Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

20.02.00 Aangiften ten uitvoer landbouwgoederen

5 Documenten en formaliteiten na het beeïndigen van de verificatie

5.1 Algemeen

Na beëindigen van de verificatie moeten nog een aantal formaliteiten worden vervuld.

Naar boven

5.1.1 Extern douanevervoer

Wanneer landbouwgoederen waarop bij uitvoer aanspraak op restitutie is gemaakt, worden vervoerd, moet dit in een aantal gevallen onder dekking van de regeling extern douanevervoer. Zie hiervoor het onderdeel Douanevervoer-Algemeen en toepassingsgebied, opgenomen in dit Handboek, onder nummer 14.00.00.

Naar boven

5.1.2 Controle-exemplaar T5

Een controle-exemplaar T5 moet worden overgelegd om aan te tonen dat bepaalde landbouwgoederen de Unie hebben verlaten, een bijzondere bestemming hebben bereikt of zijn ingeslagen in een bevoorradingsdepot.
(
artikel 8 juncto
artikel 36, lid 2 en artikel 38, lid 2 Verordening (EG) nr.
artikel 38, lid 2 Verordening (EG) nr. 612/2009

Het gaat hier om de volgende goederen:

  • landbouwgoederen waarvoor restitutie bij uitvoer is gevraagd;

  • landbouwgoederen waarvoor een uitvoercertificaat bij de aangifte ten uitvoer is overgelegd in verband met de vrijgave van de certificaatzekerheid;

  • landbouwgoederen waarvoor uitvoer verplicht is om te voldoen aan de interventievoorwaarden.

Naar boven

5.1.3 Vergunning "Zelfafgifte T5"

Exporteurs kunnen onder voorwaarden van de Douane een vergunning krijgen tot zelfafgifte van controle-exemplaren T5. Met de RVO.nl is de volgende werkwijze afgesproken:

  • Wanneer een exporteur van landbouwgoederen een vergunning vraagt om zelf controle-exemplaren T5 af te mogen geven, moet de inspecteur, voordat hij hierover een beslissing neemt, de NVWA om advies vragen. Daarvoor zendt hij een afschrift van de aanvraag naar de NVWA.

  • Nadat de NVWA advies heeft uitgebracht, beslist de inspecteur of er wel of geen vergunning kan worden verleend. De inspecteur stelt de NVWA op de hoogte van het genomen besluit.

  • Als de exporteur een vergunning heeft gekregen om zelf controle-exemplaren T5 af te mogen geven, wordt de RVO.nl hiervan op de hoogte gesteld. Het bericht bevat het vergunningnummer, de Naam Adres en Woonplaats-gegevens van de vergunninghouder en de datum van ingang van de vergunning. Wanneer de vergunning beperkt is tot een bepaalde groep goederen, moet tevens de beperking worden vermeld.

Naar boven

5.1.4 Identiteitshandhaving van de goederen

Tijdens het vervoer van het kantoor van uitvoer naar het kantoor van uitgang moet de identiteit van de goederen gehandhaafd blijven. De algemene regel is dat dit kan:

  • door het verzegelen van de laadruimte van het vervoermiddel;

  • door colliverzegeling van de goederen.

(
artikel 5, lid 8 van Verordening (EG) nr. 612/2009)

Ook wanneer de laadruimte van een vervoermiddel nog niet geheel gevuld is (en waarbij colliverzegeling niet mogelijk is), moet ambtelijk verzegeld worden.

In de praktijk blijkt er behoefte aan te bestaan om de identiteit van de uit te voeren landbouwgoederen op een andere manier te verzekeren. Er zijn situaties denkbaar waarbij de identiteitshandhaving volgens de hierboven genoemde regel op problemen stuit.

Enkele voorbeelden:

  • Kleine zendingen industriële landbouwproducten worden naar het laatste kantoor vervoerd, waarbij het vervoermiddel niet verzegelbaar is en waarbij colliverzegeling niet (of slechts zeer moeizaam) kan worden toegepast.

  • Kleine zendingen industriële landbouwproducten worden met eigen transport naar het kantoor van uitgang vervoerd, maar onderweg moet op een aantal andere adressen worden gelost en/of geladen. Het telkens afnemen en opnieuw aanbrengen van een verzegeling is tijdrovend en kostbaar.

  • Versgemalen meel wordt met binnenvaartschepen vervoerd en moet tijdens dit vervoer voortdurend gecontroleerd en belucht worden om verstikking van het meel door condensvorming te voorkomen.

