Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

40.04.00 Overbrenging afvalstoffen (EVOA)

5 Procedure vaststelling afvalstoffen (EVOA)

5.1 Het afvalstoffenprobleem en milieubeleid

Afvalstoffen kunnen als grondstof bij de productie van andere goederen worden gebruikt: wat een afvalstof is voor de een, kan een grondstof zijn voor de ander.

Afvalstoffen kunnen belastend zijn voor het milieu en volksgezondheid. Om de kosten voor het recyclen of verwijderen van deze afvalstoffen zo laag mogelijk te houden, wordt vaak de goedkoopste methode van verwijdering toegepast. Bij een ongecontroleerde handel en overbrenging kan dit leiden tot een ongewenste stroom van te verwijderen afvalstoffen naar die landen waar men de afvalstoffen het goedkoopst kwijt kan.

Doelstellingen milieubeleid van de Europese Unie

De Unie streeft een circulaire economie. Daarnaast streeft de Unie naar een doelmatige en milieuverantwoorde verwijdering van afvalstoffen waaraan de volgende principes ten grondslag liggen:

  • het nabijheidbeginsel: afvaltransporten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen en de verwijdering moet zo dicht mogelijk bij de bron gebeuren

  • preventief afvalstoffenbeleid: het ontstaan van afval moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Als afval ontstaat, moet het worden hergebruikt; als dit niet mogelijk is, wordt het afval verbrand. Is dit uit milieutechnische overwegingen niet wenselijk, dan wordt het afval gestort.

  • minimumvoorwaarden: voor afvalverwerking: overbrenging van afvalstoffen naar landen die niet aan deze voorwaarden voldoen, is verboden

  • het zelfverzorgingbeginsel: de verwerking van afvalstoffen vindt in principe plaats in het land van oorsprong

Naar boven

5.2 Uitgangspunten EVOA

De EVOA heeft als voornaamste uitgangspunten:

  • het kanaliseren van de afvalstromen

  • het scheppen van voorwaarden om toezicht uit te oefenen op:

    • de overbrenging van afvalstoffen

    • het bereiken van de uiteindelijke eindbestemming

    • de uiteindelijke verwerking van afvalstoffen

Naast de harmonisatie van de afvalstoffenwetgeving in de Unie zijn de internationale afspraken in Bazel- en OESO-verband opgenomen in de Europese regelgeving. Deze ontwikkelingen vormden de basis voor de totstandkoming van de EVOA.

Mengverbod

Vanaf het begin van de overbrenging tot de ontvangst in een inrichting voor nuttige toepassing of verwijdering mogen afvalstoffen niet met andere afvalstoffen worden gemengd (artikel 19 EVOA).

Naar boven

5.2.1 Uitvoer in principe verboden

Eén van de uitgangspunten van de EVOA is dat de uitvoer van afvalstoffen bestemd voor verwijdering naar landen buiten de Unie -behoudens uitzonderingen- verboden is.

De uitvoer van afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing naar een land buiten de Unie is in bepaalde gevallen toegestaan waarbij onder meer onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • landen van bestemming die vallen onder het OESO-besluit (OESO-landen)

  • andere landen van bestemming (niet-OESO-landen)

Naar boven

5.2.2 Verplicht optreden tegen illegale overbrenging

De lidstaten zijn verplicht op te treden tegen illegale overbrenging. Dit is een overbrenging van afvalstoffen die niet volgens een aantal regels van EVOA heeft plaatsgevonden. De betrokken bevoegde autoriteiten moeten samenwerken om de afvalstoffen terug te doen brengen naar de staat van verzending of elders op een milieuverantwoorde wijze te verwerken. Ook moeten de lidstaten de nationale wetgeving zodanig vorm geven dat illegale overbrenging wordt voorkomen en bestraft.

Als de Douane een illegale overbrenging ontdekt, moet deze terstond door de tussenkomst van een vraagbaak Afvalstoffen worden gemeld aan het KCC.

Naar boven

5.2.3 Verschillende procedures binnen de EVOA

De EVOA geldt in principe voor grensoverschrijdende overbrenging van bijna alle soorten afvalstoffen.

De EVOA-procedure die moet worden gevolgd, is afhankelijk van een aantal factoren. Afhankelijk van de soort afvalstof en de wijze van nuttig toepassen of verwijderen, moet vooraf toestemming verleend zijn voor de overbrenging van afvalstoffen. Deze toestemming wordt verleend door de bevoegde autoriteiten van de betrokken (doorvoer)landen.

Naar boven

5.3 Vier vragen voor toepassing van de EVOA

De EVOA is van toepassing op:

  • de overbrenging van afvalstoffen tussen de lidstaten van de Unie

  • de invoer, uitvoer en doorvoer van afvalstoffen

De EVOA is niet van toepassing op nationale transporten van afvalstoffen die de grens van een lidstaat niet overschrijden.

Er zijn vier vragen van belang bij de beoordeling of de overbrenging van afvalstoffen onder de toepassing van de EVOA valt en welke procedure is voorgeschreven:

  1. Is er sprake van afvalstoffen?

  2. Zijn de afvalstoffen bestemd voor verwijdering of nuttige toepassing?

  3. In welke groep vallen de afvalstoffen voor nuttige toepassing?

  4. Vanuit welk land worden de afvalstoffen ingevoerd of naar welk land uitgevoerd?

Naar boven

5.4 Vraag 1: Is er sprake van afvalstoffen?

Als er geen sprake is van afvalstoffen, dan is de EVOA niet van toepassing.

In de praktijk gaat het erom te onderkennen dat goederen mogelijk afvalstoffen zijn. Dat is niet altijd makkelijk omdat het onderscheid tussen een afvalstof voor nuttige toepassing en een grondstof ter discussie kan staan.

