Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

9.00.00 Douanewaarde

2 Transactiewaarde van de ingevoerde goederen

In dit hoofdstuk en hoofdstuk 3 en 4 kunt u lezen hoe u de douanewaarde kunt vaststellen op basis van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen.

In dit hoofdstuk vindt u aanwijzingen over de elementen van de transactiewaarde-methode en in het bijzonder over hoe u de werkelijk betaalde of te betalen prijs vaststelt.

In hoofdstuk 3 kunt u lezen in welke gevallen deze prijs moet worden verhoogd.

In hoofdstuk 4 staat het verlagen van de prijs beschreven.

Naar boven

2.1 Transactiewaarde

Met transactiewaarde wordt bedoeld: de werkelijk betaalde of te betalen prijs uitgedrukt in geld, die is voortgevloeid uit een verkoopovereenkomst eventueel aangepast met:
(artikel 29 CDW)

verhogingen (zie hoofdstuk 3):

  • kosten voor bemiddeling met uitzondering van inkoopcommissie;

  • kosten van verpakkingsmiddelen en verpakken;

  • waarde van goederen en diensten die de koper gratis of voor een verminderd bedrag heeft geleverd;

  • royalty's en licentierechten die voor de ingevoerde goederen op basis van een voorwaarde van de verkoop door de koper worden betaald;

  • waarde van opbrengsten (winsten) bij verdere distributie die de verkoper ten goede komt;

  • kosten van vervoer en verzekering en andere kosten die verband houden met het vervoer tot de plaats van binnenkomst van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap.

(artikel 32 CDW)

verlagingen (zie hoofdstuk 4):

  • kosten van het vervoer na aankomst op de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap;

  • kosten van constructiewerkzaamheden, installatie, montage, onderhoud of technische bijstand die na de invoer in de Gemeenschap zijn verricht;

  • rente die bij de verkoop van de goederen verschuldigd is uit een financieringsovereenkomst;

  • kosten voor het recht van verveelvoudiging van de goederen in de Gemeenschap;

  • inkoopcommissie;

  • rechten bij invoer en andere belastingen die bij invoer of verkoop in de Gemeenschap worden geheven.

(artikel 33 CDW)

Een verhoging moet in de douanewaarde worden betrokken als deze niet bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs is inbegrepen. Een verlaging kan buiten de douanewaarde worden gelaten voor zover deze bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs is inbegrepen en daarvan is onderscheiden. Om het resultaat van de verhogingen en verlagingen van de werkelijk betaalde prijs of te betalen prijs met een enkel woord te kunnen aanduiden is gekozen voor de term "transactiewaarde".

Naar boven

2.2 Verkoop voor uitvoer

Een verkoopprijs die als basis wordt gebruikt voor het vaststellen van de douanewaarde moet zijn overeengekomen bij een verkoop voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap. In Commentaar nr. 7 heeft het Comité douanewetboek, afdeling douanewaarde hierover richtlijnen gegeven voor een uniforme werkwijze in de Gemeenschap.
(artikel 29 CDW en artikel
147 TVo. CDW)

In de hierna genoemde vier gevallen wordt voldaan aan de voorwaarde van verkoop voor uitvoer:

  1. De goederen die het voorwerp van een verkoop uitmaken, worden aangegeven voor het vrije verkeer in het douanegebied van de Gemeenschap. Dit betreft situaties waarin de goederen slechts eenmaal worden verkocht. Zie punt 3.1 van het Commentaar nr. 7.

    Voorbeeld
    Een exporteur in Australië verkoopt bevroren schapenvlees aan een importeur in het Verenigd Koninkrijk. Het bevroren schapenvlees wordt in afwachting van de verscheping opgeslagen in Melbourne. In Rotterdam worden de goederen gelost en vervolgens aangegeven voor het vrije verkeer in de Gemeenschap. De verkoop tussen de exporteur en de importeur kan voor het bepalen van de douanewaarde worden gebruikt. De goederen worden voor het vrije verkeer aangegeven.

  2. Bij opeenvolgende verkopen die zijn afgesloten voor het tijdstip van het bepalen van de douanewaarde: de laatste verkoop die heeft geleid tot het binnenbrengen van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap. De laatste verkoop is de laatste verkoop in de commerciële keten voordat de goederen het douanegebied worden binnengebracht.
    Zie punt 3.2.1, eerste alinea van het Commentaar nr. 7.

    Voorbeeld
    Een fabrikant in Korea verkoopt speelgoed aan een handelaar in Singapore. De leveringsvoorwaarde luidt CIP-Singapore. De handelaar in Singapore verkoopt het speelgoed aan een importeur in Duitsland. De leveringsvoorwaarde luidt franco plaats van bestemming.
    In deze situatie is sprake van opeenvolgende verkopen. Bij de verkoop tussen de Koreaanse fabrikant en de handelaar in Singapore is aan de goederen niet de bestemming de Gemeenschap gegeven. De bestemming de Gemeenschap wordt gegeven bij de verkoop tussen de Singaporese handelaar en de Duitse importeur. Deze verkoop kan voor het bepalen van de douanewaarde worden gebruikt. Dit is de laatste verkoop in de commerciële keten. De verkoop heeft er toe geleid dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht.

  3. Bij opeenvolgende verkopen die zijn afgesloten voor het tijdstip van het bepalen van de douanewaarde: een verkoop die in het douanegebied van de Gemeenschap heeft plaatsgevonden voordat de goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven. Zie ook Jurisprudentie (zaak 11/89).

    Voorbeeld
    In een douane-entrepot te Amsterdam zijn metalen opgeslagen die worden verhandeld op een internationale beurs te Londen. De metalen zijn door een handelaar in Nederland door bemiddeling van agenten verkocht aan een handelaar in België. De Belgische handelaar verkoopt de metalen aan een fabrikant in Frankrijk. De verkopen kunnen voor het bepalen van de douanewaarde worden gebruikt omdat beide verkopen in het douanegebied van de Gemeenschap hebben plaatsgevonden.

  4. De prijs van een verkoop die is afgesloten vóór de laatste verkoop die heeft geleid tot het binnenbrengen van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, als wordt aangetoond dat die verkoop plaatsvond met het oog op de uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap. Zie punt 3.2.2, tweede alinea van het Commentaar nr. 7.

    Dit kan op verschillende manieren worden aangetoond. Enkele voorbeelden daarvan zijn:


    Voorbeeld
    Een fabrikant in China verkoopt porseleinen serviezen aan een handelaar in Hong Kong. De leveringsvoorwaarde luidt FCA Shanghai. De serviezen worden daar onder douaneverband opgeslagen. De handelaar in Hong Kong wederverkoopt de serviezen aan een restauranthouder in Frankrijk. De leveringsvoorwaarde is CIP Rotterdam.

    In deze situatie kan de verkoop tussen de handelaar in Hong Kong en de restauranthouder in Frankrijk voor het bepalen van de douanewaarde worden gebruikt omdat deze verkoop ertoe heeft geleid dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht. Als de aangever echter aantoont dat al bij de verkoop tussen de fabrikant in China en de handelaar in Hong Kong als bestemming het douanegebied van de Gemeenschap is gegeven, kan ook deze verkoop worden gebruikt. De bestemming de Gemeenschap kan bijvoorbeeld worden aangetoond door middel van specifieke kwaliteitskenmerken en/of het logo van de restauranthouder.

    • De goederen zijn gefabriceerd naar gezondheids-, milieu-, veiligheids- of kwaliteitsstandaarden die in de Gemeenschap worden toegepast.

    • De goederen zijn geïdentificeerd waardoor geen ander gebruik of bestemming dan de Gemeenschap kan worden gegeven, zoals in het geval van fabrieks-, handelsmerken of andere merken.

    • De goederen zijn speciaal gefabriceerd op verzoek van een koper die in de Gemeenschap is gevestigd.

    • De goederen zijn door tussenkomst van een tussenpersoon besteld bij een fabrikant die de goederen rechtstreeks heeft vervoerd naar de Gemeenschap.
      Zie punt 4 van het Commentaar nr. 7.

In het Commentaar nr. 7 zijn in de bijlage situaties beschreven waarbij meerdere transacties zijn afgesloten. In een aantal situaties kan gebruik worden gemaakt van een eerdere verkoop die is afgesloten in een reeks van verkopen.

De aangever moet beschikken over alle gegevens en handelsbescheiden die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de douanewaarde. Hij dient de gegevens en handelsbescheiden te overleggen, in het bijzonder die waarmee wordt aangetoond dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld bij een verkoop voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap. Als de douanewaarde op basis van een eerdere verkoop bij opeenvolgende verkopen wordt aangegeven, maar de aangever niet de gegevens en handelsbescheiden kan verstrekken op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat op het tijdstip van die verkoop aan de goederen de bestemming de Gemeenschap is gegeven, kan de douanewaarde waarschijnlijk wel worden gebaseerd op de laatste verkoop die heeft geleid tot het binnenbrengen van de goederen in de Gemeenschap.
Als in het geval van opeenvolgende verkopen meerdere prijzen voldoen aan de voorwaarden van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen, kan de aangever elke prijs kiezen voor het bepalen van de douanewaarde. Indien de aangever eenmaal een prijs voor de vaststelling van de douanewaarde heeft gekozen, kan de aangifte voor het vrije verkeer en eventueel een aangifte van gegevens inzake de douanewaarde (aangifte D.V.1) niet worden gewijzigd nadat de goederen voor het vrije verkeer zijn aangegeven.
Elke andere persoon dan de aangever die direct of indirect is betrokken bij het brengen in het vrije verkeer is ook verplicht u op verzoek de noodzakelijke gegevens en handelsbescheiden te verstrekken.
(artikel 14 CDW)

Naar boven

2.3 Verkoopprijs niet bekend

Op het tijdstip van het sluiten van een verkoopovereenkomst hoeft de prijs nog niet bekend te zijn.

Een dergelijke verkoopovereenkomst kan op het tijdstip van de bepaling van de douanewaarde toch als een verkoop voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap worden aangeduid, maar alleen als:

  • de elementen die bepalend zijn voor de berekening van de te betalen prijs of waarvan de te betalen prijs afhankelijk is, al zijn overeengekomen, en

  • de koper en de verkoper niet op de hoogte zijn van de uiteindelijke prijs en hierop ook geen invloed kunnen uitoefenen.

Voorbeelden
Het is bijvoorbeeld mogelijk dat:

  • de prijs op een bepaald tijdstip, door een derde (taxateur) zal worden bepaald;

  • de prijs een beursnotering is op de vrije markt, op een bepaalde plaats en een bepaald tijdstip;

  • de prijs afhankelijk is van bijvoorbeeld het gehalte, de kwaliteit of het in- of uitgeladen gewicht.

Verkoopovereenkomsten waarbij de verkoper en de koper overeenkomen dat zij de bij wederverkoop gerealiseerde resultaten zullen delen (zogenaamde conto à meta zaken (winst/verlies)), moeten worden beschouwd als verkopen met een clausule dat de vaststelling van de uiteindelijke verkoopprijs wordt voorbehouden.

De voorlopige verkoopprijs moet worden aangepast met het deel van de winst van elke latere wederverkoop, overdracht of gebruik dat aan de leverancier ten goede komt.

Naar boven

2.4 Koper

Bij het vaststellen van de douanewaarde op basis van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen, wordt onderzocht of de importeur moet worden aangemerkt als koper dan wel als tussenpersoon.

De importeur wordt als koper aangemerkt als hij partij is bij het koopcontract - hetgeen betekent dat hij het juridisch en economisch eigendom verwerft.
Hij is verplicht tot betaling van de koopsom, hij verkrijgt de beschikkingsmacht over de ingevoerde goederen en hij beloopt vervolgens de risico’s bij de verdere distributie van de goederen.

Bij niet verbonden partijen is daarvan veelal sprake. Eventueel moet daarnaar onderzoek worden gedaan. Bij verbonden partijen moet worden vastgesteld of de koper een functie van bijvoorbeeld importeur vervult in de reeks van de functies van de distributieketen, waarbij de kosten, opbrengsten en risico’s aan deze functie zijn gerelateerd, mede gelet op de andere functies van bijvoorbeeld groot- en kleinhandelaar en de daaraan gerelateerde kosten, opbrengsten en risico’s in deze distributieketen.

Ingeval er geen juridisch en economisch koper kan worden vastgesteld, kan het contract niet worden gebruikt voor het vaststellen van de douanewaarde.

Aangezien alleen natuurlijke personen en rechtspersonen partij kunnen zijn bij een verkoopcontract, zal een filiaal dat geen afzonderlijke rechtspersoonlijkheid bezit, niet als koper kunnen worden beschouwd.

Dit heeft tot gevolg dat de transactie tussen bijvoorbeeld een leverancier en een dergelijk filiaal niet als een verkooptransactie kan worden beschouwd.
Zie Conclusie nr. 5.

Het is niet van belang waar de koper is gevestigd. Dit kan zowel in de Gemeenschap zijn als in een derde land. Als voor de vaststelling van de douanewaarde is uitgegaan van de prijs van een verkoop waarvan de koper in een andere lidstaat of buiten de Gemeenschap is gevestigd, zal de aangever moeten beschikken over de gegevens en handelsbescheiden waaruit kan worden afgeleid, dat bij die verkoop sprake is van een transactie tussen twee onderscheiden (rechts)personen.
Zie Conclusie nr. 5.

In een aantal gevallen worden voor het tot stand komen van verkoopovereenkomsten tussenpersonen ingeschakeld. Tussenpersonen vertegenwoordigen personen (opdrachtgevers) die partij worden bij een verkoopovereenkomst. De opdrachtgevers worden verkoper respectievelijk koper. De tussenpersonen bemiddelen in eigen naam of in naam van hun opdrachtgever maar handelen verder voor rekening en risico (transport, opslag, distributie, verkoop en/of betaling) van hun opdrachtgever. De kosten of baten zijn ook voor rekening van hun opdrachtgever. Zij verkrijgen geen eigendom en hebben geen invloed op de transactie of de prijs.
Als blijkt dat de betrokkenheid van een persoon bestaat uit het voor eigen rekening en risico handelen of als de baten of verliezen met eigen middelen worden verrekend, moet worden onderzocht of deze persoon nog als tussenpersoon kan worden aangeduid. Het is niet uitgesloten dat deze persoon eigendom van de goederen verwerft en invloed heeft op de transactie of de prijs. In dat geval moet de persoon worden aangeduid als partij bij het verkoopcontract.

In de paragrafen 3.2 en 3.29 wordt nader ingegaan op de taken van tussenpersonen en hun beloningen.

Naar boven

2.5 Consignatie

Consignatie is een veel gebruikte term in de internationale goederenhandel. De betekenis van deze term is "in bewaring geven".
Goederen in consignatie geleverd, zijn goederen die aan een tussenpersoon - consignatiehouder - in bewaring worden gegeven. De consignatiehouder heeft veelal de opdracht te zorgen voor een verdere distributie daarvan. Eigendom blijft in dat geval bij de opdrachtgever. Deze vorm van consignatie komt veel voor in de groenten- en fruitsector.

Bij de vraag welke methode voor de bepaling van de douanewaarde moet worden gehanteerd dient te worden vastgesteld wat de verhouding is tussen de partijen van het consignatiecontract op het moment van het aanvaarden van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer.

Ingeval de verkoop plaatsvindt voordat de goederen in het vrije verkeer worden aangegeven moet de transactiewaardemethode van de ingevoerde goederen worden gebruikt. Bepalend is welke persoon aan welke persoon de goederen verkoopt. Is er een verkoop afgesloten tussen de exporteur en de importeur, waarbij de consignatiehouder slechts als tussenpersoon in eigen naam maar voor rekening van de exporteur of importeur optreedt, zal in principe de tussen de exporteur en de importeur overeengekomen prijs als basis kunnen dienen voor het vaststellen van de douanewaarde zoals is bedoeld bij artikel 29 CDW.

Ingeval de consignatiehouder de goederen in eigen naam en voor eigen rekening aan een afnemer verkoopt (nadat hij eerst zelf koper van de goederen is geworden) én zelf de verkoopprijs van de goederen en de leverings- en/of betalingscondities heeft bepaald, zal de douanewaarde met behulp van de transactiewaardemethode van de ingevoerde goederen van op basis van de prijs van de verkoop tussen de consignatiehouder en de afnemer kunnen worden bepaald. Ook zou de douanewaarde kunnen worden vastgesteld op basis van de prijs van de verkoop tussen de exporteur en de consignatiehouder aan de hand van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen zoals is bedoeld bij (zie ook paragraaf 2.2.).

Ingeval een verkoop van de ingevoerde goederen plaatsvindt nadat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, is er op het moment van het aanvaarden van de aangifte voor het vrije verkeer geen sprake van een verkoop en zal de douanewaarde moeten worden vastgesteld met behulp van één van de methoden die zijn bedoeld bij de en artikel 31 CDW. Zie hiervoor hoofdstuk 5 en volgende.

