Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

8.00.00 Preferentiele oorsprong en herkomst

7 Vereenvoudigde procedures

7.1 Algemeen

Aan exporteurs kan onder voorwaarden een vergunning worden verleend om bij export, verklaringen omtrent de preferentiële oorsprong te plaatsten op de factuur of een ander handelsdocument. Aan het stellen van de oorsprongsverklaring - die in de meeste preferentiële regelingen wordt aangeduid als factuurverklaring - zijn geen waardegrenzen gebonden. Exporteurs die over een vergunning beschikken om factuurverklaringen te mogen stellen worden aangeduid als Toegelaten Exporteur (zelfafgifte oorsprongsbewijzen). Voor Toegelaten Exporteurs die goederen exporteren vanuit bedrijfsvestigingen - of met gebruikmaking van de diensten van ondernemingen - in een andere lidstaat voorziet artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1207/2001 in een (binnen)grensoverschrijdende Regeling Toegelaten Exporteur. Zie paragraaf 7.2.18.

Naast de vergunning Toegelaten Exporteur (zelfafgifte oorsprongsbewijzen) is er een vereenvoudigde procedure voor de zelfafgifte van certificaten inzake goederenverkeer A.TR (herkomstbescheiden). Om van deze regeling gebruik te kunnen maken is een aparte vergunning nodig. Exporteurs die aan de voorwaarden voldoen en in het bezit zijn van deze vergunning wordt aangeduid als "Toegelaten Exporteur (A.TR). Voor Toegelaten Exporteurs (A.TR) die goederen naar Turkije exporteren vanuit bedrijfsvestigingen in een andere lidstaat voorziet artikel 12 van Besluit nr. 1/2006 van het Comité Douanesamenwerking Europese Unie-Turkije in een (binnen) grensoverschrijdende regeling. Aangezien de procedure voor de zelfafgifte van certificaten A.TR afwijkt van de procedure voor het opstellen van oorsprongsverklaringen, zal deze regeling afzonderlijk worden behandeld in paragraaf 7.2.19. Tenslotte kan onder voorwaarden aan vergunninghouders van een entrepot type E, een vergunning worden verleend om vooraf geviseerde vervangingscertificaten nadien aan te vullen met de gevraagde gegevens. Zie hiervoor paragraaf 7.4.4.

Naar boven

7.1.1 Toegelaten Exporteur

Exporteurs aan wie een vergunning is verleend om oorsprongsverklaringen (factuurverklaringen) te stellen op handelsdocumenten worden in de preferentiële regelingen aangeduid als Toegelaten Exporteur. Toegelaten Exporteurs dienen niet verward te worden met de toegelaten exporteurs zoals die zijn bedoeld in andere vereenvoudigde douaneprocedures, bijvoorbeeld de domiciliëringsprocedure bij uitvoer. Om verwarring met andere vormen van toegelaten exporteurs te voorkomen is het aan te bevelen in correspondentie en dergelijke de aanduiding Toegelaten Exporteur (zelfafgifte oorsprongsbewijzen) te gebruiken.

Onder exporteur wordt verstaan:

  • een ieder die goederen uitvoert of doet uitvoeren, waaraan in zijn bedrijf het oorsprongskarakter is gegeven (producent);

  • een ieder bij wie in zijn administratie de oorsprong in de zin van de van toepassing zijnde overeenkomst kan worden vastgesteld aan de hand van elders in Nederland of in de Europese Unie afgegeven oorsprongsbewijzen (handelaar).

Aangezien douane-expediteurs noch als producent noch als handelaar kunnen worden aangemerkt komen douane-expediteurs niet in aanmerking voor een vergunning Toegelaten Exporteur (zelfafgifte oorsprongsbewijzen).

Douane-expediteurs kunnen - evenals douaneagenten en logistieke dienstverleners - vanzelfsprekend wel optreden als gemachtigde van een elders in Nederland of de Europese Unie gevestigde Toegelaten Exporteur. De gemachtigde kan dan de oorsprongsverklaringen opstellen namens de Toegelaten Exporteur.

Naar boven

7.1.2 Fiscaal en economisch belang

In het land van uitvoer zijn met het opstellen van oorsprongsverklaringen geen directe financiële of fiscale belangen gemoeid. Aangezien de oorsprongsverklaringen in de partnerlanden recht geven op verlaagde of nulrechten bij invoer zijn er aldaar wel degelijk financiële belangen. Dit betekent dat de hier opgestelde oorsprongsverklaringen en afgegeven certificaten EUR.1 en EUR-MED betrouwbaar moeten zijn. Binnen de Europese Unie wordt dit ook verwacht van de oorsprongsbewijzen die zijn afgegeven in de begunstigde landen en de partnerlanden.

Ook in economisch opzicht is het van groot belang dat de preferenties - zowel in de Europese Unie als elders - slechts worden toegepast op producten die ook werkelijk aan de oorsprongseisen voldoen.

Naar boven

7.1.3 Preferentiële regelingen die voorzien in de Regeling Toegelaten Exporteur

Alle preferentiële regelingen - met uitzondering van de regeling met Syrië - staan het gebruik toe van oorsprongsverklaringen die zijn opgesteld door Toegelaten Exporteurs in de Europese Unie.

Naar boven

7.1.4 Nationale bepalingen

De bepalingen van de Algemene douanewet zijn op grond van artikel 1:1, lid 1 van toepassing op het verlenen van de vereenvoudigde procedures. Het betreft dan vooral bepalingen met aanvulling op het in het CDW bepaalde ten aanzien van de administratie (artikel 1:32 Algemene douanewet), het afgeven van de vergunning in de vorm van een beschikking (artikel 1:18 Algemene douanewet) en de mogelijkheid van bezwaar en beroep (artikel 8:2 Algemene douanewet)

Naar boven

7.2 Procedures en ambtelijke werkzaamheden

7.2.1 Aan wie kan een vergunning worden verleend

Voor een vergunning Toegelaten Exporteur komen in aanmerking:exporteurs die veelvuldig uitvoeren. Deze eis kan met soepelheid worden toegepast zoals in geval dat een exporteur al op grond van andere vereenvoudigde douaneregelingen administratief wordt gecontroleerd of in het bezit is van een vergunning domicilieringsprocedure uitvoer met electronische aangifte. Zie ook paragraaf 6.1.1.

Naar boven

7.2.2 Aanvraag vergunning

Voor de aanvraag van een vergunning moet gebruik worden gemaakt van het model aanvraagformulier. Dit formulier is te downloaden vanaf www.douane.nl. De aanvraag wordt ingediend bij de inspecteur van de douaneregio waar de aanvrager is gevestigd. Hieronder vindt u een overzicht van de behandeling van een verzoek om afgifte van een vergunning Toegelaten Exporteur.  

Naar boven

7.2.3 Behandeling verzoek om afgifte van een vergunning Toegelaten Exporteur

Bij ontvangst van het verzoek om afgifte van een vergunning moet u beoordelen of het verzoek is ingediend bij de juiste inspecteur. Indien dit niet het geval is moet het verzoek worden doorgezonden aan de inspecteur die op grond van artikel 1:4 Algemene douaneregeling en artikel 5, lid 1 Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 bevoegd is. De exporteur die de aanvraag voor de vergunning heeft gedaan, moet u schriftelijk informeren omtrent de doorzending van het verzoek.

Bij elk verzoek om een vergunning moet door de exporteur een recent uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn bijgevoegd. Tevens moet het EORI nummer worden opgegeven.

Het oordeel of een vergunning kan worden verleend moet gebaseerd zijn op de volgende onderdelen:

  • informatie van de Kamer van Koophandel;

  • informatie uit het klantbestand;

  • een initieel onderzoek in de administratie van de exporteur.

Naar boven

7.2.4 Informatie Kamer van Koophandel

Als onderdeel van het onderzoek moet u de Kamer van Koophandel waaronder de exporteur valt schriftelijk raadplegen. De Kamer van Koophandel beschikt onder andere over informatie met betrekking tot het aantal door exporteur gebezigde certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 respectievelijk certificaten inzake goederenverkeer EUR-MED en de aanvaardbaarheid van de bij de Kamer van Koophandel overgelegde bewijsmiddelen.

