Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.00.00 Binnenbrengen via zee

2 Begripsbepalingen

Dit hoofdstuk gaat in op een aantal algemene douanebegrippen die een rol spelen in het proces binnenbrengen vanuit zee.

Naar boven

2.1 Risicoanalyse

Voor goederen die de EU binnen komen moet in de eerste haven van binnenkomst een summiere aangifte bij binnenkomst worden gedaan. Na ontvangst en registratie van deze aangifte voert de Douane een voornamelijk op veiligheid gerichte risicoanalyse uit. Deze risicoanalyse wordt voltooid voordat de goederen het douanegebied binnenkomen.
(artikel 4 punt 25 en 26 CDW, artikel 184quinquies, lid 2, en artikel 184sexies TVo. CDW)

Voor het "deepsea containervervoer" kan de uitkomst van de risicoanalyse tot gevolg hebben dat de betreffende zending niet geladen mag worden. Deze zogenaamde kennisgeving "no load" is gericht op goederen die niet in de EU binnengebracht mogen worden. De Douane stuurt in dit geval direct een kennisgeving "no load' naar de indiener van de summiere aangifte bij binnenkomst. Als de vervoerder een andere partij is dan de indiener van de summiere aangifte, ook naar de vervoerder.
(artikel 184quinquies lid 2 TVo. CDW)

De risicoanalyse wordt uitgevoerd op alle goederen die in het schip aanwezig zijn. Dus ook op de goederen die niet in de EU worden gelost. Als een schip eerst de haven van Valetta (Malta) aandoet en vervolgens doorvaart naar Rotterdam is Valetta kantoor van binnenkomst. De Douane van Valetta heeft de risicoanalyse voor veiligheid dan ook al verricht voor goederen die in Nederland worden gelost. De resultaten daarvan worden aan de Nederlandse Douane doorgegeven via het geautomatiseerde berichtensysteem genaamd Common Risk Management System (CRMS). De Nederlandse Douane houdt met deze selectieresultaten rekening bij haar risicoanalyse.
(artikel 4octies TVo. CDW)

De risicoanalyse voor goederen waarvoor geen summiere aangifte bij binnenkomst hoeft te worden ingediend moet worden verricht op de summiere aangifte voor tijdelijke opslag of de douaneaangifte voor deze goederen.
(artikel 181quater letters c tot en met i en l tot en met o en artikel 184quinguies lid 3 TVo. CDW)

In bijlage 11 is een vereenvoudigde schets van het proces risicoanalyse opgenomen.

Naar boven

2.2 Fictie bij binnenkomst

Uit zee aangevoerde goederen worden geacht van buiten het douanegebied van de EU te komen, tenzij het tegenbewijs wordt geleverd. Dit betekent ook dat van communautaire goederen die vanuit een haven in het douanegebied van de EU zijn overgebracht, naar bijvoorbeeld Rotterdam, in beginsel wordt aangenomen dat ze van buiten de EU zijn binnengebracht. Deze fictie is niet van toepassing op goederen die in een andere haven van de EU zijn geladen en met een lijndienst aankomen.
(artikel 38, lid 5 CDW en artikel 2:2 en artikel 10:1, lid 3 Algemene douanewet)

Om in de praktijk moeilijkheden te voorkomen bij de beantwoording van de vraag of bepaalde uit zee aangevoerde goederen al dan niet het douanegebied van de EU zijn binnengekomen, wordt bepaald dat tenzij het tegenbewijs wordt geleverd alle uit zee aangevoerde goederen worden aangemerkt als goederen die het douanegebied van de EU zijn binnengekomen. De bepaling betekent in feite een omkering van de bewijslast, die door de aard van de situatie gerechtvaardigd is. Het feitelijke binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de EU bij het zeevervoer vindt in de meeste gevallen plaats buiten de directe waarneming van de Douane.

Let op:
Voor goederen die met schepen worden vervoerd tussen zeehavens van de EU zonder een zeehaven buiten het douanegebied van de EU aan te doen, het zogenaamde lijndienstvervoer, gelden specifieke bepalingen. Zie hiervoor paragraaf 3.3.1.