De EVOA bevat geen definitie van het begrip afvalstoffen. De EVOA verwijst daarvoor naar de Richtlijn2008/98/EG. Een aantal afvalstoffen is echter uitgezonderd van de toepassing van EVOA, omdat hiervoor meer specifieke regelgeving geldt.

Naar boven

5.4.1 Begrip afvalstof

In de Richtlijn 2008/98 (artikel 3, lid 1) is de definitie voor afvalstoffen opgenomen: ’Een afvalstof is elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen'.

Elk goed kan dus een afvalstof zijn. De aard en samenstelling van de goederen is niet doorslaggevend. Een afvalstof is immers elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet.

Naar boven

5.4.2 Bijproducten en einde afvalfase

Bijproducten

Materialen die niet het hoofddoel zijn van een productieproces, kunnen onder bepaalde voorwaarden worden aangemerkt als bijproduct (Richtlijn 2008/98/EG artikel 5).

Die voorwaarden zijn onder meer:

  • het is zeker dat stof of voorwerp wordt gebruikt

  • het kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere behandeling dan welke bij normale productie gangbaar is

  • het wordt geproduceerd als integraal onderdeel van productieproces

  • het gebruik is rechtmatig, voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming

Einde-afvalfase (End of Waste, afkorting EoW).

Bepaalde specifieke afvalstoffen zijn niet langer afval als ze een behandeling hebben ondergaan en voldoen aan bepaalde voorwaarden (Richtlijn 208/98/EG artikel 6). Deze voorwaarden zijn:

  • De stof of het voorwerp wordt gebruikelijk toegepast voor specifieke doelen.

  • Er is een markt voor of vraag naar de stof of het voorwerp.

  • De stof of het voorwerp voldoet aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen.

  • Het gebruik van de stof of het voorwerp heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.

De Europese Commissie is verantwoordelijk voor het vaststellen van criteria om vast te stellen of een stof of voorwerp voldoet aan het begrip “Einde afval fase”. Als deze criteria voor een bepaalde groep afvalstoffen is vastgesteld worden deze gepubliceerd in een Verordening.

Indien er nog geen criteria bestaan mogen lidstaten zelf afvalstoffen aanwijzen voor einde-afvalfase. Lidstaten stellen de Europese Commissie hiervan in kennis.

Naar boven

5.4.3 Verordening (EG) 333/2011 betreffende schroot

Een belangrijk doel van deze verordening is de recyclingmarkten in de Unie te stimuleren door administratieve lasten voor de recyclingsector te verminderen en bijdragen te leveren tot de grondstoffenvoorziening van Europese bedrijven

In deze verordening worden criteria vastgesteld aan de hand waarvan kan worden bepaald wanneer schroot van ijzer, staal en aluminium, inclusief schroot van aluminiumlegeringen, niet langer als afval wordt aangemerkt. Belangrijke criteria zijn dat voor de zendingen een conformiteitsverklaring beschikbaar moet zijn en dat de producent, leverancier en importeur een kwaliteitsbeheersysteem hanteren dat onder toezicht staat van de bevoegde milieuautoriteiten.

In het geïntegreerd douanetarief zijn ter zake het in het vrije verkeer brengen specifieke onderverdelingen gemaakt voor zendingen metaalschroot dat voldoet aan de eisen van de Verordening 333/2011 en waarvoor een conformiteitsverklaring beschikbaar is.

De invoer van schroot van ijzer, staal en aluminium, inclusief schroot van aluminiumlegeringen, dat niet langer als afval wordt aangemerkt, is onderworpen aan de voorlegging van een conformiteitverklaring overeenkomstig het model zoals opgenomen in Bijlage III van Verordening (EU) nr. 333/2011.

In gegevenselement 1203 “bewijsstuk” DMS (voorheen: vak 44 van de aangifte AGS) voor het in het vrije verkeer brengen dient de code C058 voor de conformiteitverklaring te worden vermeld.

Indien metaalschroot wordt aangeven voor het vrije verkeer zijn er twee situaties mogelijk:

Situatie 1: er is een geldige conformiteitsverklaring aanwezig.
De aangegeven zending schroot bevindt zich in het End of Waste stadium. Er is geen sprake meer van afvalstoffen en de beperkende bepalingen van de EVOA zijn niet meer van toepassing. U heeft dan verder vanuit de afvalstoffenwetgeving géén taak. Als er geen andere beperkingen of bezwaren zijn vanuit andere wetgeving zoals bijvoorbeeld de Kernenergiewet geeft u de zending vrij.

Situatie 2: er is géén geldige conformiteitsverklaring aanwezig.
Indien de conformiteitsverklaring ter zake van de aangifte in het vrije verkeer niet kan worden overlegt dient de aangifte gecorrigeerd te worden naar de juiste goederencode en moet de zending als afval worden beschouwd. De procedures van de EVOA zijn dan van toepassing. Er is dan sprake van een onregelmatigheid

Naar boven

5.4.4 Andere bijproducten en einde afvalstadium

Net zoals voor metaalschroot zal de Europese Commissie criteria vast stellen of een stof of voorwerp voldoet aan het begrip “Einde afval fase”. Als deze criteria voor een bepaalde groep afvalstoffen is vastgesteld wordt deze gepubliceerd in een Verordening. Bepaalde andere specifieke afvalstoffen dan metaalschroot zijn niet langer afval als ze een behandeling hebben ondergaan en voldoen aan bepaalde voorwaarden (artikel 6 van de richtlijn).