De informatie die van de Kamer van Koophandel wordt verkregen, moet u in het rapport verwerken. De lijst van adressen en telefoonnummers van de Kamers van Koophandel kunt u vinden op de website van de Kamers van Koophandel (www.kvk.nl).

Naar boven

7.2.5 Informatie uit het klantbestand

Het klantbestand kan belangrijke informatie verschaffen over de exporteur, bijvoorbeeld uit controlerapporten over andere douaneregelingen. Tevens is het van belang om te weten of de exporteur in het bezit is van een vergunning actieve veredeling. In dat geval moet in de administratie tevens de naleving van de no drawback regel bij uitvoer te controleren zijn. Zie paragraaf 2.3.33 voor de landen waar bij export de no draw back bepaling van is.

Naar boven

7.2.6 Initieel onderzoek - Algemene eisen

Het onderzoek moet worden gericht op de vraag of aan de hand van de administratie van de exporteur de juistheid van de opgestelde oorsprongsverklaringen kan worden gecontroleerd.

Op welke wijze de juistheid moet worden aangetoond hangt onder meer af van de aard van het bedrijf van de exporteur (producent of handelaar), alsmede van de soort van de uit te voeren producten en de daarvoor vastgestelde oorsprongscriteria.

Behalve de administratie van de exporteur is tevens de administratieve organisatie van het bedrijf van belang. Belangrijke vragen die daarbij onder meer moeten worden beantwoord zijn: wie er verantwoordelijk is voor het opstellen van de oorsprongsverklaringen en de vraag of er interne controle (interne beheersing) plaatsvindt.

Daarnaast spelen een aantal risico’s. In een onderneming met een afdeling expeditie, waarbij veel contact is met Douane zijn de risico's wellicht minder dan in een bedrijf waar de afdeling verkoop de oorsprongsverklaringen opstelt. Op een dergelijke afdeling is men misschien meer geneigd te geven wat de klant vraagt. Omdat in het algemeen de kennis van de oorsprongsregels in onvoldoende mate aanwezig zal zijn is het van belang dat de exporteur een procedurebeschrijving maakt omtrent de wijze waarop oorsprongsverklaringen zullen worden opgesteld.

Uit de procedurebeschrijving moeten een aantal zaken duidelijk worden. Zo moet tot uitdrukking komen wie binnen de onderneming van exporteur belast is met het opvragen en beoordelen van leveranciersverklaringen (bijvoorbeeld afdeling inkoop) dan wel het verzamelen van productieverklaringen.

Daarnaast moet duidelijk worden welke afdeling binnen de onderneming bevoegd is tot het afgeven van oorsprongsverklaringen, bijvoorbeeld de afdeling inkoop of de exportafdeling. Ten slotte moet duidelijk worden of er binnen de onderneming interne controle plaatsvindt en of daarvan aantekeningen worden gemaakt.

Afhankelijk van de omvang van het goederenpakket en de complexiteit van de ter zake geldende oorsprongsregels zullen aan de administratieve organisatie hogere eisen worden gesteld. Voor de exporteur moet duidelijk worden dat in de nieuwe situatie het bedrijf volledig verantwoordelijk is voor de juistheid van de bij export opgestelde oorsprongsverklaringen.

Naar boven

7.2.7 Initieel onderzoek - Administratie producent

De specifieke eisen die worden gesteld aan de administratie van de exporteur die tevens producent is hangen in eerste instantie af van de oorsprongscriteria die voor de uit te voeren goederen gelden. De volgende criteria moeten daarbij in acht worden genomen:

Tariefpostverspringing

Voor goederen waarvoor uitsluitend het criterium gebruik van materialen die onder een andere post dan die van het product vallen (tariefpostverspringing) geldt is het voldoende dat per product een beschrijving van het productieproces met daarbij de GS posten (op 4-cijferniveau) van de verwerkte materialen beschikbaar is. Als niet alle materialen van tariefpost verspringen, maar er wordt geclaimd dat de gebruikte materialen van oorsprong zijn uit de Europese Unie of - in geval van cumulatie - van oorsprong zijn uit het betreffende partnerland, moeten de leveranciersverklaringen of elders afgegeven preferentiële oorsprongsbewijzen in de administratie aanwezig zijn op het moment dat de oorsprongsverklaring wordt opgesteld.

In bijlage 5 is een calculatiemodel opgenomen dat kan worden gebruikt bij de bepaling van het percentage waardetoevoeging.

Waardecriterium

Voor producten waarvoor uitsluitend een waardecriterium geldt dient in de administratie vast te liggen (of daaruit afleidbaar te zijn) de douanewaarde van de verwerkte niet-oorsprongsmaterialen en de prijs af fabriek van het vervaardigde en uitgevoerde product. Daarnaast dient ook de samenstelling van de goederen te kunnen worden beoordeeld. Als voor producten gecombineerde criteria gelden, zoals bijvoorbeeld een waardecriterium in combinatie met een beperking voor verwerkte niet-oorsprongsmaterialen van een bepaalde GS post, moet eveneens een beschrijving van het productieproces aanwezig zijn.

Voor de verwerkte materialen ten aanzien waarvan wordt geclaimd dat ze al van oorsprong uit de Europese Unie of - in geval van cumulatie - uit het betreffende partnerland waren, dienen leveranciersverklaringen of elders afgegeven preferentiële oorsprongsbewijzen aanwezig te zijn.

Specifieke bewerkingscriteria

Voor producten waarbij specifieke bewerkingscriteria als oorsprongseis gelden (voorbeeld herenbovenkleding, oorsprongseis "vervaardiging uit garens") moet eveneens een beschrijving van het productieproces aanwezig zijn.

Voor de verwerkte materialen ten aanzien waarvan wordt geclaimd dat ze al van oorsprong uit de Europese Unie of - in geval van cumulatie - uit het betreffende partnerland waren, moeten leveranciersverklaringen of elders afgegeven preferentiële oorsprongsbewijzen aanwezig zijn. Voor een beperkt aantal producten zijn specifieke richtlijnen opgesteld voor de wijze waarop de oorsprong moet worden aangetoond en vastgelegd. Zie hiervoor DouaneNet/Landelijke Teams Douane/Landelijk Team Oorsprongszaken.

Criterium "geheel en al verkregen"

Als de uit te voeren producten op grond van het criterium geheel en al verkregen als van oorsprong moeten worden beschouwd gedeeltelijk zijn betrokken van een andere onderneming, dienen leveranciersverklaringen of elders afgegeven preferentiële oorsprongsbewijzen aanwezig te zijn.

Zijn producten geheel en al verkregen binnen de onderneming van de exporteur, dan kan met een schriftelijke verklaring van de exporteur worden volstaan.

Territorialiteitsbeginsel

Met het oog op het territorialiteitsbeginsel en de in bepaalde overeenkomsten toegestane versoepeling daarvan dienen ook eventuele goederenbewegingen die worden gemaakt met het oog op het deels buiten het preferentiële gebied verrichten van be- of verwerkingen, in de administratie gevolgd te kunnen worden.

Naar boven

7.2.8 Initieel onderzoek - Administratie handelaar

Uit de administratie van de exporteur die tevens handelaar is dient de oorsprong van de producten te blijken door de aanwezigheid van door elders in de Europese Unie (of de EER) gevestigde leveranciers afgegeven leveranciersverklaringen.

Ook kunnen elders afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en oorsprongsverklaringen als bewijs dienen.

Naar boven

7.2.9 Initieel onderzoek - Volledigheidscontrole

Een aspect waaraan bij het initiële onderzoek ook aandacht dient te worden besteed is de mogelijkheid tot een volledigheidscontrole. Bij in te stellen controles moet immers vastliggen welke oorsprongsverklaringen door de vergunninghouder zijn opgesteld. Ten bewijze daarvan dienen afschriften van de oorsprongsverklaringen (afschriften van handelsdocumenten waarop een dergelijke verklaring is gesteld) in de administratie aanwezig te zijn.