Naar boven

2.3 Douanetoezicht bij binnenbrengen

De Douane houdt toezicht op schepen die vanuit zee Nederland binnenkomen en de goederen die zich daarin bevinden. Van alle vanuit zee aangevoerde goederen wordt aangenomen dat ze van buiten het douanegebied komen. Dit betekent dat zij ongeacht de douanestatus ervan, aan douanetoezicht zijn onderworpen. Dit betekent ook dat van communautaire goederen die vanuit een zeehaven in het douanegebied van de EU zijn overgebracht, naar bijvoorbeeld Rotterdam, in beginsel wordt aangenomen dat ze van buiten de EU zijn binnengebracht.

Het douanetoezicht met betrekking tot binnenbrengen over zee is gebaseerd op:

  • fiscale wetgeving (communautair en nationaal);

  • niet-fiscale wetgeving (VGEM-)bepalingen (communautair en nationaal);

  • internationale verdragen (bijvoorbeeld het International Maritime Organization verdrag (IMO) en de verdragen van Handel en Scheepvaart die Nederland met verschillende landen heeft gesloten)

    (artikel 1:4 Algemene douanewet)

Uitleg over het begrip "douanetoezicht" is te vinden in onderdeel 1.00.00, paragraaf 2.2.7 van dit Handboek.

De Douane is in deze wetgeving en verdragen (vaak met andere handhavingsdiensten) aangewezen voor het houden van toezicht op de naleving van deze wetten.

De douanesurveillance te water en de kustwacht houden toezicht op het volgen van de aangewezen vaarwaters. Het toezicht op het vervullen van formaliteiten en het toezicht op het laden en lossen van een binnengekomen schip wordt uitgevoerd daar waar met het schip ligplaats is gekozen.
(artikel 37 CDW)

Einde douanetoezicht bij binnenbrengen

Het douanetoezicht eindigt in de volgende gevallen:

  1. als de communautaire status is vastgesteld;

  2. van niet-communautaire goederen wanneer zij;

    • de communautaire douanestatus hebben gekregen;

    • in een vrije zone of vrij entrepot worden binnengebracht;

    • de bestemming wederuitvoer volgen dan wel;

    • worden vernietigd overeenkomstig artikel 182 CDW.

(artikel 37, lid 2 CDW)

Let op:
De verwijzing naar een vrije zone in artikel 37, lid 2 CDW geldt niet voor de vrije zone controle type II. Dit geldt niet omdat in een vrije zone type II de douanecontroles en -formaliteiten worden verricht en de bepalingen inzake de douaneschuld worden toegepast overeenkomstig de bepalingen inzake het stelsel van douane-entrepots wordt het douanetoezicht niet bij inslag in dit type vrije zone beëindigd.
(artikel 168bis, lid 2 CDW en artikel 813 TVo. CDW).

Naar boven

2.4 Douanecontrole

Op basis van communautaire wetgeving kan de Douane binnen vastgestelde kaders alle controlemaatregelen nemen die nodig worden geacht bij binnenbrengen van niet-communautaire goederen voor de toepassing van:

  • de douanewetgeving;

  • andere wetgeving;

Deze controles moeten zijn gebaseerd op risicoanalyse, behalve als het steekproefcontroles zijn.
(artikel 13 CDW)

De Douane kan op verschillende momenten controles verrichten. De controles kunnen een verschillend doel hebben en kunnen gericht zijn op:

  • veiligheid;

  • het vaststellen van overeenstemming tussen aangiften, overgelegde documenten en aangebrachte goederen;

  • het houden van toezicht op de naleving van geboden, verboden en beperkingen die uit wettelijke bepalingen voortvloeien.

(artikel 4, punt 14, 37 CDW en artikel 1:24 Algemene douanewet)

Let op!