 

In de toekomst zullen er meer criteria volgens artikel 6 van de Richtlijn worden vastgesteld, bijvoorbeeld voor wanneer teruggewonnen papier niet langer als afval wordt aangemerkt.

Naar boven

5.4.5 Op welke afvalstoffen is de EVOA niet van toepassing?

Niet alle afvalstoffen vallen onder werkingssfeer van de EVOA (EVOA, artikel 1, lid 3). Voor bepaalde afvalstoffen zijn in internationale verdragen andere regels opgesteld, bijvoorbeeld het Euratom-verdrag en het Antarctica-verdrag. Voor afvalstoffen die onder de werkingssfeer van deze verdragen vallen, zijn er aparte regels voor het vervoer, de nuttige toepassing of de verwijdering van afvalstoffen.

U neemt altijd contact op met de vraagbaak Afvalstoffen als u vermoedt dat één van de hieronder genoemde uitzonderingen van toepassing is.

Op een aantal overbrengingen van afvalstoffen is de EVOA niet van toepassing:

  1. Het lossen aan wal van door gewone exploitatie van schepen en offshore-platforms ontstane afvalstoffen, inbegrepen afvalwater en residuen, voor zover die afvalstoffen vallen onder het Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973, als gewijzigd bij het protocol van 1978 (Marpol 73/78), of onder andere bindende internationale rechtsinstrumenten.

  2. Afvalstoffen die aan boord van voertuigen, treinen, vliegtuigen en schepen zijn ontstaan, totdat zij met het oog op nuttige toepassing of verwijdering gelost zijn.

  3. De overbrenging van radioactieve afvalstoffen als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Unie (1).

  4. De overbrenging die valt onder de erkenningseisen van Verordening (EG) nr. 1774/2002, de verordening dierlijke bijproducten. Dit is bijvoorbeeld diermeel dat wordt ingezet als brandstof in een verbrandingsinstallatie.

  5. De overbrenging van afvalstoffen als bedoeld in artikel 2, punt 1, onder b), ii), iv) en v), van Richtlijn 2008/98, indien deze overbrenging reeds onder andere wetgeving van de Unie met soortgelijke voorschriften valt. Dit artikel verwijst naar afval steengroeven, afvalwater en explosieven.

  6. De overbrenging van afvalstoffen vanuit het Zuidpoolgebied naar de Unie in overeenstemming met de eisen van het aan het Verdrag inzake Antarctica gehechte Protocol betreffende milieubescherming (1991).

  7. De invoer in de Unie van afvalstoffen die zijn ontstaan bij strijdkrachten of hulporganisaties in crisissituaties, vredestichtings- en vredeshandhavingsoperaties, wanneer die afvalstoffen door of namens die strijdkrachten of hulporganisaties rechtstreeks of onrechtstreeks naar het land van bestemming worden overgebracht. In zulke gevallen wordt iedere bevoegde autoriteit van doorvoer en de bevoegde autoriteit van bestemming in de Unie vooraf geïnformeerd over de overbrenging en de bestemming ervan.

  8. De overbrenging van CO2 met het oog op geologische opslagovereenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide.

Naar boven

5.4.6 Aanwijzingen voor onderkennen van afvalstoffen

Alle goederen kunnen in principe afvalstoffen zijn.

Voor het onderkennen van de mogelijkheid dat u met afvalstoffen te maken heeft, kunnen verschillende indicatoren van belang zijn in de aanwezige bescheiden en documenten:

  • de goederencode

  • de omschrijving van de goederen

  • de waarde van de goederen

  • het land van bestemming bij uitvoer

Aangiften en bescheiden (zoals facturen, contracten, CMR's en vrachtbrieven) bevatten vaak informatie aan de hand waarvan het risico van aanwezigheid van afvalstoffen kan worden onderkend.

In artikel 50 lid 4 sexies heeft de EVOA het volgende bepaald:

De Commissie stelt een concordantietabel vast voor de codes van de gecombineerde nomenclatuur en de vermeldingen van afvalstoffen vermeld in de lijst van de bijlagen III, IIIA, IIIB, IV en V bij deze verordening vast. Deze tabel is gepubliceerd in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1245 waarin de relatie tussen de douanegoederencodes en de codes van de afvalstoffenbijlagen van de EVOA wordt weergegeven.

Naar boven

5.5 Vraag 2: Zijn de afvalstoffen bestemd voor verwijdering of nuttige toepassing?

5.5.1 Onderscheid verwijdering en nuttige toepassing

Bij de overbrenging van afvalstoffen maakt de EVOA een onderscheid tussen ’ verwijdering’ en ’ nuttige toepassing’ van de afvalstoffen.

Het onderscheid tussen verwijdering en nuttige toepassing is om twee redenen van belang:

  1. De overbrenging van afvalstoffen bestemd voor verwijdering naar landen buiten de Unie is in principe . Op dit principe bestaat één uitzondering: de uitvoer naar de EVA-landen die ook partij zijn bij het Verdrag van Bazel (EVOA, artikel 34, lid 1); dit zijn IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.

  2. Er zijn verschillende procedures bij de overbrenging van afvalstoffen van toepassing. De regels voor de overbrenging van afvalstoffen voor nuttige toepassing zijn anders dan die voor de verwijdering.

Naar boven

5.5.2 Verwijdering als doel van overbrenging

Voor de definitie van het begrip ‘verwijderen’ verwijst de EVOA (artikel 2, lid 4) naar de Richtlijn 2008/98 (artikel 3 lid 19). Verwijdering is het vernietigen, op of in de bodem brengen, of anderszins definitief doen verwijderen van afvalstoffen.

