Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

8.00.00 Preferentiele oorsprong en herkomst

4 Bewijsmiddelen

Dit hoofdstuk behandelt de algemene aspecten van bewijsmiddelen die zijn voorgeschreven voor het aantonen van de preferentiële oorsprong en herkomst. De bijzonderheden over de bewijsmiddelen in de afzonderlijke regelingen (zoals geldigheidsduur en eventuele beperkende bepalingen voor het gebruik) vindt u in hoofdstuk 5.

Naar boven

4.1 Algemeen: Toepassing preferentiële tarieven

De preferentiële tarieven die horen bij de overeenkomsten en de autonome regelingen maken deel uit van het bij invoer toe te passen douanetarief van de Europese Gemeenschappen. De preferentiële tarieven gelden uitsluitend als de oorsprong van de goederen uit het desbetreffende land of gebied wordt aangetoond op de voorgeschreven wijze. Overigens moet de aangever bij invoer expliciet verzoeken om de toepassing van een preferentiële regeling.
(artikel 20, lid 3 en 4, CDW)

Naar boven

4.2 Procedures bij aantonen oorsprong

In alle preferentiële regelingen is voorgeschreven op welke wijze het bewijs van oorsprong in de zin van die regeling geleverd moet worden. Het bewijs dat goederen van oorsprong zijn uit een bepaald begunstigd land of partnerland kan alleen en uitsluitend worden geleverd door overlegging van een geldig oorsprongsbewijs, zoals dat in de desbetreffende preferentiële regeling is voorgeschreven.

Andere bewijsmiddelen kunnen onder geen enkele voorwaarde worden aanvaard.

Het bij invoer overleggen van een voorgeschreven oorsprongsbewijs houdt niet automatisch in dat het onvoorwaardelijk moet worden aanvaard. Er kunnen zich omstandigheden voor doen die de juistheid van de afgifte van een oorsprongbewijs door een begunstigd land of door een partnerland in twijfel kunnen trekken. In paragraaf 16.7.6 zijn nadere aanwijzingen gegeven.

De Tariefcommissie (per 1 januari 2002: de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam) heeft in een kwestie die de toepassing van het APS betrof, ooit uitgesproken dat een oorsprongsbewijs dat naar de mening van de afgevende instantie terecht werd afgegeven mag worden geweigerd indien onomstotelijk vaststaat dat het ten onrechte werd afgegeven.
Binnen de Europese Unie vindt deze opvatting brede steun, zij het uitdrukkelijk beperkt tot de autonome regelingen. In beginsel moet dan wel eerst de administratieve samenwerkingsprocedure worden benut. Het karakter van de bilaterale overeenkomsten brengt echter met zich mee dat bij een blijvend verschil van mening uiteindelijk het douane-samenwerkingscomité waarin de overeenkomst voorziet, moet worden ingeschakeld.

Mogelijke oorsprongsbewijzen

De preferentiële oorsprongsregelingen kunnen voorzien in het gebruik van de volgende bewijsstukken om de preferentiële oorsprong aan te tonen:

  • certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 (paragraaf 4.2.1);

  • oorsprongsverklaringen (paragraaf 4.2.2);

  • certificaten inzake goederenverkeer EUR-MED (paragraaf 4.2.3)

  • oorsprongsverklaringen EUR-MED (paragraaf 4.2.4)

  • certificaten van oorsprong FORM. A (paragraaf 4.2.5);

  • leveranciersverklaringen voor intern gebruik in de Europese Unie (paragraaf 4.2.7);

  • leveranciersverklaringen voor gebruik binnen de EER (paragraaf 4.2.8);

  • leveranciersverklaringen voor gebruik in andere gevallen (paragaaf 4.2.9);

En de volgende bewijsstukken om de herkomst uit het vrije verkeer aan te tonen:

  • certificaten inzake goederenverkeer A.TR (paragraaf 4.2.10);

  • uitvoercertificaten EXP (paragraaf 4.2.11).

Hierna worden de verschillende bewijsmiddelen nader toegelicht.

