Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

12.50.00 Vereenvoudigde procedures

8 Domiciliëringsprocedure uitvoer

De domiciliëringsprocedure uitvoer houdt in dat goederen in de bedrijfsruimten van de belanghebbende of in andere door de Douane aangewezen of goedgekeurde plaatsen, ten uitvoer worden aangegeven. De aangifte wordt gedaan door het op elektronische wijze indienen van de aangiftegegevens in Douane Sagitta Uitvoer (hierna DSU). De goederen behoeven hierbij niet bij de Douane te worden aangebracht. Degene die een vergunning krijgt om de domiciliëringsprocedure toe te passen wordt 'toegelaten exporteur' genoemd.

De vergunning geldt voor:

  • communautaire goederen die uit het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd

  • communautaire goederen die u tijdelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap uitvoert onder de Regeling passieve veredeling

  • niet-communautaire goederen die u uit het douanegebied van de Gemeenschap brengt
    (artikelen 76, lid 1 jo. letter c CDW, 253, lid 3 en 283 TVoCDW)

Naast de hierboven genoemde vergunning is er ook nog een andere vergunning. Dit is de Vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer met elektronisch aanvullende aangifte voor benodigdheden voor luchtvaartuigen en zeeschepen. Deze vergunning wordt in hoofdstuk 9 hierna behandeld.

Naar boven

8.1 Vergunning

Om gebruik te kunnen maken van de domiciliëringsprocedure uitvoer heeft belanghebbende een tweetal vergunningen nodig:

  • vergunning elektronisch aangeven uitvoer en

  • vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte.

De vergunning elektronisch aangeven uitvoer is de vergunning waarmee het elektronische berichtenverkeer mogelijk gemaakt wordt. Deze vergunning is zowel noodzakelijk als aangegeven wordt in de normale procedure als in de domiciliëringsprocedure. (artikel 1:11 Algemene douaneregeling)

De vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte is de vergunning waarmee daadwerkelijk toestemming wordt verleend om goederen aan te geven zonder deze aan te brengen bij de Douane.Om een juiste werking te garanderen, wordt deze vergunning pas opgevoerd door B/CA in KIS als vaststaat dat de elektronische berichten aan voorgeschreven berichtenspecificaties voldoen. (artikel 61 CDW juncto de artikelen 4bis, 4ter, 222 tot en met 224 en 253bis TVoCDW)

De vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte is bestemd voor:

  • Exporteurs die zelfstandig aangifte ten uitvoer doen met behulp van DSU voor goederen die zich bevinden in hun bedrijfsruimten of op andere door de inspecteur aangewezen of goedgekeurde plaatsen.

  • Douaneagenten (incl. douane-expediteurs) die als vertegenwoordiger voor rekening van exporteurs aangifte ten uitvoer doen, met behulp van het systeem DSU, voor goederen die zich bevinden in de bedrijfsruimte of op andere door de inspecteur aangewezen of goedgekeurde plaatsen van die exporteur of van de douane-expediteur.

Naar boven

8.2 Vergunningvoorwaarden en vergunningaanvraag

Voor een vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte, geldt geen eis met betrekking tot een minimaal aantal uitvoerverrichtingen per maand.

Bij de domicliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte wordt feitelijk een volledige aangifte ten uitvoer ingediend via DSU. Met uitzondering van het aanbrengen van de goederen, is de werkwijze identiek aan een aangifte ten uitvoer in de normale procedure. Dit betekent onder meer dat de aangifte langs de risicoprofielen in DSU wordt gehaald en dat de Douane, eventueel na controle, de goederen vrijgeeft. Bij de domiciliëringsprocedure uitvoer wordt de aangifte niet gedaan door goederen in te schrijven in de administratie van de vergunninghouder en wordt ook geen aanvullende aangifte gedaan. Ook hoeft geen aparte kennisgeving gedaan te worden. De Douane wordt namelijk geïnformeerd van het voornemen de goederen uit te voeren door het aangiftebericht in DSU. (artikelen 76 lid 1 letter c CDW en 285 lid 2 en 285bis TVoCDW)

Naar boven

8.2.1 Laadlocaties

De bedrijfsruimte waar de goederen zich bevinden op het moment dat de uitvoerformaliteiten worden verricht, de zogenaamde laadlocatie, moet bekend zijn bij de Douane. De Douane legt de laadlocaties vast in de vergunning en het Klant Informatie Systeem (KIS) door de naam van de vergunninghouder, de postcode en het huisnummer en het over de laadlocatie bevoegde douanekantoor te registreren.