Naar boven

2.6 Gebruik in een derde land

De vaststelling van de douanewaarde met behulp van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen is niet verplicht voor goederen die tussen het tijdstip van de verkoop en het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer, in een derde land zijn gebruikt.

In die gevallen kan een andere methode voor de bepaling van de douanewaarde worden gebruikt. Hierbij moet de hiërarchische volgorde worden gevolgd die is omschreven in paragraaf 1.3.

Er moet in alle gevallen sprake zijn van een reëel gebruik in een derde land.

Voorbeeld
Een onderneming in de Gemeenschap koopt in Canada een olieboorplatform. Voordat het platform naar Nederland wordt overgebracht, verricht de onderneming boringen in de wateren van Canada gedurende drie maanden. Bij het aangeven voor het vrije verkeer in Nederland hoeft in dit geval de douanewaarde voor het olieboorplatform niet te worden vastgesteld met behulp van de transactiewaardemethode van de ingevoerde goederen.

Naar boven

2.7 Hoeveelheid en tekorten

De werkelijk voor de ingevoerde goederen betaalde of te betalen prijs wordt als maatstaf genomen voor de berekening van de douanewaarde. Dit houdt in dat ook als slechts een gedeelte van de goederen voor de Gemeenschap is bestemd, de werkelijk voor dat gedeelte betaalde of te betalen prijs de transactiewaarde is.

Dit geldt ook als de prijs voor dat gedeelte is bepaald door het feit dat een grotere hoeveelheid van dezelfde goederen is verkocht dan de ingevoerde hoeveelheid. In dat geval is de werkelijk betaalde of te betalen prijs een prijs die in dezelfde verhouding staat tot de totale prijs als de aangegeven hoeveelheid staat tot de totale aangekochte hoeveelheid.
(artikel 145 TVo. CDW)

Voorbeeld
A koopt van B 10.000 overhemden à € 10 per stuk. Quantumrabat 10%, leveringsconditie FCA New York.

Factuurbedrag

10.000 overhemden à € 10 per stuk

100.000

quantumrabat 10%

10.000

90.000

Van de overhemden zijn er 4.000 bestemd voor de Gemeenschap en deze worden in opdracht van A te Rotterdam voor het vrije verkeer aangegeven.

Berekening van de douanewaarde

Werkelijk betaalde of te betalen prijs:

€ 4.000
------------ x € 90.000
10.000

36.000

Aanpassing:
Bij: kosten zoals bijvoorbeeld vervoerkosten
(artikel 32, lid 1, letter e, CDW)

2.000

Douanewaarde±

38.000

Wanneer goederen zijn verkocht op basis van het ingeladen gewicht mag geen rekening worden gehouden met bij lossing bevonden normale gewichtstekorten die aan natuurlijke oorzaken zijn te wijten (bijvoorbeeld door indrogen of verdampen). Als in de verkoopvoorwaarden echter een maximum toelaatbaar tekort (franchise) is voorzien, waarbij de tekorten boven de speling in mindering komen op de verkoopprijs, dan wordt bij de vaststelling van de douanewaarde rekening gehouden met het tekort boven de speling.
Zie ook Jurisprudentie (zaak 11/89).

Als dergelijke tekorten zijn toe te schrijven aan verlies of beschadiging van de goederen voor het in het vrije verkeer brengen, wordt een verhoudingsgewijze verdeling van de werkelijk betaalde of te betalen prijs toegepast (zie paragraaf 2.17.). De douanewaarde van goederen die zijn verkocht op basis van het uitgeladen gewicht wordt vastgesteld met inachtneming van hetgeen bij uitlading wordt bevonden.

Een verhoudingsgewijze verdeling van de werkelijk betaalde of te betalen prijs is niet mogelijk als van een voor een gemiddelde prijs gekochte partij goederen, die is samengesteld uit verschillende soorten goederen waarvoor afzonderlijke prijzen bestaan, slechts een gedeelte dat enkel bestaat uit één van de soorten goederen van die partij voor het vrije verkeer wordt aangegeven. Dat gedeelte kan namelijk niet meer worden beschouwd als "dezelfde goederen" waarvoor de gemiddelde prijs in rekening is gebracht.
Zie Conclusie nr. 10.
(artikel
145 TVo. CDW)

Naar boven

2.8 Prijs

Met de transactiewaarde van ingevoerde goederen wordt de prijs bedoeld die is overeengekomen bij een verkoop voor uitvoer.

Met prijs wordt bedoeld: de werkelijk betaalde of te betalen prijs. Dit is de totale betaling die de koper aan de verkoper of ten behoeve van de verkoper voor de ingevoerde goederen heeft gedaan of moet doen als voorwaarde van de verkoop.

De prijs kan zijn uitgedrukt in:

  • geld;

  • natura (bijvoorbeeld: goederen, diensten, rechten);

  • gedeeltelijk geld en gedeeltelijk natura.

De enige voorwaarde is dat er voor deze goederen, diensten of rechten een overeengekomen prijs moet zijn. De prijs omvat alle betalingen die werkelijk zijn of moeten worden gedaan als gevolg van een voorwaarde van de verkoop van de ingevoerde goederen en wel:

  • door de koper aan de verkoper, of

  • door de koper aan een derde om een verplichting van de verkoper na te komen.

Betaling in geld hoeft niet in alle gevallen te bestaan uit overdracht van geld. Dat kan ook plaatsvinden door middel van kredietbrieven of verhandelbare stukken.

De koper kan de betaling direct of indirect doen. Een voorbeeld van een indirecte betaling door de koper is de gehele of gedeeltelijke betaling van een schuld van de verkoper, mits deze betaling uiteraard wordt gedaan als gevolg van een voorwaarde van de verkoop. Een ander voorbeeld is dat de koper een deel van de prijs van de goederen moet overmaken aan een derde, bijvoorbeeld aan een bank.

In de gefactureerde prijs kunnen elementen zijn opgenomen die op grond van de bepalingen niet in de douanewaarde hoeven te worden opgenomen. Voorwaarde is dat die kosten onderscheiden zijn van de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs.
Ook moeten die kosten daadwerkelijk voor de genoemde elementen zijn of worden gemaakt. In hoofdstuk 4 leest u meer over de voorwaarden voor het in mindering brengen van elementen die niet in de douanewaarde hoeven te worden opgenomen.

Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, dan worden die kosten als deel van de prijs ook in de douanewaarde van de ingevoerde goederen begrepen. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in dat verband in de zaak nr. 11/89 een door de verkoper aan de koper afzonderlijk gefactureerd bedrag, dat als "aankoopcommissie" was aangeduid, aangemerkt als deel van de voor de goederen betaalde of te betalen prijs bedoeld bij artikel 29, lid 1, CDW.

Naar boven

2.9 Kosten in verband met activiteiten (reclame/promotie/garantie) van koper

In een aantal gevallen zal de verkoper in verband met de verkoop van zijn goederen bepaalde activiteiten zelf verrichten. De kosten die hieraan zijn verbonden, zullen vaak in de verkoopprijs van de goederen zijn inbegrepen. Deze kosten maken deel uit van de werkelijk betaalde of te betalen prijs. De kosten behoren tot de douanewaarde. Dat geldt ook als de verkoper de kosten voor deze activiteiten apart aan de koper in rekening brengt. Deze kosten maken deel uit van de totale betaling die de koper aan de verkoper doet, uiteraard voor zover de betaling betrekking heeft op de ingevoerde goederen en wordt gedaan als gevolg van een voorwaarde van de verkoop.

(artikel 29, lid 3, letter a, CDW)

Partijen bij een verkoop kunnen overeenkomen dat niet de verkoper maar de koper bepaalde activiteiten in verband met de verkoop van de goederen zal verrichten en voor zijn rekening zal nemen. De prijs die de koper moet betalen voor de goederen kan als gevolg hiervan lager zijn dan als de verkoper die activiteiten zelf zou verrichten.
Bepaalde activiteiten die door de koper voor eigen rekening worden verricht, worden niet aangemerkt als een indirecte betaling voor de goederen. Hierbij kan worden gedacht aan activiteiten "die verband houden met het verhandelen van de goederen".

(artikel 29, lid 3, letter b, CDW)

Onder activiteiten "die verband houden met het verhandelen van goederen" vallen de volgende activiteiten:

  • marktonderzoek;

  • reclame;

  • promotie;

  • garantie.

De kosten hiervan worden niet aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs toegevoegd als deze activiteiten door de koper voor eigen rekening worden verricht. Toevoeging vindt zelfs niet plaats als de koper deze activiteiten moet verrichten op grond van een overeenkomst met de verkoper en deze activiteiten ook in het voordeel zijn van de verkoper.

(artikel 29, lid 3, letter b, CDW en artikel 149 TVo.CDW)

Voorbeelden

De verkoper verleent een "advertising rebate" op de verkoopprijs van goederen, wegens de door de koper voor zijn rekening verrichte of nog te verrichten reclame. Als deze korting betrekking heeft op de ingevoerde goederen, is de douanewaarde in principe de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

De verkoper vergoedt aan de koper van de ingevoerde goederen een deel van de kosten van een door de koper voor eigen rekening opgezette advertentiecampagne. Toevoeging van deze kosten aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs kan niet plaatsvinden, aangezien die kosten in dit geval niet als een indirecte betaling voor de goederen worden aangemerkt.

De koper is verplicht naast de verkoopprijs van de goederen een bepaald bedrag aan een reclamebureau te betalen, dat in naam en voor rekening van de leverancier die reclame maakt voor de goederen. De door het reclamebureau verrichte reclame is geen activiteit die door de koper voor zijn rekening wordt verricht. Het door de koper aan het reclamebureau te betalen bedrag maakt deel uit van de douanewaarde, voor zover de kosten van reclame betrekking hebben op de ingevoerde goederen.

De naam waaronder het bedrijf van de koper handelt, is dezelfde als het merk van de ingevoerde goederen. In het geval waarin de verkoper de merkreclame verzorgt en de daaraan verbonden kosten afzonderlijk aan de koper in rekening brengt, moet eerst worden vastgesteld of:

  1. de merkreclame uitsluitend erop is gericht om bekendheid te geven aan de naam waaronder het bedrijf van de koper handelt;

  2. de merkreclame tot doel heeft de aandacht te vestigen op de goederen die onder dat merk worden verkocht. Dit moet worden vastgesteld om te kunnen beoordelen of de aan de koper in rekening gebrachte kosten van merkreclame deel uitmaken van de totale betaling die de koper aan de verkoper voor de ingevoerde goederen moet doen. In het eerste geval is er sprake van een dienst. De betaling voor deze dienst heeft geen betrekking op de ingevoerde goederen. Dat ligt anders voor het tweede geval. Hier staan de kosten van de merkreclame in zo'n nauw verband met de prijs van de ingevoerde goederen dat, als de koper de kosten van merkreclame moet betalen, een dergelijke betaling is te beschouwen als een deel van de totale betaling die door de koper aan de verkoper voor de ingevoerde goederen moet worden gedaan. De betaling is daarom aan te merken als deel van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

In verkoopcontracten zijn vaak bepalingen opgenomen over de garantie die verleend wordt voor de goederen. Wat geldt voor de reclamekosten, geldt ook voor de garantieverplichtingen die de koper voor zijn rekening neemt. De kosten die eraan verbonden zijn, worden niet toegevoegd aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs. De verkoper kan in zo'n geval een prijsvermindering, bijvoorbeeld in de vorm van een speciale korting, hebben verleend. Deze korting wordt in aanmerking genomen bij de vaststelling van de douanewaarde, voor zover deze betrekking heeft op de ingevoerde goederen.

In het verkoopcontract tussen partijen is vermeld dat een garantietermijn van twee jaren is overeengekomen. De kosten van de garantie voor het eerste jaar zijn bij de prijs van de goederen inbegrepen. De verkoper sluit voor het tweede jaar een overeenkomst met een verzekeringsmaatschappij, die de koper rechtstreeks schadeloos zal stellen voor claims die in het tweede jaar in verband met de verleende garantie worden ingediend. De verkoper heeft bij de verzekeringsmaatschappij een betalingsverplichting. Voor het tweede jaar worden de garantiekosten door de verkoper bij de koper afzonderlijk in rekening gebracht. De koper betaalt de garantiekosten aan de verzekeringsmaatschappij. De claims en vergoedingen worden in het eerste en laatste jaar afgehandeld tussen de verkoper en de koper respectievelijk de verzekeringsmaatschappij en de koper. De werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs omvat ook de kosten van garantie voor zowel het eerste als het tweede jaar. De kosten maken deel uit van de totale betaling die op basis van een voorwaarde van de verkoop de koper doet of heeft gedaan aan de verkoper of aan een derde ter voldoening van een schuld van de verkoper.

Naar boven

2.10 Kosten van wegen of onderzoek

De uiteindelijk te betalen verkoopprijs kan afhankelijk zijn van bijvoorbeeld het ingeladen of uitgeladen gewicht, de samenstelling of de kwaliteit van de goederen. De kosten van het wegen of het onderzoek (analyse) van de goederen behoren tot de douanewaarde van de goederen als de kosten als voorwaarde van de verkoop door de koper aan de verkoper of ten behoeve van de verkoper aan een derde moeten worden voldaan.
Zie Jurisprudentie (zaak 15/99).

Als echter het wegen of het onderzoek (analyse) door de koper voor eigen rekening wordt verricht, worden de kosten daarvan niet tot de werkelijk betaalde of te betalen prijs gerekend, zelfs niet als de koper als gevolg van een overeenkomst met de verkoper verplicht is die activiteiten voor eigen rekening te verrichten.
Zie Jurisprudentie (zaak 65/85).

Ook aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs met deze kosten kan in dit laatste geval niet plaatsvinden, omdat slechts met name genoemde elementen aan de prijs kunnen worden toegevoegd. De kosten van wegen en onderzoek (analyse) zijn niet genoemd.
(artikel 32, lid 3, CDW)

Naar boven

2.11 Kosten in verband met quota

De EU heeft met een aantal landen overeenkomsten gesloten, waarbij de uitvoer van bepaalde goederen van oorsprong uit die landen aan een uitvoervergunning is onderworpen. De betrokken landen geven slechts uitvoervergunningen af voor zover het met de EU overeengekomen contingent niet is uitgeput.

Bij de verdeling van uitvoervergunningen kunnen quotakosten ontstaan. Dat is afhankelijk van de verschillende systemen van quotaverdeling in de exportlanden. In sommige landen worden quota zonder kosten toegewezen of kunnen deze zonder kosten door ruil worden verkregen. In andere landen bestaat de mogelijkheid exportcontingenten te kopen wanneer een exporteur/verkoper niet meer over voldoende quota beschikt. De verhouding tussen de omvang van de export en de mate waarin contingenten zijn uitgeput, bepaalt de prijs van de quota. Bij de vaststelling van de douanewaarde gaat het om de quotakosten die daadwerkelijk zijn gemaakt.

De houders van contingenten voor textielproducten kunnen in bepaalde landen (bijvoorbeeld Hong Kong), eventueel tegen betaling, hun contingentenrechten geheel of gedeeltelijk overdragen aan andere personen. De uitvoervergunningen kunnen hierdoor een waarde verkrijgen die onafhankelijk is van de waarde van de textielproducten waarmee zij verband houden.
Onder die omstandigheden worden de extra kosten die zijn gemaakt bij de aankoop van het contingentrecht (quotakosten) voor textielproducten, niet beschouwd als deel van de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de ingevoerde goederen. Zie Conclusie nr. 11.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in het arrest van 9 februari 1984 (zaak 7/83), bepaald dat quotakosten voor het verkrijgen van exportcontingenten voor textielproducten geen deel uitmaken van de douanewaarde. In bepaalde landen, zoals bijvoorbeeld Taiwan, is het verboden om quota te verhandelen. Er hoeft echter niet te worden nagegaan of er in het land van uitvoer uitvoervergunningen wettig kunnen worden verhandeld (HvJ zaak C-29/93). De quotakosten die niet tot de douanewaarde behoren, hoeven bij de aangifte van de douanewaarde niet afzonderlijk te worden opgevoerd (HvJ zaak C-340/93).

Wanneer een verkoper echter in verband met de marktwaarde van exportquota, een fictieve waarde aan de koper in rekening brengt voor zijn eigen exportquota, wordt deze wel beschouwd als een deel van de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de goederen waarvan de douanewaarde wordt vastgesteld. Het Hof van Justitie heeft in het arrest van 9 augustus 1994 (zaak C-340/93), bepaald dat de door de koper aan de verkoper betaalde kosten voor kosteloos aan de verkoper toegewezen eigen quota deel uitmaken van de douanewaarde.