De formulieren certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED en certificaat van oorsprong FORM. A zijn tegen betaling o.a. verkrijgbaar bij:

BV Beurtvaartadres
Postbus 24023, 2490 AA Den Haag
Telefoon (088) 55 22 100, fax (088) 55 22 103
Internetadres: www.bvabv.nl

Naar boven

4.2.1 Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan in vrijwel alle op de oorsprong van goederen gebaseerde regelingen (het APS uitgezonderd) als bewijsmiddel dienen. Het model van dit certificaat is opgenomen in de bijlagen bij de betreffende regelingen. Het wordt in principe afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, op schriftelijke aanvraag van de exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

Bij invoer met aanspraak op preferentie moeten de certificaten bij de douaneautoriteiten van dat land worden ingediend overeenkomstig de voorschriften die in dat land gelden. Dit is vrijwel altijd op moment dat de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen wordt gedaan.

Bij uitvoer worden de certificaten EUR.1 door de douaneautoriteiten van het betreffende land afgegeven op het moment dat vaststaat dat de goederen zullen worden uitgevoerd of wanneer zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd. Dit zal veelal zijn op het moment dat de aangifte ten uitvoer wordt gedaan. Daarnaast kennen alle regelingen de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden - bij wijze van uitzondering - een certificaat na de uitvoer af te geven of duplicaten te viseren van eerder afgegeven certificaten. Zie voor die gevallen hoofdstuk 6.

Formele procedure bij afgifte EUR.1 in Nederland

De afgifte van certificaten EUR.1 door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer zoals die in de verschillende regelingen is voorzien is in de nationale wetgeving nader uitgewerkt. In Nederland moet de aanvraag tot afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 op grond van artikel 1:16 Algemene douaneregeling worden ingediend bij een Kamer van Koophandel. Het verzoek tot afgifte van een certificaat EUR.1 is verwerkt in de tekst op de achterzijde van het tweede en derde exemplaar van het certificaat. De daarop verstrekte gegevens en de bij de aanvraag overgelegde - of de bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde - bewijsstukken moeten de Kamer van Koophandel in staat stellen om de oorsprong van de goederen vast te stellen in de zin van de preferentiële regeling die van toepassing is.

De secretaris van de betreffende Kamer voorziet de aanvraag vervolgens van zijn bevinding. Daarna wordt de aanvraag (2 e exemplaar) met het certificaat EUR.1 ter visering in handen gegeven van de inspecteur. De inspecteur beslist op de aanvraag. Een eventuele beslissing om een certificaat niet te viseren en daarmede de afgifte ervan te weigeren moet de Douane schriftelijk en met opgaaf van redenen aan de exporteur mededelen. Gelet op het feit dat deze beslissing voor beroep vatbaar is, moet de beslissing in de vorm van een beschikking worden genomen.
(zie artikel 1:16 Algemene douaneregeling en voor zover het de beschikking betreft onderdeel 3.00.00 van dit Handboek en met betrekking tot bezwaar en beroep onderdeel 32.00.00 van dit Handboek)

De ambtenaar die voor het viseren van het certificaat is aangewezen is in principe de ambtenaar van de eenheid waar de aangifte ten uitvoer wordt gedaan en waar de goederen zich dus bevinden. Als er echter sprake is van een vereenvoudigde procedure waarbij de exporteur zelf de uitvoerformaliteiten verzorgt, zal de visering gedaan moeten worden door de ambtenaren van het douanekantoor in de regio waarin de exporteur is gevestigd.

Ingeval de aangifte ten uitvoer wordt gedaan in het kader van een vergunning "Domiciliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte", kan het certificaat EUR.1 ter visering worden overgelegd op ieder ander douanekantoor in Nederland dat logistiek gunstig voor de exporteur is gelegen. Ook in deze situatie moeten de goederen dus aanwezig zijn op dit kantoor. De ambtenaren van dit douanekantoor moeten de gedane aangifte ten uitvoer raadplegen in het systeem Douane Sagitta Uitvoer (DSU) alvorens zij tot visering kunnen overgaan. Een kopie van het geviseerde certificaat EUR.1, met daarop het volledige aangifte identificatienummer sturen de ambtenaren naar het bevoegde douanekantoor.

Let op:
Het achteraf afgeven of het vervangen van een certificaat EUR.1 op een ander douanekantoor dan het kantoor van uitvoer is niet toegestaan.