De Douane is niet bevoegd om in het kader van een douanecontrole af te duiken in het kanaal van Gent naar Terneuzen op grond van het Schelde Tractaat 1839. Schepen met bestemming België hebben vrije doorgang zonder verhindering of vertraging. Schepen met een Nederlandse bestemming kunnen gecontroleerd (afgedoken) worden in de haven van bestemming.

In artikel 184, lid 1 TVo. CDW staat de plicht om goederen waarvoor een summiere aangifte bij binnenkomst is ingediend op elke vordering van de Douane opnieuw volledig aan te bieden. Zolang de goederen aan boord van het schip zijn, ligt deze plicht bij de persoon die de summiere aangifte heeft ingediend. De bevoegdheid om goederen waarvoor een summiere aangifte is ingediend te controleren, is opgenomen in artikel 1:24 Algemene douanewet.

Na het lossen rust de verplichting om de goederen opnieuw aan te bieden op alle personen die de goederen na het lossen achtereenvolgens onder zich hebben om ze te verplaatsen of op te slaan.
(artikel 184, lid 2 TVo. CDW)

Naar boven

2.5 Douanestatus

Goederen kunnen de status communautair of niet-communautair hebben.
(artikel 4, lid 6, 7 en 8 CDW)

Vanuit zee binnengebrachte goederen worden altijd geacht niet-communautaire goederen te zijn, tenzij de communautaire status wordt aangetoond.
(artikel 313, lid 2 aanhef en letter a TVo. CDW)

De enige uitzondering op deze regel is de situatie waarin goederen in een zeehaven in het douanegebied van de EU worden geladen of overgeladen om naar een andere zeehaven in het douanegebied van de EU te worden vervoerd met een schip, waarvoor een vergunning "lijndienst" (paragraaf 3.3.1) is verleend.
(artikelen 313bis en 313ter TVo. CDW)

Het bewijs van de communautaire status kan in ieder geval worden geleverd door:

  • een document T2L (bewijs van communautaire status);

  • een document T2LF (bewijs van de communautaire status van goederen bestemd voor of van herkomst uit een deel van het douanegebied van de EU waar Richtlijn 2006/112/EG van de Raad niet van toepassing is);

  • een bewijs T2M (voor met vissersschepen gevangen vis);

  • een factuur of transportbescheid (boven de 10.000 euro door de Douane gewaarmerkt);

  • een door een douaneautoriteit gewaarmerkt manifest;

  • een door een scheepvaartmaatschappij zelf afgegeven manifest;

  • een e-AD;

  • een controle-exemplaar T5.

(artikelen 314 tot en met 323 TVo. CDW)

Naar boven

2.6 Binnenkomend schip

Een binnenkomend "(zee)schip" is elk schip (dus ook bijvoorbeeld een binnenvaartschip) dat wordt gebruikt voor de zeevaart dat het grondgebied van de EU gaat binnenkomen en waarvoor de in artikel 40 CDW bedoelde formaliteiten moeten worden vervuld.
(artikel 1:2 letter c Algemene douaneregeling)

Onder de definitie "binnenkomend" schip wordt mede begrepen: pontons, boorplatforms, drijvende kranen, onderzeeërs en dergelijke vaartuigen.

Voor een binnenkomend schip (en de daarin meegevoerde goederen) moeten formaliteiten worden vervuld. Dit betekent dat in de eerste haven van binnenkomst:

  • voor het schip een vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel (IMO/FAL 1) wordt ingediend;

  • voor alle goederen aan boord van het schip een summiere aangifte bij binnenkomst wordt ingediend;

  • voor de te lossen goederen een summiere aangifte voor tijdelijke opslag wordt ingediend.