Per toegestane laadlocatie wordt in de vergunning , in de tabel “locaties”, de postcode, het huisnummer en het over die locatie bevoegde douanekantoor opgenomen. In de aangifte worden de postcode en het huisnummer vermeld bij ‘plaats goederen’. Dit in het formaat: 4 posities numeriek – spatie – 2 posities alfa – spatie – 5 posities alfanumeriek.

Naar boven

8.2.2 Reactietijden

De reactietijd is de tijd die de Douane nodig heeft om controle te plannen, voor te bereiden en om op de plaats van fysieke controle te komen. De reactietijd moet in relatie staan tot de te rijden afstand van het douanekantoor naar de plaats van fysieke controle. In de vergunning is een standaard reactietijd opgenomen. Deze reactietijd is standaard 120 minuten. Afwijkingen kunnen voorkomen. In een overzicht, opgenomen in de vergunning staan (indien van toepassing) de afwijkende reactietijden en vanaf welke locatie(s) men de goederen mag verzenden. Met verzoeken om afwijkende reactietijden geldt een uiterst terughoudend beleid.

Per bevoegd douanekantoor wordt eventueel een uitwijkkantoor vermeld dat 24 uur is geopend voor het doen van aangiften. Op het uitwijkkantoor moet de aangifte worden gedaan gedurende tijden en dagen dat het bevoegde douanekantoor van uitvoer is gesloten.

In de bij de vergunning behorende individuele vergunningvoorwaarden worden in ieder geval opgenomen:

  • bevoegd (vervangend) douanekantoor

  • afwijkende reactietijden (anders dan 120 minuten)

Naar boven

8.2.3 Aangiftefunctionaliteit ’GELADEN' en ’TE LADEN'

Bij de vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer kent DSU twee aangiftefunctionaliteiten: ’geladen' en ’te laden’. Deze aangiftefunctionaliteiten hebben geen basis in de wetgeving. De vergunninghouder is vrij in de keuze van aangiftefunctionaliteit. De procedure en ambtelijke werkzaamheden van deze aangiftefunctionaliteiten zijn hierna uitgewerkt.

“Geladen”

Bij de “geladen” situatie moeten de goederen gereed staan op de in de vergunning genoemde locatie op het moment dat de aangifte wordt ingediend. De reactietijd vangt aan na aanvaarding van de douaneaangifte door het kantoor van uitvoer. De goederen mogen pas vertrekken als vanuit DSU de mededeling 'Toestemming vertrek' (TVT) is verzonden.

Als de aangifte wordt aanvaard en niet wordt geselecteerd voor controle, dan volgt direct de toestemming tot vertrek. Wordt de aangifte wel geselecteerd voor controle dan wordt de controle binnen de in de vergunning opgenomen reactietijd aangevangen. Als de Douane binnen de vastgestelde reactietijd niet is aangevangen met de fysieke controle, dan kan de aangever contact opnemen met het kantoor van uitvoer om toestemming tot vertrek te vragen.

Let op!

De situatie geladen betekent dus niet dat de goederen daadwerkelijk in het vervoermiddel geladen moeten zijn. Het aanwezig zijn van het vervoermiddel hoort niet tot de eisen die aan de aanvaarding van een aangifte zijn gesteld o.g.v. de artikelen 62 en 63 CDW. Slechts de aanwezigheid van de goederen op een in de aangifte aanwezige locatie is bepalend en niet waar de goederen zich in bevinden. Wetstechnisch gezien staat dus niets het aanvaarden van een aangifte zonder aanwezigheid van het vervoermiddel voor verder vervoer in de weg. Zijn de goederen wel al geladen in het vervoermiddel dan bestaat de mogelijkheid dat de goederen gelost moeten worden als de Douane overgaat tot fysieke controle.

In de “geladen” situatie geldt dat de aangever direct na het doen van de aangifte een toestemming tot wegvoering krijgt als deze administratief (wit) wordt afgedaan. Is de aangifte geselecteerd voor een controle dan zal hij de reactietijd moeten afwachten. Men mag pas vertrekken als men vanuit Douane Sagitta Uitvoer de mededeling 'Toestemming vertrek' (TVT) heeft ontvangen. Het geven van een toestemming tot vertrek is een ambtelijke handeling in DSU. Is de Douane binnen de vastgestelde reactietijd niet aangevangen met de fysieke controle? Dan neemt de aangever voor toestemming voor vertrek, contact op met het kantoor van uitvoer. De Douane bepaalt dan of er toestemming tot vertrek wordt gegeven.