De in deze paragraaf beschreven procedure waarbij de toetsing of goederen van oorsprong zijn wordt verricht door de Kamers van Koophandel en de afgifte van het certificaat EUR.1 door Douane is een nationale invulling van de in de verschillende preferentiële regelingen beschreven afgifteprocedure. In de overige lidstaten van de Europese Unie - met uitzondering van Polen - zijn de Kamers van Koophandel niet betrokken bij de afgifte van een certificaat EUR.1. In deze landen vindt zowel de toetsing of de goederen van oorsprong zijn en de afgifte van het certificaat EUR.1 plaats door de douane.

Naar boven

4.2.2 Oorsprongsverklaringen

In de meeste preferentiële regelingen kan een verklaring inzake de oorsprong (aangeduid als oorsprongsverklaring of factuurverklaring) die door de exporteur op de factuur (of een ander handelsdocument) wordt gesteld, dienen als bewijs van de preferentiële oorsprong van de goederen. In het Vrijhandelsakkoord dat is gesloten tussen de Europese Unie en Zuid-Korea is er geen keus: om de oorsprong van de goederen aan te tonen kan uitsluitend gebruik worden gemaakt worden van een oorsprongsverklaring. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van een standaard tekst in een van de talen van de Europese Unie (zie bijlage 4) of de taal van het land van bestemming. Een vergunning of toestemming van de douane is hiervoor niet nodig. In principe kan iedere exporteur van deze mogelijkheid gebruik maken mits de waarde van de oorsprongsgoederen per zending niet meer bedraagt dan € 6.000. Daarnaast bestaat in vrijwel alle regelingen de mogelijkheid om oorsprongsverklaring op te stellen zonder dat sprake is een waardebeperking per zending. De exporteur moet dan in het bezit zijn van een door de douane afgegeven vergunning Toegelaten Exporteur (zelfafgifte oorsprongsbewijzen). Voor oorsprongsverklaring geldt dezelfde geldigheidsduur als voor het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Naar boven

4.2.3 Certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED

Het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED kan als bewijsmiddel inzake de oorsprong van goederen dienen binnen de Pan-Euro-Mediterrane Zone. Het model van dit certificaat is opgenomen in de bijlagen bij de betreffende regelingen. Het wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, op schriftelijke aanvraag van de exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

Bij invoer met aanspraak op preferentie moeten de certificaten bij de douaneautoriteiten van dat land worden ingediend overeenkomstig de voorschriften die in dat land gelden. Dit is vrijwel altijd op het moment dat de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen wordt gedaan.

Bij uitvoer worden de certificaten EUR-MED door de douaneautoriteiten van het betreffende land afgegeven op het moment dat vaststaat dat de goederen zullen worden uitgevoerd of wanneer zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd. Dit zal veelal zijn op het moment dat de aangifte ten uitvoer wordt gedaan. Daarnaast kennen alle regelingen de mogelijkheid om - bij wijze van uitzondering - een certificaat EUR-MED na de uitvoer af te geven of - onder bepaalde voorwaarden - duplicaten van eerder afgegeven certificaten te viseren. Zie voor die gevallen hoofdstuk 6.

Formele procedure bij afgifte EUR-MED in Nederland

De afgifte van certificaten EUR-MED door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer zoals die in de verschillende regelingen is voorzien is in de nationale wetgeving nader uitgewerkt. In Nederland moet de aanvraag tot afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED op grond van artikel 1:16 Algemene douaneregeling worden ingediend bij een Kamer van Koophandel. Het verzoek tot afgifte van een certificaat EUR-MED is verwerkt in de tekst op de achterzijde van het tweede en derde exemplaar van het certificaat. De daarop verstrekte gegevens en de bij de aanvraag overgelegde - of de bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde - bewijsstukken moeten de Kamer van Koophandel in staat stellen om de oorsprong van de goederen vast te stellen in de zin van de preferentiële regeling die van toepassing is.

De secretaris van de betreffende Kamer voorziet de aanvraag vervolgens van zijn bevinding. Daarna wordt de aanvraag (2 e exemplaar) met het certificaat EUR-MED ter visering in handen gegeven van de inspecteur. De inspecteur beslist op de aanvraag. Een eventuele beslissing om een een certificaat niet te viseren en daarmede de afgifte ervan te weigeren moet de Douane schriftelijk en met opgaaf van redenen aan de exporteur mededelen. Gelet op het feit dat deze beslissing voor beroep vatbaar is, moet de beslissing in de vorm van een beschikking worden genomen.
(zie artikel 1:16 Algemene douaneregeling en voor zover het de beschikking betreft onderdeel 3.00.00 van dit Handboek en met betrekking tot bezwaar en beroep onderdeel 32.00.00 van dit Handboek)

De ambtenaar die voor de visering van het certificaat is aangewezen is in principe de ambtenaar van de eenheid waar de aangifte ten uitvoer wordt gedaan. Als er echter sprake is van een vereenvoudigde procedure waarbij de exporteur zelf de uitvoerformaliteiten verzorgt, zal de visering gedaan moeten worden door de ambtenaren van het douanekantoor van de regio waarin de exporteur is gevestigd.