Verder moeten schip en goederen bij de Douane worden aangebracht.
(artikel 36bis en artikel 40 CDW)

Naar boven

2.7 Scheepspapieren

De volgende scheepspapieren zijn van belang bij binnenkomst:

Nederlandse benaming:

Engelse benaming:

Zeebrief (paragraaf 2.7.1 / bijlage 1 )

Certificate of registry

Meetbrief (paragraaf 2.7.2 / bijlage 2)

International Tonnage Certificate (1969)

Certificaat van deugdelijkheid (paragraaf 2.7.3)

Certificate of seaworthiness checken

Scheepsjournaal of logboek (paragraaf 2.7.4)

Ships journal/log-book

Monsterrol (paragraaf 2.7.5 / bijlage 3)

Musterrol/Enrolment form

Bemanningslijst (paragraaf 2.7.6 / bijlage 4)

Crew-list checken

Voorraadlijst (paragraaf 2.7.7)

Storelist

Bewijs van verzekering Wet aansprakelijkheid olietankschepen (paragraaf 2.7.8)

Oil Pollution Certificate checken

Naar boven

2.7.1 Zeebrief

Met dit document wordt het land van registratie van een zeeschip aangetoond. Zie bijlage 1 voor een voorbeeld. In beginsel moet iedere gezagvoerder van een zeeschip bij binnenkomst aan boord hebben:

  • een geldige zeebrief voor een Nederlands schip;

  • een ander geldig bewijs van nationaliteit dat dezelfde status heeft als een zeebrief voor een buitenlands schip.

Deze moeten op verzoek aan de Douane getoond worden. Dit verzoek wordt gedaan als het schip nog niet bekend is bij de Douane.

Kan geen of slechts een ongeldige zeebrief of ander bewijs van nationaliteit van het schip worden overgelegd? Dan mag het schip na binnenkomst de haven niet verlaten voordat een geldige zeebrief of ander bewijs van nationaliteit wordt overgelegd.
(artikel 14 van de Zeebrievenwet)

Er bestaan drie soorten zeebrieven:

  • de gewone;

  • de voorlopige (deze wordt afgegeven bij aankoop of bouw van het schip in het buitenland);

  • de buitengewone (deze wordt afgegeven voor een schip dat in Nederland is gekocht/uitgerust of dat onder Nederlandse vlag naar het land van bestemming zal varen).

Een zeebrief of ander bewijs van nationaliteit is niet geldig als:

  • de geldigheidsduur ervan is verstreken;

  • deze is afgegeven voor een schip dat de hoedanigheid van zeeschip heeft verloren;

  • de op een schip vermelde naam en de inhoud van een schip (bijvoorbeeld na verbouwing) niet (meer) overeenstemmen met de vermelde gegevens in de zeebrief of het andere bewijs van nationaliteit;

  • het schip waarop het betrekking heeft, is gesloopt.

U vraagt bij de volgende schepen en in onderstaande gevallen niet om het tonen van de zeebrief omdat voor deze schepen bijzondere bepalingen bij binnenkomst gelden:

  • oorlogsschepen;

  • vaartuigen van jachtclubs;

  • schepen van het Rijk;

  • schepen voor de openbare dienst;

  • reddingsvaartuigen;

  • zee- of kustvisserijvaartuigen;

  • schepen die een inhoud hebben van minder dan 20 m3 bruto;

  • rompen van zeeschepen, die naar het buitenland worden gesleept ter afwerking (afbouw) of;

  • in Nederland gebouwde schepen waarmee proefvaarten op zee worden gemaakt.

Naar boven

2.7.2 Meetbrief

Met dit document wordt het bruto tonnage, lengte en breedte van het schip aangegeven. Zie bijlage 2 voor een voorbeeld. Deze gegevens worden de eerste keer dat het schip Nederland aandoet, in het systeem Douane Manifest (DMF) opgenomen.

De Internationale Meetbrief (1969) is ingesteld bij en vereist op grond van het Internationaal Verdrag van Londen van 23 juni 1969 betreffende de meting van schepen.

De gegevens (bruto tonnage (=B.T.)(1 B.T. is 2,83 m 3), lengte en breedte) in de Meetbrief zijn onder andere van belang voor de:

  • heffing van het zeehavengeld;

  • heffing van het Verkeersbegeleidingstarief en;

  • controle van de gegevens, die voor de scheepvaartstatistiek op de vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel moeten worden vermeld.