Hoewel er geen wettelijke verplichting tot verzegeling is, dient men in bepaalde gevallen het vervoermiddel of de container te verzegelen, nadat de goederen daadwerkelijk zijn opgenomen. Zie hiervoor HD 12.00.00, paragraaf 6.2.3. Dit om zekerheid te hebben dat de gecontroleerde goederen niet worden verwisseld met andere goederen. Het is ook mogelijk om colli- of palletverzegeling aan te brengen omde identiteit van de goederen te waarborgen. De beschrijving van de elektronische aangifte ten uitvoer in de normale procedure wordt behandeld in hoofdstuk 3 onderdeel 20.00.00 van dit Handboek.

Procedure “Geladen”

De procedures en de ambtelijke werkzaamheden met betrekking tot aangiften die zijn gedaan in de “geladen” situatie zijn gelijk aan die van de elektronische aangifte ten uitvoer in de normale procedure. Het enige verschil is dat de goederen niet worden aangebracht op het kantoor van uitvoer maar aanwezig zijn op de in de vergunning genoemde locatie.

“Te laden”

Bij de situatie “te laden” moeten de goederen gereed staan op de inde vergunning genoemde locatie op het in de aangifte vermelde tijdstip “aanvang laden”. De reactietijd is de termijn tussen het tijdstip van aanvaarden van de aangifte door het kantoor van uitvoer en het tijdstip ‘aanvang laden’. De tijd tussen tijdstip ‘aanvang laden’ en het tijdstip ‘einde laden’ is geen onderdeel van de reactietijd. Met de reactietijd kan de aangever in de ‘te laden’ situatie nagaan wanneer de douaneaangifte moet zijn ingediend op het kantoor van uitvoer.

Als de aangever 13.00 uur wil gaan laden, moet uiterlijk om 11.00 uur de douaneaangifte ingediend zijn op het kantoor van uitvoer.

Als de aangifte wordt aanvaard en niet wordt geselecteerd voor controle, dan wordt automatisch toestemming tot vertrek verleend op het in de aangifte vermelde tijdstip “einde laden”.

Wordt de aangifte wel geselecteerd voor controle dan wordt deze controle aangevangen in de periode gelegen tussen het tijdstip “aanvang laden” en het tijdstip “einde laden”. Als de douane op het tijdstip “einde laden” niet is begonnen met de controle, dan kan de aangever contact opnemen met het kantoor van uitvoer om toestemming tot vertrek te vragen.

De Douane bepaalt dan of er een toestemming tot vertrek wordt verleend. Als het vertrekkend vervoermiddel nog niet aanwezig is op het aangegeven tijdstip van einde laden, kan de controle niet worden ingesteld. De controle moet dan op een later tijdstip te gebeuren, nadat de aangever heeft bevestigd dat het vertrekkend vervoermiddel aanwezig is en de goederen kunnen worden geladen.

Hoewel er geen wettelijke verplichting tot verzegeling is, moet men in bepaalde gevallen het vervoermiddel of de container verzegelen, nadat de goederen daadwerkelijk zijn opgenomen. Zie hiervoor HD 12.00.00, paragraaf 6.2.3. Dit om zekerheid te hebben dat de gecontroleerde goederen niet worden verwisseld met andere goederen.

Procedure “te laden”

In deze paragraaf worden de procedures en ambtelijke werkzaamheden beschreven van de aangiftefunctionaliteit “te laden”. Behoudens de hierna genoemde uitzonderingen zijn de procedures en de ambtelijke werkzaamheden met betrekking tot aangiften die zijn gedaan in de “te laden” situatie, gelijk aan die van de elektronische aangifte ten uitvoer in de normale procedure. De beschrijving van de elektronische aangifte ten uitvoer in de normale procedure wordt behandeld in hoofdstuk 3 van onderdeel 20.00.00 van dit Handboek.

Elektronisch aangiftebericht

De standaardprocedure in de situatie 'te laden' omvat het verzenden van een volledig aangiftebericht waarin de aangever ook de informatie over de vervoersgegevens en het tijdstip van aanvang lading en het vermoedelijke tijdstip van einde lading opneemt.

