Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

27.00.00 Zekerheidstelling voor het bedrag van de douaneschuld

10 Aanvullende zekerheid bij invoer, periodieke aangifte en nationale documentenzekerheid

10.1 Wettelijke bepalingen

Indien de douane de aangifte niet heeft geverifieerd, leidt de vrijgave van de goederen leidt tot boeking van de op grond van de vermeldingen van de aangifte vastgestelde rechten bij invoer. Wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de door hen ingestelde controles kunnen leiden tot de vaststelling van een bedrag dat hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit de vermeldingen in de aangifte, eisen deze autoriteiten dat voldoende zekerheid wordt gesteld om het verschil te dekken tussen het laatstgenoemde bedrag en het bedrag dat uiteindelijk op de goederen van toepassing kan zijn.
(artikel 248, lid 1 TVo.
CDW)

Naar boven

10.2 Aanvullende zekerheid voor Sagitta-invoer en de periodieke aangifte

Zowel bij DSI als de periodieke aangifte Opgaaf belasting bij invoer DO39 komt het regelmatig voor dat de verificatie moet worden aangehouden. In veel gevallen moet er dan zekerheid worden gesteld. We noemen dit een aanvullende zekerheid.

Naar boven

10.2.1 Situaties waarbij er een aanvullende zekerheid moet worden gesteld

In de volgende situaties is er sprake van het stellen van een aanvullende zekerheid:

  • Er wordt een onvolledige aangifte voor het vrije verkeer gedaan voor waarde en/of gewicht. Deze situatie zal zich alleen voordoen als het zo goed als zeker is dat een hogere douaneschuld zal ontstaan. Er moet zekerheid worden gesteld voor het verschil tussen de douaneschuld volgens de onvolledige aangifte en de hogere douaneschuld.

  • Er wordt een onvolledige aangifte voor het vrije verkeer gedaan waarbij een oorsprongsbewijs ontbreekt waarmee een verlaagd tarief (het zogenaamde preferentieel tarief) kan worden toegepast. Er moet zekerheid worden gesteld voor het verschil tussen het normale tarief en het preferentiële tarief.

  • Er wordt een aangifte voor het vrije verkeer gedaan en u besluit het oorsprongsbewijs waarmee een verlaagd tarief (het zogenaamde preferentiële tarief) kan worden toegepast voor nacontrole in te zenden naar het Landelijk Oorsprong Team (LOT) van de Belastingdienst/Douane Nijmegen. Er moet zekerheid worden gesteld voor het verschil tussen het normale tarief en het preferentiële tarief.

  • Er wordt aangifte voor het vrije verkeer gedaan waarbij aanspraak wordt gemaakt op een preferentieel tarief onder overlegging van een oorsprongsbewijs en er geldt een verplichting tot het stellen van zekerheid omdat de juistheid van het certificaat in twijfel wordt getrokken. Er moet zekerheid worden gesteld voor het verschil tussen het normale tarief en het preferentiële tarief.

  • Er wordt aangifte voor het vrije verkeer gedaan en er wordt een ambtshalve monsteronderzoek ingesteld waarbij het zo goed als zeker is dat dit zal leiden tot een hogere verschuldigdheid van de douanerechten. Er moet zekerheid worden gesteld voor het verschil tussen het tarief volgens de aangifte voor het vrije verkeer en het mogelijk hogere verschuldigde tarief.

  • Er wordt aangifte voor het vrije verkeer gedaan en er geldt een voorlopig antidumpingrecht en / of een voorlopig compenserend recht. Er moet zekerheid gesteld worden voor het volledige bedrag aan voorlopig antidumpingrecht en / of compenserend recht.