Als geldige meetbrieven worden aangemerkt:

  • de Internationale Meetbrief;

  • de voorlopige Meetbrief;

  • een door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst (SMD) afgegeven of aanvaarde Meetbrief.

Een Internationale Meetbrief (1969) is niet vereist voor:

  • schepen met een lengte van minder dan 24 meter dan wel;

  • oorlogsschepen.

Als een gezagvoerder geen geldige meetbrief voorhanden heeft of niet kan tonen, mag het schip op dat moment niet vertrekken.
(artikel 24 van de Meetbrievenwet)

Shelterdekschepen kunnen 2 meetbrieven hebben waarvan er één aan boord van het schip aanwezig moet zijn. Bij zogenaamde open shelter is de meetbrief met de kleinste maat van het schip aan boord. Bij de zogenaamde gesloten shelter de meetbrief met de grootste maat van het schip. In plaats van 2 meetbrieven wordt meestal een meetbrief afgegeven waarin 2 maten zijn vermeld.

Naar boven

2.7.3 Certificaat van deugdelijkheid

Het certificaat is een conformiteitsverklaring om aan te tonen dat een schip en bemanning na onderzoek voldoen aan de door de vlaggenstaat gestelde eisen op het gebied van veiligheid en milieu. Dit certificaat is maximaal 5 jaar geldig en vindt zijn basis in de IMO. Ze behouden hun geldigheid mits het klassebureau Register Holland binnen de periode van 3 maanden vóór tot uiterlijk 3 maanden na de verjaardatum van dit certificaat het schip inspecteert.

Naar boven

2.7.4 Scheepsjournaal of logboek

Het scheepsjournaal is een soort dagboek waarin gedurende de reis alle van belang zijnde gegevens van een schip en de lading moeten worden opgetekend. Als bijvoorbeeld gedurende een reis een deel van de lading verloren is gegaan, moet dit worden opgetekend in het scheepsjournaal.

Naar boven

2.7.5 Monsterrol

De monsterrol is een lijst die de namen van alle bemanningsleden bevat. Op het titelblad van de monsterrol staat het totale aantal bemanningsleden (inclusief de gezagvoerder) vermeld. Voor een voorbeeld zie bijlage 3.

Naar boven

2.7.6 Bemanningslijst

Een bemanningslijst is een document waarop de gegevens van de opvarenden van het schip staan. In sommige landen is een bemanningslijst verplicht, zo ook aan de buitengrenzen van de Schengenlanden.

Naar boven

2.7.7 Voorraadlijst

De voorraadlijst bevat alle gegevens over het aanwezige scheepsproviand. Voor een voorbeeld zie bijlage 6. In incidentele gevallen kan de Douane toestaan dat de voorraadlijst wordt aangemerkt als scheepsvoorradenaangifte. Voor meer informatie zie paragraaf 3.5.1.

Naar boven

2.7.8 Bewijs van verzekering Wet aansprakelijkheid olietankschepen

Een gezagvoerder van een schip, dat meer dan 2.000 ton olie als lading vervoert, moet een bewijs van verzekering Wet aansprakelijkheid olietankschepen aan de bevoegde autoriteiten kunnen tonen. De Douane is op grond van de artikelen 1:1 en 1:3 en de bijbehorende bijlage van de Algemene douanewet belast met het toezicht en de controle op naleving van deze wet. De taak van de Douane beperkt zich tot de vaststelling van de aanwezigheid van dit bewijs.
(artikel 22 en artikel 23 Wet aansprakelijkheid olietankschepen)

Naar boven

2.8 Ladingspapieren

2.8.1 Cognossement

Op een cognossement (Engels "Bill of lading", afgekort "B/L") wordt aangetekend of goederen in goede staat zijn ingeladen of al beschadigd waren bij inlading. Het wordt getekend en gedagtekend door de bevrachter (1 exemplaar) en de kapitein (de overige 3 exemplaren). Zie bijlage 7 voor een voorbeeld van een cognossement en bijlage 8 voor een voorbeeld van een B/L.