Het is ook mogelijk aangifte te doen zonder vermelding van de tijdstippen van aanvang en einde laden of zonder bepaalde vervoersgegevens. Deze gegevens worden dan op een later tijdstip met een afzonderlijk bericht verzonden. Zie hiervoor de paragrafen die handelen over de twee aparte elektronische berichten, te weten aanvullende tijden SAGATY en einde laden informatiegegevens SAGELI.

Let op!

Als de benodigde vervoersgegevens niet zijn ingevuld, zal het systeem op het tijdstip einde laden geen toestemming tot vertrek verlenen. De toestemming tot vertrek en het uitvoergeleidedocument van de uitvoeraangifte volgen eerst nadat de ontbrekende gegevens zijn ingebracht.

Naar boven

8.2.4 Accepteren en aanvaarden van de aangifte

Het systeem voert een acceptatiecontrole uit op de ingediende aangifte. Als de aangifte geaccepteerd wordt ontvangt de aangever hiervan het bericht “aangifte geaccepteerd” (SAGAGA). Zijn de datum en het tijdstip aanvang laden in het aangiftebericht opgegeven èn is er voldaan aan de reactietijd en de openstellingtijden van het bevoegde douanekantoor, dan ontvangt de aangever wanneer er aangifte wordt gedaan in de “te laden” situatie, tevens het bericht “toestemming laden” (SAGTLA). In de SAGTLA staat het door de aangever opgegeven tijdstip aanvang laden, het tijdstip waarop hij mag beginnen met het laden van de goederen.

Als een bericht niet aan de gestelde voorwaarden van acceptatie voldoet, wordt de aangever daarvan op de hoogte gesteld. De aangever ontvangt hiervan het bericht “niet geaccepteerde aangifte informatie” (SAGNGI). In dit bericht wordt de aangever geïnformeerd omtrent de reden(en) van het niet accepteren van de aangifte. Na correctie(s) kan de aangifte opnieuw worden verstuurd.

De aangever zal, naast de correcties die hij heeft aangebracht, over het algemeen ook de laadtijdstippen moeten aanpassen. Dit vanwege de geldende reactietermijnen. Wordt de aangifte nu wel geaccepteerd dan ontvangt de aangever het bericht “aangifte geaccepteerd” (SAGAGA) en in de situatie te laden tevens het bericht “toestemming laden” (SAGTLA).

De aangever mag niet eerder beginnen met het beladen van het vervoermiddel dan op het opgegeven tijdstip van aanvang laden zoals dat is vermeld in het aangiftebericht. De procedure voor de situatie dat de aangever de laadtijden en vervoersgegevens niet heeft opgegeven wordt hierna behandeld.

De elektronische aangifte ten uitvoer die via het DSU is ingediend, wordt formeel aanvaard op het moment van het tijdstip van aanvang laden. Het systeem voert nu opnieuw een acceptatiecontrole uit op de aangifte, met gebruikmaking van de systeemgegevens van dit moment. De aangever ontvangt bij aanvaarding het bericht “aangifte aanvaardt” (SAGAAV)

Als een bericht bij de hernieuwde acceptatiecontrole niet aan de gestelde voorwaarden van aanvaarding voldoet, wordt de aangever op de hoogte gesteld met het bericht “niet-aanvaarde aangifte informatie” (SAGNAI). In dit bericht wordt de aangever geïnformeerd omtrent de reden(en) van het niet aanvaarden van de aangifte. Na correctie(s) kan de aangifte opnieuw worden verstuurd. De aangifte gaat in deze gevallen opnieuw de procedure in van accepteren en aanvaarden van de aangifte.

Bevat een aangifte meer dan 10 fouten, dan wordt deze aangifte geweigerd en uit het systeem verwijderd. De aangever ontvangt van deze weigering elektronisch bericht. Het aanbrengen van correcties is dus niet mogelijk

Naar boven

8.2.5 Aanvullende tijden en corrigeren tijdstippen

De aangever kan ervoor kiezen om de laadtijden en vervoersgegevens in separate berichten in te dienen. In dat geval ontvangt hij alleen een SAGAGA als de aangifte kan worden geaccepteerd.

ls de aangifte aanvaard is, maar nog niet alle gegevens omtrent laadtijden bevat, dan moet de aangever deze met een nader elektronisch bericht SAGATY (aanvullende tijden) verzenden. Vermeldt de aangever de datum en het tijdstip aanvang laden en de datum en het tijdstip einde laden in hetzelfde aanvullende bericht SAGATY en is voldaan aan de reactietijd en de openstellingtijden van het bevoegde douanekantoor, dan ontvangt de aangever het bericht “toestemming laden” (SAGTLA). Op het tijdstip aanvang laden ontvangt hij het bericht SAGAAV.

