Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

9.00.00 Douanewaarde

4 Verlagingen bij transactiewaarde van ingevoerde goederen

In hoofdstuk 2 heeft u kunnen lezen hoe u de werkelijk betaalde of te betalen prijs vaststelt op basis van de transactiewaarde-methode voor ingevoerde goederen.

In hoofdstuk 3 vond u een toelichting op de verhogingen van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

In dit hoofdstuk kunt u nagaan welke elementen tot een verlaging van de werkelijk betaalde of te betalen prijs kunnen leiden.

Naar boven

4.1 Betalingen, commissies en kosten

Als bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs de hierna genoemde elementen zijn inbegrepen en zijn onderscheiden, kunt u daarmee de prijs verlagen:

  1. De kosten van vervoer na aankomst op de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap en de aanverwante kosten.
    (artikel 33, letter a, CDW)

    In de paragrafen 3.19. en 3.20. vindt u aanwijzingen over de berekening van de kosten van vervoer die op de prijs in mindering kunnen worden gebracht.

    Het verminderen van de prijs met de kosten van vervoer in het douanegebied van de Gemeenschap is niet afhankelijk van de persoon die tot de betaling van deze kosten is gehouden. Ook wordt niet gesteld dat de kosten van vervoer als voorwaarde deel uit moeten maken van de transactie die als basis wordt gebruikt voor het vaststellen van de douanewaarde (Conclusie 23).

    Onder de aanverwante kosten vallen onder meer:

    • de kosten van lossing vanaf de railing tot op de wal of het vervoermiddel (dit zijn de zogenaamde buitenboordlossingskosten);

    • de kosten van handling;

    • de kosten voor het brengen in het vrije verkeer (documentkosten);

    • de kosten in verband met het laden van het vervoermiddel voor vervoer binnen de Gemeenschap.

  2. Kosten voor constructiewerkzaamheden, installaties, montage, onderhoud of technische bijstand die na de invoer zijn verricht en die betrekking hebben op de ingevoerde goederen, zoals industriële installaties, machines of materieel. Als zodanig kunt u ook beschouwen de kosten van het ontwikkelen en inramen van dia-films. Zie Conclusie 4.
    (artikel 33, letter b, CDW)

    Onderhoud kan worden omschreven als het bewaren of het in goede staat houden van goederen zoals industriële installaties, machines of materieel met inbegrip van normale reparaties die voor dat doel noodzakelijk worden geacht. Het betreft preventieve activiteiten waardoor de potentiële gebruikswaarde van de goederen gedurende de levensduur in stand kan worden gehouden. Garantie kan niet onder onderhoud worden gerangschikt. Garantie is een vorm van een borg voor goederen zoals motorvoertuigen, electrische apparaten en andere consumptiegoederen die de kosten dekt van het herstellen van defecten (onderdelen en/of arbeidsloon). Garantie heeft betrekking op verborgen gebreken, dat wil zeggen gebreken die niet behoren te bestaan en die het gebruik verhinderen of hun gebruikswaarde verminderen (zie ook paragraaf 2.9). De activiteiten voor onderhoud worden periodiek uitgevoerd en garantie is een regeling voor onvoorziene omstandigheden waarop een beroep kan worden gedaan in het geval de goederen niet of niet naar behoren functioneren. Er bestaat derhalve een fundamenteel verschil tussen onderhoud en garantie.

    De voorwaarde "na de invoer verricht" past u soepel toe. In dit verband kunt u de kosten van bedoelde werkzaamheden ook van de douanewaarde uitsluiten, als deze werkzaamheden plaatsvinden voor het moment van de invoer maar worden verricht als onderdeel van de installatie van de goederen die worden ingevoerd.

    Voorbeeld
    Een voorbeeld hiervan zijn de kosten voor het leggen van een betonnen fundering voor machines, verricht voor de invoer van de machines. Het is niet van belang waar de technische bijstand wordt verleend. Het uitgangspunt is dat deze betrekking heeft op de ingevoerde goederen.

  3. Interesten die moeten worden betaald vanwege een door de koper aangegane financieringsovereenkomst in verband met de aankoop van ingevoerde goederen.
    (artikel 33, letter c, CDW)

    Onder interest vallen ook interesten die zijn verschuldigd omdat de verkoper aan de koper een door deze laatste geaccepteerde termijn heeft verleend voor de betaling van de ingevoerde goederen.
    Zie ook Jurisprudentie(zaak C-21/91).