Voor de EVOA-procedure is de aard van de voor verwijdering bestemde afvalstof niet van belang. Er wordt bij overbrenging van afvalstoffen met als doel verwijdering geen onderscheid gemaakt tussen groepen afvalstoffen. Voor de overbrenging van afvalstoffen met als doel verwijdering is er altijd maar één EVOA procedure mogelijk.

Voorlopige verwijdering

De EVOA (artikel 2, lid 5) verwijst naar de verwijderingshandelingen D 13, D 14 en D 15 als omschreven in bijlage II A van Richtlijn 2008/98. Deze definitie betreft handelingen waaronder ook opslag, vermengen of verpakken vallen. In de praktijk bestaat de verwerking van afvalstoffen veelal uit diverse opeenvolgende behandelingen van afvalstoffen. Deze bewerkingsstappen kunnen op één locatie of ook op meer locaties en zelfs verspreid in verschillende landen binnen en buiten de Unie plaatsvinden.

Waar in dit voorschrift wordt gesproken over verwijdering wordt daar ook voorlopige verwijdering mee bedoeld.

Naar boven

5.5.3 Overzicht van verwijderingshandelingen

In bijlage I van de Richtlijn 2008/98 (de zogenaamde D-lijst) worden handelingen opgesomd die worden aangemerkt als een verwijdering. In alle gevallen moeten de afvalstoffen worden verwijderd zonder gevaar voor de gezondheid van de mens of nadelige gevolgen voor het milieu.

D-lijst
   

D1

Storten op of in de bodem (bijvoorbeeld op een vuilstortplaats enzovoorts).

D2

Uitrijden (bijvoorbeeld biodegradatie van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem enzovoorts).

D3

Injectie in de diepe ondergrond (bijvoorbeeld injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of natuurlijk gevormde holten enzovoorts).

D4

Opslag in waterbekkens (bijvoorbeeld het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers of lagunes, enzovoorts).

D5

Verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bijvoorbeeld in afzonderlijke beklede, afgedekte cellen die onderling en van de omgeving afgeschermd zijn, enzovoorts).

D6

Lozen in wateren, behalve zeeën en oceanen.

D7

Verwijderen in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de bodem.

D8

Biologische behandeling op een niet elders in deze bijlage aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de onder D1 tot en met D12 vermelde methodes.

D9

Fysisch-chemische behandeling op een niet elders in deze bijlage aangegeven wijze, waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de onder D1 tot en met D12 vermelde methodes (bijvoorbeeld verdampen, drogen, calcineren, enzovoorts).

D10

Verbranding op het land.

D11

Verbranding op zee.

D12

Permanente opslag (bijvoorbeeld plaatsen van houders in mijnen, enzovoorts).

D13

Vermengen vóór een van de onder D1 tot en met D12 vermelde behandelingen.

D14

Herverpakken vóór een van de onder D1 tot en met D13 vermelde behandelingen.

D15

Opslag in afwachting van een van de onder D1 tot en met D14 vermelde behandelingen (met uitsluiting van voorlopige opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van productie).

De verwijderingscode die van toepassing is, moet in vak 11 van het vervoersdocument zijn vermeld.

Naar boven

5.5.4 Nuttige toepassing als doel van overbrenging

Voor de definitie van het begrip nuttige toepassing verwijst de EVOA (artikel 2, lid 6) naar de Richtlijn 2008/98 (artikel 3, lid 15. Een ‘nuttige toepassing’ is het geschikt maken van afvalstoffen voor hergebruik als grondstof of hulpstof.

Afhankelijk van de aard en samenstelling van de afvalstoffen voor nuttige toepassing verschillen de criteria voor het geven van toestemming door een bevoegde autoriteit voor de overbrenging van deze afvalstoffen.

Afvalstoffen voor nuttige toepassingen zijn in de EVOA onderverdeeld in drie groepen. Hierin verschillen de afvalstoffen voor nuttige toepassing van afvalstoffen bestemd voor verwijdering die geen onderverdeling kent.

Voorlopige nuttige toepassing:

De EVOA (artikel 2,lid 7) verwijst naar de nuttige-toepassingshandelingen R 12 én R 13 als omschreven in bijlage II van Richtlijn 2008/98. Deze definitie betreft handelingen waaronder mede opslag, vermengen of verpakken vallen. In de praktijk bestaat de verwerking van afvalstoffen veelal uit diverse opeenvolgende behandelingen van afvalstoffen. Deze bewerkingsstappen kunnen op één locatie maar ook op meer locaties en zelfs verspreid in verschillende landen binnen en buiten de Unie plaatsvinden.

de ILT, Afdeling EVOA Vergunningen toetst niet alleen de voorlopige handeling maar ook de daarop volgende voorlopige dan wel definitieve nuttige toepassing. Hiertoe dienen bij de kennisgeving alle inrichtingen waar achtereenvolgens handelingen tot voorlopige verwijdering worden gepland, te worden vermeld met een beschrijving van de handelingen op de kennisgeving.

Deze definitie betreft handelingen waaronder ook opslag, vermengen of verpakken vallen. In de praktijk bestaat de verwerking van afvalstoffen veelal uit diverse opeenvolgende behandelingen van afvalstoffen. Deze bewerkingsstappen kunnen op één locatie maar ook op meer locaties en zelfs verspreid in verschillende landen binnen en buiten de Unie plaatsvinden.

Waar in dit voorschrift wordt gesproken over nuttige toepassing wordt daar ook voorlopige nuttige toepassing mee bedoeld.

Naar boven

5.5.5 Overzicht van nuttige toepassingen

In Richtlijn 2008/98 bijlage II B (de zogenaamde R-lijst) worden de handelingen van ‘nuttige toepassing’ opgesomd zoals die in de praktijk plaatsvinden. De afvalstoffen moeten nuttig worden toegepast zonder gevaar voor de gezondheid van de mens of nadelige gevolgen voor het milieu. De code voor nuttige toepassing moet in vak 11 van het vervoersdocument en vak 8 van de Bijlage VII-informatie zijn vermeld.