Ingeval de aangifte ten uitvoer wordt gedaan in het kader van een vergunning Domiciliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte", kan het certificaat EUR-MED ter visering worden overgelegd op ieder ander douanekantoor in Nederland dat logistiek gunstig voor de exporteur is gelegen. Ook in deze situatie moeten de goederen dus aanwezig zijn op dit kantoor. De ambtenaren van dit douanekantoor moeten de gedane aangifte ten uitvoer raadplegen in het systeem Douane Sagitta Uitvoer (DSU) alvorens zij tot visering kunnen overgaan. Een kopie van het geviseerde certificaat EUR-MED, met daarop het volledige aangifte identificatienummer sturen de ambtenaren naar het bevoegde douanekantoor.

Let op:
Het achteraf afgeven of het vervangen van een certificaat EUR-MED op een ander douanekantoor dan het kantoor van uitvoer is niet toegestaan.

De in deze paragraaf beschreven procedure waarbij de toetsing dat goederen van oorsprong zijn wordt verricht door de Kamers van Koophandel en de afgifte van het certificaat EUR-MED door Douane is een nationale invulling van de in de verschillende preferentiële regelingen beschreven afgifteprocedure. In de overige lidstaten van de Europese Unie - met uitzondering van Polen - zijn de Kamers van Koophandel niet betrokken bij de afgifte van een certificaat EUR-MED. In deze landen vindt zowel de toetsing of de goederen van oorsprong zijn en de afgifte van het certificaat EUR-MED plaats door de douane.

Naar boven

4.2.4 Oorsprongsverklaringen EUR-MED

Binnen de Pan-Euro-Mediterrane zone kan een verklaring inzake de oorsprong (oorsprongsverklaring ook wel factuurverklaring genoemd) die door de exporteur op de factuur wordt gesteld, dienen als bewijs van de preferentiële oorsprong van de goederen. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de standaard tekst in een van de officiële talen van de Europese Unie (zie bijlage 4) aangevuld met een verklaring of er bij de vervaardiging van het product cumulatie heeft plaatsgevonden en zo ja met welk(e) land(en). De tekst van deze aanvullende verklaring moet worden gesteld in de Engelse taal: cumulation applied with ………. of no cumulation applied.

Een vergunning of toestemming voor het gebruik van oorsprongsverklaringen van de douane is niet nodig. In principe kan iedere exporteur van deze mogelijkheid gebruik maken mits de waarde van de oorsprongsgoederen per zending niet meer bedraagt dan € 6.000. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om oorsprongsverklaring op te stellen zonder dat sprake is een waardebeperking per zending. De exporteur moet dan in het bezit zijn van een door de douane afgegeven vergunning Toegelaten Exporteur (zelfafgifte oorsprongsbewijzen). Voor oorsprongsverklaringen geldt dezelfde geldigheidsduur als voor het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED.

Naar boven

4.2.5 Certificaten van oorsprong FORM A

Het certificaat van oorsprong FORM. A kan uitsluitend als bewijsmiddel dienen in het kader van het Algemeen Preferentieel Systeem (APS). Omdat het gaat over preferenties die autonoom door de Europese Unie worden verleend, kunnen deze certificaten niet bij uitvoer uit de Europese Unie worden afgegeven. Wel bestaat de mogelijkheid om elders afgegeven certificaten van oorsprong FORM. A in de Europese Unie te vervangen (zie hoofdstuk 6). De afgifte van een certificaat FORM. A in het land van uitvoer moet gebeuren door een daartoe bevoegde overheidsinstantie. Een overzicht van deze instanties vindt u in bijlage 2.