    Voor het verlagen van de werkelijk betaalde of te betalen prijs met de interesten gelden twee voorwaarden:

    1. De financieringsovereenkomst, die schriftelijk moet zijn gesloten, moet kunnen worden overgelegd. Als zodanig kunt u bijvoorbeeld een overeenkomst aanduiden waarbij is bepaald dat het bedrag dat volgens het verkoopcontract op de dag van levering betaald moet worden ook na dat tijdstip kan worden voldaan tegen betaling van interest. Deze overeenkomst kan deel uitmaken van het koopcontract. Een verklaring op de handelsfactuur alleen kunt u niet als voldoende aanvaarden. De financiering kan de verkoper, een bank of een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon hebben verstrekt.

    2. De interestvoet voor de prijs van de ingevoerde goederen moet op zijn beurt ook aan bepaalde voorwaarden voldoen. Naast de interestvoet voor ingevoerde goederen valt hieronder ook de interestvoet voor identieke of soortgelijke goederen die door dezelfde verkoper op of omstreeks hetzelfde tijdstip worden verkocht als de goederen die worden ingevoerd. De voorwaarden waaraan de interestvoet moet voldoen zijn:

      • De aangever moet het bewijs leveren dat de koper de vrije keus heeft tussen directe betaling tegen de prijs die als werkelijk betaalde of te betalen prijs is aangegeven en de hogere prijs die de interest bevat. Dit kan bijvoorbeeld plaatsvinden door de overlegging van een prijslijst van de verkoper die op de goederen betrekking heeft.

      • De aangever moet aantonen dat de interestvoet niet hoger is dan het percentage dat bij dergelijke transacties gebruikelijk was op het tijdstip waarop en in het land c.q. in de valuta waar de financiering heeft plaatsgevonden.

      Het in mindering brengen van interest is ook van toepassing als de douanewaarde moet worden vastgesteld op basis van een andere methode dan de transactiewaarde-methode van ingevoerde goederen.
      (artikel 156 TVo. CDW).

  4. Betalingen voor het recht van verveelvoudiging van de ingevoerde goederen in de Gemeenschap.
    (artikel 33, letter d, CDW)

    In paragraaf 3.33 kunt u aanwijzingen vinden over de betekenis van de uitdrukking "recht van verveelvoudiging".

  5. Inkoopcommissies.
    (artikel 33, letter e, CDW)

    In paragraaf 3.29 kunt u aanwijzingen vinden over de betekenis van de uitdrukking "inkoopcommissie".

  6. Rechten bij invoer en andere belastingen verschuldigd in de Gemeenschap bij de invoer of de verkoop van goederen;
    (artikel 33, letter f, CDW).

    Als zodanig kunt u bijvoorbeeld aanduiden: de accijns, de omzetbelasting, de belastingen bij invoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de anti-dumpingheffingen. Belastingen voor echtheidscertificaten voor vlees kunt u niet aanduiden als heffingen voor de invoer in de Gemeenschap. Zie Jurisprudentie (zaak 219/88).

  7. Kosten van opslag en voor bewaring van de goederen in goede staat gedurende de opslag in (douane)entrepots en ruimten voor tijdelijke opslag.
    (artikel 112 en artikel 178 CDW)

    In paragraaf 2.26 kunt u meer lezen over het in mindering brengen van de kosten van opslag en de kosten voor het bewaren in goede staat.

Naar boven

4.2 Onderscheiden

Elementen van de werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs die in principe in mindering kunnen worden gebracht, mogen alleen in mindering worden gebracht als zij onderscheiden zijn van de prijs. Om te voldoen aan deze voorwaarde is het noodzakelijk dat:

  • de aard van het element wordt vastgesteld;

  • de waarde ervan wordt bepaald, uitgedrukt in geld;

  • een verdeling hiervan wordt gemaakt in de aangifte voor de douanewaarde.