Echtheidscertificaten die worden vereist met het oog op de contingenteringsregeling voor vlees (zoals bijvoorbeeld "Hilton beef") tussen de EU en enkele derde landen, waardoor dat vlees vrij van belastingen bij invoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het vrije verkeer kan worden gebracht, zijn niet los van het vlees verhandelbaar. De bedragen die voor de vereiste echtheidscertificaten naast de prijs van het vlees worden betaald, moeten worden beschouwd als deel van de voor de goederen betaalde of te betalen prijs en worden in de douanewaarde opgenomen. Zie Conclusie nr. 15 en Jurisprudentie, HvJ zaak 219/88.

In bepaalde gevallen is voor het brengen in het vrije verkeer van vlees een invoercertificaat vereist. In tegenstelling tot echtheidscertificaten zijn invoercertificaten niet gebonden aan een bepaalde partij vlees en kunnen door de houder ervan worden overgedragen aan een ander, eventueel tegen betaling. Een invoercertificaat kan derhalve in beginsel een waarde hebben die los staat van de waarde van het vlees. Voor zover kan worden aangetoond dat kosten voor het verkrijgen van een invoercertificaat zijn gemaakt, behoren deze niet tot de douanewaarde van de ingevoerde goederen, als ze afzonderlijk in rekening zijn gebracht. Als deze kosten bij de verkoopprijs van de goederen zijn inbegrepen, maken ze deel uit van de werkelijk betaalde of te betalen prijs en behoren ze tot de douanewaarde.

In een handelsovereenkomst tussen de EU en Thailand is een beperking opgenomen van de hoeveelheid maniok die naar de EU kan worden geëxporteerd en daar met een verlaagde heffing kan worden ingevoerd.

De uitvoer uit Thailand en het brengen in het vrije verkeer in de EU wordt aan de hand van vergunningen bewaakt. De afgifte van exportvergunningen vindt volgens een bepaald toewijzingssysteem plaats. In Thailand is de handel in exportcontingenten toegestaan. De overdracht van de exportquota, die aan een exporteur is toegewezen, is echter alleen toegestaan als de bij dat exportquota behorende voorraad maniok ook aan de volgende exporteur wordt overgedragen. Met de overdracht van de quota wordt ook de uitvoerverplichting overgedragen.

De betaling die voor de exportquota wordt gedaan, moet als deel van de werkelijk voor de maniok betaalde of te betalen prijs worden aangeduid.
Zie Conclusie nr. 20.

Naar boven

2.12 Kosten van opslag buiten de Gemeenschap

Bij een verkoop voor uitvoer naar de EU van goederen, die in een derde land door de verkoper voor zijn rekening zijn opgeslagen kunnen zich verschillende situaties voordoen:

  • De kosten van opslag zijn inbegrepen bij de gefactureerde prijs van de goederen.

  • Naast de prijs van de goederen betaalt de koper aan de verkoper de opslagkosten op basis van een afzonderlijke factuur.

  • Naast de prijs van de goederen moet de koper aan de beheerder van de opslagruimte de door de verkoper gemaakte opslagkosten betalen.

In al deze hiervoor geschetste situaties moeten de opslagkosten in de douanewaarde worden opgenomen, omdat de werkelijk betaalde of te betalen prijs de totale betaling is, die door de koper aan de verkoper of ten behoeve van de verkoper aan een derde is of moet worden gedaan, als voorwaarde van de verkoop van de ingevoerde goederen.

Wanneer de goederen ná de verkoop, maar vóór de uitvoer naar de EU, door de koper, voor zijn eigen rekening, in een derde land worden opgeslagen, kunnen de kosten van opslag niet in de douanewaarde worden opgenomen, omdat dergelijke activiteiten, die door de koper voor zijn eigen rekening worden verricht en waarvoor in geen aanpassing is voorzien, niet moeten worden beschouwd als een indirecte betaling aan de verkoper.

Naar boven

2.13 Confirmatieprovisie en bank- of betalingskosten

In bepaalde gevallen nemen verkopers maatregelen tegen het risico dat kopers voor de goederen en diensten niet aan hun betalingsverplichtingen zullen voldoen. Dan kan dat risico worden overgedragen aan banken, verzekeringsmaatschappijen, gespecialiseerde bedrijven, overheden en dergelijke. Deze instellingen verstrekken tegen vergoeding een garantie voor het risico van de niet-betaling door de koper. De vergoeding voor de verdere overdracht van dat risico wordt meestal confirmatieprovisie genoemd.

Dit zal zich vaak voordoen als de verkoper niet voldoende vertrouwen heeft in het bankkrediet dat de koper bij zijn bank heeft geopend. De verkoper zal dat bankkrediet van de koper laten bevestigen bij een andere bank. De vergoeding voor deze financiële dienst van de garanderende bank is de hiervoor bedoelde confirmatieprovisie.

De confirmatieprovisie die aan de bank is verschuldigd zal de verkoper begrijpen in zijn verkoopprijs van de goederen. De kosten van de confirmatieprovisie maken deel uit van de werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs. Dit geldt ook als de verkoper de kosten voor de confirmatieprovisie bij de koper afzonderlijk in rekening brengt. De kosten voor de confirmatieprovisie duidt u aan als een deel van de totale betaling van de ingevoerde goederen, die door de koper aan de verkoper of ten behoeve van de verkoper aan een derde, als gevolg van een voorwaarde van de verkoper van de goederen wordt gedaan.

Als echter de koper zelfstandig een onherroepelijke garantie voor zijn betalingsverplichtingen aan de verkoper verstrekt, kunt u de betaling, die niet als gevolg van een voorwaarde van de verkoop wordt gedaan, niet aanduiden als een deel van de totale betaling die voor de goederen wordt gedaan.

Als het gaat om andere bank- of betalingskosten dan de hiervoor genoemde confirmatieprovisie handelt u overeenkomstig het voorgaande.

Naar boven

2.14 Kosten voor onderzoek en ontwikkeling

In een aantal gevallen worden langdurige onderzoeks- en/of ontwikkelingsactiviteiten (research/development) verricht voor het ontwerpen van nieuwe goederen of het verbeteren van bestaande goederen en het in productie nemen van de ontwerpen of de verbeteringen. De activiteiten kunnen worden uitgevoerd door officiële instellingen maar ook door particuliere bedrijven. De kosten die met deze activiteiten gepaard gaan worden veelal doorberekend in de prijs van de goederen.
De betalingen worden in enkele gevallen periodiek gedaan aan de verkoper of een derde.

Voor het vaststellen van de douanewaarde kan het van belang zijn, dat een onderscheid wordt gemaakt tussen onderzoek en ontwikkeling.

Fundamenteel of wetenschappelijk onderzoek kan worden aangemerkt als onderzoek, dat is gericht op het verwerven van nieuwe kennis met het oogmerk deze kennis aan te kunnen wenden bij het ontwikkelen van een nieuw product, een nieuw procédé, een nieuwe werkwijze of bij het ontwikkelen van aanzienlijk verbeteringen daarvan. Een verband met bepaalde goederen kan vaak niet direct worden gelegd. Onder ontwikkeling kan worden begrepen, het verwerken van resultaten van fundamenteel of wetenschappelijk onderzoek of ander onderzoek in een plan of ontwerp voor een nieuw product, nieuw procédé of voor een aanmerkelijke verbetering van een bestaand product of een bestaand procédé voor productie, verkoop of distributie. Hieronder kunnen ook worden gerangschikt het formuleren, ontwerpen en beproeven van alternatieven, het bouwen van prototypes en het in gebruik nemen van proefinstallaties of -opstellingen.
Routinematige of periodieke geringe veranderingen in bestaande producten, productielijnen, fabricagemethoden of andere verdere activiteiten worden in de meeste gevallen niet onder ontwikkeling begrepen. Marktonderzoek en marktproeven moeten ook van ontwikkeling worden uitgesloten.
Bij ontwikkeling kan, anders dan bij fundamenteel of wetenschappelijk onderzoek, wel een direct verband worden gelegd met bepaalde goederen.

Bij betalingen die voor de vergoeding van onderzoekswerkzaamheden worden gedaan moet worden onderzocht in hoeverre de betalingen betrekking hebben op de ingevoerde goederen. Fundamenteel of wetenschappelijk onderzoek is vaak algemeen van aard en heeft veelal geen betrekking op bepaalde goederen. Ook moet worden onderzocht of de betalingen voor dergelijk onderzoek ingevolge een voorwaarde van de verkoop van de ingevoerde goederen worden gedaan. Ingeval de betalingen voor onderzoek ingevolge een voorwaarde van de verkoop van de ingevoerde goederen worden gedaan, worden de betalingen aangemerkt als deel van de werkelijk voor de ingevoerde goederen betaalde of te betalen prijs. De betalingen voor onderzoek kunnen worden gedaan aan de verkoper of ten behoeve van de verkoper aan een derde. Werkzaamheden die in het kader van ontwikkeling worden uitgevoerd zijn meer specifiek van aard en hebben echter veelal betrekking op bepaalde goederen. Ingeval van betalingen die betrekking hebben op de ontwikkeling of het gebruik van de resultaten van onderzoekingen hebben in principe betrekking op de ingevoerde goederen. De betalingen voor ontwikkeling kunnen worden aangemerkt als deel van de werkelijk voor de ingevoerde goederen betaalde of te betalen totale prijs die ingevolge een voorwaarde van de verkoop aan de verkoper of ten behoeve van de verkoper aan een derde worden gedaan.

Naar boven

2.15 Kosten voor cursus

Een leverancier verkoopt bijzonder gekwalificeerde machines voor een bepaalde prijs. In de machines is geavanceerde technologie verwerkt en de bediening van de machines vereist speciale vaardigheden. In verband hiermee heeft de leverancier een cursus samengesteld. De cursus wordt bij de leverancier gegeven en kan, naar keuze van de afnemers, worden gevolgd. In het geval de cursus daadwerkelijk wordt gevolgd, worden de kosten daarvan afzonderlijk in rekening gebracht.
In de verkoopcontracten van de leverancier is bepaald dat afnemers zelf kunnen beslissen voor het al dan niet volgen van de cursus. Voor het vaststellen van de douanewaarde is het van belang dat wordt vastgesteld, in hoeverre de kosten van de cursus in de douanewaarde van de machines moeten worden inbegrepen.

Een importeur heeft besloten, dat zowel de machine als de bijbehorende cursus worden gekocht. Op het tijdstip van het vaststellen van de douanewaarde heeft een medewerker van de importeur de cursus gevolgd. De leverancier brengt de kosten van de cursus, naast de prijs voor de machine, bij de importeur in rekening. Gezien de verkoopovereenkomst zijn de levering van de machine en de levering van de cursus afzonderlijk overeengekomen. De machine kan worden gekocht zonder dat de cursus behoeft te worden afgenomen. De kosten van de cursus vormen derhalve geen deel van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van de ingevoerde machine en de cursus wordt niet ingevolge een voorwaarde van de verkoop van de machine afgenomen. De kosten van de cursus behoeven niet in de douanewaarde te worden inbegrepen.

In een ander geval is in het verkoopcontract tussen de verkoper en een importeur bepaald, dat de betaling van de kosten van de cursus moet plaatsvinden, ook in het geval dat de importeur geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de cursus te volgen. De betaling voor de cursus wordt dan ingevolge een voorwaarde van de verkoop van de machine aan de verkoper gedaan en aangemerkt als deel van de werkelijk betaalde of te betalen prijs. De machine kan immers niet worden gekocht zonder dat de cursus wordt betaald. Het is niet van belang dat de cursus apart in rekening wordt gebracht.

Indien in het verkoopcontract tussen de verkoper en een importeur is bepaald, dat de betaling van de kosten van de cursus moet plaatsvinden en de importeur de verplichting heeft de cursus bij te wonen, wordt de betaling aangemerkt als deel van de werkelijk betaalde of te betalen prijs. De betaling wordt dan ingevolge een voorwaarde van de verkoop van de machine aan de verkoper gedaan.
De machine kan immers niet worden gekocht zonder dat de cursus wordt betaald. Dat de cursus apart in rekening wordt gebracht is niet van belang.

Naar boven

2.16 Prijsverminderingen

Het begrip "prijsvermindering" wordt gebruikt om een verlaging van de prijs aan te geven ten opzichte van een prijs in een prijscourant, een prijs die aan andere kopers in rekening wordt gebracht of iedere andere hogere prijs. In de handel worden voor dit begrip ook wel andere termen gebruikt, zoals prijsverlaging, korting, rabat, disconto. Een dergelijke prijsvermindering kan op de handelsfactuur worden vermeld, waarop de brutoprijs, de prijsvermindering en in de meeste gevallen ook de nettoprijs zijn aangegeven. Soms is in de handelsfactuur alleen de nettoprijs vermeld. Prijsverminderingen kunnen verband houden met uiteenlopende omstandigheden. In een aantal gevallen houden prijsverminderingen verband met het volgende:

  • het handelsniveau;

  • de hoeveelheid;

  • de beschadiging van goederen;

  • de betalingswijze.

Naar boven

2.17 Voorwaarden prijsverminderingen

Een prijsvermindering die een verkoper aan een koper heeft verleend, kan voor het vaststellen van de douanewaarde worden geaccepteerd als:

  1. de vermindering betrekking heeft op de goederen waarvan de douanewaarde wordt bepaald, en

  2. op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer vaststaat door welke elementen de vermindering wordt bepaald. Enkele voorbeelden daarvan: functie, hoeveelheid, omzet, berekeningsmethode, kwaliteit en/of beschadiging.

In principe geldt dat elke prijsvermindering, die voor de ingevoerde goederen vaststaat op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer en die in de handelsfactuur is vermeld en/of van andere handelsbescheiden kan worden afgeleid, in aanmerking kan worden genomen. Uiteraard kunnen prijsverminderingen die zijn vermeld in de handelsfactuur voor de goederen waarvan de douanewaarde moet worden bepaald, niet worden aanvaard als deze verminderingen in feite betrekking hebben op de aankoop van andere goederen dan de goederen waarvan de douanewaarde wordt bepaald (bijvoorbeeld al eerder ingevoerde goederen).

Een achteraf verleende korting kan ook in aanmerking worden genomen als op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer de elementen waarvan de korting afhankelijk is, vaststaan.

Voorbeeld
In een branche is het gebruikelijk dat bij afname van bepaalde hoeveelheid goederen aanspraak kan worden gemaakt op een bepaalde korting. Om praktische redenen moet het effect van een achteraf verleende korting door een verzoek om teruggaaf worden gerealiseerd.

Prijsverminderingen of creditnota's die betrekking hebben op aanpassingen van de verkoopprijs, als gevolg van bijvoorbeeld lagere doorverkoopprijzen, die ná het tijdstip van het brengen in het vrije verkeer tot stand zijn gekomen, kunnen niet in aanmerking worden genomen.

In de paragrafen die hierna zijn opgenomen is ingegaan op vormen van prijsverminderingen en aspecten die een rol kunnen spelen bij het vaststellen van de douanewaarde. Als een prijsvermindering moet worden beoordeeld die niet in deze paragrafen is genoemd, kan de prijsvermindering worden aanvaard voor zover voldaan is aan de hiervoor genoemde voorwaarden.

Naar boven

2.18 Rabat (functierabat en quantumrabat)

Rabat is een prijsvermindering, die om verschillende redenen en in verschillende vormen kan worden verleend. Zo worden onder meer een functierabat en quantumrabat verleend.

Functierabat

De fabrikant kan zijn afnemers, zoals een groothandel of detaillist, vaste verkoopprijzen voorschrijven voor de verkoop van zijn goederen aan detaillisten of consumenten. Er is dan sprake van zogenoemde listprices. De importeur/groothandelaar en de detaillist zullen voor hun activiteiten in verband met de distributie van de goederen, op deze prijzen een bepaalde marge moeten genieten om hun kosten te kunnen dekken en hun winst te kunnen maken. Deze marge voor groot- en kleinhandel wordt dan als functierabat op de consumptieprijzen in mindering gebracht.

Quantumrabat

Quantumrabat is een prijsvermindering, die vaak wordt verleend bij aankoop van goederen boven een bepaalde hoeveelheid en waarvan het percentage vaak toeneemt. Ook als slechts een gedeelte van de aangekochte goederen voor de Europese Unie is bestemd, is de werkelijk voor dat gedeelte betaalde of te betalen prijs de transactiewaarde. Dit is dat ook het geval als de prijs voor dat gedeelte is beïnvloed door het feit dat een grotere hoeveelheid is aangekocht dan de ingevoerde hoeveelheid.

Voorbeeld
In het verkoopcontract is bepaald dat bij afname van een bepaalde goederen met een hoeveelheid van 500 ton of minder, de "brutoprijs", dus zonder rabat, moet worden betaald. Die prijs wordt met 4% verminderd bij afname van meer dan 500 ton tot en met 1.000 ton en met 8% bij afname van meer dan 1.000 ton. Als die vermindering voldoet aan de in paragraaf 2.17 genoemde voorwaarden, kan de transactiewaarde de basis voor de douanewaarde zijn.