R-lijst
   

R1

Hoofdgebruik als brandstof of een andere wijze van energieopwekking.

R2

Terugwinning van oplosmiddelen.

R3

Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (met inbegrip van compostbemesting en bemesting met andere biologisch omgezette stoffen).

R4

Recycling/terugwinning van metalen en metaalverbindingen.

R5

Recycling/terugwinning van andere anorganische stoffen.

R6

Terugwinning van zuren of basen.

R7

Terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan.

R8

Terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren.

R9

Herraffinage van olie en ander hergebruik van olie.

R10

Uitrijden voor landbouwkundige of ecologische verbetering.

R11

Gebruik van afvalstoffen die bij een van de onder R1 tot en met R10 genoemde behandelingen vrijkomen.

R12

Uitwisseling van afvalstoffen voor een van de onder R1 tot en met R11 genoemde behandelingen.

R13

Opslag van afvalstoffen bestemd voor een van de onder R1 tot en met R12 genoemde behandelingen (met uitsluiting van voorlopige opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van productie).

Naar boven

5.6 Vraag 3: In welke groep vallen afvalstoffen voor nuttige toepassing?

Afvalstoffen voor nuttige toepassing worden in drie groepen onderscheiden:

In de EVOA zelf zijn twee groepen afvalstoffen voor nuttige toepassing in de bijlagen opgenomen. De afvalstoffen die niet zijn opgenomen in deze bijlagen worden de ‘niet genoemde afvalstoffen’ genoemd. Welke EVOA-procedure voor de overbrenging van afvalstoffen voor nuttige toepassing van toepassing is, is afhankelijk van de indeling van deze afvalstoffen in één van deze groepen.

Indeling alleen relevant voor afvalstoffen voor nuttige toepassing

De indeling van afvalstoffen in deze groepen is alleen van belang voor afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing. Voor afvalstoffen voor verwijdering is deze indeling niet van belang en geldt slechts één EVOA-procedure.

Groenelijstafvalstoffen

  • Bijlage III: Groene lijst van afvalstoffen.

  • Bijlage IIIA: Mengsels van twee of meer groene lijst van afvalstoffen van bijlage III die niet onder één code vallen.

  • Bijlage IIIB: Aanvullende afvalstoffen van de groene lijst in afwachting van opname in de bijlagen van het Verdrag van Bazel of het OESO-Besluit.

De kleur groen geeft aan dat in principe er een lage milieubelasting bestaat bij nuttige toepassing van de in deze lijst opgenomen afvalstoffen.

Oranjelijstafvalstoffen

  • Bijlage IV: Oranje lijst afvalstoffen.

  • Bijlage IVA: Dit zijn afvalstoffen van bijlage III waarvoor kennisgevingsprocedure gevolgd moet worden.

De kleur oranje geeft aan dat bij nuttige toepassing van de op deze lijst vermelde stoffen er een grotere milieubelasting bestaat.

Bijlage V van de EVOA

Bijlage V (EVOA): dit is de lijst van (gevaarlijke) afvalstoffen waarvoor een uitvoerverbod naar niet-OESO-landen EVOA (artikel 36) geldt.

Niet genoemde afvalstoffen

In de EVOA zelf zijn de groepen afvalstoffen in de bijlagen opgenomen. De afvalstoffen die niet zijn opgenomen in deze bijlagen worden de ‘niet genoemde afvalstoffen’ genoemd (artikel 3, lid 1, letter b, iii EVOA).

Mengsel van afvalstoffen

Dit zijn volgens de EVOA (artikel 2, lid 3) afvalstoffen die ontstaan door opzettelijke of onopzettelijke vermenging van twee of meer verschillende afvalstoffen, voor welk mengsel geen afzonderlijke code bestaat in de bijlagen III, III B, IV en IV A. Eén enkele overbrenging van afvalstoffen dat twee of meer soorten afvalstoffen omvat die onderling gescheiden zijn, wordt niet beschouwd als een mengsel van afvalstoffen.

In de EVOA zijn de lijsten voor het belangrijkste deel gebaseerd op de afvalstoflijsten uit het verdrag van Bazel. Deze lijsten zijn op enkele punten aangevuld en aangepast op grond van de OESO—lijsten.

Welke EVOA-procedure van toepassing is voor de overbrenging van afvalstoffen voor nuttige toepassing, is afhankelijk van de indeling van deze afvalstoffen in één van deze groepen.

Naar boven

5.6.1 Groenelijstafvalstoffen

De groenelijstafvalstoffen voor nuttige toepassingen geven de minste milieubelasting en zijn niet gevaarlijk voor volksgezondheid. De groenelijstafvalstoffen zijn in de EVOA opgenomen als:

  • Bijlage III: Groene lijst van afvalstoffen.

  • Bijlage IIIA: Mengsels van twee of meer groene lijst van afvalstoffen van bijlage III die niet onder één code vallen. Het gaat om een lijst van mengsels van groenelijstafvalstoffen die ook als groene lijst kunnen worden overgebracht. Enkele codes van deze IIIA zijn niet van toepassing bij uitvoer naar niet-OESO-landen. Het betreft afvalmengsels die vallen onder de Bazel-codes B1010, B1050, B1070, B1100 en OESO-code GB040. Voor deze afvalstoffen moet voor de uitvoer naar niet-OESO-landen een kennisgeving worden gedaan.