Naar boven

4.2.6 Certificaten van oorsprong FORM. A voor meerdere zendingen

Strikt genomen betreft het hier geen ander bewijsmiddel dan in paragraaf 4.2.5 is beschreven maar is er sprake van een bijzondere voorziening (artikel 97sexdecies, lid 2 TVo. CDW) waarbij onder bepaalde voorwaarden één certificaat FORM. A kan worden gebruikt bij de invoer van meerdere zendingen. Deze voorwaarden zijn nader uitgewerkt in paragraaf 6.3.3.

Naar boven

4.2.7 Leveranciersverklaringen en inlichtingenbladen voor intern gebruik in Europese Unie

Leveranciersverklaringen en inlichtingenbladen dienen voor intern gebruik in de Europese Unie. Deze bewijsmiddelen geven geen recht op de toepassing van een preferentieel tarief. Ze dienen als bewijsstukken om de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer (EUR.1 of EUR-MED) en het opstellen van oorsprongsverklaringen bij uitvoer uit de Europese Unie te vergemakkelijken in de gevallen waarin de oorsprong van elders in de Europese Unie ingekochte producten of bestanddelen moet worden aangetoond. Deze bewijsmiddelen dienen in feite als instrumenten die noodzakelijk zijn voor de volledige cumulatie binnen de Europese Unie.

Het inlichtingenblad INF 4 dient voor eventuele verificatie van de verklaringen die door leveranciers gesteld. Omdat de Nederlandse Douane in de praktijk met name in het kader van de vergunning Toegelaten Exporteur (zelfafgifte oorsprongsbewijzen) met de overlegging van deze bewijsmiddelen in aanraking zal komen, gaan we hierop in hoofdstuk 7 nader in. Buiten de vergunning Toegelaten Exporteur kan de Douane overigens worden verzocht om afgifte van inlichtingenbladen INF 4. De daarbij te volgen handelwijze is beschreven in paragraaf 6.2.8.
( Verordening (EG) nr. 1207/2001)

Naar boven

4.2.8 Leveranciersverklaringen voor gebruik binnen de EER

In Protocol 4 bij de EER-overeenkomst is een leveranciersverklaring vastgesteld die binnen de gehele EER kan worden gebruikt als bewijsmiddel om aan te tonen dat op zich niet oorsprong EER verlenende be- of verwerkingen hebben plaatsgevonden. Ook deze verklaringen kunnen niet dienen voor de toepassing van een preferentieel tarief. De controle op de juistheid van een dergelijke verklaring vindt plaats door de toepassing van de gebruikelijke procedure in het kader van de administratieve samenwerking en niet door middel van een inlichtingenblad INF 4. Omdat de Nederlandse Douane in de praktijk met name in het kader van de vergunning Toegelaten Exporteur met de overlegging van deze bewijsmiddelen in aanraking zal komen, wordt hierop in hoofdstuk 7 nader ingegaan.

Naar boven

4.2.9 Leveranciersverklaringen/inlichtingenbladen buiten de Europese Unie en de EER

In een aantal preferentiële regelingen (Cariforum, ACS, LGO, Algerije, Marokko, Tunesië) zijn eveneens leveranciersverklaringen en soms ook inlichtingenbladen voorzien. Net zoals dat binnen de Europese Unie het geval is, hebben ook deze bewijsmiddelen het doel om in geval van cumulatie de uiteindelijke afgifte van oorsprongsbewijzen te vergemakkelijken. Ze kunnen dus niet als bewijsmiddel voor de toepassing van de preferentiële regeling dienen. In hoofdstuk 7 wordt hier verder op ingegaan.

Overigens wordt in de meeste preferentiële regelingen voor de toepassing van de bilaterale cumulatie het door de douane afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 gebezigd.

Naar boven

4.2.10 Certificaten inzake goederenverkeer A.TR

In het kader van de douane-unie tussen de Europese Unie en Turkije wordt het certificaat inzake goederenverkeer A.TR gebruikt om in het onderlinge handelsverkeer de herkomst uit het vrije verkeer aan te tonen. Het certificaat A.TR wordt bij export afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.
Besluit 1/2006. Dit Besluit voorziet ook in een vergunning Toegelaten Exporteur waarbij onder voorwaarden de exporteur zelf certificaten A.TR kan afgeven.

Zoals dat ook bij het certificaat EUR.1 het geval is, kan het certificaat A.TR in bepaalde gevallen na de uitvoer worden afgegeven en bestaat er de mogelijkheid een duplicaat af te geven.