Voorbeeld
Een quantumrabat wordt soms verleend als een korting in natura. Zo kan bijvoorbeeld bij afname van zeep per 12 stuks, 1 stuk extra worden bijgeleverd en bij afname van 3 dozijn, 4 stuks. Dit wordt op de handelsfactuur vaak uitgedrukt als 13/12, 40/36, enzovoorts. Ook in dit geval is de werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs de basis voor de douanewaarde, omdat niet wordt gesproken over de hoeveelheid, die bij de berekening van de douanewaarde bepalend is.

Naar boven

2.19 Omzetkorting en omzetbonus

Omzetkorting

Een omzetkorting verleent een leverancier aan afnemers die in een bepaald tijdvak, bijvoorbeeld een kalenderjaar, een vastgestelde hoeveelheid of voor een vastgesteld bedrag hebben gekocht. Evenals dit met het quantumrabat (zie paragraaf 2.18. ) het geval is, kan de omzetkorting toenemen naarmate er meer is gekocht. Het komt voor dat de leverancier het overeengekomen percentage van de omzetkorting rechtstreeks op de handelsfactuur verrekent zodra de vastgestelde hoeveelheid of het vastgestelde bedrag bereikt is. Ook gebeurt het dat hij de omzetkorting direct toestaat aan afnemers die in vorige jaren een omzetkorting hebben ontvangen en van wie hij overtuigd is dat zij ook in het lopende tijdvak het minimum-aankoopcijfer zullen halen. In beide gevallen is de transactiewaarde de basis voor berekening van de douanewaarde.

Omzetbonus

Een andere vorm van hoeveelheidskorting is de omzetbonus die volgens een bepaalde oplopende schaal wordt berekend op basis van de in een overeengekomen periode afgenomen hoeveelheid en daarom aan het einde van de periode wordt vastgesteld en verrekend. Voor zover de aanspraak op de bonus volgens de glijdende schaal voor de op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer ingevoerde hoeveelheid van een partij goederen vaststaat, kan deze korting direct in aanmerking worden genomen.

De bonus die afhankelijk is van een op het moment van het aangeven voor het vrije verkeer nog niet afgenomen hoeveelheid en die achteraf wordt toegekend, kan ook in aanmerking worden genomen. Dit kan echter pas op het ogenblik dat de voor deze bonus af te nemen hoeveelheid is bereikt en uit de handelsbescheiden kan worden afgeleid dat de elementen waarvan de bonus afhankelijk is, al op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer vaststaan.

Voorbeeld
De verkoper en de koper zijn voor het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer overeengekomen dat bij de afname van bepaalde goederen een omzetbonus aan het einde van het kalenderjaar zal worden verleend volgens de volgende schaal:

Jaarafname

Omzetbonus

tot en met 500 ton

0%

500 tot en met 1.000 ton

2%

meer dan 1.000 ton

4% over de totaal afgenomen hoeveelheid

Stel dat de koper telkens 500 ton afneemt. Bij het aangeven voor het vrije verkeer in een bepaald jaar van de eerste 500 ton kan geen korting op de factuurprijs in mindering worden gebracht. Bij het aangeven voor het vrije verkeer in datzelfde jaar van een tweede partij van 500 ton kan 2% op de factuurprijs in mindering worden gebracht, omdat op dat moment voor die partij de aanspraak op die korting uit de handelsbescheiden kan worden afgeleid.
Bij het aangeven voor het vrije verkeer in datzelfde jaar van de derde partij van 500 ton kan 4% op de factuurprijs in mindering worden gebracht omdat op dat moment voor die partij de aanspraak op die korting uit de handelsbescheiden kan worden afgeleid.
In verband met het aangeven voor het vrije verkeer van de derde partij zal de koper voor de eerste partij alsnog een bonus van 4% en voor de tweede partij een bonus van 2% worden toegekend. Omdat de elementen waarvan deze bonus afhankelijk is al op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer vaststaan, kan de voor deze partijen alsnog verleende korting worden geaccepteerd.

Naar boven

2.20 Beschadigde goederen en teloorgegane goederen

Beschadiging

In geval van beschadiging van goederen vóór het in het vrije verkeer brengen, kunnen zich bij de vaststelling van de douanewaarde onder meer de volgende gevallen voordoen (ongeacht het feit of de goederen verzekerd zijn):

Daarbij is het niet van belang of de beschadiging heeft plaatsgevonden voordat of nadat het risico van de verkoper op de koper is overgegaan.
Zie ook Jurisprudentie HvJ, zaak C-59/92.
Dat wil zeggen dat als slechts een gedeelte van de zending is beschadigd, de transactiewaarde een prijs is die in dezelfde verhouding staat tot de totale prijs als de hoeveelheid beschadigde goederen tot de totaal aangekochte hoeveelheid. Bij deze berekening kan onder meer gebruik worden gemaakt van:

  • de vaststelling van de schade, bijvoorbeeld uitgedrukt in een schadepercentage, door een zowel van de koper als van de verkoper onafhankelijk deskundige;

  • de kosten van herstelling of reiniging; of

  • het door de verzekeringsmaatschappij betaalde bedrag.

Voorbeeld
Koper koopt van verkoper een partij koffie voor € 60.000. Korting voor contante betaling 2%. Leveringsconditie CIF Rotterdam.

Factuurbedrag

Santos Peaberries

60.000

Korting voor contant 2%

1.200

58.800

Bij aankomst te Rotterdam blijkt de partij te zijn beschadigd. Volgens de schade-expert bedraagt het schadepercentage 30%.

Berekening van de douanewaarde

Werkelijk betaalde of te betalen prijs

58.800

Af: schadepercentage 30%

17.640

41.160

De verkoper en de koper zijn voor het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer een nadere verkoopprijs overeengekomen, die bijvoorbeeld kan blijken uit een creditnota van de verkoper. Het nader overeengekomen bedrag kan worden aangeduid als de werkelijk betaalde of te betalen prijs.
Zie ook Jurisprudentie HvJ, zaak 11/89.

Voor de beschadigde goederen moet de voor de onbeschadigde goederen overeengekomen prijs worden betaald. Voor de berekening van de douanewaarde wordt een verhoudingsgewijze verdeling van de werkelijk betaalde of te betalen prijs toegepast.
(artikel 145, lid 1, TVo. CDW)
Zie ook Jurisprudentie HvJ, zaak 183/85.

Onder- of oververzekering

Het bedrag dat de verzekeringsmaatschappij heeft betaald, geeft niet steeds een juist beeld van de waardevermindering als gevolg van de schade, omdat dat bedrag kan zijn beïnvloed door onder- of oververzekering. De waarde van de goederen moet worden bepaald op grond van de staat waarin de goederen zich op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer bevinden.

Voorbeeld
Het verzekerd bedrag is hoger dan de verkoopprijs. Het uitgekeerde schadebedrag kan niet op de verkoopprijs van de onbeschadigde goederen in mindering worden gebracht maar moet worden uitgedrukt in een percentage van het verzekerd bedrag, waarna dit percentage op de verkoopprijs van de goederen in onbeschadigde staat in mindering wordt gebracht.

Het verzekerde bedrag is € 1.000.
De koopprijs CIF. Rotterdam is € 800.
De schade-uitkering is € 400 (= 40% van het verzekerde bedrag).

Berekening van de douanewaarde

Koopprijs

800

Af: schadepercentage 40%

320

Douanewaarde

480

Voor verschillende soorten goederen geldt bovendien dat er tijdens het transport kwaliteitsverlies (bijvoorbeeld verminderde groeikracht) of gewichtsverlies (bijvoorbeeld door indrogen, verdampen) optreedt. Aangezien een dergelijk verlies inherent is aan de goederensoort, zal daarmee bij de prijs van die goederen rekening zijn gehouden. Als dergelijke goederen verzekerd zijn, is vaak in de verzekeringsovereenkomst de bepaling opgenomen dat de schade van een zodanig verlies niet voor rekening van de verzekeringsmaatschappij is. Voor de bepaling van de douanewaarde moet met een zodanig verlies geen rekening worden gehouden, als dit verlies ligt binnen een tussen partijen overeengekomen toelaatbaar tekort (franchise) dan wel bij het bepalen van de prijs hiermee rekening is gehouden.

Teloorgang

Voor goederen die voor het vrije verkeer worden aangegeven en deel uitmaken van een partij goederen, waarvan het andere deel voor het tijdstip van het brengen in het vrije verkeer is teloorgegaan, is de werkelijk betaalde of te betalen prijs een prijs die in dezelfde verhouding staat tot de totale prijs als de ingevoerde goederen staan tot de totaal aangekochte partij goederen.

Voorbeeld
Een koper koopt van een verkoper 100 elektrische fietsen à € 200 per stuk. Korting voor contante betaling 2%. Leveringsconditie CIP Rotterdam.

Factuurbedrag

100 fietsen van € 200

20.000

Korting voor contant 2%

400

19.600

Er komen slechts 60 fietsen aan in Rotterdam: 40 stuks zijn tijdens de reis overboord geslagen.

Berekening van de douanewaarde voor 60 fietsen

 

60

---- x € 19.600 =

Douanewaarde € 11.760

100

Vervoerskosten

Als gedeeltelijk verlies of beschadiging is opgetreden, wordt voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen een verhoudingsgewijze verdeling gemaakt van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

Dit betekent dat als de vervoerkosten zijn inbegrepen in de werkelijk betaalde of te betalen prijs, zoals bij de leveringsconditie CIP, de verhoudingsgewijze verdeling ook op die kosten kan worden toegepast. Zijn de kosten van vervoer echter niet bij de prijs inbegrepen, zoals bij de leveringsconditie FCA, dan kan een zodanige verdeling van die kosten niet zonder meer worden gemaakt. Immers, de vervoerkosten van de ingevoerde goederen moeten in de douanewaarde worden opgenomen.

Bij beschadigde goederen zullen dezelfde vrachtkosten worden betaald als voor onbeschadigde goederen, tenzij de vervoer- of verzekeringsmaatschappij de koper hiervoor een vergoeding verleent. In dat geval kan het lagere bedrag bijgeteld worden.

In geval van teloorgaan van een deel van de goederen kunnen alleen de kosten van vervoer worden toegerekend van de ingevoerde goederen. Een verhoudingsgewijze verdeling vindt in dat geval in feite ook plaats ten aanzien van de kosten van vervoer.
(artikel 32, lid 1, letter e, CDW)

Voorbeeld
Een koper koopt van een verkoper een partij koffie voor € 56.000. Korting voor contante betaling 2%. Leveringsconditie FOB New York.

Factuurbedrag

Santos Peaberries

56.000

Korting voor contante betaling 2%

1.120

54.880

De vervoerkosten bedragen € 4.000.

Bij aankomst te Rotterdam blijkt de partij te zijn beschadigd. Volgens de schade-expert bedraagt het schadepercentage 30%. De koper heeft een transportverzekering op CIF-basis afgesloten. Dit houdt in dat de verzekeringsmaatschappij ook een vergoeding geeft voor de kosten van vervoer.

Berekening van de douanewaarde

Werkelijk betaalde of te betalen prijs

54.880

Af: schadepercentage 30%

16.464

38.416

Aanpassing:

(artikel 32, lid 1, letter e, CDW)

Kosten van vervoer

4.000

Af: schadepercentage 30%

1.200

41.216

Voorbeeld
Een koper koopt van een verkoper een partij koffie voor € 56.000. Korting voor contante betaling 2%. Leveringsconditie FOB New York.

Factuurbedrag

Santos Peaberries

56.000

Korting voor contante betaling 2%

1.120

54.880

De vervoerkosten bedragen € 4.000

Berekening douanewaarde

Werkelijk betaalde of te betalen prijs

54.880

Af: schadepercentage 30%

16.464

38.416

Aanpassing:

(artikel 32, lid 1, letter e, CDW)

Vervoerskosten

4.000

42.416

Terugbetaling

Wanneer de beschadiging of het gedeeltelijk verlies pas na het in het vrije verkeer brengen wordt vastgesteld, bijvoorbeeld bij gezondheids- of kwaliteitscontrole, moet bij een verzoek om terugbetaling aannemelijk worden gemaakt dat de beschadiging of het gedeeltelijk verlies al bestond op het moment dat de goederen in het vrije verkeer werden gebracht.
(artikel 236, lid 1, CDW)

Naar boven

2.21 Gebrekkige goederen en garanties

De douanewaarde van de ingevoerde goederen is de transactiewaarde van de ingevoerde goederen. Deze transactiewaarde is de werkelijk betaalde of te betalen prijs die ingevolge een verkoop voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap is overeengekomen, en welke prijs in voorkomend geval dient te worden aangepast met verhogingen en/of verlagingen.
(artikelen 29, 32 en 33 CDW)

Bij de verkoop van goederen worden onder andere afspraken gemaakt over verplichtingen van de verkoper ten gunste van de koper zoals die ter zake van garanties. Indien blijkt dat de verkoper zijn verplichtingen niet is nagekomen, omdat anders dan bij de verkoop is overeengekomen gebrekkige goederen zijn geleverd als gevolg van fouten in materialen, vervaardigen en/of ontwerpen, zal de verkoper op basis van deze verplichtingen veelal een aanvullende prestatie (levering van goederen en/of diensten) moeten verrichten waarna kan worden geacht dat de verkoper aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Indien de aanvankelijk overeengekomen prijs in verband met de garantieverplichting door de verkoper wordt verlaagd ten gunste van de koper, kan de prijs die bij het brengen in het vrije verkeer in het kader van de douanewaarde is aangegeven dienovereenkomstig worden verlaagd, voor zover is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • de goederen moeten reeds gebreken hebben vertoond op het tijdstip van het brengen in het vrije verkeer zoals is bedoeld in artikel 67 CDW;

  • de verlaging (kosten of waarden van onderdelen en/of arbeid) van de prijs die de verkoper nader is overeengekomen moet ten gunste van de koper worden verleend op basis van zijn garantieverplichtingen;

  • de verlaging van prijs mag niet reeds zijn opgenomen in de verkoop die de verkoper en koper hebben afgesloten op basis waarvan de goederen zijn geleverd;

  • de verlaging van de prijs moet wel binnen een termijn van twaalf maanden na het brengen in het vrije verkeer zijn overeengekomen.

(artikel
145, leden 2 en 3, TVo. CDW) (Arrest HvJ, 19 maart 2009, C-256/07)

Eventueel kan voor het verlagen van de douanewaarde ter zake van garanties worden gekozen voor het gebruik van forfaits die aan de hand van werkelijke gegevens worden vastgesteld. Deze dienen echter op voorlopige basis te worden gebruikt, welke na een periode definitief moeten worden berekend. In voorkomend geval moet een boeking achteraf worden gedaan of een terugbetaling worden verleend. Vervolgens dienen de forfaits weer voor een volgende periode voorlopig en na afloop van de periode definitief te worden vastgesteld. Eventueel wordt weer een boeking achteraf gedaan of een terugbetaling verleend.

Naar boven

2.22 Korting voor vooruitbetaling en korting voor contante betaling

De werkelijk betaalde of te betalen prijs kan onder meer afhankelijk zijn van de volgende factoren:

  • korting voor vooruitbetaling;

  • korting voor contante betaling.

In het geval van vooruitbetaling blijft het netto betaalde bedrag basis voor de berekening van de douanewaarde.

Een korting voor contante betaling (ook sconto of disconto geheten) die gewoonlijk niet hoger is dan zo’n 3%, wordt meestal toegestaan aan kopers die dadelijk bij de levering of op korte termijn (30 of 60 dagen) daarna betalen. Meestal heeft op het tijdstip van de waardebepaling nog geen betaling plaatsgevonden.

De werkelijk te betalen prijs staat dan nog niet vast. Dit zou betekenen dat in die gevallen met de vaststelling van de douanewaarde zou moeten worden gewacht tot het tijdstip waarop de betaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Om dit te voorkomen is bepaald dat bij de vaststelling van de douanewaarde met de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen in de gevallen waarin de prijs van de goederen nog niet is betaald op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer, de te betalen prijs op het tijdstip van de vereffening als basis voor de douanewaarde wordt genomen.

Dit betekent dat in de gevallen waarin de termijn waarbinnen moet worden betaald om voor de korting voor contante betaling in aanmerking te kunnen komen op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer nog niet is verstreken, van de korting voor contante betaling kan worden uitgegaan, ook al zou de koper deze wegens te late betaling niet daadwerkelijk genieten.

Als bij regelmatige invoer van goederen die het voorwerp uitmaken van onder dezelfde handelsvoorwaarden tussen partijen gesloten transacties blijkt dat de koper een vermindering van de prijs wordt verleend die als korting voor contante betaling wordt aangeduid, maar structureel niet wordt genoten, moet worden onderzocht of sprake is van een deel van de totale betaling die werkelijk is of moet worden gedaan.

