Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

12.00.00 Plaatsing van goederen onder een douaneregeling

14 Bijlage 2 Voorbeelden herziening uit de rechtspraak:

14.1 Douanewaarde

  1. Bedrijf X koopt buiten de Gemeenschap vervaardigde goederen, voert ze in en verdeelt ze vervolgens binnen de Gemeenschap. Bedrijf Y treedt in een derde land op als inkoopagent. X vergoedt de diensten van Y met een inkoopcommissie.

    • Vermeldt in de aangifte voor het vrije verkeer als douanewaarde het totale bedrag zoals vermeld in de factuur. De inkoopcommissie werd daarbij niet van de waarde afgetrokken. Ook bleek uit de aangifte niet dat de inkoopcommissie een element van de waarde was. Als gevolg daarvan wordt het invoerrecht berekend over het totale bedrag. De boeking en betaling zijn juist, omdat artikel 33 CDW bepaalt dat inkoopcommissies geen deel uitmaken van de douanewaarde, op voorwaarde dat zij van de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs zijn onderscheiden.

    • Verzoekt naderhand om terugbetaling op grond van artikel 236 CDW. Zijn verzoek wordt door de Douane afgewezen. De Douane is van mening dat geen terugbetaling kan plaatsvinden, omdat het bedrag van de rechten wèl wettelijk verschuldigd was.Het Hof van Justitie heeft in de arresten Overland I en II een uitleg gegeven over het begrip herziening en geoordeeld dat ook bij een onbedoelde vergissing sprake is van onjuiste of onvolledige gegevens in de zin van artikel 78 lid 3 CDW. Dit heeft tot gevolg dat rechten die op grond van loutere bewijsregels rechtmatig zijn geheven, niet achteraf met wettelijk verschuldigde rechten in de zin van artikel 236 lid 1 CDW moeten worden gelijkgesteld. De douaneautoriteiten moeten vaststellen of sprake is van een vergissing in bovenbedoelde zin. Indien sprake is van een keuze, en dus een bewuste handelen, kan artikel 78 lid 3 CDW geen toepassing vinden.

(Hof van Justitie 5 december 2002, nr. C-379/00 "Overland Footwear Ltd." – Douanerechtspraak 2003/80* - en 20 oktober 2005, nr. C-468/03 "Overland Footwear Ltd. II" – Douanerechtspraak 2006/9*)

Zie voor een arrest waar het Hof van Justitie eveneens ingaat op de vraag of sprake is van een onbedoelde vergissing, het ASML-arrest. Ook in dit arrest stelt het Hof in lijn met de Overland-arresten dat bij een vergissing bestaande in een onbedoeld verzuim, op zich wettelijk geheven rechten niet gelijk te stellen zijn met wettelijk verschuldigde rechten in de zin van artikel 236 CDW. Ook hier moet aan de hand van het nationale bewijsrecht worden vastgesteld of sprake is van een vergissing of van een bewuste keuze.

(Hof van Justitie EG 5 oktober 2006, nr. C-100/05 "ASML", zie Douanerechtspraak 2007/72 en het vervolg daarop, Hof Amsterdam, Douanekamer 29 mei 2007, nr. 02/3734, Douanerechtspraak 2007/73)