Een B/L is een vervoersovereenkomst en heeft een drietal functies:

  • het is een ontvangstbewijs;

  • het dient ter vastlegging van de vervoersovereenkomst;

  • het is een verhandelbaar eigendomsbewijs.

Een B/L moet aan de volgende eisen voldoen:

  • het moet merken en nummers ter herkenning van de lading bevatten;

  • het moet het aantal colli en het gewicht bevatten;

  • het moet de staat van de goederen vermelden.

Leveringscondities zijn vermeld in de incoterms, dit zijn internationale afspraken over internationaal transport van goederen.

In het cognossement vindt u onder meer de volgende informatie:

  1. Een verklaring van de vervoerder:

    • dat hij de daarin vermelde goederen in ontvangst heeft genomen;

    • dat hij deze zal vervoeren naar een aangegeven bestemmingsplaats;

    • dat hij de goederen daar vervolgens uit zal leveren aan een bepaalde persoon of diens order.

  2. De voorwaarden waaronder de levering zal geschieden

Er zijn verschillende vormen van een B/L.
In de zeevaart kennen we een House B/L (ook wel Ocean B/L genoemd) en een Master B/L. Het nummer van de Master B/L is het kenmerk van de zending bij binnenkomst. De House B/L wordt door de Douane bijvoorbeeld opgevraagd bij een onderzoek naar de geadresseerde.
(artikel 181ter TVo. CDW)

Captains copy

De verzender van de goederen ontvangt twee exemplaren van het cognossement terug nadat deze - al dan niet met opmerkingen - zijn ondertekend door de stuurman.
Eén exemplaar van elk cognossement, de captains copy, blijft aan boord van het schip. Dit exemplaar is echter niet getekend.

Naar boven

2.8.2 Manifesten

Uit de gegevens van de captains copies van cognossementen worden - per bestemmingshaven - verzamellijsten opgemaakt van de ingeladen goederen. Deze verzamellijsten noemt men manifesten. Zie bijlage 9 voor een manifest.

Bij het aangeven van het schip en de goederen worden via DMF manifesten (paragraaf 3.2) van de lading in het schip elektronisch naar de Douane toegezonden.

De cognossementen en manifesten zijn in de praktijk vaak al enkele dagen vóór aankomst van een schip bij de betrokken cargadoor/scheepsagent aanwezig.

Naar boven

2.8.3 Bevrachtingsovereenkomst/Charterparty

Het vervoer van goederen over zee kan plaats hebben krachtens een bevrachtingsovereenkomst gewoonlijk aangeduid als "Charterparty". Bij deze overeenkomst stelt de bevrachter een bepaald schip of een gedeelte ervan tegen een overeengekomen prijs ter beschikking aan de verzender van goederen.

Omdat bij deze wijze van vervoer niet altijd cognossementen worden afgegeven, kunnen de gegevens van de geladen goederen gecontroleerd worden door inzage in de bevrachtingsovereenkomst.

Deze wijze van vervoer wordt ook wel "wilde vaart" genoemd. In de wilde vaart wordt in tegenstelling tot de lijnvaart niet gevaren volgens vaste routes maar wordt gevaren daar waar lading is of moet worden gebracht.

Naar boven

2.8.4 Stuwplan

Het is gebruikelijk dat voor elke inlading in een schip een stuwplan wordt opgemaakt waarop is aangegeven waar de verschillende partijen in dat schip zijn gestuwd, met - waar mogelijk - vermelding van merken en nummers van colli.

Naar boven

2.9 Strafbepaling

Op grond van artikel 24 van de Meetbrievenwet 1981, kan de Douane optreden. Als een gezagvoerder geen geldige meetbrief voorhanden heeft of niet kan tonen, mag het schip op dat moment niet vertrekken. Op grond van artikel 25 van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen kan de Douane optreden. Als de gezagvoerder geen geldig certificaat kan tonen, mag het schip op dat moment niet vertrekken.

Naar boven