Als het tijdstip aanvang laden niet voldoet aan de reactietijd ontvangt de aangever na acceptatie van de aangifte een bericht SAGAGA en een bericht SAGKOA (contact opnemen met douanekantoor). Alleen de douane kan in dat geval het onjuiste tijdstip corrigeren of alsnog accepteren. Daarna ontvangt de aangever weer direct het bericht SAGTLA.

Let op!

Als de aangifte volledig was ingevuld en al datum en tijdstip aanvang laden bevatte, dan kunnen datum en tijdstip einde laden niet meer door de aangever elektronisch worden aangepast. De aangever ontvangt dan het volgende bericht “niet geaccepteerde melding” (SAGNGM). De aangever moet een verzoek doen om datum en tijdstip einde laden aan te passen.

In een aantal gevallen is het wenselijk dat datum en tijdstippen die in de aangifte zijn opgegeven, gewijzigd kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan:

  • Het tijdstip aanvang laden ligt buiten de openstellingsuren van het bevoegde kantoor

  • Er is niet voldaan aan de minimale reactietijd.

Als u als controlerend ambtenaar bij een controle vaststelt dat niet wordt aangevangen met laden op het op het aangegeven tijdstip, dan meldt u de aangever dat de controle niet kan worden afgerond. De in DSU vermelde datum en tijdstip einde laden moeten worden verwijderd. Op het moment dat de aangever meldt dat het vervoermiddel is gearriveerd en het laden kan beginnen, zet de Douane de controle voort. De datum en ladingtijdstippen worden overeenkomstig de werkwijze in het volgende kader vastgelegd

Als de datum en het tijdstip aanvang laden in het aangiftebericht zijn opgegeven, maar er wordt niet voldaan aan de minimale reactietijd en/of de openstellingtijden van het bevoegde douanekantoor, dan ontvangt de aangever, samen met het bericht “aangifte geaccepteerd” (SAGAGA) het bericht “contact opnemen aangiftepunt” (SAGKOA). Op verzoek van de aangever kunnen datum en tijdstip gecorrigeerd worden.

 

Als u door een aangever wordt benaderd met de mededeling dat deze een SAGKOA-bericht heeft ontvangen, gaat u als volgt te werk:

  • Ga naar de taak “E-aangifte” en scroll door naar “Corrigeren Tijdstippen”

  • Zoek in de kolom “foute tijden”het door de aangever opgegeven aangifte-id-nummer op en selecteer deze

  • Wijzig (in samenspraak met de aangever), of bevestig in het geopende venster “vastleggen tijdtippen”, de tijdstippen, en leg deze vast.

  • De aangever krijgt alsnog het bericht Toestemming Laden (SAGTLA)

Let op!

Wijzig de tijdstippen NOOIT op eigen initiatief maar doe dit altijd na een verzoek van de aangever! Wijziging of acceptatie van datum en/of tijdstip moet minstens gelijk zijn aan systeemdatum en groter zijn dan de systeemtijd!

Naar boven

8.2.6 Einde Laden Informatie, SAGELI

Als de aangifte niet alle gegevens omtrent vervoer en/of nadere documenten bevat, dan moet de aangever deze met een nader elektronisch bericht “einde laden informatie” (SAGELI) verzenden. Afhankelijk van het tijdstip van inzending van het SAGELI-bericht door de aangever zal DSU de mededeling toestemming tot vertrek (TVT) genereren:

  • Op het tijdstip “einde Laden”

  • Na ontvangst van het SAGELI-bericht na het tijdstip “einde laden”

  • Of na wijziging aangiftestatus door de Douane als de aangifte rood of oranje geselecteerd is

Let op!