Naar boven

14.2 Actieve veredeling

Bedrijf A heeft een vergunning actieve veredeling – systeem inzake schorsing. Bij het doen van de douaneaangiften om de goederen hun opvolgende douanebestemming te geven zijn de AV-goederen in de douaneaangifte ten onrechte opgenomen met de regeling-code 10 00 (uitvoer) in plaats van code 31 51 (wederuitvoer AV/S Goederen) Het Hof van Justitie constateert in de eerste plaats dat door de verkeerde vermelding van de code een douaneschuld is ontstaan op grond van artikel 203, lid 1 CDW. Door het onjuist vermelden van de code hebben de uit te voeren goederen immers ten onrechte de status van communautaire goederen gekregen en is afbreuk gedaan aan de mogelijkheden voor de Douane om de nodige controles uit te voeren.Vervolgens gaat het Hof van Justitie in op de vraag of achteraf nog herziening van de aangiften mogelijk is. Het Hof volgt daarbij de lijnen zoals uiteengezet in de Overland-arresten (zie voorbeeld 1) en constateert "dat artikel 78 herziening van de aangifte ten uitvoer toestaat met het oog op de correctie van de code van de douaneregeling die de aangever eraan heeft gegeven, en dat de douaneautoriteiten verplicht zijn om te onderzoeken of de bepalingen betreffende de betrokken douaneregeling werden toegepast op basis van onjuiste of onvolledige gegevens en of de doelstellingen van de regeling actieve veredeling geen gevaar liepen, met name omdat de onder deze douaneregeling geplaatste goederen daadwerkelijk zijn wederuitgevoerd, en bovendien om in voorkomend geval de nodige maatregelen te nemen om een en ander recht te zetten, rekening houdend met de nieuwe gegevens waarover zij beschikken.")

(Hof van Justitie EG 14 januari 2010, nr. C430/08 en C 431/08, "Terex" - Douanerechtspraak 2010/28*)

Naar boven

14.3 Wijziging van de omschrijving van de goederen in een aangifte ten uitvoer i.v.m. uitvoerrestitutie

In de zaak HvJ EG van 21 januari 1999, nr. C54/95 is de toepassing van artikel 78 CDW ook aan de orde geweest. In deze zaak waren fokdieren van zuiver ras aangegeven voor uitvoer naar Polen, destijds nog een derde land. De dieren werden bij aankomst echter onmiddellijk geslacht. De Duitse autoriteiten kenden daarom niet de restitutie toe voor fokdieren van zuiver ras, maar de (lagere) restitutie voor slachtvee. De Commissie weigerde echter deze restitutie ten laste van het EOGFL te brengen, omdat de restitutie niet volgens de communautaire voorschriften in het kader van de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten was verleend. Het Hof stelde vast dat enkel met de betaalde restituties rekening zou kunnen worden gehouden tot het bedrag van het voor slachtvee geldende tarief, indien de douaneaangiften met betrekking tot de uitvoer van raszuivere fokrunderen achteraf werden gewijzigd op vertoon van de door de gemeenschapsregeling voor de uitvoer van slachtvee vereiste documenten (veterinaire certificaten, vervoersdocumenten, Poolse douanedocumenten etc.).

Naar boven

14.4 Communautair Douanevervoer

Expeditiebedrijf B doet een aangifte voor extern communautair douanevervoer voor 8 colli kleding.De ontvanger van de goederen, een toegelaten geadresseerde stelt bij het lossen vast dat er 6 colli aanwezig zijn. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de ontbrekende goederen aan het douanetoezicht zijn onttrokken, dan wel dat niet voldaan was aan de verplichtingen die voorvloeien uit de regeling douanevervoer. Tijdens de bezwaarprocedure stelt de aangever dat het verschil slechts op papier bestond en dat slechts 6 colli onder de regeling waren gebracht. Het Gerechtshof leidt uit de vastgestelde feiten af dat de goederen aan het douanetoezicht zijn onttrokken. De aangever heeft naar het oordeel van het Hof niet voldoende naar voren gebracht om tot een andersluidend oordeel te komen.De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende in wezen een beroep op artikel 78 CDW heeft gedaan. Volgens de HR worden in de communautaire bepalingen geen formele regels gesteld aan een dergelijk verzoek, in voorkomend geval kan dit dus ook in een bezwaarschrift worden gedaan. De uitspraak op bezwaar moet in dat geval ook een beslissing op dat verzoek inhouden. De plicht om aan te tonen dat de op de aangifte vermelde gegevens onjuist waren, rust op belanghebbende. Het Hof heeft geoordeeld dat de aangever onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de op de aangifte vermelde gegevens onjuist waren. Omdat het oordeel van het Hof hieromtrent op vaststellingen van feitelijke aard berust, en dit oordeel voorts niet onbegrijpelijk is, faalt de klacht van belanghebbende.

(HR 9 juli 2004, nr. 39666 - Douanerechtspraak 2004/82*)

Naar boven