Uiteraard valt het bedrag dat als korting voor contante betaling op de verkoopprijs in mindering kan worden gebracht, onder de douanewaarde als blijkt dat de hiervoor vermelde termijn op het tijdstip van het brengen in het vrije verkeer al is verstreken. In zo'n geval moet u ervan uitgaan dat de, bij de vereffening op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer, te betalen prijs ook het bedrag van de korting voor contante betaling omvat.

Als de korting voor contante betaling hoger is dan het gangbare percentage van zo’n 3%, is er in het algemeen geen sprake meer van een korting voor contante betaling. In zo'n geval zal de koper moeten aantonen dat hij daadwerkelijk deze korting geniet.

Naar boven

2.23 Monsterkorting en tentoonstellingskorting

Een monsterkorting of tentoonstellingskorting kan doorgaans in aanmerking worden genomen voor het vaststellen van de douanewaarde. Wel moet aan alle voorwaarden zijn voldaan die in paragraaf 2.17. gesteld zijn. Uit de handelsbescheiden kan echter blijken dat de korting een beperking voor het gebruik van de goederen voor de koper met zich meebrengt, bijvoorbeeld uit de vermelding:

  • "NIET BESTEMD VOOR WEDERVERKOOP";

  • "ALLEEN TE GEBRUIKEN ALS MONSTER"; of

  • "ALLEEN TEST DOELEINDEN".

In dergelijke gevallen legt de verkoper aan de koper een beperking op en zal de douanewaarde niet met toepassing van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen kunnen worden vastgesteld. In dat geval zal de douanewaarde met een andere methode moeten worden vastgesteld (zie hoofdstuk 5, 6, 7, 8, en 9). Deze beperking geldt niet voor handelsmonsters waarvoor een lagere prijs wordt betaald omdat zij een andere verpakking en opdruk hebben.

Naar boven

2.24 Dumpingprijzen en uitvoersubsidies of premies

De communautaire bepalingen voor de douanewaarde zijn niet in het leven geroepen voor de bestrijding van dumping van goederen op de markt van de Europese Gemeenschap. Als het bestaan van dumping wordt vermoed of vastgesteld, is de enige procedure voor de bestrijding daarvan het gebruik van communautaire bepalingen betreffende beschermende maatregelen tegen dumping. In die gevallen kan de Europese Gemeenschap een anti-dumpingheffing instellen.

In geval van dumping kunt u de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de vaststelling van de douanewaarde met de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen daarom niet verwerpen. Evenmin kunt u aan die prijs een bedrag toevoegen ter vereffening van de marge van dumping. De vaststelling van de douanewaarde van gedumpte goederen vindt dus op dezelfde wijze plaats als van goederen waarvan de prijs ligt onder de gangbare marktprijzen voor identieke goederen.
(artikelen 29 en 32 CDW)

In het land van oorsprong of uitvoer kan de overheid subsidies of premies hebben verleend voor de bevordering van de productie, van de uitvoer of het vervoer van de goederen. De vraag of de gesubsidieerde prijs kan worden aanvaard voor de vaststelling van de douanewaarde met de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen is afhankelijk van een aantal factoren.

Verwerping van de overeengekomen prijs zou mogelijk zijn als de subsidie of de premie kan worden beschouwd als een voorwaarde of prestatie, waardoor de verkoop of de prijs is beïnvloed en waarvoor geen waarde kan worden vastgesteld (zie paragraaf 2.31.).
(en artikel
148 TVo. CDW)

In dit kader moet de voorwaarde of prestatie verband houden met hetgeen is overeengekomen tussen de verkoper en de koper. Aangezien de subsidie of de premie niet is overeengekomen tussen de verkoper en de koper, kan niet zonder meer worden gesteld dat de verkoop of de prijs daardoor is beïnvloed.

Het bedrag van de subsidie of de premie kunt u niet beschouwen als een gedeelte van de totale betaling die door de koper aan de verkoper of ten behoeve van de verkoper voor de ingevoerde goederen is of moet worden gedaan. Een subsidie of premie die de verkoper van de overheid heeft ontvangen, is niet een betaling door de koper en vormt daarom geen deel van de totale betaling.
(artikel 29, lid 3, letter a, CDW)

Verhoging van de werkelijk betaalde of te betalen prijs met het bedrag van de subsidie of de premie is niet mogelijk omdat geen andere verhogingen kunnen plaatsvinden dan die uitdrukkelijk zijn genoemd (zie hoofdstuk 3).
(artikel 32 CDW)

Uit het bovenstaande volgt dat de wijze van vaststelling van de douanewaarde van gesubsidieerde goederen dezelfde is als die op andere goederen wordt toegepast.

Naar boven

2.25 Opslag onder douaneverband

De douanewaarde van goederen waarvoor een douaneschuld is ontstaan en die zijn opgeslagen in ruimten voor tijdelijke opslag of (douane)entrepots, met uitzondering van douane-entrepot type D (of type E met procedures van type D), stelt u op dezelfde manier vast als van goederen die rechtstreeks na binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht. De douanewaarde van de uitgeslagen goederen stelt u vast op het tijdstip waarop de goederen in het vrije verkeer worden gebracht.

De douanewaarde van goederen die uit een douane-entrepot type D (of type E met procedures van type D), met gebruikmaking van de vereenvoudigde procedures zonder bij de douane te zijn aangebracht en die voordat de vereenvoudigde aangifte is ingediend in het vrije verkeer worden gebracht, wordt gebaseerd op de heffingsgrondslagen (de soort, de douanewaarde, de hoeveelheid) zoals die bij de plaatsing onder het stelsel van douane-entrepots zijn erkend of toegestaan.

De heffingsgrondslagen voor de douanewaarde van de goederen die met de bestemming het vrije verkeer uit een douane-entrepot type D (of type E met procedures van type D), worden uitgeslagen, worden vermeld in de vereenvoudigde aangifte voor het plaatsen onder het stelsel.

De douanewaarde van goederen die zijn uitgeslagen uit een douane-entrepot type D (of type E met procedures van type D), stelt u daarom vast op het tijdstip van de uitslag aan de hand van de gegevens en handelsbescheiden voor de douanewaarde die bij de plaatsing (bij inslag) onder het stelsel zijn erkend of toegestaan.

Als de belanghebbende bij uitslag uit een douane-entrepot type D (of type E met procedures van type D), verzoekt om andere (gunstige) heffingsgrondslagen die zonder daadwerkelijk onderzoek van de goederen kunnen worden vastgesteld (bijvoorbeeld wisselkoersverschillen), kan de douanewaarde op deze grondslagen worden gebaseerd. Als de heffingsgrondslagen niet zonder daadwerkelijk onderzoek van de goederen kunnen worden vastgesteld, kunnen de vereenvoudigde procedures niet worden gebruikt. In plaats van de vereenvoudigde aangifte moet een aangifte voor het vrije verkeer worden ingediend en moeten de goederen bij de douane worden aangebracht. De douanewaarde kunt u ook in dit geval bij uitslag baseren op de gunstige heffingsgrondslagen.

Naar boven

2.26 Gebruikelijke behandelingen in (douane)entrepot

Opslaginstituten zijn schakels in het internationale vervoer en de distributie van goederen. Om de periode waarin goederen onder douaneverband zijn opgeslagen optimaal te benutten, kunnen behandelingen worden toegestaan die in het kader van vervoer en distributie gebruikelijk zijn.

In (douane)entrepots kunnen de goederen de volgende gebruikelijke behandelingen ondergaan:

  • bewaren in goede staat;

  • verbeteren van de presentatie of handelskwaliteit;

  • voorbereiden op de distributie of wederverkoop.

(artikel 109 CDW en artikel
531 en bijlage
72 TVo. CDW)

In ruimten voor tijdelijke opslag mogen alleen behandelingen worden toegestaan die noodzakelijk zijn om de goederen in ongewijzigde staat te behouden zonder dat de presentatie of de technische kenmerken ervan worden gewijzigd.
(artikel 52 CDW)

Voor het vaststellen van de douanewaarde gelden bij (douane)entrepots enkele bijzondere bepalingen. De volgende kosten neemt u, voor zover ze zijn inbegrepen bij de (werkelijk betaalde of te betalen) prijs, niet in de douanewaarde op, op voorwaarde dat zij onderscheiden zijn van de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs:

  • kosten van opslag;

  • kosten voor bewaring in goede staat gedurende de opslag.

(artikel 112, lid 1 en artikel 178, lid 1, CDW)

Voor het vaststellen van de douanewaarde hoeft u bij ruimten voor tijdelijke opslag evenmin de volgende kosten bij de douanewaarde op te nemen, voor zover inbegrepen in de (werkelijke betaalde of te betalen) prijs en op voorwaarde dat zij onderscheiden zijn van de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs:

  • kosten van opslag;

  • kosten van de behandelingen die in ruimten voor tijdelijke opslag kunnen worden toegestaan.

Tot de kosten van opslag kunt u bijvoorbeeld de volgende kosten rangschikken:

  • kosten voor het ontvangen;

  • kosten voor het huren;

  • kosten voor het afleveren.

Tot de kosten voor het bewaren in goede staat behoren de volgende kosten:

  • kosten voor het luchten, uitspreiden, drogen, het wegruimen van stof, eenvoudige schoonmaakhandelingen, herstellen van de verpakking, eenvoudige herstellingen van beschadigingen die tijdens het vervoer of de opslag zijn opgelopen en aanbrengen of weghalen van beschermende bekleding met het oog op het vervoer;

  • kosten voor het herconstrueren van goederen na het vervoer;

  • kosten voor voorraadopneming, monsterneming, sortering, zevering, filtering en weging van de goederen;

  • kosten voor het verwijderen van beschadigde of aangetaste delen;

  • kosten voor het verbeteren van de houdbaarheid door middel van pasteurisatie, sterilisatie, bestraling of door toevoeging van middelen voor het verduurzamen;

  • kosten voor behandelen tegen parasieten;

  • kosten voor elke behandeling door het verhogen of verlagen van de temperatuur (zonder verdere behandeling of distillatie), zelfs als dit tot een wijziging van de GN-code van acht cijfers leidt.

(Bijlage
72 TVo. CDW)

De handelingen die met de opslag en het bewaren in goede staat te maken hebben, zoals inventariseren, controleren en administreren worden gerangschikt onder deze gebruikelijk behandelingen.

Als de douanewaarde wordt gebaseerd op een (werkelijk betaalde of te betalen) prijs, waarin de kosten van opslag, de kosten voor bewaring in goede staat gedurende de opslag in (douane)entrepots of de kosten van opslag en de kosten van de behandelingen die in ruimten voor tijdelijke opslag kunnen worden toegestaan, zijn opgenomen, hoeven deze kosten niet bij de douanewaarde te worden inbegrepen. De voorwaarde daarbij is dat deze kosten zijn onderscheiden van de voor de goederen (werkelijk betaalde of te betalen) prijs. De manier waarop de kosten moeten zijn onderscheiden, vindt u in paragraaf 4.2.

De kosten voor het verbeteren van de presentatie of handelskwaliteit van de goederen en voor de voorbereiding op de distributie of wederverkoop van de goederen kunnen niet buiten de douanewaarde worden gelaten. Deze kosten kunnen evenmin buiten de douanewaarde worden gelaten als deze kosten zijn onderscheiden.

De gebruikelijke behandelingen kunnen hebben geleid tot een vermeerdering of vermindering van de waarde. Verder kunnen de gebruikelijke behandelingen zoals die voor het verbeteren van de presentatie of handelskwaliteit en de voorbereiding op de distributie of wederverkoop de presentatie en/of technische kenmerken van de goederen hebben veranderd.

Als de gebruikelijke behandelingen bestaan uit behandelingen voor de verbetering van de presentatie of handelskwaliteit of de voorbereiding op de distributie of wederverkoop kunnen de behandelde goederen vaak niet meer gelijk worden gesteld met de onbehandelde goederen.

De douanewaarde van de ingevoerde goederen wordt berekend naar de presentatie en/of technische kenmerken van de goederen op het tijdstip waarop de goederen in het vrije verkeer worden gebracht. In het geval de presentatie en/of technische kenmerken van de ingevoerde behandelde goederen door de gebruikelijke behandeling zijn gewijzigd, kan de douanewaarde niet worden bepaald naar de presentatie en/of technische kenmerken van de onbehandelde goederen. De presentatie en/of technische kenmerken zijn immers gewijzigd. De douanewaarde moet worden vastgesteld naar de presentatie en/of technische kenmerken van de ingevoerde en behandelde goederen. Daarvoor wordt gebruik gemaakt de methoden die voor het vaststellen van de douanewaarde zijn voorgeschreven (zie paragraaf 1.3.). De gegevens en handelsbescheiden over de behandelde goederen moeten worden getoetst aan de voorwaarden en beperkingen van de methoden.

De kosten voor opslag en het bewaren van de goederen in goede staat kunnen op de (werkelijk betaalde of te betalen) prijs in mindering worden gebracht voor zover zij daarin zijn inbegrepen en daarvan zijn onderscheiden. De kosten voor het verbeteren van presentatie of handelskwaliteit en de kosten voor het voorbereiden op distributie of wederverkoop kunnen niet op de (werkelijk betaalde of te betalen) prijs in mindering worden gebracht.
(artikel 112, lid 1, en artikel 178, lid 1, CDW)

De aangever kan echter een verzoek indienen om voor het bepalen van de rechten bij invoer uit te gaan van de soort, de douanewaarde en de hoeveelheid alsof de goederen niet aan de gebruikelijke behandeling onderworpen zijn geweest. Een overweging hiervoor is dat een in het douanegebied van de Gemeenschap toegevoegde meerwaarde onder voorwaarden niet bij de douanewaarde van de in het vrije verkeer gebrachte goederen hoeft te worden inbegrepen. In dat geval wordt na toestemming van de douane uitgegaan van de presentatie en/of technische kenmerken van de onbehandelde goederen. De douanewaarde moet worden berekend naar de presentatie en/of technische kenmerken van de onbehandelde goederen. Daarvoor wordt gebruik gemaakt de methoden die voor het vaststellen van de douanewaarde zijn voorgeschreven (zie paragraaf 1.3.). De gegevens en handelsbescheiden over de behandelde goederen moeten worden getoetst aan de voorwaarden en beperkingen van de methoden.
(artikelen 112, lid 2, en 178, lid 2, CDW)

De kosten voor het verbeteren van de presentatie of handelskwaliteit en het voorbereiden op de distributie of wederverkoop kunnen niet op de (werkelijk betaalde of te betalen) prijs in mindering worden gebracht. De kosten van opslag en bewaren in goede staat kunnen niet in mindering worden gebracht omdat deze kosten waarschijnlijk niet in de (werkelijk betaalde of te betalen) prijs zijn inbegrepen.
(artikel 112, lid 1, en artikel 178, lid 1, CDW)

Voorbeeld 1
Een handelaar in Nederland is distributeur van machines voor de Europese markt. Hij koopt van een fabrikant in een derde land een machine voor een prijs van € 40.000. De fabrikant levert ook een transformator en aansluitstekkers met Europese specificaties aan de distributeur. Deze onderdelen kunnen in deze machine, maar ook in andere machines worden gebruikt. Zonder de onderdelen kan de machine op de Europese markt niet worden gebruikt. De onderdelen worden gratis aan de distributeur geleverd; de prijs van identieke onderdelen is € 1.200. De machine en de onderdelen worden ingeslagen in een douane-entrepot. De distributeur heeft toestemming van de douane een gebruikelijke behandeling te verrichten (Bijlage 72 TVo. CDW) in de zin van het voorbereiden op de distributie of wederverkoop. In het douane-entrepot worden de onderdelen in de machine gemonteerd. De kosten voor het monteren en ompakken bedraagt € 500, de kosten voor de opslag € 800.

De distributeur verkoopt de machine waarin de onderdelen zijn gemonteerd door aan een bedrijf in België. De verkoopprijs bedraagt € 55.000. De distributeur verricht na de doorverkoop/levering van de machine werkzaamheden in de zin van installatie en technische bijstand. De kosten hiervoor zijn € 4.000. De kosten in verband met het vervoer in het douanegebied van de Gemeenschap zijn € 400. De douanerechten bedragen € 1.500. Deze bedragen zijn in de verkoopprijs, die aan de Belgische firma in rekening wordt gebracht, opgenomen.

De presentatie en/of technische kenmerken van de machine, waarin de onderdelen zijn geplaatst, kunnen voor het bepalen van de douanewaarde niet gelijk worden gesteld aan die van de machine waarin de onderdelen niet zijn gemonteerd. De douanewaarde van de machine waarin de onderdelen zijn gemonteerd kan worden gebaseerd op de doorverkoopprijs. De kosten van opslag, de kosten van installatie/technische bijstand en douanerechten kunnen op de doorverkoopprijs in mindering worden gebracht. Dit geldt niet voor de montagekosten en de kosten van het ompakken. Deze kunnen niet in mindering worden gebracht. Voor het vaststellen van de douanewaarde wordt gebruik gemaakt van de methode van redelijke middelen. Artikel 31 CDW. Er zijn na het monteren van de onderdelen andere goederen ontstaan.