( artikelen
248 en 257, lid 4 TVo.
CDW)

Naar boven

10.2.2 De doorlopende aanvullende zekerheid

Als er een aanvullende zekerheid moet worden gesteld moet dat in beginsel dus voor elke aangifte afzonderlijk. Dit noemen we de eenmalige aanvullende zekerheid.
Deze werkwijze betekent een zodanige lastenverzwaring voor de aangevers en de douane, dat gezocht is naar een praktische oplossing die voor beide partijen werkbaar en verantwoord is.

Op schriftelijk verzoek van de aangever kan voor de hiervoor genoemde situaties een doorlopende aanvullende zekerheid worden gesteld.

Let op!

Wijs de aangever erop dat ondanks het feit dat er een aanvullende doorlopende zekerheid wordt gesteld er zich situaties kunnen voordoen waarbij zelfs de doorlopende aanvullende zekerheid onvoldoende is. Er zal dan alsnog opnieuw een aanvullende zekerheid moeten worden gesteld.

Om de hoogte van deze doorlopende aanvullende zekerheid vast te stellen moet als volgt worden gehandeld.
Ga na wat de aangever aan zekerheid heeft gesteld voor invoer en / of de periodieke aangifte. Dit doe je door KIS te raadplegen. Vermenigvuldig het bedrag dat aan zekerheid is gesteld met 10%. De uitkomst van de berekening is het bedrag dat als doorlopende aanvullende zekerheid moet worden gesteld. Als de aangever dit wenst mag een hoger bedrag aan doorlopende aanvullende zekerheid worden gesteld.
Voorbeeld: De aangever heeft voor invoer € 150.000 aan zekerheid gesteld. 10% van € 150.000 is € 15.000. Dit is het bedrag dat aan doorlopende aanvullende zekerheid moet worden gesteld.

Let op!

Bij geautoriseerde marktdeelnemers (AEO-certificaathouders) die gebruik maken van de mogelijkheid om zelf de hoogte van de zekerheid voor DSI/AGS vast te stellen blijft het oorspronkelijk gestelde bedrag gehandhaafd overeenkomende met 10% van de DSI/AGS zekerheid zoals berekend op basis van het twaalfmaands gemiddelde.

In het KIS moet de zekerheid worden opgevoerd onder de vergunningzekerheid ► activiteit "invoer" ► en de soort "Art. 248 TVo. CDW".

Ambtelijke werkzaamheden

Handel als volgt:

  1. Stel in overleg met de aangever de doorlopende aanvullende zekerheid vast. Raadpleeg in het KIS wat het bedrag is dat aan zekerheid is gesteld voor Sagitta-invoer en/of de periodieke aangifte. Vermenigvuldig dit bedrag met 10%. De uitkomst van de vermenigvuldiging is het bedrag dat als doorlopende aanvullende zekerheid moet worden gesteld. Als de aangever dit wenst mag een hoger bedrag aan doorlopende aanvullende zekerheid worden gesteld.

  2. Stuur aan de afdeling Zekerheid van de competente douaneregio een ingevuld "ambtsbericht voor de vaststelling van de zekerheid" zoals opgenomen in bijlage 9 van dit onderdeel.

Handel bij als volgt:

  1. Stel de klant schriftelijk in kennis van de door de inspecteur vastgestelde doorlopende aanvullende zekerheid en de wijze waarop de zekerheid gesteld kan worden.

  2. Beoordeel en aanvaard de aangeboden zekerheid nadat deze is ontvangen.

  3. Registreer de zekerheidstelling in het KIS op de wijze zoals omschreven de Gebruikershandleiding KIS.

  4. Maak de bevestiging zekerheidstelling op. Stuur deze naar de klant en een afschrift naar de klantcoördinator. Berg de minuut op in het zekerheidsdossier.