De administratie moet dus zodanig zijn ingericht dat zekerheid bestaat omtrent de volledigheid van de afgegeven oorsprongsverklaringen. Hulpmiddelen kunnen zijn de debiteurenadministratie, statistiekoverzichten en uitvoeraangiftes

De vergunninghouder moet de afschriften van de opgestelde oorsprongsverklaringen gedurende zeven jaar bewaren.

Naar boven

7.2.10 Initieel onderzoek - Onderscheid diverse overeenkomsten

In de administratie van de vergunninghouder - zowel producenten als handelaren - moet waar nodig onderscheid worden gemaakt naar de preferentiële regeling binnen welk kader de uit te voeren producten als van oorsprong - kunnen worden beschouwd. Dit houdt verband met het feit dat door de verschillende oorsprongsregels en - vooral - de verschillende cumulatiebepalingen, producten soms als van oorsprong uit Europese Unie kunnen worden beschouwd in het kader van een bepaalde preferentiële regeling terwijl ze dat niet zijn in het kader van een andere preferentiële regeling.

Voorbeeld

In de meeste regelingen geldt dat een textielweefsel van oorsprong is als in het betreffende land ook het garen is gesponnen. Wanneer echter in de Europese Unie een stof wordt geweven uit een garen dat reeds van oorsprong is uit Israël in de zin van het oorsprongsprotocol bij de overeenkomst Europese Unie - Israël, wordt dit weefsel op grond van de bilaterale cumulatiebepalingen in het desbetreffende oorsprongsprotocol (zie onder andere paragraaf 1.5) toch als van oorsprong Europese Unie (let wel: uitsluitend in het kader van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Israël!!) beschouwd. Wanneer het betreffende weefsel echter vervolgens zou worden uitgevoerd naar Mexico (of in feite elk ander derde land dan Israël) kan daaraan niet de oorsprong Europese Unie worden toegekend omdat het garen niet in de Europese Unie werd gesponnen.

Naar boven

7.2.11 Initieel onderzoek - Aanwezigheid bewijsstukken

Tijdens het onderzoek moet u de exporteur er op wijzen dat de oorsprong van de goederen op het moment dat de oorsprongsverklaring wordt gesteld moet kunnen worden aangetoond. Als bij controle zou blijken dat op het tijdstip dat de oorsprongsverklaring werd gesteld de oorsprong niet aangetoond had kunnen worden (bijvoorbeeld omdat tijdens de controle de leveranciersverklaringen en dergelijke niet voorhanden blijken te zijn dan wel niet aanwezig waren op het moment dat de oorsprongsverklaring werd gesteld wordt het oorsprongsbewijs geacht ten onrechte te zijn afgegeven.

Naar boven

7.2.12 Opmaken rapport

Bij het opmaken van het rapport moeten alle bevindingen van het initieel onderzoek worden vastgelegd. Ook moet u aangeven aan welke oorsprongscriteria de goederen werden getoetst en op welke wijze de oorsprong is aangetoond respectievelijk zal worden aangetoond. Het rapport dient als basis voor de te verlenen vergunning en het op te stellen controleprogramma.

Naar boven

7.2.13 Vergunning

Aan de hand van het rapport moet worden beoordeeld of de vergunning Toegelaten Exporteur kan worden verleend. Als blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan kan een vergunning worden afgegeven. Hierbij moet gebruik worden gemaakt van de vastgestelde modelvergunning in het Modellenboek.

Voordat u de vergunning afgeeft moet u eerst een vergunningnummer aanvragen bij het douanekantoor Nijmegen/Landelijk Team Oorsprongszaken. De aanvraag wordt gedaan via de fax (faxnummer (024) 381 37 00) of via de interne e-mail Douane Dny Oorsprongszaken onder vermelding van de naam, het adres en de woonplaats (NAW-gegevens) van de vergunningaanvrager, het EORI-nummer en de vergunningcode van de verlenen vergunning. Het vergunningnummer wordt dezelfde dag via de fax of e-mail toegekend door het douanekantoor Nijmegen/Landelijk Team Oorsprongszaken.

De vergunning Toegelaten Exporteur wordt afgegeven door de inspecteur. Als uit het rapport komt vast te staan dat een vergunning niet kan worden verleend, moet een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking worden genomen. De procedures inzake bezwaar en beroep zijn beschreven in onderdeel 32.00.00 van dit Handboek. (artikel 243 CDW, juncto artikel 8:2 Algemene douanewet, juncto artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht)

Naar boven

7.2.14 Controleprogramma

Tegelijk met het afgeven van de vergunning moet een controleprogramma worden opgesteld. Hierbij moet de controlefrequentie te worden aangegeven. De volgende factoren spelen hierbij een rol:

  • De aard van het bedrijf: een producent met vastliggende producten en fabricageprocessen zal een geringere frequentie vragen dan een handelaar in wisselende producten; zo zou bijvoorbeeld een bedrijf dat nu tegels bakt uit naast de fabriek gewonnen rivierklei, maar daar plotseling klei uit derde landen voor gaat gebruiken, nog altijd aan de oorsprongscriteria voldoen.

  • De aard van de goederen: wanneer een producent, bijvoorbeeld, een product vervaardigt waarvoor als criterium "tariefpostverspringing" geldt, zal de oorsprong minder sterk aan wijziging onderhevig zijn dan wanneer een waardecriterium (bijvoorbeeld de 40%-regel) geldt. In het eerste geval kan de oorsprong wijzigen door het betrekken van de gebruikte materialen van andere leveranciers; in het tweede geval kunnen de producten van oorsprong in producten niet van oorsprong veranderen door, bijvoorbeeld krimpende winstmarges en fluctuaties in grondstoffenprijzen en wisselkoersen.

  • De bewaartermijnen van de bewijsstukken (zeven jaar).

  • De geldigheidsduur leveranciersverklaringen (maximaal één jaar).

  • Toetsen leveranciersverklaringen door middel van inlichtingenbladen INF 4 (zie ook paragraaf 7.3.8).

Naar boven

7.2.15 Dossier

Per vergunninghoudermoet een dossier worden bijgehouden dat minstens de volgende elementen bevat:

  • het rapport over het initiële onderzoek;

  • de correspondentie met de Kamer van Koophandel;

  • de verleende vergunning;

  • het controleprogramma;

  • de rapporten van de periodieke controles;

  • de rapportage en correspondentie over uit het buitenland ontvangen verzoeken om controle à posteriori.

Naar boven

7.2.16 Periodieke controles

Periodiek moeten de Toegelaten Exporteurs worden gecontroleerd. De administratieve controle moet worden ingesteld conform het controleprogramma. Ook de controle op de leveranciersverklaringen is een onderdeel van de periodieke controle. Zie ook paragraaf 7.3.8.

De bevindingen moeten worden vastgelegd in een rapport. De vergunninghouder krijgt een afschrift van het rapport (openbaar deel). Als wordt vastgesteld dat de vergunninghouder in de periode waarop de vergunning betrekking heeft bepaalde oorsprongsbewijzen ten onrechte heeft afgegeven, moet een afschrift van het rapport worden gezonden aan het douanekantoor Nijmegen/Landelijk Team Oorsprongszaken (LTO). Het LTO beslist (zo nodig in overleg met de controleambtenaar) of de informatie over de ten onrechte opgestelde oorsprongsbewijzen aan de douaneautoriteiten van het land van bestemming wordt doorgegeven. De controleambtenaar wordt op de hoogte gesteld van het doorgeven van deze informatie. Indien wordt besloten dat de informatie zal worden doorgegeven ontvangt de vergunninghouder van het Landelijk Team Oorsprongszaken een voor bezwaar vatbare beschikking.

Naar boven

7.2.17 Controles op verzoek van buitenlandse douaneautoriteiten

Bij twijfel aan de juistheid van een door een vergunninghouder afgegeven oorsprongsbewijs of bij wijze van steekproef, kunnen buitenlandse douaneautoriteiten verzoeken een onderzoek in te stellen bij de desbetreffende Toegelaten Exporteur. Deze verzoeken komen in eerste instantie bij het LTO binnen en worden vervolgens doorgezonden naar de oorsprongsspecialisten in de regio waar de vergunninghouder is gevestigd. Naar aanleiding van dergelijke verzoeken moet een onderzoek worden ingesteld.