Als de aangever een verzoek op grond van artikel 112 lid 2 CDW (waarde bij inslag entrepot)heeft ingediend, dat de douane heeft ingewilligd, kan voor het berekenen van de rechten bij invoer worden uitgegaan van de voor de machine werkelijk betaalde of te betalen (inkoop)prijs en de voor de onderdelen vastgestelde werkelijk betaalde of te betalen prijs van identieke onderdelen. Bij deze prijzen zullen de hiervoor bedoelde kosten niet zijn inbegrepen en kunnen niet in mindering worden gebracht. De methoden die moeten worden gebruikt zijn de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen en de transactiewaarde-methode van identieke goederen.

Douanewaarde

Huurprijs

80.000

Kosten van opslag

800

Kosten voor installatie/technische bijstand

4.000

Kosten voor vervoer/verzekering in de Gemeenschap

400

Rechten bij invoer

1.500

6.700

73.300

of

Douanewaarde op basis laatste verkoop voor binnenbrengen gemeenschap en waarde identieke goederen

     

Werkelijk betaalde of te betalen prijs van de machine

40.000

Werkelijk betaalde of te betalen prijs van identieke onderdelen

1.200

Om op basis van deze gegevens de douanewaarde te bepalen moet de importeur een verzoek doen op grond van artikel 112 lid 2 CDW.

Voorbeeld 2
Een leverancier uit een derde land verkoopt een zending wijn in vaten aan een importeur in de Gemeenschap voor een bedrag van € 15.000. De wijn wordt ingeslagen in het vrij-entrepot van de importeur. De importeur heeft toestemming om de wijn in vaten in goede staat te bewaren. De wijn in vaten wordt bij een constante temperatuur opgeslagen. De kosten van het bewaren in goede staat bedragen € 1.000; de kosten van opslag bedragen € 500.

De importeur verkoopt de wijn in vaten aan een groothandelaar voor een prijs van € 25.000. De presentatie en/of technische kenmerken van de wijn in vaten kunnen voor het bepalen van de douanewaarde gelijk worden gesteld met die van de onbehandelde wijn in vaten.

De douanewaarde van de behandelde wijn in vaten kan in dit geval worden vastgesteld op basis van de prijs van € 25.000. Bij deze prijs zullen de kosten voor het bewaren in goede staat en de kosten van opslag zijn inbegrepen en kunnen daarop in mindering worden gebracht.

Douanewaarde

Werkelijk betaalde of te betalen prijs

25.000

Kosten van opslag

500

Kosten van bewaring in goede staat

1.000

1.500

23.500

of

Werkelijk betaalde of te betalen prijs € 15.000.
De aangever heeft een verzoek op grond van artikel 112 lid 2 CDW ingediend en de douane heeft dit verzoek geaccepteerd. De kosten voor het bewaren in goede staat en de kosten van opslag zijn niet bij de prijs inbegrepen en kunnen op deze prijs niet in mindering worden gebracht.

Naar boven

2.27 Behandeling onder douanetoezicht

Een bijzondere regeling is getroffen voor de bepaling van de douanewaarde voor goederen die:

  • uit derde landen in de Gemeenschap zijn gebracht, en

  • in het vrije verkeer worden gebracht, maar ervoor een behandeling onder douanetoezicht hebben ondergaan.

De behandeling kan zowel plaatsvinden in een (douane)entrepot als buiten een (douane)entrepot. Deze regeling houdt in dat de vergunninghouder voor de bepaling van de douanewaarde kan kiezen uit de volgende methoden:

  • de douanewaarde van de behandelde producten waarbij gebruik wordt gemaakt van de transactiewaarde-methode van identieke goederen zoals is bedoeld in artikel 30, lid 2, letter a, CDW (zie hoofdstuk 5);

  • de douanewaarde van de behandelde producten waarbij gebruik wordt gemaakt van de transactiewaarde-methode van soortgelijke goederen zoals is bedoeld in (zie hoofdstuk 6);

  • de douanewaarde van de behandelde producten waarbij gebruik wordt gemaakt van de terugrekenmethode zoals is bedoeld in (zie hoofdstuk 7);

  • de douanewaarde van de invoergoederen vermeerderd met de behandelingskosten. De douanewaarde van de invoergoederen wordt berekend met behulp van de algemene methoden die voor het vaststellen van de douanewaarde zijn vastgesteld. Onder behandelingskosten wordt verstaan alle kosten die noodzakelijk zijn voor het vervaardigen van de behandelde producten met inbegrip van de algemene kosten (overheads) en met inbegrip van de waarde van de communautaire goederen, voorzover die voor het vervaardigen van de behandelde producten zijn gebruikt. Winst die in het douanegebied van de Gemeenschap is gemaakt behoeft niet in de douanewaarde van de behandelde producten te worden inbegrepen. De douanewaarde van de behandelde producten bestaat derhalve uit de som van de douanewaarde van de invoergoederen en de behandelingskosten zoals hiervoor isaangegeven.
    (artikelen 29, 30 en 31 CDW en artikel 551, lid 3, laatste zinsdeel TVo. CDW)

(artikel 36, lid 1, CDW en artikel
551, lid 3 TVo. CDW)

De bijzondere regeling geldt alleen als de goederen een behandeling hebben ondergaan. Als niet-behandelde goederen in het vrije verkeer worden gebracht, maakt u gebruik van de algemene douanewaardebepalingen.

Naar boven

2.28 Compensatiehandel

Compensatiehandel kan worden omschreven als een transactie waarbij, in één contract of in een aantal gerelateerde contracten, is overeengekomen dat voor de levering van de ingevoerde goederen de betaling plaatsvindt door middel van levering van vervangende goederen of diensten in aanvulling op, of in de plaats van, een financiële afwikkeling.

In de praktijk hebben zich vele vormen van compensatietransacties ontwikkeld, zoals ruiltransactie (barter), compensatietransactie, tegenkooptransactie (counterpurchase), terugkooptransactie (buy-back arrangement). Naast verschillende zuivere vormen van compensatiehandel komen vele mengvormen voor die niet altijd gemakkelijk zijn te herkennen.

Doorgaans vermelden de compensatiecontracten de soort, hoeveelheid en kwaliteit van vervangende goederen evenals de termijn waarbinnen de levering zal moeten plaatsvinden. Hoewel vaak de waarde van in dergelijke contracten genoemde goederen in gangbare valuta wordt vermeld, vindt vaak ter voorkoming van overbodige deviezenbewegingen een verrekening plaats (clearing).

Met uitzondering van zuivere ruiltransacties die in de praktijk weinig voorkomen, zal er voor de overige compensatietransacties in het algemeen wel sprake zijn van een verkoop voor uitvoer naar de Gemeenschap.
(artikel 29 CDW en artikel
147 TVo. CDW)

Voor de toepassing van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen kan de verkoop of de prijs zijn beïnvloed door een voorwaarde of prestatie. Zie ook paragraaf 2.31.

De volgende voorbeelden kunnen worden gegeven van gevallen die kunnen leiden tot een verwerping van de transactiewaarde:

  1. De verkoper stelt de prijs van de ingevoerde goederen vast op voorwaarde dat de koper ook andere goederen in bepaalde hoeveelheden zal kopen.

  2. De prijs van de ingevoerde goederen hangt af van de prijs of de prijzen waartegen de koper van de ingevoerde goederen andere goederen aan de verkoper van de ingevoerde goederen verkoopt.

  3. De prijs wordt vastgesteld op basis van een wijze van betaling die geen verband houdt met de ingevoerde goederen; de ingevoerde goederen kunnen bijvoorbeeld halffabrikaten zijn die door de verkoper zijn geleverd op voorwaarde dat hij een bepaalde hoeveelheid van de gerede artikelen zal ontvangen.

(Bijlage
23 TVo. CDW; Noot op artikel 29, lid 1, letter b, CDW)

Zodra u echter de waarde van de voorwaarde of de prestatie kan vaststellen, beschouwt u deze als een niet-rechtstreekse betaling door de koper aan de verkoper en als een deel van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.
(artikel
148 TVo. CDW)

Wanneer de beïnvloeding niet meetbaar blijkt, verwerpt u de betreffende transactie. Mogelijk is er op aanvaardingsdatum een andere transactie op basis waarvan de douanewaarde kan worden vastgesteld. Als de douanewaarde niet met behulp van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen kan worden vastgesteld, onderzoekt u of de douanewaarde met de daarop volgende methode kan worden vastgesteld (zie paragraaf 1.3.).

Voorbeeld
Een leverancier uit Wit-Rusland verkoopt chemicaliën aan een importeur in Nederland. De prijs bedraagt € 15.000 en de leveringsvoorwaarde luidt CIF-Rotterdam. De leverancier en de importeur zijn overgekomen dat de verrekening zal plaatsvinden door betaling van deze prijs en de levering van een hoeveelheid melkpoeder. De melkpoeder moet voor rekening van de importeur worden afgeleverd bij de leverancier van de ingevoerde chemicaliën in Wit-Rusland. De marktwaarde van de melkpoeder bedraagt € 14.000. De importeur heeft de melkpoeder echter gekocht voor een prijs van € 12.000. De importeur betaalt voor de bemiddeling bij de aankoop van de melkpoeder € 500. De vervoerskosten naar Wit-Rusland zijn € 2.000.

De douanewaarde van de chemicaliën stelt u vast met behulp van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen. De werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs is € 15.000. De verkoop c.q. de prijs is beïnvloed door een (neven)prestatie. De waarde van de nevenprestatie kunt u beschouwen als een niet-rechtstreekse betaling en vaststellen op de som van de aankoopprijs van de melkpoeder, de bemiddelingskosten en de kosten van vervoer. In totaal kan de (neven)prestatie worden gewaardeerd op € 14.500. De douanewaarde is de som van de werkelijk betaalde of te betalen prijs en de waarde van de nevenprestatie. De douanewaarde is € 29.500.

Douanewaarde

Werkelijk betaalde of te betalen prijs

Aanpassing nevenprestaties:

(artikel 29, lid 1, letter b, CDW en artikel
148 TVo. CDW)

15.000

Aankoopprijs melkpoeder

12.000

Bemiddelingskosten

500

Kosten van vervoer naar Wit-Rusland

2.000

29.500

Naar boven

2.29 Maaklooncontracten

Onder maaklooncontracten, ook wel loonveredeling- of loonopdrachtcontracten genoemd, worden in het algemeen contracten verstaan waarbij goederen worden be- of verwerkt volgens de instructies en voor rekening van een opdrachtgever en in het algemeen slechts tegen betaling van de kosten van de be- of verwerking van de goederen die de opdrachtgever direct of indirect heeft geleverd of ter beschikking heeft gesteld.

Er is in dat verband sprake van passieve veredeling wanneer goederen tijdelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd en bestemd zijn om na te zijn veredeld, met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer weer in het vrije verkeer te worden gebracht.

Voor goederen die op grond van deze contracten in het vrije verkeer worden gebracht, zijn de algemene bepalingen voor de douanewaarde van goederen van toepassing. De douanewaarde wordt vastgesteld met behulp van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen in alle gevallen waarin aan de voorwaarden (zie paragraaf 2.31.) is voldaan (artikel 29 CDW).

Een uitzondering bestaat voor goederen die in het kader van de passieve veredeling zijn hersteld.

Voor de vaststelling van de douanewaarde met behulp van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen is het vereist dat er sprake is van een verkoopovereenkomst (zie paragraaf 2.1.). Aan de levering van goederen die op grond van maaklooncontracten zijn vervaardigd, liggen vaak uitsluitend contracten van be- of verwerken van goederen ten grondslag. Bij deze contracten kunt u voor de vaststelling van de douanewaarde toch uitgaan van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen.
(artikel 29 CDW)

In Commentaar nr. 1 van het Comité douanewetboek, afdeling douanewaarde, betreffende goederen en diensten die de importeur gratis of tegen een verminderde prijs direct of indirect heeft geleverd om te worden gebruikt bij de voortbrenging en de levering voor uitvoer van de ingevoerde goederen wordt aan een ruime betekenis toegekend.

Bij de toepassing van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen is de werkelijk betaalde of te betalen prijs de basis voor de vaststelling van de douanewaarde. Bij maaklooncontracten neemt u de voor de be- of verwerking werkelijk betaalde of te betalen prijs (het maakloon) als basis voor de vaststelling van de douanewaarde. De producent buiten het douanegebied van de Gemeenschap zal in de prijs ook de kosten van de goederen die hij zelf geleverd heeft, opnemen. Bij afzonderlijke facturering van de kosten voor die goederen maakt de waarde hiervan deel uit van de totale betaling voor het be- of verwerken. Deze waarde moet u bij de douanewaarde van de ingevoerde goederen rekenen.

De transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen brengt met zich mee dat ook de overige bepalingen, zoals aftrek van kosten van vervoer van de ingevoerde goederen na het binnenbrengen in het douanegebied van de Gemeenschap en van montagekosten en dergelijke na de invoer die bij het maaklooncontract kunnen zijn inbegrepen, van toepassing zijn (zie hoofdstuk 4).

De prijs die in rekening is gebracht voor de be- of verwerking moet, voor zover daarbij niet inbegrepen, worden verhoogd. (Zie hoofdstuk 3). Hoewel elk element hier denkbaar is, komt in het bijzonder een aanpassing met betrekking tot de waarde van de toegeleverde goederen en diensten in aanmerking. De waarde daarvan wordt meestal niet opgenomen in de factuurprijs van de producent die buiten het douanegebied van de Gemeenschap is gevestigd. Als de toegeleverde goederen daarentegen aan de producent zijn verkocht, kunt u ervan uitgaan, dat de waarde van de toegeleverde goederen in de factuurprijs van de veredelde goederen is opgenomen. Een overeenkomstige aanpassing is dan niet mogelijk.

Het is niet van belang vanuit welk land de toeleveringen plaatsvinden. De goederen kunnen bijvoorbeeld, voordat ze aan de producent worden geleverd, verblijven in het land waar de ingevoerde goederen worden voortgebracht. Het is ook mogelijk dat ze rechtstreeks vanuit een derde land of vanuit de Gemeenschap naar de producent worden verzonden. De waarde van engineering, ontwikkeling, werken van kunst, ontwerpen, tekeningen en schetsen kunt u alleen toevoegen als deze is verricht of gemaakt buiten het douanegebied van de Gemeenschap.

De waarde van de goederen en diensten die gratis of tegen verminderde prijs direct of indirect door de importeur zijn geleverd in verband met de voortbrenging en levering van de goederen, wordt gevormd door:

  • de kosten van verkrijging (koopprijs), of

  • de kosten van voortbrenging.

(Bijlage
23 TVo. CDW, Noot op artikel 32, lid 1, letter b, CDW)

Er is geen bepaling die betrekking heeft op kosten van levering voor de toelevering aan de producent. Dat heeft tot gevolg dat u de kosten van levering van de toegeleverde goederen tot aan de plaats waar de be- of verwerking heeft plaatsgevonden, niet in de waarde van die goederen kunt begrijpen, tenzij deze kosten al bij de prijs van de toegeleverde goederen zijn inbegrepen. Als kosten van levering worden beschouwd:

  • de kosten van vervoer en verzekering;

  • de kosten van het laden, het lossen en handelingen in verband met het vervoer.

Voorbeeld
Katoenen weefsels worden van Almelo voor veredeling naar Hong Kong gezonden. De koopprijs (kosten van verkrijging) van deze weefsels bedraagt € 1.000 af fabriek. De kosten van levering tot Hong Kong bedragen € 300. De kosten die de producent in rekening heeft gebracht wegens veredeling bedragen € 2.000.
De kosten van vervoer van de uit de weefsels vervaardigde overhemden van Hong Kong naar Almelo bedragen € 400 waarvan € 350 buiten en € 50 binnen het douanegebied van de Gemeenschap. De plaats van binnenkomst is Rotterdam.

De douanewaarde wordt berekend met behulp van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen.

Berekening douanewaarde

Factuurprijs (maakloon)

2.000

Aanpassingen:

Waarde gratis toegeleverde weefsels

1.000

Vervoerkosten (Hong Kong-Rotterdam)

350

Douanewaarde

3.350

Voorbeeld
Stel dat in het eerste voorbeeld de waarde van de toegeleverde weefsels € 1.300 CIP Hong Kong bedraagt. De berekening van de douanewaarde is dan:

Berekening douanewaarde

Factuurprijs (maakloon)

2.000

Waarde gratis toegeleverde weefsels

1.300

Vervoerkosten (Hong Kong-Rotterdam)

350

Douanewaarde

3.650

De douanewaarde is nu € 300 hoger dan in het eerste voorbeeld, omdat de kosten van levering tot aan de plaats waar de veredelingsbehandeling heeft plaatsgevonden, bij de waarde van het toegeleverde weefsel zijn inbegrepen. Deze kosten mag u niet in mindering brengen. Er ontbreekt hiervoor een wettelijke bepaling.