Bestaande gegevens kunnen door de aangever met het SAGELI-bericht niet worden overschreven. Probeert de aangever dat toch dan ontvangt hij het bericht “niet geaccepteerde melding” (SAGNGM)

Nadat het SAGELI bericht is verzonden kunnen de vervoersgegevens alleen nog door de ambtenaar gewijzigd worden. Als de aangifte al einde verificatie heeft gehad, dan kunnen de vervoersgegevens niet meer worden gewijzigd.

Naar boven

8.2.7 Controleren van de aangifte

De Douane beoordeelt op basis van de elektronisch ontvangen aangiftegegevens of fysieke controle van de goederen noodzakelijk is en wat deze controle precies zal inhouden. Als tot fysieke controle wordt besloten, zal de Douane deze controle uitvoeren op de laadlocatie.

 

Als u belast bent met de fysieke opname van de goederen dan verricht u deze op de laadlocatie. waarop de controle begint, moet liggen tussen het moment van aanvang laden en einde laadtijd.

De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk vastgelegd in het systeem. Pas nadat de resultaten zijn vastgelegd kan het systeem de toestemming tot vertrek genereren waarmee de goederen zijn vrijgegeven voor de douaneregeling uitvoer.

Naar boven

8.2.8 Schattingsaangifte

Op verzoek van de aangever kan de Douane de aangifte aanvaarden hoewel hierin sommige van de in bijlage 37 van de Tvo. CDW genoemde gegevens niet zijn vermeld. (artikel 280, lid 1 TVoCDW)

Voor losgestorte goederen en voor goederen waarvan van tevoren de te laden hoeveelheid niet exact is vast te stellen, kan een schattingsaangifte worden gedaan. Een schatting wordt alleen toegestaan voor het gewicht en het aantal colli en de daarvan afgeleide statistische waarde.

Deze procedure mag ook worden toegepast bij producten die met aanspraak op restitutie in bulk of in niet-gestandaardiseerde eenheden worden uitgevoerd en waarvan het gewicht alleen exact kan worden vastgesteld nadat het vervoermiddel geladen is. (
artikel 5, lid 6 Vo. 612/2009 en paragraaf 3.7.2 Handboek Douane onderdeel 20.01.00). Voor het doen van een schattingsaangifte voor landbouwgoederen met restitutie geldt dat de aangever ook moet beschikken over een vergunning vereenvoudigde aangifte ten uitvoer restitutiegoederen

De schattingsaangifte moet worden gedaan in de aangiftefunctionaliteit “te laden”, in de standaardprocedure “S”. De aangifte moet alle vereiste gegevens bevatten, met uitzondering van datum en tijdstip van “einde laden”. Dit om de technische reden dat DSU anders de aangifte niet accepteert. Na belading en nadat de gegevens definitief bekend zijn, verstrekt de aangever de definitieve gegevens van het gewicht, aantal colli en de statistische waarde alsmede de datum en het tijdstip van einde laden. Hij doet dit op de wijze waarop dit met het kantoor van uitvoer is afgesproken en is vastgelegd in de individuele voorwaarden van de vergunning. Het kantoor van uitvoer kan hierbij bepalen dat een factuur wordt overgelegd waarop de definitieve gegevens zijn vermeld. Na ontvangst van de aanvullende gegevens worden deze door de Douane verwerkt in de aangifte.

Hierop ontvangt de aangever de mededeling ‘Toestemming Vertrek’ (TVT) en wordt het uitvoergeleidedocument geprint met de juiste gegevens.

Via de taak “E-aangiften” is de betreffende aangifte te benaderen in de taak “In behandeling nemen E-aangifte” of “E-aangiften in behandeling”.

 

Als u bent belast met de verwerking van de onvolledige aangifte gaat u als volgt te werk:

controleer de aangifte op aanwezigheid van:

  • De functionaliteit Te laden

  • Eén van de codes lopende procedure als opgenomen in tabel A15 codeboek Sagitta onderdeel uitvoer

  • Uitsluitend datum en tijdstip Aanvang Laden (datum en tijdstip Einde Laden mogen niet zijn vermeld!)

Corrigeer de aangifte EERST naar de door de aangever opgegeven colli / aantal, gewichten en/of waarde en verifieer zonodig deze gegevens

  • Leg de correcties vast in Douane Sagitta Uitvoer

  • Registreer eventueel de overgelegde bescheiden

  • Houd de verificatie van de aangifte aan of beëindig de verificatie van de aangifte

  • Ga vervolgens naar de taak “Corrigeren tijdstippen” en registreer uitsluitend datum en tijdstip Einde Laden

De overige handelingen zijn gelijk aan die van de elektronische aangifte die in een standaard procedure is ingediend.