Dit onderzoek staat los van eventuele periodieke controles zoals bedoeld in paragraaf 7.2.16. In verband met de in de protocollen bij de verschillende overeenkomsten gestelde termijnen moet het onderzoek uiterlijk zes maanden na ontvangst van het verzoek om nacontrole worden afgesloten.

Bij het opmaken van het rapport moeten alle bevindingen van het onderzoek worden vastgelegd. Ook moet u aangeven aan welke oorsprongscriteria de goederen werden getoetst en op welke wijze de oorsprong werd aangetoond. Als wordt vastgesteld dat het betreffende oorsprongsbewijs ten onrechte werd afgegeven moet worden nagegaan of deze onterechte afgifte zich uitstrekt tot meerdere in de voorafgaande periode afgegeven oorsprongsbewijzen. Bij uitvoer naar landen ten aanzien waarvan is bepaald dat het afgeven van oorsprongsbewijzen moet leiden tot het niet verlenen van vrijstelling of teruggaaf van douanerechten (zie paragraaf 2.3.33, alsmede onderdeel 16.00.00, paragrafen 9.1.3 tot en met 9.1.8, van dit Handboek) moet het voldoen aan de no drawback bepaling eveneens worden gecontroleerd en in het rapport worden verwerkt.

Wanneer blijkt dat vrijstelling of teruggaaf van douanerechten voor onder actieve veredeling verkregen goederen is genoten terwijl er een oorsprongsbewijs werd afgegeven is er overigens sprake van het ontstaan van een douaneschuld op grond van artikel 216 CDW.

Als niet aan no draw back bepaling is voldaan betekent dit in beginsel niet dat het desbetreffende oorsprongsbewijs ongeldig is, maar heeft tot gevolg dat door de vergunninghouder alsnog van vrijstelling moet worden afgezien. Indien de vergunninghouder weigert af te zien van de genoten vrijstelling betekent dit automatisch dat het oorsprongsbewijs zijn geldigheid verliest.

Het rapport moet direct - doch uiterlijk binnen zes maanden - na ontvangst van het verzoek om nacontrole worden gezonden aan het LTO. Het LTO beoordeelt de rapportage en beantwoordt het buitenlandse verzoek om controle. In gevallen waarin het rapport naar het oordeel van het LTO onvolledig is of de conclusie van de controleambtenaar niet wordt gedeeld, zendt het LTO het rapport met aanvullende vragen of opmerkingen terug.

Naar boven

7.2.18 Grensoverschrijdende regeling Toegelaten Exporteur

Artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1207/2001 voorziet in een communautaire regeling (binnen)grensoverschrijdende Toegelaten Exporteur. Deze regeling ziet op de situatie waarin een exporteur veelvuldig goederen exporteert uit een andere lidstaat dan die waarin hij is gevestigd. De vergunning grensoverschrijdende Toegelaten Exporteur moet worden aangevraagd bij de douaneautoriteiten van de lidstaat waarin de exporteur is gevestigd en waar aan de hand van de administratie de oorsprong van de via de andere lidstaat uitgevoerde goederen kan worden aangetoond.

Voorbeeld

Een fabrikant van automobielen in Frankrijk brengt de door hem geproduceerde auto’s over naar een distributiecentrum in Nederland van waaruit zij worden geëxporteerd naar derde landen. Omdat de fabrikant is gevestigd in Frankrijk en het bewijs dat de auto’s voldoen aan de gestelde oorsprongscriteria uitsluitend kan worden herleid uit zijn administratie, is de Franse Douane competent voor de afgifte van de vergunning.

Indien de douaneautoriteiten van mening zijn dat de vergunning kan worden verleend moeten zij de douaneautoriteiten van de lidstaat van uitvoer hiervan in kennis stellen. Het douanekantoor Nijmegen/Landelijk Team Oorsprongszaken fungeert hierbij als centraal adres. Dit betekent dat indien een vergunning grensoverschrijdende Toegelaten Exporteur is verleend in een andere lidstaat voor goederen die via Nederland zullen worden geëxporteerd, u door tussenkomst van het douanekantoor Nijmegen/Landelijk Team Oorsprongszaken van op de hoogte zult worden gesteld onder mededeling van de naam, het adres en de vestigingsplaats van de in Nederland betrokken onderneming.

Indien de vergunning in Nederland wordt afgegeven moeten de douaneautoriteiten van de andere lidstaat worden ingelicht. In dit geval zendt u de volgende gegevens aan het douanekantoor Nijmegen/Landelijk Team Oorsprongszaken: het vergunningnummer alsmede de naam, het adres en de vestigingplaats van in de andere lidstaat betrokken onderneming.

De douaneautoriteiten die de vergunning hebben verleend zijn belast met de controle op de naleving er van de douaneautoriteiten van de lidstaat van waar de goederen worden geëxporteerd en waar de uitvoerformaliteiten worden verricht hebben hierbij in beginsel geen bemoeienis.

Naar boven

7.2.19 Toegelaten Exporteur A.TR

In artikel 11 van Besluit nr.1/2006 van het Comité Douanesamenwerking Europese Unie-Turkije is een vereenvoudigde procedure opgenomen voor de (zelf) afgifte van certificaten inzake goederenverkeer A.TR (zie paragraaf 3.2.5) door bepaalde exporteurs. De regeling kan slechts worden toegepast door exporteurs die in het bezit zijn van een vergunning Toegelaten Exporteur. Om verwarring te voorkomen dient deze vergunning in correspondentie en dergelijke te worden aangeduid met Toegelaten Exporteur (A.TR).

Let op

Deze regeling is uitsluitend van toepassing indien het andere producten betreft dan de landbouwproducten en de ijzer- en staalproducten die zijn opgenomen in bijlage 3 bij dit onderdeel van dit Handboek. Voor deze producten geldt namelijk dat ze van oorsprong moeten zijn uit de Europese Unie indien ze naar Turkije worden uitgevoerd. Hetgeen in het kader van de vergunning Toegelaten Exporteur (zelfafgifte oorsprongsbewijzen) is bepaald is op deze producten van overeenkomstige toepassing.

Aanvraag vergunning

Een vergunning Toegelaten Exporteur (A.TR ) kan worden aangevraagd bij de inspecteur in wiens ambtsgebied de exporteur is gevestigd. Hierbij moet gebruik worden gemaakt van het model aanvraagformulier. Het formulier is te downloaden vanaf www.douane.nl. Bij ontvangst van het verzoek moet u beoordelen of het verzoek is ingediend bij de juiste inspecteur. Indien dit niet het geval is moet het verzoek worden doorgezonden aan de inspecteur die op grond van artikel 1:4 Algemene douaneregeling en artikel 5, lid 1 Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 bevoegd is. U moet de exporteur schriftelijk informeren omtrent de doorzending van het verzoek.

Aan wie kan een vergunning worden verleend

Voor een vergunning Toegelaten Exporteur (A.TR ) komen in aanmerking exporteurs die:

  • veelvuldig uitvoeren. Deze eis kan met soepelheid worden toegepast indien de afstand tussen de plaats van vestiging van de exporteur en die van het douanekantoor de bedrijfseconomische belangen van de exporteur schaadt. Dezelfde soepelheid kan worden betracht indien de exporteur reeds in het bezit is van een vergunning Toegelaten Exporteur (zelfafgifte oorsprongsbewijzen) of op grond van andere vereenvoudigde douaneregelingen administratief wordt gecontroleerd dan wel in het bezit van een vergunning domicilieringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte.

  • een administratie voeren aan de hand waarvan kan worden gecontroleerd of de goederen zich in het vrije verkeer van de Europese Unie bevonden en dus aan de voorwaarde voor de afgifte van een certificaat A.TR voldeden;

  • geen ernstige of herhaaldelijke inbreuken op de douane- of de belastingwetgeving hebben gepleegd;

  • ten genoegen van de douaneautoriteiten alle nodige garanties bieden wat de communautaire status van de goederen betreft.