Voor de bepaling van het bedrag aan rechten waarvan in het kader van de regeling passieve veredeling vrijstelling kan worden verleend, moet de waarde worden vastgesteld van de tijdelijk uitgevoerde goederen. U stelt de waarde van de tijdelijk uitgevoerde goederen als volgt vast:

  1. de waarde die in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van de douanewaarde van de veredelingsproducten overeenkomstig of als u de waarde niet op deze wijze kunt vaststellen;

  2. het verschil tussen de douanewaarde van de veredelingsproducten en de met redelijke middelen vastgestelde kosten van veredeling.

(artikel 151 CDW)

Dit betekent dat als de goederen gratis of voor een verminderd bedrag zijn geleverd u de waarde van de tijdelijk uitgevoerde goederen in principe vaststelt zoals bij a hiervoor.
Als de waarde van de tijdelijk uitgevoerde goederen niet op deze manier kan worden vastgesteld, stelt u de waarde van de uitgevoerde goederen vast door bepaling van het verschil tussen de douanewaarde van de ingevoerde veredelingsproducten en de met redelijke middelen vastgestelde kosten van veredeling.
Zie ook het Hof van Justitie (zaak C-16/91 en C-142/96).

Bij het bepalen van de waarde van de tijdelijk uitgevoerde goederen, als bedoeld onder a, gaat u uit van de prijs die wordt gevormd door de kosten van verkrijging (aankoopprijs voor de exporteur van de uitgevoerde goederen) of door de kosten van voortbrenging. De waarde van de tijdelijk uitgevoerde goederen is voor het berekenen van het bedrag van de vrijstelling echter altijd een waarde zonder kosten van lading, vervoer en verzekering.

Dat is anders dan de berekening van de waarde van de toegeleverde goederen in het kader van de douanewaardebepalingen.

Zoals hiervoor is vermeld, moeten de kosten van levering van de toegeleverde goederen in bepaalde gevallen in de douanewaarde worden opgenomen. Dit leidt ertoe dat in het tweede voorbeeld, waarin de kosten van levering tot Hong Kong € 300 bedragen, de waarde van deze goederen voor de berekening van de douanewaarde € 1.300 bedraagt, en de waarde van de tijdelijk uitgevoerde goederen voor het berekenen van het bedrag van de vrijstelling bij de toepassing van de regeling passieve veredeling op € 1.000 moet worden gesteld.

Voorts kan een verschil ontstaan omdat bij de kosten van lading, vervoer en verzekering in het kader van de vrijstellingsbepalingen meer kosten kunnen worden inbegrepen dan bij de vaststelling van de douanewaarde voor de kosten van levering van toegeleverde goederen.

Voor het vaststellen van het vrijstellingsbedrag vallen onder kosten van laden, vervoer, verzekering ook:

  • de commissie- en de makelaarskosten, met uitzondering van inkoopcommissie;

  • de kosten van de verpakkingsmiddelen die geen geheel vormen met de tijdelijk uitgevoerde goederen;

  • de kosten van de verpakking, zowel van het arbeidsloon als van het materiaal;

  • de kosten van laden, lossen en overslag in verband met het vervoer van de goederen.

Dit verschil kan ook tot gevolg hebben dat de waarde van de tijdelijk uitgevoerde goederen voor het berekenen van het bedrag van de vrijstelling van de rechten afwijkt van het bedrag dat voor de toelevering aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het vaststellen van de douanewaarde moet worden toegevoegd.

Als goederen in het kader van de regeling passieve veredeling tijdelijk zijn uitgevoerd om buiten het douanegebied van de Gemeenschap te worden be- of verwerkt, stelt u op verzoek van de vergunninghouder - in afwijking van de hiervoor beschreven methode -, de douanewaarde van de ingevoerde veredelingsproducten niet vast op basis van de algemene bepalingen van de douanewaarde. Voor het vaststellen van de douanewaarde van de goederen die in het kader van passieve veredeling een be- of verwerking hebben ondergaan neemt u - op verzoek van de vergunninghouder in aanmerking - als basis de kosten van de veredelingswerkzaamheden, voorzover het gebruik van deze methode niet is uitgesloten zoals in is bedoeld.

De kosten van de veredelingswerkzaamheden bestaan uit de totale betaling die voor het verrichten van de be- of verwerking van de tijdelijk uitgevoerde goederen tot de veredelingsproducten is of moet worden gedaan. Deze betaling is gelijk aan alle kosten die voor het veredelen van de tijdelijk uitgevoerde goederen zijn of moeten worden gemaakt. De waarde of de kosten van de tijdelijk uitgevoerde goederen behoeven echter niet in de kosten van veredelingswerkzaamheden te worden inbegrepen.
De kosten van veredelingswerkzaamheden dienen eventueel te worden aangepast met de elementen van de artikelen 32 en 33 CDW zoals kosten van vervoer van de veredelingsproducten naar of in het douanegebied van de Gemeenschap.
(artikel
591, eerste en derde alinea TVo. CDW)

Als goederen in het kader van de regeling passieve veredeling tijdelijk zijn uitgevoerd om buiten het douanegebied van de Gemeenschap te worden hersteld en deze herstelling tegen betaling is verricht, stelt u de douanewaarde van de ingevoerde veredelingsproducten niet vast op basis van de algemene bepalingen van de douanewaarde. Voor het vaststellen van de douanewaarde van goederen die in het kader van passieve veredeling een herstelling hebben ondergaan, neemt u een bedrag in aanmerking dat gelijk is aan de herstellingskosten als deze kosten:

  • de enige prestatie zijn van de vergunninghouder, en

  • niet zijn beïnvloed door betrekkingen tussen hem en degene die de herstelling heeft verricht.

De herstellingskosten bestaan uit de totale betaling die voor de herstelling is of moet worden gedaan, ongeacht aan wie of door wie deze wordt voldaan.

Bij de berekening van de herstellingskosten hoeft u daarom geen rekening te houden met kosten van vervoer. Zijn deze kosten echter inbegrepen bij de herstellingskosten, dan ziet u er op toe dat deze niet in mindering worden gebracht. Als het vervoer voor rekening van de vergunninghouder plaatsvindt, kunt u deze ook buiten de douanewaarde laten.

Wanneer niet aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, stelt u de douanewaarde vast met gebruik van de algemene bepalingen voor de douanewaarde zoals die hiervoor zijn toegelicht.

Naar boven

2.30 Informatiedragers met gegevens en/of instructies voor gegevensverwerkende apparatuur

De douanewaarde van afzonderlijk ingevoerde informatiedragers, die zijn voorzien van gegevens en/of instructies en welke zijn bestemd voor automatisch gegevensverwerkende apparaten, moet ingevolge artikel 29 CDW worden vastgesteld.

Informatiedragers zijn alle vormen van dragers waarop gegevens en/of instructies zijn opgenomen welke dragers zijn bestemd voor gegevensverwerkende apparatuur. Voorbeelden hiervan zijn CD-rom’s, hard-disks, alsmede geïntegreerde schakelingen, halfgeleiders, zoals USB-sticks en SD-kaarten. Gegevens en/of instructies zijn alle vormen van bronnen met programmatuur of software zoals gebruikers- en/of besturingssoftware en standaard en/of niet-standaard software. Hieronder kunnen ook worden begrepen geluid- en beeldopnamen of muziek- en filmopnamen. De gegevens en/of instructies moeten geschikt zijn voor verwerking in automatisch gegevensverwerkende apparatuur. Gegevensverwerkende apparaten zijn alle apparaten die zelfstandig gegevens en/of instructies kunnen verwerken maar ook apparaten die als onderdeel worden gebruikt in apparaten welke laatste apparaten als geheel deze gegevens en/of instructies zelfstandig kunnen verwerken.

Douanerechten

De douanewaarde van de informatiedragers die zijn voorzien van de gegevens en/of instructies en die zijn bestemd voor verwerking in gegevensverwerkende apparatuur moet ten behoeve van de douanerechten worden vastgesteld zoals in is bedoeld en overeenkomstig dit hoofdstuk van het Handboek nader is toegelicht. De kosten of waarde van de drager en de kosten of waarde van de gegevens en/of instructies worden derhalve, ook in de gevallen waarin deze zijn onderscheiden van de prijs, in de douanewaarde van ingevoerde goederen begrepen. In voorkomend geval moet de prijs als is bedoeld in artikel 29 CDW worden aangepast overeenkomstig de artikelen en CDW en zoals in hoofdstuk 3 en 4 van dit onderdeel van dit Handboek verder is uiteengezet.

Omzetbelasting

Met betrekking tot de douanewaarde van de informatiedragers zoals hiervoor is aangegeven wordt voor het berekenen van de omzetbelasting een onderscheid gemaakt in informatiedragers waarop standaard of specifieke gegevens en/of instructies c.q. software zijn aangebracht. Ingeval van de standaardsoftware is sprake van levering van goederen en wordt de douanewaarde voor de omzetbelasting op dezelfde wijze berekend als voor de douanerechten. Ingeval van specifieke software is voor de heffing van de omzetbelasting sprake van een dienst bestaande uit de overdracht van gegevens, waarbij de informatiedrager wordt geacht op te gaan in deze dienst. In laatstgenoemde geval doet het belastbare feit invoer zich niet voor en wordt bij invoer geen heffingsgrondslag voor de omzetbelasting vastgesteld. De plaats waar deze dienst wordt verricht zal op grond van de bepalingen van de Wet op de omzetbelasting 1968 worden bepaald.
(artikel 85, BTW Richtlijn (Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006) en artikel 6, lid 2 en artikel 19, Wet op de omzetbelasting 1968)

Naar boven

2.31 Beperkingen, voorwaarden of prestaties, opbrengst wederverkoop en verbondenheid

Er bestaat een aantal voorwaarden waaraan moet zijn voldaan wil de transactiewaarde ook als basis kunnen dienen voor de douanewaarde.

Met deze voorwaarden is beoogd, voor de toepassing van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen, situaties uit te sluiten die zich bij een commercieel gezien normale verkoopovereenkomst niet voordoen. Niet in alle gevallen volgt echter onmiddellijk uitsluiting. De voorwaarden zijn:

  1. beperkingen van overdracht over of gebruik van goederen;

  2. voorwaarden of prestaties waarvan de waarde niet kan worden vastgesteld;

  3. opbrengst van elke latere wederverkoop, overdracht of elk later gebruik door de koper;

  4. verbondenheid tussen verkoper en koper.

ad a.

Onder beperkingen van overdracht over of gebruik van goederen vallen alleen beperkingen die:

  • van invloed zijn op de prijs van de goederen, en

  • die zijn overeengekomen tussen de verkoper en de koper.

Wanneer zich bij een verkoopovereenkomst een dergelijke beperking voordoet, kunt u de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen niet toepassen. De volgende beperkingen sluiten het gebruik van deze methode niet uit:

  1. die worden opgelegd bij de wet of de autoriteit in de Gemeenschap; Het kan hier bijvoorbeeld gaan om beperkingen van het gebruik van chemicaliën, medicijnen of voertuigen in verband met milieu-, gezondheids- of verkeersveiligheidsvoorschriften. Dergelijke beperkingen zijn vaak niet van invloed op de prijs van de goederen, omdat ze algemeen van toepassing zijn en elke importeur treffen die deze goederen in het vrije verkeer brengt.

  2. die het geografisch gebied beperken waarbinnen de goederen mogen worden doorverkocht; Deze beperking wordt onder meer aangetroffen in alleenvertegenwoordigerscontracten. Zo moeten exclusieve agenten of distributeurs zich bij de wederverkoop beperken tot het aan hen toegewezen gebied en mogen zij geen concurrerende artikelen verkopen. Deze beperkingen vormen op zich geen beletsel voor de toepassing van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen (zie ook paragraaf 1.5.).

  3. die de waarde van de goederen niet aanzienlijk beïnvloeden; Deze bepaling moet zodanig worden uitgelegd dat alleen dan van een invloed op de waarde sprake is, als de beperkingen hebben geleid tot een prijs die, ook na te zijn aangepast overeenkomstig (zie hoofdstuk 3), in de handelsbranche en gelet op alle feiten en omstandigheden van de transactie, als uitzonderlijk en abnormaal moeten worden beschouwd.

Voorbeeld
Een verkoper kan van een koper van auto's eisen dat hij deze niet tentoonstelt of verkoopt voor een bepaalde datum.

Voorbeeld
Een cosmeticafabrikant legt door contractuele verplichtingen aan alle importeurs de eis op het product uitsluitend te verkopen via huis aan huis verkopen, aangezien zijn gehele distributiesysteem en advertentiecampagne op dit soort verkopen is gebaseerd.

Een beperking die de prijs wel aanzienlijk kan beïnvloeden is een beperking die niet gebruikelijk is in de bedrijfstak.

Voorbeeld
Een machine wordt verkocht tegen een spotprijs op voorwaarde dat de machine alleen wordt gebruikt voor liefdadigheidsdoeleinden. Deze voorwaarde heeft tot gevolg dat u de werkelijk betaalde of te betalen prijs niet kunt gebruiken als uitgangspunt voor de toepassing van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen.

Daarnaast kan een beperking die wel gebruikelijk is in de tak van de handel de prijs toch aanzienlijk hebben beïnvloed.

Voorbeeld
Cacaobonen worden tegen verschillende prijzen verkocht, afhankelijk van de vraag of ze gebruikt worden in margarine- of chocoladefabrieken. De beperking bij de verkoop van cacaobonen (tegen een lagere prijs) dat ze uitsluitend mogen worden gebruikt in margarinefabrieken, kunt u echter niet beschouwen als een beperking in de hiervoor bedoelde zin omdat voor deze cacaobonen afhankelijk van de industriële doeleinden c.q. mogelijkheden verschillende prijzen in rekening worden gebracht.

ad b.

De verkoop of de prijs is afhankelijk gesteld van een voorwaarde of prestatie waarvan de waarde niet kan worden vastgesteld. Voor de toepassing van deze bepaling moet er ook van worden uitgegaan dat het doel is te komen tot een prijs bij normale handelstransacties en bij volledige vrije mededinging.

Voorbeelden
Het kan hier gaan om de volgende gevallen:

  • De verkoopprijs is vastgesteld op voorwaarde dat de koper ook andere goederen van de verkoper zal kopen.

  • De prijs hangt af van de prijs waartegen de koper andere goederen aan de verkoper verkoopt (compensatietransacties).

  • De vaststelling van de prijs houdt geen verband met de ingevoerde goederen. De verkoper heeft bijvoorbeeld halffabrikaten verkocht op voorwaarde dat hij een hoeveelheid daaruit vervaardigde gerede producten krijgt.

(Zie ook paragraaf 2.28)

Als u de waarde van de voorwaarde of prestatie niet kunt vaststellen, kunt u de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen niet toepassen. Zodra u de waarde wel kunt bepalen, beschouwt u die waarde als een niet-rechtstreekse betaling door de koper aan de verkoper en daarmee als deel van de werkelijk betaalde of te betalen prijs. De werkelijk betaalde of te betalen prijs van de goederen kan met de vastgestelde waarde worden aangepast.
(artikel
148 TVo. CDW)

Voorbeeld
In het geval bijvoorbeeld, dat voor een door de koper verrichte nevenprestatie een korting van 10% wordt verleend, kan het verrichten van deze prestatie als een niet-rechtstreekse betaling ter waarde van 10% worden beschouwd en kan de transactiewaarde de douanewaarde zijn.

De werkelijk betaalde of te betalen prijs kan niet met een waarde van de voorwaarde of prestatie worden aangepast als:

  • in (zie hoofdstuk 3) al in de mogelijkheid van een aanpassing is voorzien, bijvoorbeeld als de verkoop is beïnvloed door de voorwaarde dat de koper ook een royalty moet betalen, of

  • de voorwaarde of de prestatie verband houdt met activiteiten die de koper voor eigen rekening verricht, bijvoorbeeld het maken van reclame. De waarde hiervan wordt niet aangeduid als een niet-rechtstreekse betaling aan de verkoper en valt dus niet onder de douanewaarde (zie paragraaf 2.9.).

Voorwaarden of prestaties die betrekking hebben op de vervaardiging of het verhandelen van de ingevoerde goederen leiden niet tot een verwerping van de transactiewaarde.
(Bijlage
23 TVo. CDW; Noot op artikel 29, lid 1, letter b, CDW)

ad c.

De transactiewaarde is de douanewaarde mits geen enkel deel van de opbrengst (winst) van elke latere wederverkoop, overdracht of elk later gebruik van de goederen door de koper, direct of indirect ten goede zal komen aan de verkoper.

De transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen mag u niet toepassen, tenzij een aanpassing met (zie hoofdstuk 3) mogelijk is. De waarde van het deel van de opbrengst (winst) van elke latere wederverkoop, overdracht of elk later gebruik door de koper moet deel uitmaken van de douanewaarde.

Als er een voordeel voor de verkoper wordt vastgesteld maar geen bijtelling met (zie hoofdstuk 3) mogelijk is, bijvoorbeeld omdat u het voordeel niet goed kunt meten, kan de werkelijk betaalde of te betalen prijs niet dienen voor de toepassing van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen.

ad d.

De laatste voorwaarde die aan de aanvaardbaarheid van de transactiewaarde is gesteld, betreft de verbondenheid tussen de verkoper en de koper. Wat hierbij opvalt is dat, als het gaat om de vraag of een verkoopprijs kan dienen als basis voor de berekening van de waarde, onderscheid wordt gemaakt tussen verbonden en niet verbonden kopers. Het enkele feit, dat een overeengekomen prijs tussen een verbonden koper lager is dan de gangbare marktprijzen van identieke goederen, mag geen reden zijn de prijs te verwerpen. Zie voor de aanvaardbaarheid van de prijzen van verbonden kopers de paragrafen 2.32. en 2.23.

Naar boven

2.32 Prijsbeïnvloeding, prijsverschillen en abnormale bruto-winstmarge

De verkoper en koper zijn met elkaar verbonden als één van de hierna genoemde situaties zich voordoet:

  • zij functionaris zijn of directeur zijn van elkaars zaken;

  • zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden;

  • zij werkgever en werknemer zijn;

  • enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5% of meer van het stemgerechtigd uitstaand kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt;

  • één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert. Een persoon wordt geacht een ander persoon te controleren als de eerst genoemde persoon wettelijk of feitelijk in staat is om ten opzichte van de laatst genoemde persoon dwang of leiding uit te oefenen. (Bijlage 23 TVo. CDW; Noot op artikel 143, lid 1, letter e, TVo. CDW);

  • beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; (zie ook Bijlage 23 TVo. CDW; Noot op artikel 143, lid 1, letter e, TVo. CDW);

  • zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren, of (zie ook Bijlage 23 TVo. CDW; Noot op artikel 143, lid 1, letter e, TVo. CDW);

  • zij tot dezelfde familie behoren. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie als zij op één van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn:

    • echtgenoot en echtgenote;

    • ouder en kind;

    • broers en zusters (of halfbroers en halfzusters);

    • grootouder en kleinkind;

    • oom en tante en neef of nicht (oomzeggers);

    • schoonouder en schoondochter of schoonzoon;

    • zwagers en schoonzusters.

(artikel 143 TVo. CDW)

Een onderscheid kan worden gemaakt in vormen van verbondenheid van partijen. Een vorm is de meer juridische verbondenheid zoals ingeval van eigendommen, functionarissen (bijvoorbeeld directeuren) en stemrechten. Een andere vorm is de meer wettelijke of feitelijke verbondenheid in de zin van dwang of leiding. Verbondenheid is voor de partijen van belang voor de strategische invloed van de ene partij op de andere partij. Strategische invloed kan worden aangemerkt als invloed ter zake van productie, productie-eenheden, productiefactoren, verkoop en/of distributie, verkoop- en/of distributie-eenheden, verkoop- en/of distributiefactoren, prijsbeleid, prijzen, en dergelijke.

Ingeval niet-verbonden partijen met elkaar zaken doen worden de voorwaarden van hun handelsbetrekkingen en financiële betrekkingen (prijs voor goederen, diensten, rechten en andere prestaties) veelal bepaald door marktfactoren. Bij verbonden partijen worden de voorwaarden van hun handelsbetrekkingen en financiële betrekkingen vaak niet alleen door marktfactoren bepaald. De prijzen van verbonden partijen worden ook door andere factoren bepaald zoals ingeval van bijzondere commerciële strategieën. De prijzen die zij in hun betrekkingen gebruiken worden verrekenprijzen genoemd.
De verrekenprijzen worden als basis gebruikt voor de maatstaf van de heffing van de winstbelasting of vennootschapsbelasting. Ook zijn de verrekenprijzen van belang voor de douanerechten.
De belangen in de heffing van belastingen en de douanerechten zijn overigens niet altijd gelijk. Zij kunnen zelfs tegengesteld aan elkaar zijn. Hiervan kan sprake zijn als voor de heffing van de douanerechten een lage prijs wordt aangegeven en voor de heffing van belastingen een hoge prijs wordt opgegeven. Ook is dit het geval als een hoge prijs voor de heffing van de douanerechten en een lage prijs voor de heffing van belastingen worden gebezigd. Een ander belang is er als in een reeks van opeenvolgende verkopen voor de douanerechten een "eerdere" verkoop en voor de belastingen een "latere" verkoop worden gebruikt (zie ook paragraaf 2.2.).

De norm van verrekenprijzen voor de heffing van belastingen is het arm's length principe dat in OESO-verband is overeengekomen. Het arm's lenght principe kan ook worden gebruikt voor de heffing van de douanerechten.
In dit principe wordt er van uit gegaan dat verbonden partijen op dezelfde manier behoren te handelen als niet-verbonden partijen. De voorwaarden van de handelsbetrekkingen en financiële betrekkingen van verbonden partijen worden daarbij beoordeeld aan de hand van vergelijkbare transacties onder vergelijkbare omstandigheden van vergelijkbare niet-verbonden partijen. Enkele kenmerken van de voorwaarden zijn de aard van de goederen, diensten, rechten en andere prestaties, de functies (importeur, groothandelaar, kleinhandelaar), de activa (productiemiddelen, voorraden, debiteuren, liquide middelen), de kosten (algemene kosten, administratieve kosten, verkoopkosten), de risico's (productierisico, voorraadrisico, debiteurenrisico, valutarisico), de winsten (bruto-winst, netto-winst) en de strategieën (distributiebeleid, verkoopbeleid, prijsbeleid). Er moet rekening worden gehouden met verschillen. De voordelen die verbonden partijen in de voorwaarden van hun handelsbetrekkingen en financiële betrekkingen hebben behaald, die zonder deze voorwaarden niet zouden zijn bereikt, kunnen in de heffing van belastingen worden betrokken. Dit geldt ook voor de douanerechten. Op deze manier kunnen verbonden partijen voor de belastingen en rechten bij invoer worden behandeld als niet-verbonden partijen.

In OESO-verband zijn methoden beschreven waarmee kan worden nagegaan in hoeverre in de voorwaarden van de handelsbetrekkingen en financiële betrekkingen van verbonden partijen rekening is gehouden met het arm's length principe. De methoden zijn beschreven in het boekwerk Transfer pricing guidelines for multinational enterprises and tax administrations/Richtlijnen voor verrekenprijzen voor multinationale ondernemingen en belastingdiensten. Er wordt een drietal groepen van methoden genoemd. De groepen zijn de traditional transaction methoden, de transactional profit methoden en de global formulary apportionment. De eerste twee groepen van methoden zijn gebaseerd op het arm's length principe. De laatste methode is niet daarop gebaseerd. De traditional transaction methoden zijn de meest directe manier om vast te stellen of de voorwaarden van de handelsbetrekkingen en financiële betrekkingen van verbonden partijen voldoen aan het arm's length principe. Deze methoden hebben de voorkeur ten opzichte van de transactional profit methoden. Ingeval geen gegevens beschikbaar zijn of de beschikbare gegevens niet van voldoende kwaliteit zijn kan gebruik worden gemaakt van de transactional profit methoden. Ook kunnen meerdere submethoden worden gehanteerd.
De keuze van een groep methoden, een submethode of een combinatie hiervan wordt door omstandigheden en bijzonderheden bepaald. De methoden zijn in bijlage 2 beschreven.

Deze OESO-methoden voor het vaststellen van het arm’s length principe en de methoden voor het vaststellen van de douanewaarde van het CDW vertonen veel overeenkomsten. In het hierna opgenomen schema zijn de beide methoden naast elkaar geplaatst. Zij staan evenwel op zich zelf en moeten als zodanig worden gebruikt.

 

OESO-methoden

CDW-methoden

1.

Transactiewaarde methode van ingevoerde goederen

2.

Comparable uncontrolled price methode

Transactiewaarde methode van identieke goederen

3.

Comparable uncontrolled price methode

Transactiewaarde methode van soortgelijke goederen

4.

Reslae minus methode

Terugrekenmethode

5.

Cost plus methode

Berekende waarde-methode

6.

Redelijke middelen

De transacties van verbonden partijen moeten worden getoetst aan de voorwaarden en beperkingen van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen. In het geval een andere methode voor het vaststellen van de douanewaarde wordt gebruikt moet worden onderzocht in hoeverre aan de voorwaarden en beperkingen van die methode wordt voldaan.

Het enkele feit dat de verkoper en de koper met elkaar zijn verbonden is geen reden de prijs ongeschikt te achten om te dienen als basis voor berekening van de douanewaarde. Het zal in een dergelijk geval noodzakelijk zijn om vast te stellen of de verbondenheid invloed heeft gehad op de hoogte van de prijs. Niet in alle gevallen waarin de verkoper en de koper met elkaar zijn verbonden, hoeft te worden onderzocht of de prijs is beïnvloed. Alleen in de gevallen waarin gegronde twijfel bestaat over de vraag of de prijs overeenkomt met de prijs die aan een niet verbonden koper zou zijn berekend, moet u de prijs onderzoeken. De prijs is mogelijk beïnvloed als het alleen een verrekenprijs betreft die niet is berekend als de in de handelsbranche in het land van uitvoer toegepaste praktijk of als de bruto winstmarge van de importeur bij weder verkoop abnormaal is.
(Bijlage
23 TVo. CDW, noten op artikel 29, lid 2, letter a, CDW)

Bij twijfel of de prijs overeenkomt met de prijs die aan niet-verbonden kopers zou zijn berekend, wordt eerst de werkelijk betaalde of te betalen prijs vastgesteld die voor de ingevoerde goederen moet worden betaald. De werkelijk betaalde of te betalen prijs is de totale betaling die voor de goederen en ingevolge een voorwaarde van de verkoop wordt gedaan. De betaling moet zijn gedaan aan de verkoper of ten behoeve van de verkoper aan een derde. De totale betaling kan bestaan uit verschillende betalingen zoals directe betalingen en indirecte betalingen, vooruitbetalingen en nabetalingen, eenmalige betalingen en periodieke betalingen, enzovoort (zie ook paragraaf 2.7.). Ook kan de totale betaling bestaan uit verschillende elementen, bijvoorbeeld uit betalingen van de prijs voor de goederen en betalingen ingevolge royaltieverplichtingen of uit betalingen voor de goederen en betalingen voor bemiddeling bij de verkoop. Om te beoordelen of de betalingen voor de elementen tot de douanewaarde kunnen worden gerekend is toetsing van deze betalingen aan de bepalingen van het CDW en de TVo. CDW noodzakelijk. Hierna volgen beschrijvingen van een vergelijking van de prijs en een beoordeling van de bruto-winstmarge.

Ingeval van transacties van verbonden partijen moet de douanewaarde van goederen in principe op dezelfde manier worden vastgesteld als voor transacties tussen niet-verbonden partijen (arm's length principe). De douanewaarde is de totale betaling die ingevolge een voorwaarde van de verkoop door de koper aan de verkoper of door de koper ten behoeve van de verkoper aan een derde voor de goederen wordt gedaan. Betalingen die niet in verband kunnen worden gebracht met de goederen of niet ingevolge een voorwaarde van de verkoop van de goederen worden gedaan behoeven niet in de douanewaarde te worden opgenomen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in handelsbetrekkingen en financiële betrekkingen die geen betrekking hebben op de goederen en niet in het kader van de verkoop van de goederen zijn georganiseerd, zoals het verstrekken van leningen door de verkoper aan de koper voor het doen van investeringen in productiemiddelen.

De Tariefcommissie heeft overwogen dat de vaststelling van de douanewaarde aan de hand van douanerechtelijke criteria dient te geschieden. Een voor andere belastingheffingen vastgestelde waarde - voor zover in het douanerecht niet het tegendeel blijkt - is daarin niet doorslaggevend. De kwestie van beïnvloeding voor de berekening van de vennootschapsbelasting, behoeft - omdat in de douanerechtelijke bepalingen daaromtrent niets is bepaald - bij de beslechting van een geschil over de berekening van de douanewaarde niet in aanmerking te worden genomen. Zie Tariefcommissie nummers 12986, 12988, 12989 en 13049 van 21 december 1994. Zie ook nummers 88/95 tot en met 90/95, 118/95 tot en met 122/95, 131/95 tot en met 155/95 en 10/96 van 25 november 1997 van de Tariefcommissie.

Naar boven

2.33 Testwaarden

De aangever heeft de mogelijkheid aan te tonen dat de transactiewaarde tussen verbonden personen slechts weinig afwijkt van de zogenaamde testwaarden.

De testwaarden worden vastgesteld aan de hand van de volgende methoden:

  • de transactiewaarde van identieke of soortgelijke goederen bij verkopen, tussen kopers en verkopers die in geen enkel bijzonder geval onderling verbonden zijn, voor uitvoer naar de Gemeenschap;

  • de douanewaarde van identieke of soortgelijke goederen, zoals deze met toepassing van is vastgesteld;

  • de douanewaarde van identieke of soortgelijke goederen, zoals deze met toepassing van is vastgesteld.

Als de transactiewaarde een testwaarde dicht nadert, kunt u ervan uitgaan dat de transactiewaarde van de ingevoerde goederen ook de douanewaarde is. Dit geldt alleen als er een transactiewaarde is, dus als de goederen door de importeur zijn gekocht. De zogenaamde testwaarden kunt u niet toepassen als niet aan de andere voorwaarden van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen is voldaan (zie paragraaf 2.31.).

De tests gelden slechts voor de verbonden koper omdat bij de niet verbonden koper het probleem van de prijsbeïnvloeding geen rol speelt en zijn prijs zonder meer de douanewaarde is. Voldoet men dus niet aan één van deze voorwaarden, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de tests.

De aangever is niet verplicht van de tests gebruik te maken. Weet hij bijvoorbeeld dat de volgende toepasbare methode tot een voor de importeur aantrekkelijkere douanewaarde zal leiden, dan zal hij niet proberen de tests te gebruiken.

Door middel van de testwaarden kan de aangever niet aantonen dat de aan importeur in rekening gebrachte prijs door de verbondenheid niet is beïnvloed. Met andere woorden, ongeacht of de werkelijk betaalde of te betalen prijs is beïnvloed, aanvaardt u deze prijs als de aangever aantoont dat aan een of meer van de testwaarden is voldaan.

De aangever heeft de gelegenheid aan te tonen dat de transactiewaarde een testwaarde zeer dicht nabij komt. Voorwaarde daarbij is dat deze testwaarde voorheen door de douane, hetzij in Nederland hetzij in een andere lidstaat van de Gemeenschap, als douanewaarde is aanvaard.

Alleen in bijzondere omstandigheden mag de aanvaarding niet langer dan zes maanden voorafgaande aan de dag van aangifte hebben plaatsgevonden.

Naar boven

2.34 Uitzonderingen: geen verkoop (voor uitvoer)

Van een verkoop (voor uitvoer) is geen sprake in de volgende gevallen:

  • Goederen worden aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer door tussenpersonen die de goederen niet kopen. Dit zal zich vaak voordoen bij consignatiezendingen of bij zendingen die na het aangeven voor het vrije verkeer via de veiling worden verkocht.

  • Goederen worden aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer door filialen die dezelfde rechtspersoonlijkheid bezitten als de leverancier. Zie Conclusie EEG nr. 5.

  • Goederen worden aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer als gratis zendingen (bijvoorbeeld: reclamedrukwerk, monsters en geschenkzendingen). In hoofdstuk 9 leest u nadere aanwijzingen voor het vaststellen van de douanewaarde voor deze gevallen.

  • Goederen worden aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer waarvoor slechts een symbolische waarde als prijs in de factuur is vermeld die niet in verhouding staat met de werkelijke waarde van deze goederen.

  • Goederen worden aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer voor bruikleen. De goederen blijven eigendom van de afzender.

  • Goederen worden aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer met de bestemming huur of leasing. In hoofdstuk 9 leest u nadere aanwijzingen voor het vaststellen van de douanewaarde van goederen die op basis van een huurcontract zijn geleverd.

  • Afvalproducten, resten en overschotten, worden aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer om in de Gemeenschap te worden vernietigd, waarbij de afzender aan de importeur een bedrag betaalt ter vergoeding van de dienst die deze hem verleent.

In deze gevallen kan de douanewaarde niet met toepassing van de transactiewaarde-methode van ingevoerde goederen worden vastgesteld.

Naar boven