Bij de aangever zal, als deze aan alle verplichtingen heeft voldaan, het Uitvoergeleidedocument worden geprint met de juiste (gewijzigde) gegevens.

Let op!

Als de aangifte is gedaan met opgaaf van datum en tijdstip van Einde Laden, mag de aangifte ten uitvoer niet meer worden gecorrigeerd! Als datum en tijdstip Einde Laden toch zijn opgegeven moet de aangever als meer goederen zijn geladen dan vermeld op de aangifte voor dat verschil een aangifte in de “geladen” situatie indienen. Als minder goederen zijn geladen dan moet de aangifte buiten werking gesteld worden en moet de aangever een nieuwe aangifte indienen in de “geladen” situatie.

Het is van het grootste belang dat u zich houdt aan deze werkwijze. Afwijken hiervan leidt tot gevolg dat de aangever niet over de juiste gegevens zal beschikken op het Uitvoergeleidedocument.

Naar boven

8.2.9 Vrijgave voor de regeling uitvoer

Nadat de aangever het bericht Toestemming vertrek (TVT) heeft ontvangen, kunnen de goederen worden overgebracht naar het douanekantoor van uitgang. Bevindt het kantoor van uitgang zich in Nederland dan is het gebruik van het Uitvoergeleidedocument (UGD) niet verplicht.

Het printen van het UGD wordt gedaan door de aangever of diens vertegenwoordiger. Het is niet bezwaarlijk dat een pdf-versie van het wegvoeringbescheid vanuit een centraal punt van de aangever/vertegenwoordiger naar de laadlocatie wordt verstuurd.

(artikel 796bis, lid 3 TVoCDW)

Naar boven

8.2.10 Noodprocedure

Als een geautomatiseerd systeem of een communicatieverbinding buiten gebruik is of het aangiftesysteem is door een storing buiten gebruik of niet te benaderen dan wordt, na overleg met de Douane, de noodprocedure toegepast.

De noodprocedure is opgenomen op de website van de Douane (www.douane.nl).

Naar boven

8.2.11 Uitvoer landbouwgoederen met restitutie

Wie producten uitvoert in de normale aangifteprocedure en daarbij om toekenning van restitutie verzoekt, moet, minimaal 24 uur voor het indienen van de uitvoeraangifte, een vooraanmelding indienen bij het bevoegde douanekantoor. Deze vooraanmelding moet in principe dezelfde gegevens bevatten als de (later in te dienen) uitvoeraangifte. Daarnaast moet worden aangegeven hoelang het laden naar verwachting zal gaan duren.

(artikel 5, lid 7 Verordening (EG) 612/2009)

De Douane heeft bij vergunninghouders domiciliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte een kortere vooraanmeldingstermijn vastgesteld als in de aangiftefunctionaliteit “te laden” wordt aangegeven. Door het indienen van de elektronische aangifte wordt aan die meldingsplicht voldaan. De reactietijd die in deze vergunning is vastgesteld, geldt als vooraanmeldingstermijn van artikel 5, lid 7 Verordening (EG) nr. 612/2009.

Voor het overbrengen van deze landbouwgoederen naar een douanekantoor van uitgang is een controle-exemplaar T5 vereist. De aangever kan dit zelf afgeven als hij beschikt over een Vergunning toegelaten afzender controle-exemplaar T5 .

Naar boven

8.2.12 Uitvoer van accijnsgoederen

Voor de procedure met betrekking tot de uitvoer van accijnsgoederen wordt verwezen naar onderdeel 20.00.00 van het Handboek Douane. De daar opgenomen bepalingen zijn mutatis mutandis van toepassing.

Naar boven

8.2.13 Beschikbaar houden en overleggen bescheiden

Beschikbaar houden bescheiden

Bij aangiften die worden gedaan met de Vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer, moet de aangever ten tijde van het doen van de aangifte beschikken over de bescheiden die zijn vermeld in de aangifte en over de bescheiden die nodig zijn om de betreffende goederen onder de douaneregeling uitvoer te brengen. De aangever moet deze bij een fysieke controle aan u overhandigen.

De vergunninghouder moet deze bescheiden of in voorkomend geval afschriften hiervan, archiveren en bewaren op de wijze en gedurende de termijn zoals dit in de vergunning elektronisch aangeven uitvoer staat.

