Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

14.41.00 Vereenvoudigingsmaatregelen; Doorlopende zekerheid

9 Bijlage 1a. Rekenmodel voldoende financieel draagkrachtig

Rekenmodel voldoende financieel draagkrachtig:

Vlottende activa

kassaldo

bank- en girosaldi

korte termijn beleggingen

ter beurze genoteerde effecten

debiteuren

overige vorderingen

handelsvoorraden*) +

totaal

Vlottende schulden

crediteuren

overige verplichtingen op korte termijn

voorziening dubieuze debiteuren +

totaal -

Saldo vlottende middelen

Bij: Gegarandeerde kredietfaciliteiten +

Totaal financiële draagkracht

*) Handelsvoorraden:

De handelsvoorraden tellen alleen volledig mee indien de voorraadtermijn (dit is het aantal dagen dat het gemiddeld duurt voordat de gehele voorraad is verkocht) kleiner is dan de in de toelichting bij vraag 18 genoemde termijn van 40 dagen. Is de voorraadtermijn langer, dan kan slechts een evenredig deel van de voorraad in bovenstaand rekenmodel worden meegenomen.

De voorraadtermijn kan als volgt worden berekend:

(stand van voorraden / kostprijs van de omzet) * 365 dagen

(De kostprijs van de omzet staat vermeld in de resultatenrekening)

Indien voorraadtermijn ó 40 dagen, dan handelsvoorraden volledig meetellen.

Anders naar rato: (40 / voorraadtermijn) * handelsvoorraden.

Alleen de handelsvoorraden worden meegenomen in deze berekening. Daarmee wordt veel rekenwerk voorkomen bij bedrijven die goederen opslaan en vervoeren voor derden. Bij die bedrijven bestaat de omzet uit diensten, die geen betrekking hebben op de (doorgaans geringe) voorraden aan kantoorbehoeften en dergelijke.

Noot:

De te beoordelen financiële draagkracht is niet gelijk aan het referentiebedrag. Het criterium is slechts van toepassing bij een matiging van 30% bij goederen zonder verhoogd frauderisico (van 30% naar nihil) en van 20% bij goederen met een verhoogd frauderisico (van 50% naar 30%). Deze norm behoeft derhalve slechts te worden beoordeeld in het licht van deze matiging. Bij goederen zonder verhoogd frauderisico behoeft de financiële draagkracht dus slechts 30% van het referentiebedrag te bedragen zijn en bij goederen met een verhoogd frauderisico 20%.