Douane-expediteurs -evenals douaneagenten en logistieke dienstverleners- kunnen onder door de inspecteur te stellen voorwaarden als gemachtigde van een in Nederland gevestigde exporteur optreden. Zij worden daarmee in staat gesteld om namens de exporteur A.TR-certificaten afgeven mits ze over een machtiging van de exporteur beschikken en een administratie voeren, waaruit per exportzending de herkomst van de goederen valt te herleiden. Indien aan deze voorwaarden is voldaan kan een vergunning "toegelaten exporteur A.TR" worden verleend.

Procedure afgifte vergunning

De hiervoor genoemde eisen komen grotendeels overeen met die welke in artikel 399 TVo. CDW zijn gesteld ten aanzien van de vereenvoudigde regeling (toegelaten afzender) in het kader van het communautair douanevervoer, met uitzondering van een bepaling omtrent zekerheidstelling. Door het karakter van het certificaat A.TR (het is geen te zuiveren document) speelt dat aspect geen rol.

Bij afgifte van een vergunning kan dezelfde procedure worden gevolgd als bij afgifte van een vergunning "toegelaten afzender".

Voordat u de vergunning afgeeft moet u een vergunningnummer aanvragen bij het LTO. De aanvraag wordt gedaan via de fax (faxnummer (024) 381 37 00) of via intranet Douane Dny Oorsprongszaken_Postbus onder vermelding van de Naam, Adres en Woonplaats-gegevens van de vergunningaanvrager, het EORI-nummer en de vergunningcode van de verlenen vergunning. Het vergunningnummer wordt dezelfde dag toegekend door het LTO.

Viseren van het certificaat A.TR

Artikel 11 van Besluit nr.1/2006 van het Comité Douanesamenwerking Europese Unie-Turkije onderscheidt voor het afgegeven (viseren) van het certificaat A.TR een tweetal procedures.

  1. De eerste procedure biedt de mogelijkheid dat certificaten A.TR in vak 12 door de Toegelaten Exporteur zelf worden voorzien van een afdruk van een speciaal stempel. Het model van het speciale stempel is opgenomen in bijlage III van Besluit nr. 1/2006 van het Comité Douanesamenwerking EU-Turkije. Afwijkingen met betrekking tot de afmetingen, het model, de vakindeling en de vermeldingen op het stempel zijn niet toegestaan. Het is toegestaan dat het certificaat vooraf is bedrukt met een afdruk van het speciale stempel:

  2. De tweede procedure biedt de mogelijkheid dat (niet ingevulde) certificaten A.TR in vak 12 vooraf door de Douane worden gewaarmerkt door een afdruk van het metalen dienststempel (zonder datumaanduiding) en de handtekening van de ambtenaar. Bij toepassing van deze procedure moet door de Toelaten Exporteur in vak 8 (Opmerkingen) de tekst "vereenvoudigde regeling" worden geplaatst in een van de 23 officiële talen van de Europese Unie dan wel in het Turks. Voorts moet de Toegelaten Exporteur het certificaat voorzien van zijn handtekening. Van deze procedure kan uitsluitend gebruik worden gemaakt door douane-expediteurs, douaneagenten en logistieke dienstverleners die over een vergunning Toegelaten Exporteur (ATR) beschikken en die als gemachtigde van een elders in Nederland gevestigde exporteur namens deze exporteur A.TR-certificaten afgeven. Hiervoor is een aparte modelvergunning beschikbaar.

Grensoverschrijdende vergunning Toegelaten Exporteur (ATR)

Artikel 12 (van Besluit nr. 1/2006 van het Comité Douanesamenwerking Europese Unie-Turkije van 26 juli 2006 voorziet in een communautaire regeling (binnen)grensoverschrijdende Toegelaten Exporteur. Deze regeling ziet op de situatie waarin een exporteur veelvuldig goederen naar Turkije exporteert uit een andere lidstaat dan die waarin hij is gevestigd. De vergunning grensoverschrijdende Toegelaten Exporteur moet worden aangevraagd bij de douaneautoriteiten van de lidstaat waarin de exporteur is gevestigd en waar aan de hand van de administratie de status "herkomst uit het vrije verkeer "van de via de andere lidstaat uitgevoerde goederen kan worden aangetoond.

De douaneautoriteiten die de vergunning hebben verleend zijn belast met de controle op de naleving er van. De douaneautoriteiten van de lidstaat van waar de goederen naar Turkije worden geëxporteerd en waar de uitvoerformaliteiten worden verricht hebben hierbij in beginsel geen bemoeienis.

Procedure afgifte vergunning

Indien de vergunning in Nederland wordt afgegeven moet worden gebruik gemaakt van de modelvergunning Toegelaten Exporteur A.TR die wordt aangevuld met de volgende tekst:

"Deze vergunning is tevens van toepassing op exporten via (lidstaat) door (naam, adres en woonplaats van de betreffende onderneming)."

Voordat u de vergunning afgeeft moet u een vergunningnummer aanvragen bij het LTO. De aanvraag wordt gedaan via de fax (faxnummer (024) 381 37 00) of via de interne e-mail Douane Dny Oorsprongszaken_Postbus onder vermelding van de Naam, Adres en Woonplaats-gegevens van de vergunningaanvrager, het EORI-nummer, de Naam, Adres en Woonplaats-gegevens van de in de andere lidstaat gevestigde onderneming en de vergunningcode van de verlenen vergunning. Het vergunningnummer wordt dezelfde dag toegekend door het LTO.

Naar boven

7.3 Nadere bepalingen

7.3.1 Af te geven oorsprongsbewijzen

Vrijwel alle preferentiële regelingen staan het gebruik toe van oorsprongsverklaringen door Toegelaten Exporteurs. Uitsluitend in het oorsprongsprotocol bij de Overeenkomst met Syrië ontbreekt vooralsnog de mogelijkheid tot het gebruiken van de oorsprongsverklaring. In dat geval moet nog gebruik worden gemaakt van een door de douane afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Oorsprongsverklaringen

Bij het stellen van de oorsprongsverklaring moet gebruik worden gemaakt van de volgende tekst (voor de tekst in andere talen zie bijlage 4). De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning NL./../….), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële ........... oorsprong zijn.

  1. Als het document waarop de verklaring wordt gesteld geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het EER-Protocol, geeft de exporteur dit duidelijk aan door middel van de letters "CM".

  2. Als de oorsprongsverklaring wordt gebruikt in het verkeer met Zwitserland dient de vermelding EER te worden aangevuld met "/EU".

Afzien van ondertekening

In de verschillende preferentiële regelingen wordt de mogelijkheid geboden om toe te staan dat oorsprongsverklaringen niet behoeven te worden ondertekend door de Toegelaten Exporteur. Voorwaarde hiervoor is dat de vergunninghouder een schriftelijke verklaring afgeeft waaruit blijkt dat de volledige verantwoordelijkheid voor de opgestelde oorsprongsverklaringen wordt aanvaard op dezelfde wijze als zouden zij eigenhandig zijn ondertekend. Omdat de vergunninghouder reeds uit hoofde van de aan hem verleende vergunning al volledig aansprakelijk is voor de juistheid van de binnen zijn onderneming opgestelde oorsprongsverklaringen kunt in beginsel afzien een schriftelijke verklaring en kunt u toestaan dat een oorsprongsverklaring opgesteld door een Toegelaten Exporteur per definitie niet behoeft te worden ondertekend.

Naar boven

7.3.2 Duplicaten - Afgifte achteraf

De bepalingen omtrent het na de uitvoer afgeven van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 (Issued retrospectively) en de afgifte van duplicaten van certificaten EUR.1 zijn eveneens binnen de regeling Toegelaten Exporteur van toepassing.