Met deze aangifte wordt niet alleen de aangifte van gegevens voor de douanewaarde (formulier D.V.1) bedoeld. Ook in de gevallen dat geen aangifte D.V.1 hoeft te worden gedaan, is het noodzakelijk dat het uit te sluiten bedrag wordt gespecificeerd. In hoofdstuk 5 is aangegeven in welke gevallen een aangifte D.V.1 moet worden ingediend.

Naast de specificatie in de aangifte voor de douanewaarde is het noodzakelijk dat de betalingen, commissies of kosten ook in de handelsbescheiden zijn onderscheiden.

In een aantal gevallen zal dat onderscheid kunnen worden gemaakt aan de hand van contracten, facturen of andere bescheiden. In andere gevallen zal het vaak mogelijk zijn aan de hand van de door de aangever ter beschikking gestelde gegevens, bijvoorbeeld uit de boekhouding of uit kostprijscalculaties, het bedoelde onderscheid op redelijke wijze te maken.
Zie ook Commentaar 5.

Met het oog op een uniforme toepassing van het begrip "onderscheiden" bestaan verder nog de volgende aanwijzingen:

  • De aangever kan in gevallen voor het "onderscheiden" van de kosten van vervoer ook een verklaring overleggen die verwijst naar de gebruikelijke tarieven van vervoer met het gebruikte vervoermiddel waaruit blijkt hoe tot het bedrag van de aftrek is gekomen.

  • Voor het buiten de douanewaarde laten van interesten kan ook de financieringsovereenkomst worden gebruikt om het "onderscheiden" zijn aan te tonen. (Commentaar nr. 5)

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in het arrest van 18 april 1991 (zaak 79/89), bepaald dat montagekosten in de aangifte voor de douanewaarde onderscheiden moeten zijn van de prijs die werkelijk voor de goederen is betaald of zal worden betaald om te kunnen worden uitgesloten van de douanewaarde.

Het Hof van Justitie heeft in het arrest van 5 december 2002 (zaak 379/00), bepaald dat een inkoopcommissie die is opgenomen in de aangegeven douanewaarde en in de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer niet is onderscheiden van de verkoopprijs van de ingevoerde goederen, deel uitmaakt van de transactiewaarde als bedoeld in artikel 29 CDW

De aangifte kan niet meer worden gewijzigd na het tijdstip waarop de goederen voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven. Als de hoogte van de elementen pas na het in het vrije verkeer brengen bekend wordt, bestaat voor de aangever de mogelijkheid om deze op een later tijdstip te verstrekken. De uitspraak van het Hof is van overeenkomstige toepassing op de andere in dit hoofdstuk genoemde betalingen, commissies en kosten die moeten zijn onderscheiden van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van de goederen om te kunnen worden uitgesloten van de douanewaarde.

Het Hof van Justitite EU heeft in het arrest Gaston Schul van 15 juli 2010 (zaak C-354/09) bepaald dat rechten bij invoer ook “onderscheiden” zijn van de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de ingevoerde goederen, wanneer de contractpartijen overeengekomen zijn dat de goederen DDP („Delivered Duty Paid”) zullen worden geleverd en deze vermelding ook op de douaneaangifte hebben geschreven, maar zij door een vergissing over de oorsprong van die goederen geen bedrag aan rechten bij invoer hebben vermeld.

Voorbeeld

Vanuit IJsland zijn goederen verkocht voor een bedrag van € 5.000. Leveringsvoorwaarde is DDP-Rotterdam. Door de oorsprong is het douanerechtpercentage 0% waardoor er op de aangifte ten invoer geen douanerechten worden vermeld. Echter door een vergissing blijken de goederen niet de oorsprong IJsland maar de oorsprong Rusland te hebben. Hierdoor wordt het douanerechtpercentage 20% en het bedrag aan douanerechten € 833,33. Door de leveringsvoorwaarde DDP-Rotterdam komen deze extra kosten in principe voor rekening van de verkoper.

Het arrest Gaston Schul geeft aan dat, ondanks dat op de aangifte ten invoer € 0 aan douanerechten stond vermeld het uiteindelijke bedrag van € 833,33 buiten de douanewaarde mag blijven. Dit terwijl het “te onderscheiden” bedrag niet op de aangifte was vermeld.