  5. Registreer de vergunningzekerheid onder de activiteit 01 en de soort "
    Artikel 248 TVo. CDW" in het KIS op de wijze zoals omschreven in de Gebruikershandleiding KIS.
  6. Beëindig de vervallen zekerheidstelling in het KIS op de wijze zoals omschreven in de Gebruikershandleiding KIS

Naar boven

10.2.3 Het toetsen van de aangifte

In paragraaf 10.2.1 zijn de situaties genoemd waarin een aanvullende zekerheid moet worden gesteld. Is een van deze situaties van toepassing dan zal beoordeeld moeten worden hoe hoog de aanvullende zekerheid moet worden. Bij de beoordeling moet met de volgende twee mogelijkheden rekening worden gehouden:

  • De aangever heeft een doorlopende aanvullende zekerheid gesteld voor artikel 248 TVo. CDW. Per aangifte zal steeds getoetst moeten worden of de zekerheid voldoende is. Hierna wordt dat met twee voorbeelden uitgelegd.

    • Op de in de aangifte voor het vrije verkeer vermelde goederen rust een voorlopige antidumpingheffing van € 5.000. Volgens het KIS heeft de aangever een zekerheid gesteld voor artikel 248 TVo. CDW van € 7.500. Er is dan voldoende zekerheid gesteld voor de voorlopige antidumpingheffing. Immers het bedrag aan zekerheid (€ 7.500) is hoger dan de voorlopige antidumpingheffing (€ 5.000). Er hoeft geen rekening te worden gehouden met eerder gedane aangiften voor het vrije verkeer.

    • Op de in de aangifte voor het vrije verkeer vermelde goederen rust een douanerecht van € 9.000 en een preferentieel recht van € 500. Volgens het KIS heeft de aangever een zekerheid gesteld voor artikel 248 TVo. CDW van € 8.000. De zekerheid is niet voldoende. Immers het bedrag aan zekerheid (€ 8.000) is lager dan het verschil tussen het normale tarief en het preferentiële tarief (€ 8.500). Er moet voor het volledige douanerecht zekerheid worden gesteld.

  • De aangever heeft geen doorlopende aanvullende zekerheid voor artikel 248 TVo. CDW gesteld. In alle gevallen zal per aangifte voor het vrije verkeer een aanvullende zekerheid moeten worden gesteld.

Let op!

Het is niet toegestaan om een zending over meerdere aangiften te splitsen met het doel om het stellen van een aanvullende zekerheid te ontlopen.

Zodra op een douanekantoor wordt vastgesteld dat een aanvullende zekerheid moet worden gesteld ontvangt de douaneregio waar de doorlopende zekerheid is gesteld van het betreffende douanekantoor een faxbericht of een e-mailbericht. Het faxbericht verdient de voorkeur omdat bij een e-mailbericht het niet altijd zeker is of de collega waarnaar het bericht wordt gezonden aanwezig is. Als bijlage bij het faxbericht zit het "Model van het ambtsbericht voor de vaststelling van de zekerheid" zoals opgenomen in bijlage 9 van dit onderdeel.

Naar boven

10.2.4 De éénmalig aanvullende zekerheid

Als de aanvullende zekerheid wordt gesteld met behulp van een akte van borgtocht of contant dan is het niet bezwaarlijk om in overleg met de aangever een hoger bedrag vast te stellen (inspecteur). Op deze wijze kan er voor meerdere aangiften voor het vrije verkeer tegelijk een aanvullende zekerheid worden gesteld. Het voordeel hiervan is dat niet voor elke aangifte voor het vrije verkeer afzonderlijk een aanvullende zekerheid moet worden gesteld.

Als de aanvullende zekerheid is gesteld kunnen zich twee situaties voordoen:

  1. Er is een aanvullende zekerheid gesteld voor een enkele aangifte voor het vrije verkeer. De afdeling zekerheid (ontvanger) stelt het aangiftepunt DSI (inspecteur) direct in kennis van de aanvaarde zekerheidstelling. Dit doet zij door naar het betreffende aangiftepunt DSI een fax sturen. In het bericht moeten tenminste de volgende gegevens voorkomen:

    • de naam en het fiscaalnummer van de aangever;

    • datum aanvaarding zekerheidstelling;

    • het aangiftenummer en

    • het bedrag dat aan zekerheid is gesteld voor deze aangifte.