  • Bijlage IIIB: Aanvullende afvalstoffen van de groene lijst in afwachting van opname in de bijlagen van het Verdrag van Bazel of het OESO-Besluit.

Voor deze groep afvalstoffen zijn minder beperkende bepalingen in de EVOA dan voor gevaarlijke afvalstoffen. Als de overbrenging van groenelijstafvalstoffen betrekking heeft op invoer is geen kennisgevingsprocedure vereist, maar moet er wel Bijlage VII-informatie aanwezig zijn bij het transport.

Als de overbrenging van groenelijstafvalstoffen betrekking heeft op de uitvoer kan wel een bepaalde EVOA-procedure van toepassing zijn.

Bijlage III is opgebouwd uit twee delen
  • Deel 1 van Bijlage III bevat een verwijzing naar de afvalstoffencodes van Bijlage IX van het Verdrag van Bazel.

    De inhoud van Bijlage IX is opgenomen in Bijlage V deel 1 , lijst B van de EVOA. Bijvoorbeeld code B 1010: dit zijn oude metalen en metaallegeringen in metallische, niet-verspreidbare vorm.

  • Deel 2 van Bijlage III bevat een aantal afvalstoffen die geïdentificeerd worden met codes uit de afvalstoffenlijsten van de OESO.

    Bijvoorbeeld: GB040: dit zijn slakken verkregen bij de behandeling van edele metalen en koper, bestemd voor latere terugwinning. In Deel 2 wordt ook een verwijzing gegeven naar goederencodes waarin deze afvalstoffen soms kunnen worden ingedeeld. In dit geval zijn dit de goederencodes 7112 en 2620.

Let op!

Om te beoordelen of een afvalstof een groenelijstafvalstof is moet u Bijlage III én Bijlage V deel I lijst B van de EVOA raadplegen.

Deze codes moeten worden vermeld in vak 9 en 10 van de Bijlage VII-informatie de overbrenging aanwezig moet zijn en als er een kennisgeving gedaan moest zijn in vak 14 van het vervoersdocument.

Omdat interpretatie van deze lijsten niet kan zonder het raadplegen van de OESO- en Bazellijsten, heeft de ILT de groene en oranje lijst van afvalstoffen in één overzicht gepubliceerd. Dit overzicht van afvalstoffen is als bijlage 7 en bijlage 8 opgenomen.

Voorwaarden groenelijstafvalstoffen

De op de groene lijst opgenomen goederen worden niet meer beschouwd als groenelijstafvalstoffen maar als oranjelijst- of niet genoemde afvalstoffen als:

  • deze zodanig met andere stoffen zijn verontreinigd dat zij een gevaar opleveren voor het milieu

  • de nuttige toepassing niet kan worden uitgevoerd op een milieuverantwoorde wijze

  • bepaalde afvalstoffen in een verspreidbare vorm voorkomen Onder verspreidbare vorm wordt verstaan: afval in de vorm van poeder, slib, stof of vaste materialen die gevaarlijke afvalstoffen in vloeibare vorm bevatten.

  • afvalstoffen in de vorm van poeder, slurrie, stof of vaste voorwerpen die houders met gevaarlijke vloeibare afvalstoffen bevatten, worden niet als „niet-verspreidbaar" aangemerkt


Nieuwe regels voor export plastic afval vanaf 2021

Voor de uitvoer van kunststofafval gelden vanaf 1 januari 2021 nieuwe regels. Alleen schoon en gesorteerd kunststofafval dat geschikt is om direct gerecycled te worden, mag nog vrij worden verhandeld. De export van alle overige soorten kunststofafval zoals mengsels van diverse typen of vervuild kunststof, valt onder het exportverbod of de kennisgevingsplicht van de EVOA)

Toelichting begrip verspreidende vorm

Het begrip verspreidende vorm is niet in de milieuwetgeving gedefinieerd. Met de ILT is afgesproken dat voor uitleg van dit begrip aantekening 8b van afdeling XV van het douanetarief wordt gehanteerd:
poederstoffen die voor 90 of meer gewichtsprocenten door een zeef met een maaswijdte van 1 mm gaan.

Het Douane Laboratorium kan dit vaststellen.

Voorbeeld

Als afvalstof van de groene lijst wordt bijvoorbeeld beschouwd:

  • sloopschepen en ander drijvend materiaal bestemd voor de sloop onder voorwaarde dat gevaarlijke stoffen zoals asbest zijn verwijderd

  • wrakken van autovoertuigen waarin geen vloeistoffen meer aanwezig zijn

  • slakken verkregen van de vervaardiging van metalen

  • zwavel in vaste vorm

  • afval van zijde, katoen, wol

  • wijnmoer

  • wegwerpfototoestellen zonder batterijen

  • fosfaatslakken

  • resten en afvallen van kunststof

  • oude kledij

Naar boven

5.6.2 Oranjelijstafvalstoffen

Oranjelijstafvalstoffen zijn in het algemeen milieugevaarlijke afvalstoffen die ook bij nuttige toepassing een gevaar voor het milieu en de volksgezondheid kunnen vormen. Deze lijst is als Bijlage IV bij de EVOA opgenomen.

De afvalstoffen van de oranje lijst zijn in het algemeen chemische verbindingen of stoffen die een biologisch besmettende werking kunnen hebben (bijvoorbeeld fotochemicaliën en ziekenhuisafval). Het betreft meestal ook samengestelde afvalstoffen die uit veel fracties of onderdelen bestaan.