Naar boven

7.3.3 Leveranciersverklaringen

Algemeen

Voor de vergemakkelijking van de bewijsvoering voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en EUR-MED en het opstellen van oorsprongsverklaringen bij export van goederen uit de Europese Unie zijn in Verordening (EG) nr. 1207/2001 leveranciersverklaringen en inlichtingenbladen INF 4 ingesteld.

Leveranciersverklaringen kunnen worden afgegeven door leveranciers voor leveringen in het intracommunautaire handelsverkeer alsmede voor leveringen binnen Nederland. De verklaringen zijn met name bedoeld voor leveringen van goederen tussen ondernemingen in de Europese Unie die uiteindelijk zijn bestemd om te worden uitgevoerd naar landen buiten de Europese Unie. Hierdoor is het mogelijk een certificaat af te geven of een oorsprongsverklaring op te stellen waarmee de goederen bij invoer in het partnerland een preferentiële behandeling kunnen genieten. Het is ook mogelijk dat de goederen dienen als materialen voor een nog te vervaardigen en uit te voeren product.

Voor deze doeleinden is er zowel een model voor goederen die al "van oorsprong uit de Europese Unie" zijn en een model voor goederen die dat nog niet zijn, maar die zullen worden gebruikt bij de vervaardiging van producten waarbij - mogelijk - het oorsprongskarakter zal worden verkregen. Leveranciersverklaringen voor elders in de Europese Unie ingekochte goederen kunnen door de exporteur worden gebruikt als bewijsvoering van het preferentiële oorsprongskarakter van de goederen bij de aanvraag om afgifte van een certificaat bij de Kamer van Koophandel en het opstellen van oorsprongsverklaringen. Leveranciersverklaringen moeten door de exporteur gedurende drie jaar worden bewaard.

Leveranciersverklaringen voor eenmalig gebruik

Leveranciersverklaringen worden in het algemeen op de factuur aangebracht. Zij mogen echter ook worden gesteld op een ander handelsdocument waarop de goederen zodanig zijn omschreven dat ze kunnen worden geïdentificeerd. Daarnaast mogen leveranciersverklaringen worden gesteld op een afzonderlijke bijlage bij de factuur of op een afzonderlijk bescheid. Leveranciersverklaringen kunnen bovendien worden voorgedrukt. Het zijn echter geen rijksformulieren. De tekst van de leveranciersverklaring voor goederen die van preferentiële oorsprong zijn is opgenomen in bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 1207/2001. De tekst van de leveranciersverklaring voor goederen die niet van oorsprong zijn is opgenomen in bijlage 3 bij Verordening (EG) nr. 1207/2001. (artikel 3 en 5 Verordening (EG) nr. 1207/2001)

Leveranciersverklaringen voor herhaald gebruik

Naast leveranciersverklaringen die slechts gelden voor een enkele levering, kunnen leveranciersverklaringen voor herhaald gebruik worden afgegeven. Dit komt voor als een leverancier aan een bepaalde afnemer regelmatig goederen levert waarvan het karakter voor - wat hun preferentiële oorsprong betreft - vermoedelijk geruime tijd ongewijzigd zal blijven. Deze leveranciersverklaringen hebben een geldigheidsduur van maximaal één jaar. De tekst van de leveranciersverklaring voor herhaald gebruik voor goederen die van preferentiële oorsprong zijn is opgenomen in bijlage 2 bij Verordening (EG) nr. 1207/2001 voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn is de tekst van de leveranciersverklaring voor herhaald gebruik opgenomen in bijlage 4 bij Verordening (EG) nr. 1207/2001. (artikel 4 Verordening (EG) nr. 1207/2001)

Ondertekening leveranciersverklaringen

Leveranciersverklaringen moeten in beginsel met de hand worden ondertekend. Wanneer de factuur en de leveranciersverklaring bijvoorbeeld via een geautomatiseerd systeem worden vervaardigd of elektronisch worden verzonden is ondertekening door leverancier niet noodzakelijk mits de leverancier de afnemer een schriftelijke verklaring heeft verstrekt waarin hij de volle verantwoordelijkheid neemt voor iedere in zijn onderneming opgestelde leveranciersverklaring. (artikel 5, lid 3 Verordening (EG) nr. 1207/2001)

De douaneautoriteiten van het land waar de leverancier is gevestigd kunnen ter zake voorwaarden vaststellen. Daarvan hoeft echter niets te blijken in de afgegeven verklaringen.

Achteraf opstellen van leveranciersverklaringen

Leveranciersverklaringen mogen achteraf door de leverancier aan de afnemer worden verstrekt. Dit betekent dat verstrekking ook mogelijk is nadat de goederen feitelijk zijn geleverd aan de afnemer. Het achteraf verstrekken van een leveranciersverklaring moet evenwel steeds plaatsvinden voordat de oorsprongsverklaring is opgesteld of een certificaat EUR.1 (of EUR-MED) is afgegeven. Het verstrekken van een leveranciersverklaring nadat een oorsprongsverklaring is gesteld of een certificaat EUR.1 (of EUR-MED) is afgegeven, is dus niet toegestaan.

Naar boven

7.3.4 Leveranciersverklaringen EER

Naast de leveranciersverklaringen voor gebruik in het intracommunautaire handelsverkeer zijn er ook leveranciersverklaringen voor leveringen van goederen binnen de Europese Economische Ruimte die niet van oorsprong zijn. Zie ook paragraaf 4.2.8. Er zijn twee modellen vastgesteld. Een model voor incidentele leveringen en een model voor de situatie dat een leverancier aan een bepaalde afnemer regelmatig goederen levert waarvan de be- of verwerking van de geleverde goederen vermoedelijk geruime tijd ongewijzigd zal blijven. Dit wordt de langlopende leveranciersverklaring genoemd. De modellen zijn opgenomen als bijlage V en VI bij Protocol nr. 4 bij de EER-overeenkomst. Deze leveranciersverklaringen hebben een soortgelijke functie als de leveranciersverklaringen die worden gebruik binnen de Europese Unie en kunnen uitsluitend worden gebruikt in het kader van in de EER-overeenkomst voorziene volledige cumulatie.

Naar boven

7.3.5 Leveranciersverklaringen Marokko, Algerije en Tunesië

Ook in de Protocollen nr. 4 bij de Associatieovereenkomsten met Marokko, Algerije en Tunesië zijn, ten behoeve van de volledige cumulatie tussen deze landen (ook onderling) en de Europese Unie, leveranciersverklaringen in het leven geroepen. Het model van de leveranciersverklaring is vastgelegd in bijlage VI van de bij deze overeenkomsten behorende oorsprongsprotocollen.

Naar boven

7.3.6 Leverancierverklaringen Cariforum, ACS en LGO

In Verordening (EG) nr. 1528/2007 is in het kader van de cumulatie binnen de in bijlage 1 bij deze Verordening genoemde ACS-landen onderling, de cumulatie tussen de Cariforum-landen onderling, de cumulatie tussen de Cariforumlanden, de andere ACS-landen en de LGO alsmede in het kader van de cumulatie tussen de Cariforum, de andere ACS-landen en de Europese Unie voorzien in het gebruik van leveranciersverklaringen. De modellen van de leverancierverklaringen zijn opgenomen in bijlage VI A (goederen van oorsprong) en bijlage VI B (uitgevoerde be- of verwerkingen) bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 en bijlage V A en Bijlage V B van Protocol nr.1 bij de overeenkomst met de Cariforum.

In Bijlage III bij het LGO besluit wordt voor de cumulatie tussen de LGO, de Europese Unie, de Cariforum en andere ACS-landen eveneens gebruik gemaakt van leveranciersverklaringen. De modellen zijn opgenomen in bijlage 5 A en bijlage 5 B bij Bijlage III.