  2. In overleg met de aangever is door de inspecteur van het douanekantoor DSI een hoger bedrag aan aanvullende zekerheid gesteld. De afdeling zekerheid (ontvanger) stelt het douanekantoor DSI (inspecteur) direct in kennis van de aanvaarde zekerheidstelling, Dit doet zij door naar het betreffende douanekantoor DSI een fax te sturen met tenminste de volgende gegevens:

    • de naam en het fiscaalnummer van de aangever;

    • datum aanvaarding zekerheidstelling;

    • het bedrag dat aan zekerheid is gesteld.

Is door de inspecteur, in overleg met de aangever een hoger bedrag vastgesteld dan moet het aangiftepunt DSI via de "staffelmethode" bijhouden of het saldo van de aanvullende zekerheid nog toereikend is. De "staffelmethode" houdt in, dat van het bedrag, waarvoor zekerheid is gesteld de douaneschuld wordt afgeboekt van de daarvoor in aanmerking komende aangiften voor het vrije verkeer.

Wordt er door een aangever op meerdere aangiftepunten DSI aangiften voor het vrije verkeer gedaan waarvoor een aanvullende zekerheid moet worden gesteld dan wordt een aangiftepunt DSI aangewezen om de "staffel" bij te houden. Het aangiftepunt DSI waar de aangifte is gedaan faxt een ingevuld "ambtsbericht voor de vaststelling van de zekerheid" zoals opgenomen in bijlage 2 van dit onderdeel naar het aangiftepunt DSI waar de staffel wordt bijgehouden. In het ambtsbericht moet tenminste worden vermeld wie de aangever is, om welk aangiftenummer het gaat en wat het bedrag van de douaneschuld is, waarvoor een aanvullende zekerheid moet worden gesteld.

Zodra het saldo van de gestelde zekerheid niet meer toereikend is wordt de aangever hiervan op de hoogte gebracht. Deze kan dan maatregelen treffen om of het saldo aan te vullen door middel van storting van geld of een nieuwe akte van borgtocht.

Het opboeken van de vrijgekomen bedragen kan niet eerder plaats vinden dan nadat bijvoorbeeld het certificaat van oorsprong wordt overgelegd. Wordt geen certificaat van oorsprong overgelegd dan moet de aangifte voor het vrije verkeer op de gebruikelijke wijze worden afgehandeld. Hierna kan het vrijgekomen bedrag worden opgeboekt.

Bij de voorlopige antidumpingheffing en / of het compenserend recht kan het bedrag niet eerder worden opgeboekt dan nadat de definitieve antidumpingheffing en / of het definitieve compenserend recht is betaald. Wel kan direct een opboeking plaats vinden als de definitieve antidumpingheffing en / of het definitieve compenserend recht lager is dan de voorlopige antidumpingheffing en /of het voorlopig compenserend recht.

Het bedrag dat kan worden opgeboekt is het verschil tussen de voorlopige antidumpingheffing en / of het voorlopig compenserend recht en de definitieve antidumpingheffing en / of het definitieve compenserend recht.
Ook het feit dat een voorlopige antidumpingheffing en / of het voorlopige compenserend recht niet wordt omgezet in een definitieve is reden om afgeboekte bedragen weer op te boeken.
De gestelde aanvullende zekerheid mag pas worden vrijgegeven nadat de uitnodiging tot betaling is betaald. Wanneer de aangever niet betaalt, gaat de afdeling Zekerheid (ontvanger) over tot het uitwinnen van de borg.

Ambtelijke werkzaamheden

Handel als volgt:

  1. Het aangiftepunt DSI stelt de douaneschuld vast:

    • de intranetversie van het Handboek douane tarieven HBI-II; of

    • Sagitta-Invoer, (Overzichten ► Tarief raadplegen).