Voorbeeld
  • breukglas uit glascontainers zijn groenelijstafvalstoffen

  • gebroken TL-buizen zijn oranjelijstafvalstoffen

Oranjelijstafvalstoffen

De oranjelijstafvalstoffen (Bijlage IV van de EVOA) is onderverdeeld in twee delen:

  • Deel I bevat de afvalstoffen die zijn opgenomen in de bijlagen II en VIII van het Verdrag van Bazel.
    De afvalstoffen van bijlage II van het Verdrag van Bazel zijn opgenomen in de tekst van deel I van Bijlage IV van de EVOA.
    De afvalstoffen van bijlage VIII van het Verdrag van Bazel zijn opgenomen in Bijlage V, deel 1, lijst A van de EVOA

  • Deel II bevat een aantal met name genoemde afvalstoffen.

Let op!

Om te beoordelen of een afvalstof een oranjelijstafvalstof is moet u dus Bijlage IV én Bijlage V deel I lijst A van de EVOA raadplegen.

Voor de overbrenging van oranjelijstafvalstoffen geldt een zwaardere procedure dan voor groenelijstafvalstoffen. De stoffen van de oranje lijst leveren bij een milieuverantwoorde behandeling geen acuut gevaar op voor het milieu of de volksgezondheid maar vereisen wel een streng toezicht. Er moet altijd de kennisgevingsprocedure worden gevolgd. Dit wordt verder uitgelegd bij het onderdeel procedures.

 

Als afvalstof van de oranje lijst wordt bijvoorbeeld beschouwd:

  • gebruikte batterijen en accu’s mits zij gevaarlijke bestanddelen bevatten

  • zand gebruikt in smelterijen en gieterijen

  • olieafval

  • remvloeistoffen

  • antivriesvloeistoffen

  • rioolslib

  • assen en residuen van zink

  • farmaceutisch afval

  • transformatoren met pcb-houdende oliën

  • asbest

  • teerresten

  • afvalstoffen die bestaan of besmet zijn met polychloorbifenylen (pcb’s)

  • huishoudelijk afval

Stedelijk afval

Overbrengingen van gemengd stedelijk afval (codenummer 20 03 01 van deel 2 van bijlage V) ingezameld van particuliere huishoudens vallen volgens artikel 3 lid 5 EVOA, onder dezelfde bepalingen als overbrengingen van voor verwijdering bestemd afval.

Naar boven

5.6.3 Niet genoemde afvalstoffen

Niet voor iedere afvalstof voor nuttige toepassing is internationaal overeenstemming bereikt over de indeling op één van de twee lijsten. Daarom moet altijd rekening worden gehouden met afvalstoffen die niet zijn opgenomen op de groene of oranje lijst. Deze afvalstoffen worden de ‘niet genoemde afvalstoffen’ genoemd.

Als er sprake is van niet genoemde afvalstoffen moet voor deze afvalstoffen de kennisgevingsprocedure worden gevolgd. De niet genoemde afvalstoffen worden per definitie behandeld als gevaarlijke afvalstoffen en vallen daarmee onder de meest strenge EVOA-procedure.
(artikel 3, lid 1, iii EVOA)

Als u bij de controle vermoedt dat u met een niet genoemde afvalstof van doen heeft, neemt u contact op met de vraagbaak Afvalstoffen. Voor deze afvalstoffen is de indeling altijd discutabel en aan veranderingen onderhevig. De vraagbaak Afvalstoffen neemt altijd contact op met KCC. De ILT bepaalt de uiteindelijke indeling. Deze beslissing is voor de Douane bindend.

Naar boven

5.7 Vraag 4: Vanuit welk land worden afvalstoffen ingevoerd of naar welk land uitgevoerd?

Afvalstoffen bestemd voor verwijdering

Bij invoer of uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen is de toepasselijke EVOA-procedure afhankelijk van het land waar de afvalstoffen vandaan komen dan wel naar worden uitgevoerd.

Invoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

De invoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen vanuit landen die lid zijn van het Verdrag van Bazel is onder voorwaarde(n) toegestaan. Worden de afvalstoffen ingevoerd vanuit andere landen, dan geldt in principe een verbod.

Uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

De uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar EVA-landen die ook lid zijn van het Verdrag van Bazel is onder voorwaarde toegestaan (EVOA, artikel 34). Worden de afvalstoffen naar andere landen uitgevoerd, geldt er een verbod.

Afvalstoffen voor nuttige toepassing

Voor de invoer en uitvoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing is voor de toepasselijke EVOA-procedure van belang:

  • wat is het land waarvan de afvalstoffen vandaan komen

  • wat is het land van bestemming

  • betreft het groenelijstafvalstoffen of oranjelijstafvalstoffen of niet genoemde afvalstoffen

Invoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing

De volgende situaties doen zich voor bij de invoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing:

  • Invoer van groenelijstafvalstoffen vanuit OESO-landen en landen die lid zijn van het Verdrag van Bazel. Dit mag onder de voorwaarde dat tijdens het transport de Bijlage VII-informatie bij het transport aanwezig is (EVOA, artikel 3, lid 2).

  • Invoer van oranjelijstafvalstoffen en niet-genoemde afvalstoffen vanuit OESO-landen en landen die lid zijn van het Verdrag van Bazel. Dit is onder voorwaarden toegestaan.

Uitvoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing

De volgende situaties doen zich voor bij de uitvoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing:

Naar boven

5.7.1 Uitvoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing naar niet-OESO-landen

Het vaststellen van het land van bestemming is van belang omdat de uitvoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing van bijlage V van de EVOA in het algemeen verboden is (artikel 36 EVOA). Voor de Bazellanden geldt de zogenoemde ‘exportban’.

Werking van Bijlage V van de EVOA

Bijlage V bestaat uit 3 delen:

  1. Deel 1 bestaat uit de lijsten A en B.

    • Lijst A bevat gevaarlijk afval zoals bedoeld in Bijlage VIII van het Verdrag van Bazel waarvoor een uitvoerverbod geldt.