  • Levende runderen moeten verzorgd worden en na een bepaalde transportduur, op grond van communautaire regels, uitrusten in stallen, voordat ze weer verder mogen worden getransporteerd. (bij een korte reistijd moet gewoon worden verzegeld)

In uitzonderlijke gevallen kan de inspecteur op verzoek van de exporteur toestaan om af te zien van verzegeling.

Artikel 357 TVo. CDW

Bij zijn beslissing houdt de inspecteur rekening met de elementen die in de volgende tabel zijn weergegeven. Hij weegt daarbij onverantwoorde risico's voor de Douane of kosten voor de belanghebbende mee.

Elementen

Toelichting

Het fiscale risico van de goederen

Landbouwgoederen waarvoor bij de uitvoer naar derde landen een hoge restitutie wordt verleend (bijvoorbeeld mager rundvlees), kunnen, gelet op het grote restitutiebelang, in principe niet in aanmerking komen voor open vervoer. Colliverzegeling is uiteraard wel mogelijk.

De grootte van de partij

Partijen landbouwgoederen bestemd voor de export die net groter zijn dan de ondergrens van 25.000 kg, 5.000 kg of 2.500 kg zoals genoemd in
Verordening (EG) nr. 1276/2008, zullen, gelet op het geringe restitutiebelang, eerder in aanmerking komen voor open vervoer dan partijen die veel groter zijn.

Het risico van verwisseling van de goederen

Goederen die afzonderlijk identificeerbaar zijn door de op de verpakking van de goederen weergegeven kenmerken, zullen minder gemakkelijk kunnen worden omgewisseld dan goederen waarbij deze gegevens niet op de verpakking zijn vermeld. Het gaat hier om de volgende kenmerken die op de verpakking staan:

  • unieke productienummers;

  • partijnummers of productiedata;

  • nauwkeurige omschrijving van de goederen.

Het bedrijfseconomische belang van de Douane

De totale extra benodigde ambtelijke inzet die moet worden geleverd om tegemoet te komen aan de wens van de exporteur om niet tot verzegeling van het vervoermiddel over te gaan, moet niet onverantwoord hoog worden. Hierbij moet u vooral denken aan de extra inzet op het kantoor van uitgang om substitutiecontroles uit te voeren als open vervoer wordt toegepast.

Wanneer niet wordt verzegeld moeten de goederen op een andere wijze kunnen worden geïdentificeerd. De identiteit moet dan gewaarborgd worden door een combinatie van verschillende maatregelen, zoals:

  • de unieke nummers op de colli;

  • de opname van die nummers in de vervoersbescheiden;

  • een meer gerichte controle op dergelijke zendingen;

  • een controle in de administratie van de exporteur;

  • het kenteken van het vervoermiddel, zeker in combinatie met het geven van een minimale vervoerstermijn op het document voor extern douanevervoer.

De wijze waarop de identiteit is gewaarborgd, moet u aantekenen op het vervoersdocument en het controleexemplaar T5.

De exporteurs moeten er rekening mee houden dat er bij de kantoren van uitgang substitutiecontroles kunnen worden toegepast voor landbouwgoederen met aanvraag voor restitutie. Zie voor meer informatie over substitutiecontroles paragraaf 5.1.3 van onderdeel 23.00.00, Uitklaring, van dit Handboek.

Naar boven

5.2 Procedures en ambtelijke werkzaamheden

5.2.1 Behandeling controle-exemplaar T5 bij overlegging uitvoercertificaat

Als er bij de aangifte ten uitvoer ook een uitvoercertificaat wordt overgelegd, behandelt u het controle-exemplaar T5 als volgt:

  1. Vermeld de gegevens van het uitvoercertificaat in vak 105 van het controle-exemplaar T5.

  2. Vermeld op het certificaat het nummer en de datum van het betreffende controle-exemplaar T5.

Naar boven

5.2.2 Behandeling controle-exemplaar T5 bij conformiteitscontrole

Als een aangifte ten uitvoer wordt ingediend, moet het douanekantoor van uitvoer voor het aanbrengen van de verzegeling visueel controleren of de met restitutie uitgevoerde goederen overeenkomen met de documenten. Op het controle-exemplaar T5 moet de uitgevoerde conformiteitscontrole worden vermeld in vak D door het aanbrengen van de controlecode A1300.