Zoals hiervoor reeds aangegeven dient het certificaat A.TR uitsluitend in het kader van de douane-unie tussen Turkije en de Europese Unie. Binnen de overeenkomst tussen de Europese Unie en Turkije voor bepaalde landbouwproducten en binnen de overeenkomst tussen de Europese Unie en Turkije voor kolen en staalproducten gelden oorsprongsregels en moet de oorsprong worden aangetoond door middel van een certificaat EUR.1, een certificaat EUR-MED of een oorsprongsverklaring .

Naar boven

4.2.11 EXP-certificaat

Het certificaat EXP dient om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor preferentie voor bepaalde producten van herkomst uit het vrije verkeer van de LGO is voldaan. De regeling is beschreven in paragraaf 6.9.3.

Naar boven

4.3 Nadere bepalingen

Tenslotte komen in dit hoofdstuk drie nadere bepalingen aan de orde, achtereenvolgens over de geldigheidsduur algemeen (paragraaf 4.3.1), de administratieve samenwerking (paragraaf 4.3.2) en de vrijstelling van bewijsvoering (paragraaf 4.3.3).

Naar boven

4.3.1 Geldigheidsduur algemeen

In hoofdstuk 6 wordt de geldigheidsduur van de oorsprongsbewijzen aangegeven. Binnen deze geldigheidsduur moeten ze in bij de douane in het preferentieverlenende land worden aangeboden. Zie bijvoorbeeld artikel 97quindecies, lid 1 TVo. CDW. In alle preferentiële regelingen komen bepalingen voor waarbij oorsprongsbewijzen die na het verstrijken van de geldigheidsduur bij het doen van de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen worden aangeboden toch kunnen worden aanvaard. De voorwaarde daarbij is dat de goederen binnen de geldigheidsduur van het oorsprongsbewijs bij de douane werden aangebracht. Zie bijvoorbeeld artikel 97quindecies, lid 2 TVo. CDW.

Naar boven

4.3.2 Administratieve samenwerking

In alle preferentiële regelingen is er sprake van administratieve samenwerking tussen de autoriteiten van het land van uitvoer en die van het land van invoer. Deze vorm van samenwerking houdt in:

  • het uitwisselen van stempels en adressen van de autoriteiten die tot afgifte van de betreffende oorsprongbewijzen zijn bevoegd;

  • het verlenen van bijstand bij de controle op de echtheid en juistheid van oorsprongsbewijzen.

De praktische aanwijzingen met betrekking tot de uitvoering van deze administratieve samenwerking vindt u in hoofdstuk 6.

Naar boven

4.3.3 Vrijstelling van bewijsvoering

In alle preferentiële regelingen komen bepalingen voor over goederen die in de bagage van reizigers zijn meegevoerd en voor kleine zendingen van particulieren aan particulieren. Binnen bepaalde waardegrenzen kan daarop de preferentie worden verleend zonder dat daarvoor de overlegging van schriftelijke bewijsstukken is vereist. Voorwaarden daarbij zijn dat het om zendingen gaat zonder een commercieel karakter en dat aan de mondelinge verklaring van de belanghebbende geen twijfel bestaat. De goederen moeten uiteraard wel van oorsprong uit het betreffende land zijn.

In geval van twijfel kan de douane alsnog de overlegging eisen van het oorsprongsbewijs dat in de betreffende regeling is voorgeschreven. Deze waardegrenzen hebben overigens geen invloed op de vrijstellingen van douanerechten bij invoer en omzetbelasting die gelden voor goederen die zijn meegevoerd in reizigersbagage. De waardegrenzen vindt u in hoofdstuk 6.

Naar boven

4.3.4 Talen waarin oorsprongsbewijzen kunnen zijn gesteld

Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, certificaten inzake goederenverkeer EUR-MED, certificaten inzake goederenverkeer A.TR en oorsprongsverklaringen mogen zijn gesteld in een van de officiële talen van de Europese Unie. In de meeste regelingen is ook de taal van het land van afgifte van het oorsprongsbewijs toegestaan. De Douane kan echter altijd een vertaling in het Frans, Duits, Engels of Nederlands eisen.

Certificaten van oorsprong FORM. A en oorsprongsverklaringen die zijn opgemaakt in het kader van het APS moeten altijd zijn gesteld in het Engels of het Frans.

Naar boven