Naar boven

7.3.7 Leveranciersverklaringen Turkije

In het kader van de pan-Euromediterrane cumulatie (de cumulatie tussen de Europese Unie, Noorwegen, IJsland, Zwitserland, Liechtenstein, Faer-oer, Marokko, Tunesië, Algerije, Egypte, Syrië, Israël, de gebieden onder Palestijns zelfbestuur, Libanon, Jordanië en Turkije) geeft Besluit nr. 1/2006 van de Associatieraad Europese Unie-Turkije de mogelijkheid om goederen van oorsprong uit Turkije in de Europese Unie en visa versa, verder te bewerken of in ongewijzigde staat weder uit te voeren naar een van de genoemde landen. Ten bewijze van de Turkse oorsprong kunnen goederen met het oog op een nadere bestemming met een leveranciersverklaring door Turkse leveranciers worden geleverd aan afnemers in de Europese Unie of - in het omgekeerde geval - door leveranciers in de Europese Unie aan Turkse afnemers. Paragraaf 7.3.3 is van overeenkomstig toepassing.

Let op

Goederen van oorsprong uit Turkije kunnen niet zonder betaling van douanerechten worden ingevoerd in de Europese Unie onder overlegging van een in Turkije afgegeven certificaat EUR.1. Een in Turkije afgegeven certificaat EUR.1 kan in de Europese Unie worden vervangen door een ander certificaat EUR.1 indien de goederen bestemd zijn te zullen worden doorgevoerd naar een van de landen van de Pan-Euromediterrane zone.

Naar boven

7.3.8 Controle op leveranciersverklaringen; Inlichtingenbladen INF 4

Als onderdeel van de periodieke controle die worden verricht bij Toegelaten Exporteurs kan in geval van twijfel aan de echtheid en juistheid van de leveranciersverklaring een controle worden ingesteld. Dit kan ook op basis van een steekproef. Hiertoe dient het inlichtingenblad INF 4. Van de Toegelaten Exporteur kan worden geëist een inlichtingenblad INF 4 te overleggen. Deze moet vervolgens de desbetreffende leverancier om het formulier vragen. Het inlichtingenblad INF.4 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van de lidstaat of het land waar de leverancier is gevestigd en kan uiteraard uitsluitend dienen in het kader van de preferentiële regeling(en) waarvoor die is afgegeven, dus met het land of de landen die in vak 2 van het INF 4 zijn vermeld.

In het geval dat een Toegelaten Exporteur een inlichtingenblad INF 4 opmaakt moet het inlichtingenblad INF 4 worden geviseerd door de eenheid die de vergunning Toegelaten Exporteur heeft afgegeven. De Toegelaten Exporteur overlegt bij zijn verzoek om afgifte van het inlichtingenblad INF 4 de bewijsstukken waaruit de juistheid van leveranciersverklaring(en) - waarop de INF. 4 betrekking heeft - blijkt. De Kamers van Koophandel hebben hierbij geen bemoeienis. De eenheid waar het INF. 4 is afgegeven bewaart het tweede exemplaar van de inlichtingenbladen INF 4 tenminste drie jaar.

Naar boven

7.3.9 Fysieke scheiding

In paragraaf 2.3.30 staat in grote lijnen al beschreven wat onder fysieke scheiding wordt verstaan. In het kader van de vergunning Toegelaten Exporteur (zelfafgifte oorsprongsbewijzen) is het volgende nog van belang. Uitgangspunt moet zijn dat er sprake is van fysieke scheiding van goederen van oorsprong en van goederen die dat niet zijn. Het begrip fysiek moet zo worden uitgelegd dat ook Toegelaten Exporteurs goederen van oorsprong en niet van oorsprong in beginsel moeten scheiden. Dit geldt zowel fysiek in het magazijn als administratief in bijvoorbeeld de voorraadadministratie.

Naar boven

7.4 Uitzonderingen

7.4.1 Administratieve scheiding

Als verruiming op het algemene beginsel van fysieke scheiding is in de meeste preferentiële regelingen een voorziening getroffen die een vorm van administratieve scheiding toe staat. (zie ook paragraaf 2.3.31). De regeling is uitsluitend van toepassing op producenten.

Een producent/exporteur die van deze regeling gebruik wenst te maken moet hiervoor een vergunning aanvragen. Indien de exporteur reeds de beschikking heeft over een vergunning Toegelaten Exporteur moet de vergunning worden aangevraagd bij het competente douanekantoor. De vergunning Administratieve Scheiding (niet beschikbaar in het Modellenboek) vormt dan als een van de individuele voorwaarden, integraal onderdeel van de vergunning Toegelaten Exporteur. In geval de exporteur geen Toegelaten Exporteur is moet de vergunning worden aangevraagd bij de Kamer van Koophandel.

Naar boven

7.4.2 Administratieve scheiding - Algemene voorwaarden

De algemene voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning Administratieve Scheiding zijn:

  • de exporteur dient aan te tonen dat het noodzakelijk is een gescheiden administratie te voeren omdat het fysiek scheiden van materialen van oorsprong en materialen niet van oorsprong tot buitensporige kosten zou leiden of niet uitvoerbaar zou zijn;

  • De materialen van oorsprong en niet van oorsprong moeten van dezelfde soort en commerciële kwaliteit zijn en dezelfde technische en fysieke kenmerken bezitten. Het moet onmogelijk zijn de materialen voor de toepassing van de oorsprongsregels van elkaar te onderscheiden nadat zij in het eindproduct zijn verwerkt;

  • De toepassing van administratieve scheiding mag er niet toe leiden dat in een bepaalde referentieperiode meer producten de oorsprong verkrijgen dan het geval zou zijn geweest indien de bij de vervaardiging gebruikte materialen fysiek zouden zijn.

Naar boven

7.4.3 Administratieve scheiding - Aanvullende eisen

De bedrijfsadministratie dient aan de volgende eisen te voldoen:

  • Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de ingekochte materialen van oorsprong en niet van oorsprong, met vermelding van de data waarop de materialen in de voorraad werden opgenomen en - waar nodig - de waarde van de materialen;

  • De volgende hoeveelheden moeten worden vastgelegd:

  • de gebruikte materialen van oorsprong en niet van oorsprong met - waar nodig - de totale waarde van de gebruikte materialen;

  • de vervaardigde eindproducten;

  • de vervaardigde producten die zijn geleverd aan afnemers met een preferentieel oorsprongsbewijs;

  • de vervaardigde producten die zijn geleverd aan afnemers zonder preferentieel oorsprongsbewijs.

Tevens moet uit de voorraadadministratie blijken dat bij de vervaardiging of bij de afgifte van een preferentieel oorsprongsbewijs voldoende materialen van oorsprong aanwezig waren om de oorsprong van de eindproducten te rechtvaardigen.

Bij het vaststellen van dit gegeven moet rekening worden gehouden met de materialen van oorsprong en de materialen niet van oorsprong die zijn vastgelegd in de administratie. Het voorraadsaldo dient te worden gedebiteerd voor alle vervaardigde producten ongeacht of voor de producten een preferentieel oorsprongbewijs is opgemaakt dan is afgegeven of niet.

Wanneer producten zijn geleverd zonder dat een preferentieel oorsprongsbewijs werd opgemaakt of afgegeven, mag het voorraadsaldo van de niet van oorsprong zijnde materialen slechts worden gedebiteerd zolang er een voldoende saldo van deze materialen beschikbaar is. Indien er geen voldoende saldo aanwezig is dient het saldo van de materialen van oorsprong te worden gedebiteerd.

Tijdstip bepalen van de oorsprong

Het tijdstip waarop de oorsprong van de producten wordt bepaald (het moment van vervaardiging of de datum van het opstellen van de oorsprongsverklaring respectievelijk de afgifte van een certificaat EUR.1 (of EUR-MED) wordt in overleg met de vergunninghouder vastgesteld. Dit tijdstip wordt opgenomen in de vergunning.

Vaststellen beginvoorraden

Voordat de vergunning wordt verleend stelt de Douane aan de hand van de voorraadadministratie vast welke saldi aan materialen van oorsprong en materialen niet van oorsprong geacht worden in voorraad te zijn.

Verplichtingen van de vergunninghouder

De vergunninghouder is verplicht:

  • de volledige verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het juiste gebruik van de vergunning en is aansprakelijk voor gevolgen van onjuist opgemaakte oorsprongsverklaringen, leveranciersverklaringen en eventuele ten onrechte afgegeven certificaten EUR.1 (of EUR-MED);

  • op verzoek van de douane alle documenten, stukken en rekeningen ter beschikking te stellen.

