoek kan geschieden door slechts een gedeelte van de goederen te onderzoeken waarop een aangifte betrekking heeft. Als naar het oordeel van de aangever de uitkomst van dat gedeeltelijke onderzoek niet kan gelden voor de rest van de goederen, kan hij een aanvullend verzoek van de goederen verzoeken (artikel 70, eerste lid, CDW). De tweede situatie betreft de gevallen waarin geen douaneaangifte is aanvaard. Ook in deze situatie kan ingevolge artikel 1:24 Algemene douanewet de inspecteur overgaan tot een onderzoek van de goederen. Dit laatst genoemde onderzoek kan ingevolge artikel 1:25, eerste lid, Algemene douanewet geschieden door middel van een gedeeltelijk onderzoek. De belanghebbende bij de goederen kan ingevolge artikel 1:25, vierde lid, Algemene douanewet om een aanvullend onderzoek verzoeken indien naar het oordeel van die belanghebbende de uitkomst van dat gedeeltelijke onderzoek niet kan gelden voor de rest van de goederen.
    Gelet op het feit dat het een specifieke dienst betreft ten behoeve van de aangever respectievelijk de belanghebbende bij de goederen en mede ter voorkoming dat deze personen al te lichtvaardig besluiten een aanvullend verzoek te vragen, wordt bepaald dat belanghebbende kosten verschuldigd is indien de verschillen tussen de uitkomst van het gedeeltelijk onderzoek en de uitkomst van het aanvullend onderzoek, blijven binnen de spelingen, bedoeld in artikel 1:35 Algemene douanewet.

Naar boven