  2. Het aangiftepunt DSI (inspecteur) controleert in het KIS of de aangever een doorlopende aanvullende zekerheid heeft gesteld voor
    artikel 248 TVo. CDW.
  3. Is zekerheid gesteld beoordeel dan of de gestelde doorlopende aanvullende zekerheid toereikend is.

  4. Is er geen doorlopende aanvullende zekerheid gesteld of is de doorlopende aanvullende zekerheid niet voldoende deel (inspecteur) de aangever dan schriftelijk mee dat hij niet eerder over de goederen kan beschikken dan nadat een aanvullende zekerheid is gesteld. Verwijs hem naar de afdeling Zekerheid van de competente douaneregio.

  5. Stuur aan de afdeling Zekerheid van de competente douaneregio bij voorkeur per fax een ingevuld "ambtsbericht voor de vaststelling van de zekerheid" zoals opgenomen in bijlage 9 van dit onderdeel.

  6. Nadat bericht van de afdeling Zekerheid is ontvangen dat een aanvullende zekerheid is gesteld kan de verificatie van de aangifte voor het vrije verkeer worden aangehouden en kunnen de goederen ter beschikking van de aangever worden gesteld. Bewaar het bericht van de eenmalige aanvullende zekerheidstelling bij de aangifte voor het vrije verkeer.

    Is in overleg met de aangever een hoger bedrag vastgesteld dan zal via de "staffelmethode" onder vermelding van het aangiftenummer afboeking van het bedrag van de douaneschuld moeten plaatsvinden.

  7. Zodra de verificatie is beëindigd moet bij een eenmalige aanvullende zekerheidstelling de afdeling Zekerheid van de competente douaneregio worden ingelicht dat de zekerheid kan worden vrijgegeven.

    Is in overleg met de aangever een hoger bedrag vastgesteld dan zal, als het saldo van de opgeboekte bedragen gelijk is aan het bedrag van de gestelde zekerheid, de afdeling Zekerheid van de competente douaneregio schriftelijk op de hoogte moeten worden gebracht dat de gestelde zekerheid kan worden vrijgegeven.

Handel als volgt:

  1. De inspecteur (aangiftepunt DSI) stelt het bedrag van de aanvullende zekerheid vast en stelt de aangever hiervan schriftelijk in kennis.

    De wijze, waarop de aanvullende zekerheid kan worden gesteld, wordt bepaald door de Ontvanger (afdeling zekerheid) van de competente douaneregio.

  2. De ontvanger beoordeelt en aanvaardt de zekerheidstelling.

  3. De ontvanger registreert de zekerheidstelling in het register VS 8 met vermelding van de naam van de borg en de zekerheidsplichtige.

  4. Stel de inspecteur (aangiftepunt DSI) in kennis van de aanvaarding van de zekerheidstelling.

  5. Registreer de zekerheidstelling in het KlS op de wijze zoals omschreven de Gebruikershandleiding KIS. Registreer vervolgens eveneens in het KIS op de wijze zoals is omschreven in de Gebruikershandleiding KIS, het onder punt 1 vastgestelde bedrag als een vergunning zekerheid onder de activiteit 01 en de soort "Artikel 248 TVo. CDW".

  6. De ontvanger maakt een mededeling bevestiging (gewijzigde) zekerheidstelling op en stuurt deze naar de zekerheidsplichtige en een afschrift naar de klantcoördinator/relatiebeheerder (inspecteur). Berg de minuut op in het zekerheidsdossier.

  7. De ontvanger van de competente douaneregio controleert of er nog verplichtingen zijn ten aanzien van de zekerheidstelling. Zorg ervoor, dat bericht wordt ontvangen van B/CA/Proces- en Gegevensbeheer, dat er geen aangiften voor het vrije verkeer meer zijn met de status "verificatie aangehouden". Controleer (nogmaals) in Douane Inning op "openbedragen" door te kiezen voor Onderwerpen en inningsgrondslag. Als er geen verplichtingen meer zijn kan de zekerheidstelling worden vrijgegeven.