Overleggen bescheiden

Bescheiden die de directe vrijgave van de goederen in de weg staan dienen op de met de ambtenaren van het kantoor van uitvoer overeengekomen wijze te worden aangeboden. Daar waar mogelijk worden deze per fax aangeboden en worden de originele bescheiden achteraf behandeld. Dit om te voorkomen dat de aangever naar het douanekantoor moet komen.

Binnen twee werkdagen na indienen van de aangifte dienen de bescheiden te worden ingediend bij het kantoor van uitvoer. In de vergunning kunnen hierover nadere bepalingen worden vastgelegd.

Overleggen van bescheiden op de logistieke route

Het kan voorkomen dat bij de uitvoer bescheiden worden overgelegd, die de Douane moet viseren en die in een derde land moeten dienen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een oorsprongscertificaat EUR1. Ook wanneer de aangever formaliteiten vervult vanuit zijn eigen bedrijfsruimte dan wel op andere aangewezen plaatsen, worden die bescheiden vermeld in de aangifte en overgelegd op het kantoor van uitvoer.

Hebben die bescheiden betrekking op een aangifte die is gedaan volgens de Vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte en zijn die bescheiden vermeld in de aangifte, dan wordt goedgekeurd dat deze bescheiden ter visering worden overgelegd bij ieder ander douanekantoor binnen Nederland dat logistiek gunstig voor de aangever is gelegen. De goederen waarop de aangifte betrekking heeft, moeten hierbij getoond kunnen worden. De aangever moet het soort bescheid en het nummer te vermelden in de aangifte.

 

Als u bent belast met deze werkzaamheden op het hier bedoelde douanekantoor gaat u als volgt te werk:

  • Neem het Uitvoergeleidedocument (UGD) (of het bescheid dat als zodanig dienst doet) in ontvangst, samen met het te viseren bescheid.

  • Beoordeel dat er overeenstemming is tussen het UGD en het te viseren bescheid.

  • Stel vast dat het nummer van het te viseren bescheid in het UGD is vermeld.

  • Beoordeel aan de hand van Douane Sagitta Uitvoer dat er overeenstemming is tussen de overgelegde bescheiden en de aangifte die in Douane Sagitta Uitvoer is vastgelegd.

  • Behandel het te viseren bescheid op de voorgeschreven wijze. Voorzie een afschrift van het geviseerde bescheid van het aangifte identificatienummer, de naam van uw douanekantoor, afdruk van het metalen dienststempel, uw naam en paraaf.

  • Overhandig het UGD en het geviseerde bescheid aan de persoon die ze aan u heeft aangeboden.

  • Stuur het afschrift van het geviseerde bescheid naar het kantoor van uitvoer.

 

Als u bent belast met deze werkzaamheden op het kantoor van uitvoer gaat u als volgt te werk:

  • Beoordeel de overeenstemming tussen het UGD en het geviseerde bescheid.

  • Archiveer de bescheiden bij de overige aangiften van de dag die overeenkomt met het overzicht van de onderwerpelijke aangifte.

Let op!

Deze procedure mag u niet verwarren met het achteraf afgeven van certificaten EUR1. Als het EUR1 niet is vermeld in de aangifte is er sprake van achteraf afgeven van een certificaat. Dit moet gebeuren op het kantoor van uitvoer. Zie hiervoor onderdeel 8.00.00, paragraaf 6.2.4. van dit Handboek.

Naar boven

8.2.14 Gebruik van andere vergunningen

In geval van gebruik van de Vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte kan de vergunninghouder behoefte hebben om zonder tussenkomst van de Douane zelf ook aangiften voor douanevervoer af te geven als het vervoer van de goederen naar het douanekantoor van uitgang kan geschieden onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer. Eveneens kan de behoefte bestaan om zelf controle-exemplaren T5 en factuurverklaringen of certificaten inzake goederenverkeer Eur.1 af te geven. Meer over deze regelingen vindt op de hieronder aangegeven plaatsen.

Vereenvoudigingen

Handboek Douane

Onderwerp

Toegelaten Afzender Toegelaten Afzender T5

Onderdeel 14.45.00 Onderdeel 14.30.00

Toegelaten Exporteur Eur.1

Onderdeel 8.00.00, hoofdstuk 6

Naar boven