Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

16.00.00 Actieve veredeling

20 Bijlage 4. Controle op het gebruik van de regeling equivalentieverkeer voor melk en zuivelproducten

Overeenkomstig bijlage 74, punt 7 TVO, is het gebruik van equivalentieverkeer voor melk en zuivelproducten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

Het gewicht van elk bestanddeel melkdrogestof, melkvetstof en melkeiwitten in de invoergoederen mag niet hoger zijn dan het gewicht van elk van deze

bestanddelen in de equivalente goederen. Wanneer de economische waarde van de invoergoederen evenwel door slechts een of twee van vorengenoemde bestanddelen wordt bepaald, kan het gewicht worden berekend aan de hand van dit bestanddeel of deze bestanddelen. In de vergunning worden naderegegevens vermeld, met name de referentieperiode waarover het totale gewicht moet worden berekend. De referentieperiode mag niet langer zijn dan vier maanden.

Het gewicht van de betrokken bestanddelen van de invoergoederen en de equivalente goederen wordt vermeld in de douaneaangiften en, in voorkomend geval, op het inlichtingenblad INF9 of INF5, zodat de douaneautoriteiten de equivalentie aan de hand van deze elementen kunnen controleren.

Fysieke controles worden verricht met betrekking tot ten minste 5 % van de aangiften tot plaatsing van de invoergoederen onder de douaneregeling en aangiften ten uitvoer (IM/EX) en hebben zowel betrekking op de invoergoederen als de equivalente goederen.

Fysieke controles worden verricht met betrekking tot ten minste 5 % van de aangiften voor voorafgaande uitvoer en de aangiften voor plaatsing onder de douaneregeling (EX/IM). Deze controles hebben betrekking op de equivalente goederen, die gecontroleerd worden voordat zij worden veredeld, en op de invoergoederen, die gecontroleerd worden wanneer zij onder de douaneregelingen worden geplaatst.

Fysieke controles houden de controle in van de aangifte en de daarbij behorende documenten en het nemen van representatieve monsters voor de analyse van de bestanddelen door het Douane laboratorium.

Op basis van risicoanalyse, mag een lager percentage fysieke controles worden verricht.

Over elke fysieke controle wordt uitgebreid verslag gedaan door de ambtenaar die de controle heeft verricht. Dit controle verslag moet bewaard worden.

Als het totale gewicht van de betrokken bestanddelen in de invoergoederen het totale gewicht van de betrokken bestanddelen in de equivalente goederen overschrijdt, moet artikel 204 van het CDW zodanig worden toegepast dat alleen over het teveel aan gewicht invoerrechten worden geheven. Het teveel aan gewicht moet worden omgerekend in de overeenkomstige hoeveelheid invoergoederen.

Voorbeelden voor de berekening van invoerrechten

  1. De economische waarde van magere melkpoeder wordt vastgesteld aan de hand van het gehalte aan melkdrogestof en melkeiwitten.

    100 ton magere melkpoeder met een gehalte van 36% aan eiwit en 95% aan melkdrogestof wordt uitgevoerd in de vorm van veredelingsproducten op grond van actieve veredeling EX/IM in één enkele zending. Dit betekent dat 36 ton eiwit en 95 ton melkdrogestof zijn uitgevoerd.

    Vervolgens worden 50 ton magere melkpoeder met 40% eiwit en 98% melkdrogestof en 50 ton magere melkpoeder met 38% eiwit en 94% melkdrogestof ingevoerd en onder de douaneregeling actieve veredeling geplaatst. Dit betekent dat 39 ton eiwit en 96 ton droge stof onder de douaneregeling zijn geplaatst. Het gewicht van de ingevoerde eiwit en droge stof overschrijdt het gewicht van de uitgevoerde eiwit en droge stof met respectievelijk 3 ton (3.000 kg) en 1 ton (1.000). Het teveel aan gewicht van elk bestanddeel moet worden omgerekend in de overeenkomstige hoeveelheid invoergoederen, d.w.z. 3.000 kg × 100: 39 = 7.692,3 kg; 1.000 kg × 100: 96 = 1.041,67 kg. Er moeten invoerrechten worden betaald voor het hoogste gewicht = 7.692,3 invoergoederen. In principe bestaat ook een douaneschuld voor 1.041,67 kg invoergoederen. Er moet echter alleen met het bestanddeel dat overeenkomt met de hoogste overeenkomstige hoeveelheid invoergoederen rekening worden gehouden. Anders zou tweemaal invoerrechten worden geheven voor dezelfde invoergoederen.

  2. De economische waarde van cheddar bestemd voor verwerking tot smeltkaas voor fondue wordt bepaald door het gehalte melkdrogestof en melkvetstof.

    100 kg cheddar met 67% totale droge stof, 35% vetstof, 31% eiwit en 1% minerale zouten wordt ingevoerd en onder de douaneregeling actieve veredeling geplaatst.

    Dit komt overeen met 67 kg droge stof en 35 kg vetstof.

    Gedurende een referentieperiode van vier maanden wordt als equivalente goederen cheddar uit de EU gebruikt met in totaal 62% droge stof, 30% vetstof, 31% eiwit en 1% minerale zouten; deze wordt als volgt uitgevoerd in de vorm van smeltkaas (veredelingsproduct):
    1e maand: 35 kg,
    2e maand: 12 kg,
    3e maand: 27 kg,
    4e maand: 29 kg.

    Dat wil zeggen dat in totaal 103 kg cheddar uit de EU is gebruikt als equivalente goederen.

    Dit komt overeen met 63,86 kg droge stof (103 × 62%) en 30,9 kg vetstof (103 × 30%).

    Het resultaat is 3,14 (67 minus 63,86) kg extra droge stof en 4,1 (35 minus 30,9) extra vetstof.

    Deze twee overschotten moeten worden omgerekend in "derde landen cheddar-equivalent", waarbij het grootste overschot cheddar wordt gebruikt:

    • 3,14 kg droge stof komt overeen met 4,69 kg cheddar

    • 4,1 kg vetstof komt overeen met 11,7 kg cheddar. Daarom moet de hoeveelheid vetstof worden gebruikt, omdat die overeenkomt met de grootste hoeveelheid cheddar uit derde landen die moet worden aangeslagen.

Voorbeelden van goederen waarvoor de economische waarde door slechts één of twee bestanddelen wordt bepaald.

Invoergoederen (GN-code)

De economische waarde van de invoergoederen wordt bepaald door

Opmerkingen

Melkdrogestof

Melkvetstof

Melkeiwit

Mageremelkpoeder (0402 10)

X

X

Boter

(0405 10)

X

Wei

(0404 10)

X

X

Zuivelpasta's

(0405 20)

X

Cheddar

(0406 90 21)

X

X

Kaas bestemd voorverwerking tot smeltkaas/fondue"