Naar boven

10.3 Zekerheid voor nationale documenten

Naast de documentenzekerheid bij communautaire / gemeenschappelijke douanevervoer kennen we ook nog een zekerheid die moet worden gesteld voor documenten waarbij er geen sprake is van vervoer. Deze documenten worden gebruikt voor de opslag van goederen. We noemen dit de nationale documentenzekerheid. In het KlS wordt de gestelde zekerheid aangeduid met de letter "N" bij de activiteit "12".

Voor goederen die bestemd zijn om onder een douaneregeling te worden geplaatst moet een aangifte tot plaatsing onder de betreffende douaneregeling worden gedaan.

De aangiften tot plaatsing welke meegenomen moeten worden bij het berekenen van de nationale zekerheid zijn:

  • IM7 (bij opslag entrepot type B);

  • summiere aangifte zee of lucht;

  • D11 (bij opslag in entrepot type B);

  • D51 met overlading;

  • vereenvoudigde aangifte tot plaatsing bij opslag in RTO of entrepot type B (bijv. aangifte-T, carnet-TIR/ATA, formulier 302, CIM spoorwegvrachtbrief enz.);

  • IM9;

  • IM5 DW exemplaren (indien de aangifte is opgemaakt door een douane-expediteur).

Het berekenen van de zekerheid voor de IM5 en de IM9 is beschreven in hoofdstuk 7 van dit onderdeel.

Naar boven

10.3.1 Doorlopende zekerheid

Bij het berekenen van de doorlopende zekerheid wordt uitgegaan van de douaneschuld voor de aangiften die in een week worden opgemaakt. Hiertoe is het voldoende dat u bijvoorbeeld in een jaar drie perioden vaststelt van 4 aaneengesloten weken.

Voorbeeld
Richt uw onderzoek bijvoorbeeld op de weken:

2 tot en met 5;
20 tot en met 23;
40 tot en met 43.

Stel daarbij, bij voorkeur aan de hand van de administratie van de aangever, vast hoeveel aangiften er per week zijn opgemaakt en bereken daarvan de douaneschuld. De aangiften welke meegenomen moeten worden bij het berekenen van de zekerheid staan vermeld bij punt 10.3 van dit hoofdstuk.
Deel de douaneschuld door het aantal weken waarover de berekening heeft plaats gevonden. Vermenigvuldig de uitkomst hiervan met 30%. Dit is het bedrag aan te stellen zekerheid. In het geval het bedrag aan te stellen zekerheid ten opzichte van het risico onevenredig hoog zou worden, dat wil zeggen in elk geval hoger dan € 450.000, kan de inspecteur op verzoek van belanghebbende een verdere matiging toestaan. Het bedrag aan te stellen zekerheid mag daarbij niet lager zijn dan het bedrag aan openstaande verplichtingen naar aanleiding van niet zuivering van nationale documenten.

Let op
Als de aangever ook importeur of eigenaar is en op grond van artikel 23 Wet op de Omzetbelasting 1968 verlegging heeft van de omzetbelasting, berekent u alleen de verschuldigde rechten en heffingen. De omzetbelasting laat u buiten beschouwing.

Het kan ook voorkomen dat de vergunninghouder fiscaal vertegenwoordiger is voor de omzetbelasting voor een of meerdere van haar klanten die gevestigd zijn in de EU. Voor deze klanten liggen goederen bijvoorbeeld opgeslagen in het entrepot type B. Er hoeft dan geen zekerheid te worden gesteld voor de omzetbelasting als vaststaat dat de goederen bestemd zijn voor de klanten waarvoor de vergunninghouder fiscaal vertegenwoordiger is. De vergunninghouder heeft namelijk al zekerheid gesteld bij een belastingkantoor. De vergunninghouder moet een kopie van de vergunning overleggen.