(artikel 5, lid 8 Verordening (EG) nr. 612/2009)

Naar boven

5.2.3 Behandeling controle-exemplaar T5 bij fysieke controle

Als de aangifte ten uitvoer is onderworpen aan een fysieke controle (code 3), vermeldt u op het controle-exemplaar T5 in vak D een van de volgende controlecodes:

  • A1000, wanneer het een normale uitvoerzending betreft;

  • A1100, wanneer het gaat om een uitgevoerde analyse overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EU) nr. 578/2010 (goederen die niet onder bijlage I van het verdrag vallen);

  • A1200, wanneer het een uitvoerzending voor voedselhulp betreft.

Naar boven

5.2.4 Gebruik controle-exemplaar T5 bij substitutiecontrole

Aan de hand van de controlescodes A1000 en A1200 stellen de ambtenaren op het kantoor van uitgang vast of de zending fysiek is gecontroleerd of niet onder de werking van
Verordening (EEG) nr. 1276/2008 valt.

Op basis hiervan selecteren zij de zendingen die moeten worden onderworpen aan een substitutiecontrole. Zie ookparagraaf 5.2.3 van onderdeel 23.00.00, Uitklaring, van dit Handboek.

Naar boven

5.2.5 Behandeling controle-exemplaar T5 bij vereenvoudigde regeling voor communautair douanevervoer per spoor

Wanneer de goederen bij uitvoer onder de vereenvoudigde regeling voor communautair douanevervoer per spoor worden geplaatst (zie hoofdstuk 7, afdeling 3, TVo. CDW) om naar een station van bestemming buiten het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd of aan een geadresseerde daar te worden afgeleverd, wordt het controle-exemplaar T5 direct bij plaatsing onder de vereenvoudigde regeling afgetekend.

U behandelt het controle-exemplaar T5 in dit geval als volgt:

  1. Vermeld in het vak "Controle van het gebruik en/of de bestemming" van het controle-exemplaar T5 het volgende:

    "Uitgang uit het douanegebied van de Unie onder de regeling vereenvoudigd communautair douanevervoer per spoor of in grote containers".

  2. Plaats bij deze vermelding een afdruk van de dienststempel en uw handtekening.

  3. Zend het origineel van het controle-exemplaar T5 aan de instantie die het heeft afgegeven.

  4. Bewaar de kopie van het controle-exemplaar T5 in het controledossier.

Naar boven

5.2.6 Uitklaring voor zeeschepen

Schepen die proviand aan boord hebben waarvoor aanspraak op restitutie wordt gemaakt hebben bij het uitgaan geen vrijstelling van uitklaring. (artikel 6:4, lid 1 Algemene douaneregeling) U moet de documenten die de goederen begeleiden aftekenen bij het uitgaan van de schepen.

Naar boven

5.2.7 Viseren uitvoeraangifte

Algemeen

De EU is met bepaalde derde landen overeenkomsten aangegaan over een preferentiële behandeling bij de invoer in die derde landen van bepaalde landbouwproducten. Voorwaarde voor de preferentie is dat:

  • er terzake van de uitvoer uit de EU geen restitutie voor het betreffende product is verleend;

  • er sprake moet zijn van rechtstreeks vervoer naar het betreffende derde land;

  • bij invoer in dat derde land de importeur aan moet kunnen tonen dat deze landbouwproducten op regelmatige wijze zijn uitgevoerd uit de Unie. Om dit te bewijzen moet hij bij de aangifte ten invoer in het betreffende derde land een hardcopy van de uitvoeraangifte overleggen, alsmede een kopie van het uitvoercertificaat.

2. Taak van de ambtenaar met betrekking tot deze hardcopy

De hoofdregel is dat de hardcopy zonder meer kan dienen als bewijs. Een enkel derde land schrijft haar importeurs dwingend voor dat deze hardcopy moet zijn gewaarmerkt door de Douane. Dat mag alleen nadat het DLK hiermee akkoord is gegaan. In dat geval gaat u als volgt te werk.

  1. Controleer of de hardcopy overeenstemt met de gegevens bij einde verificatie in het aangiftesysteem.

  2. Plaats in rood op een daartoe geschikte plaats op de hardcopy van de aangifte de volgende aantekening:

  3. "Kopie conform origineel"

  4. plaats hierbij u handtekening, een afdruk van uw naamstempel en een afdruk van het metalen dienststempel;

  5. Overhandig de geviseerde hardcopy aan de exporteur.

Een voor eensluidend gewaarmerkte kopie van het uitvoercertifcaat moet de exporteur aanvragen bij de RVO.nl.

Naar boven