Weigeren / intrekken van de vergunning

Indien niet alle waarborgen en garanties worden geboden om de een goede werking van het systeem van administratieve scheiding te waarborgen moet de afgifte van de vergunning worden geweigerd.

De vergunning wordt ingetrokken indien de vergunninghouder niet langer voldoet aan de gestelde eisen of niet langer de vastgestelde garanties biedt. Indien oorsprongsbewijzen ten onrechte werden opgemaakt of afgegeven worden deze ongeldig verklaard. Zie voor de te volgen procedure paragraaf 7.2.16.

De intrekking of weigering van de vergunning moet gebeuren in een voor beroep vatbare beschikking. De procedure inzake bezwaar en beroep zijn beschreven in onderdeel 32.00.00 van dit Handboek. (artikel 8 en 9 CDW, juncto artiklel 1:1 Algemene douanewet, juncto artikel 8:2 Algemene douanewet, artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht)

Naar boven

7.4.4 Vergunning vooraf viseren van vervangingscertificaten

Aan ondernemers die in het bezit zijn van een vergunning douane-entrepot type E kan in bepaalde gevallen en onder te stellen voorwaarden vergunning worden verleend om vooraf geviseerde vervangingscertificaten EUR. 1, EUR-MED of certificaten FORM. A op te maken voor niet-communautaire goederen (goederen van preferentiële oorsprong) die zich onder het stelsel van douane-entrepots bevinden en zijn opgeslagen in het entrepot van de ondernemer.

Nadat de vergunning is verleend, worden door de Douane tevoren geviseerde (metalen dienststempel zonder datumaanduiding en ambtelijk ondertekende) certificaten EUR.1 en certificaten FORM A aan de vergunninghouder ter beschikking gesteld die hij zelf - volgens de ter zake gegeven aanwijzingen - met de ontbrekende gegevens moet aanvullen. De controle van de Douane vindt plaats bij het vooraf viseren van de certificaten en achteraf - aan de hand van de bedrijfsadministratie - na de afgifte van de vervangende certificaten.

De vergunning - waarvan het model is opgenomen in het Modellenboek - kan uitsluitend worden toegepast indien de goederen na uit het entrepot te zijn uitgeslagen een bestemming volgen die elders in de Europese Unie is gelegen.

Aanvraag vergunning

Een vergunning "vooraf viseren van vervangingscertificaten FORM. A, EUR. 1 en EUR-MED" moet worden aangevraagd bij de inspecteur die de vergunning entrepot type E heeft afgegeven.

Aan wie kan de vergunning worden verleend

Voor deze vergunning komen uitsluitend in aanmerking de ondernemers die in het bezit zijn van een vergunning douane-entrepot type E en die:

  • gebaseerd op ervaringsgegevens van de Douane zich veelvuldig bij het bevoegde douanekantoor vervoegen met het verzoek om het vervangen/splitsen van oorsprongsbewijzen. Deze wijze van formulering sluit een algemene en automatische toepassing van deze regeling door alle vergunninghouders van een entrepot type E uit;

  • een administratie voeren waaruit op eenvoudige wijze de juistheid van de afgegeven vervangingscertificaten kan worden vastgesteld. Dit betekent dat de administratie tenminste de gegevens van de goederen bevat die vermeld zijn op de aangifte tot plaatsing van de goederen onder het stelsel van douane-entrepots. Deze vastleggingen moeten per zending worden aangevuld met de volgende gegevens:

  • soort en nummer van het oorspronkelijke certificaat van oorsprong of indien van toepassing:

  • nummer en datum van het handelsdocument waarop de oorsprongsverklaring is gesteld;

  • soort en nummer van het vervangende certificaat.

Naar boven

7.5 Strafbepalingen

7.5.1 Algemeen

Als tijdens een periodieke controle of een controle achteraf, blijkt dat een exporteur ten onrechte certificaten inzake goederenverkeer heeft aangevraagd bij de Kamer van Koophandel of de Douane of ten onrechte oorsprongsverklaringen heeft afgeven, kan dit de volgende gevolgen hebben:

  • Sancties op grond van de Algemene douanewet en Algemene douaneregeling;

  • Mededeling (via douanekantoor Nijmegen/Landelijk Team Oorsprongszaken) aan het land van invoer over de ten onrechte opgestelde oorsprongsbewijzen en indien de exporteur in het bezit is van een vergunning Toegelaten Exporteur:

  • Intrekking van de vergunning.

Sancties

Het door een exporteur opstellen van een oorsprongsverklaring zonder dat hij beschikt over de gegevens en bewijsstukken op grond waarvan hij mag aannemen de goederen voldoen aan de desbetreffende oorsprongscriteria kan aanleiding zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete. Hetzelfde geldt voor het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens ten behoeve van de aanvraag om afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED bij de Kamer van Koophandel of de aanvraag om afgifte van een certificaat A.TR bij de douaneautoriteiten. (artikel 10:2 Algemene douaneregeling (opstellen onjuiste oorsprongsverklaring ), artikel 1:16 Algemene douaneregeling (onjuiste of onvolledige gegevens ten behoeve van de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer) respectievelijk artikel 9:4 Algemene douanewet (niet voldoen aan verplichtingen van de vergunning)

Het door een leverancier afgeven van een leveranciersverklaring ten behoeve van de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, een certificaat EUR-MED of een oorsprongsverklaring terwijl hij wist of had kunnen weten dat de goederen niet voldoen aan de desbetreffende oorsprongscriteria, kan aanleiding zijn tot het opleggen van een bestuurlijke boete. (artikel 10:2 Algemene douaneregeling (opstellen onjuiste leveranciersverklaring),

Naar boven

7.5.2 Intrekken vergunning Toegelaten Exporteur

In alle preferentiële regelingen is neergelegd dat de douaneautoriteiten de vergunning steeds kunnen intrekken. Volgens dezelfde bepalingen moet in ieder geval tot intrekking worden overgegaan:

  • als de exporteur niet meer de nodige waarborgen biedt voor de controle op de oorsprong;

  • als niet meer wordt voldaan aan de in de vergunning gestelde bijzondere voorwaarden, onder andere de beperking tot bepaalde goederen, als de vergunning op onjuiste wijze wordt gebruikt;

  • als er niet langer van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

Daarnaast is bepaald dat de toestemming geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken als misbruik is gemaakt van de vergunning, als de administratie niet meer aan de eisen voldoet en als aan de toestemming verbonden beperkingen of voorschriften niet in acht zijn genomen. (artikel 8 en 9 CDW, juncto artikel 1:1 Algemene douanewet)

Tot intrekking moet in ieder geval worden overgegaan in gevallen waarin opzet in het spel is of waarin vergunninghouder na herhaalde waarschuwing onzorgvuldigheid aan de dag blijft leggen bij het opstellen van oorsprongsverklaringen of het afgeven van certificaten inzake goederenverkeer A.TR. De intrekking van de vergunning moet gebeuren in een voor beroep vatbare beschikking. De procedure inzake bezwaar en beroep zijn besreven in onderdeel 32.00.00 van dit Handboek. (artikelen 8 en 9 CDW, juncto artiklel 1:1 Algemene douanewet, juncto artikel 8:2 Algemene douanewet; artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht)

Van de intrekking van de vergunning dient u kennis te geven aan het douanekantoor Nijmegen/Landelijk Team Oorsprongszaken. U kunt dit doen door middel van het opzenden van een kopie van de intrekkingsbeschikking.

Naar boven

7.5.3 Mededeling aan het land van invoer

In alle gevallen moeten de douaneautoriteiten in het land van invoer in kennis worden gesteld van de bevonden onregelmatigheden. De mededeling moet worden verzonden via het douanekantoor Nijmegen/Landelijk Team Oorsprongszaken (LTO). Het LTO beoordeelt de rapportage en stelt de buitenlandse douaneautoriteiten in kennis. Hierbij is de procedure als beschreven in paragraaf 7.2.16 van overeenkomstige toepassing.

Naar boven