Let op
Als u gebruik maakt van de administratie van de aangever kunt u deze informatie steekproefsgewijs vergelijken met de gegevens die voorhanden zijn bij het B/CA/sector informatieverwerking te Heerlen. U verzoekt het B/CA u een opgaaf te verstrekken van alle afgegeven aangiften in de onderzochte periode.

De aangiften welke meegenomen moeten worden bij het berekenen van de zekerheid staan vermeld bij punt 10.3 van dit hoofdstuk.

Ambtelijke werkzaamheden

Handel als volgt:

  1. Stel de douaneschuld vast. Raadpleeg voor de tariefpercentages:

    • de intranetversie van het Handboek douane tarieven HBI-II; of

    • Sagitta-Invoer, (Overzichten ► Tarief raadplegen);

    • Voor het vaststellen van de zekerheid mogen de forfaitaire bedragen worden gebruikt die zijn genoemd in Hoofdstuk 6, paragraaf 6.2.5.

  2. Deel de douaneschuld door het aantal weken waarover de berekening heeft plaats gevonden. Vermenigvuldig de uitkomst hiervan met tenminste 30%. Dit is het bedrag aan te stellen zekerheid.

  3. Stuur aan de afdeling Zekerheid van de competente douaneregio een ingevuld "ambtsbericht voor de vaststelling van de zekerheid" zoals opgenomen in bijlage 9 van dit onderdeel.

Handel bij een nieuwe klant als volgt:

  1. Stel de klant schriftelijk in kennis van de door de inspecteur vastgestelde zekerheid en de wijze waarop de zekerheid gesteld kan worden.

  2. Beoordeel en aanvaard de aangeboden zekerheid nadat deze is ontvangen.

  3. Registreer de zekerheidstelling in het register VS 8 met vermelding van de naam van de klant voor wie de zekerheid wordt gesteld.

  4. Stel de inspecteur in kennis van de aanvaarding van de zekerheidstelling en verzoek om toezending van een afschrift van de aan de klant verleende vergunning.

  5. Registreer de zekerheidstelling in het KlS op de wijze zoals omschreven de Gebruikershandleiding KIS.

  6. Maak, na ontvangst van het afschrift van de vergunning, de bevestiging zekerheidstelling op. Stuur deze naar de klant en een afschrift naar de klantcoördinator. Berg de minuut op in het zekerheidsdossier.

  7. Registreer de vergunningzekerheid onder de activiteit 12 en de soort "N" in het KlS op de wijze zoals omschreven in de gebruikershandleiding KIS.

Handel bij een bestaande klant als volgt:

  1. Stel de klant schriftelijk in kennis van de door de inspecteur vastgestelde wijziging (verhoging of verlaging) van de zekerheid en de wijze waarop de zekerheid gesteld kan worden.

  2. Registreer het beoordelingsresultaat bij de vergunningzekerheid in het KlS op de wijze zoals omschreven in de Gebruikershandleiding KIS.

  3. Beoordeel en aanvaard, als dit van toepassing is, de aangeboden zekerheid nadat deze is ontvangen.

  4. Registreer, als dit van toepassing is, de zekerheidstelling in het KlS op de wijze zoals omschreven de Gebruikershandleiding KIS.

  5. Maak de bevestiging zekerheidstelling op. Stuur deze naar de klant en een afschrift naar de klantcoördinator. Berg de minuut op in het zekerheidsdossier.

  6. Wijzig het bedrag van de vergunningzekerheid onder de activiteit 12 en de soort "N" in het KlS op de wijze zoals omschreven in de gebruikershandleiding KIS.

  7. Beëindig, als dit van toepassing is, de zekerheidstelling in het KlS op de wijze zoals omschreven de Gebruikershandleiding KIS.

Naar boven