Naar boven

4.3 Binnenlandse belastingen

In het land van oorsprong of in het land van uitvoer kunnen goederen aan binnenlandse belastingen worden onderworpen. Als deze belastingen bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs van de ingevoerde goederen zijn inbegrepen, behoort dat bedrag niet tot de douanewaarde. Voorwaarde daarbij is wel dat wordt aangetoond dat die goederen van de binnenlandse belasting worden vrijgesteld ten voordeel voor de koper.
(artikel 146 TVo. CDW)

Naar boven

4.4 Recht tot distributie of wederverkoop

De betalingen die de koper doet voor het recht van distributie of wederverkoop van de ingevoerde goederen, kunnen niet worden toegevoegd aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs, als die betalingen geen voorwaarde uitmaken van de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen naar de Gemeenschap. Zie ook paragraaf 3.34.
(artikel 32, lid 5, letter b, CDW)

Als deze betalingen al bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs zijn inbegrepen mag u ze echter niet in mindering brengen. De betalingen staan namelijk nergens vermeld als betalingen die u in mindering kunt brengen.

Naar boven

4.5 Forfaits

De werkelijk betaalde of te betalen prijs wordt verlaagd met de in dit hoofstuk beschreven elementen voor zover deze daarin zijn inbegrepen. Zie voor een korte beschrijving van de elementen paragraaf 4.1.
De verlagingen kunnen slechts plaatsvinden als deze zijn onderscheiden van de werkelijk betaalde of te betalen prijs (zie paragraaf 4.2.).
(artikel 33 CDW)

De noodzakelijke gegevens voor het vaststellen van de verlagingen zijn op het tijdstip van het brengen in het vrije verkeer van goederen niet in alle gevallen volledig bekend. De douanewaarde kan in dat geval pas worden vastgesteld nadat de noodzakelijke gegevens worden verstrekt. In andere gevallen zijn de gegevens op dat tijdstip bekend maar kan een verdeling pas plaatsvinden na arbeidsintensieve inspanningen. Ook in dat geval kan de douanewaarde niet reeds bij het brengen in het vrije verkeer worden vastgesteld. De gegevens die op het tijdstip van het brengen in het vrije verkeer niet geheel bekend zijn of op dat tijdstip bekend zijn maar nog niet kunnen worden toeberekend kunnen in principe betrekking hebben op alle elementen die in dit hoofdstuk worden genoemd (zie paragraaf 4.1.).

In het geval de verlagingen echter op passende en specifieke criteria kunnen worden berekend kan de douanewaarde bij het brengen in het vrije verkeer definitief worden vastgesteld. De procedures voor onvolledige en aanvullende aangiften behoeven in dat geval niet te worden gevolgd.
(artikel 19 CDW en artikel 156bis TVo. CDW)

De vereenvoudigingen kunnen worden toegepast bij goederenbewegingen die herhaaldelijk en meer doorlopend plaatsvinden. Bij permanente goederenstromen kunnen onder voorwaarden periodieke aangiften worden toegestaan.

Het op een vereenvoudigde manier vaststellen van de verlagingen kan plaatsvinden als is voldaan aan de voorwaarden:

  • dat de procedures voor onvolledige en aanvullende aangiften leiden tot onevenredig hoge administratiekosten gelet op de omstandigheden;

  • dat de andere methoden voor het vaststellen van de douanewaarde dan de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen niet opportuun kunnen worden geacht gelet op bijzondere omstandigheden (zie voor de andere methoden hoofdstuk 5 tot en met 10);

  • dat het op een vereenvoudigde manier vaststellen van de verlagingen in een bepaalde periode niet leidt tot een lager bedrag aan verschuldigde rechten bij invoer dan als daarvan geen gebruik wordt gemaakt;

  • dat het op een vereenvoudigde manier vaststellen van de verlagingen niet leidt tot verstoringen van concurrentieposities.

(artikel 156bis, lid 2, TVo. CDW)

Het vaststellen van de verlagingen op de hiervoor bedoelde vereenvoudigde manier wordt op verzoek van belanghebbende bij vergunning toegestaan. Het model van de vergunning is opgenomen in het modellenboek Douane. In de vergunning wordt onder meer de periode vermeld waarbinnen de verlagingen op een vereenvoudigde manier kunnen worden berekend. De periode moet dusdanig worden gekozen dat de in geding zijn rechten bij invoer worden gewaarborgd.

Naar boven