    • Lijst B is een lijst met niet-gevaarlijk afval zoals bepaald in Bijlage IX van het Verdrag van Bazel. Hiervoor geldt geen uitvoerverbod. Lijst B vertoont veel overeenkomsten met de groene lijst afvalstoffen maar is daaraan niet gelijk.

  2. Deel 2 is een lijst van afvalstoffen waarin de gevaarlijke afvalstoffen met een asterisk (*) zijn gemerkt. Voor deze afvalstoffen geldt een uitvoerverbod. Zijn de afvalstoffen niet gemerkt met een asterisk (*) wordt vervolgens deel 3 van bijlage V geraadpleegd. Komen de niet gevaarlijke afvalstoffen ook niet in deel 3 voor, dan is de uitvoer onder bepaalde voorwaarden toegestaan (artikel 37 EVOA).

  3. Deel 3 is een lijst met een aantal afvalstoffen waarvoor een uitvoerverbod geldt (artikel 36, lid 1, letter b EVOA).

Als een gevaarlijke afvalstof niet voorkomt in een van de drie delen van bijlage V geldt eveneens een uitvoerbod (artikel 36, lid 1, letter c EVOA).

Uitvoer naar een niet-OESO land van afvalstoffen die onder Bijlage V, deel I, lijst A vallen, is verboden. De uitvoer van afvalstoffen uit deel B is in het algemeen niet verboden. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk.

Als een afvalstof niet in lijst A en in lijst B voorkomt (dus niet in deel 1) wordt gecontroleerd of de afvalstof voorkomt in de Deel 2 of 3 van Bijlage V.

Schema toepassing bijlage V van de EVOA
     
     
     

Deel 1

Als een afvalstof niet voorkomt op lijst A of B, controleer dan of deze voorkomt op deel 2 of 3

Lijst A

Gevaarlijke afvalstoffen:

Hiervoor geldt een uitvoerverbod (EVOA, artikel 36, lid 1, letter a).

   

Lijst B

Geen gevaarlijke afvalstoffen

Betreft het groenelijstafvalstoffen, pas bij uitvoer de Landenlijst Verordening toe.

   

Deel 2

Met * = Gevaarlijke afvalstoffen

Uitvoerverbod (EVOA, artikel 36)

   

Zonder * = Niet-gevaarlijke afvalstoffen

Raadpleeg vervolgens deel 3, komen de niet-gevaarlijke afvalstoffen daarin ook niet voor dan onder
voorwaarden de uitvoer toegestaan.

   

Deel 3

Uitvoerverbod (EVOA, artikel 36, lid 1,letter b)

   
Inschakelen vraagbaak Afvalstoffen

Als het noodzakelijk is om Bijlage V van de EVOA te raadplegen, wordt altijd contact opgenomen met de vraagbaak Afvalstoffen. De vraagbaak Afvalstoffen neemt, in verband met de complexiteit van de (sub)lijsten van bijlage V, contact op met het KCC. De ILT neemt de beslissing over de indeling van de afvalstoffen en de te volgen procedure.

Naar boven

5.7.2 Uitvoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing naar OESO-landen

Groenelijstafvalstoffen

Bij de uitvoer van groenelijstafvalstoffen naar OESO-landen is vereist dat het transport vergezeld moet gaan van de Bijlage VII-informatie (artikel 38, lid 1 EVOA).

Oranjelijst- en niet genoemde afvalstoffen

Voor afvalstoffen van de oranjelijst en niet genoemde afvalstoffen gelden meer eisen dan voor de groenelijstafvalstoffen. Voor deze overbrenging geldt de kennisgevingsprocedure (artikel 38, lid 1 EVOA).

Naar boven

5.7.3 Uitvoer van groenelijstafvalstoffen naar niet-OESO-landen (landenlijst)

De niet-OESO-landen hebben op verzoek van de Europese Commissie aangeven of zij groenelijstafvalstoffen willen ontvangen, en zo ja, onder welke voorwaarden (artikel 37 EVOA). Het niet-OESO-land van bestemming kan met betrekking tot groenelijstafvalstoffen in de
Bijlage van de Verordening 1418/2007aangeven of zij:

  • kolom a: de invoer verbiedt
    In dat geval is er dus sprake van een uitvoerverbod.

  • kolom b: de invoer toestaat met toepassing van de kennisgevingsprocedure
    Aanvullende nationale eisen van het land van bestemming kunnen in kolom d zijn vermeld.

  • kolom c: de invoer toestaat zonder controle
    In dit geval moet de overbrenging vergezeld gaan van de Bijlage VII-informatie. Aanvullende nationale eisen van het land van bestemming kunnen in kolom d zijn vermeld.

  • kolom d: in deze kolom hebben de niet-OESO-landen van bestemming kunnen aangeven welke aanvullende eisen voor bepaalde afvalstoffen op basis van hun nationale wetgeving van toepassing zijn
    De Douane voert geen specifieke controles uit op de in kolom d vermelde aanvullende eisen.

Voor landen die niet hebben gereageerd, geldt de kennisgevingsprocedure (artikel 37, lid 2 EVOA)

De Landenlijst

De Europese Commissie heeft de reacties van de niet-OESO-landen gepubliceerd in de Verordening 1418/2007. In de bijlage van deze verordening is per afvalstof en per niet-OESO-land van bestemming aangeven welke procedure van toepassing is

Let op!

Bij doorvoer van groenelijstafvalstoffen is de Landenlijst niet van toepassing

De Landenlijst is bij doorvoer niet van toepassing. Voor een groenelijstafvalstof blijven in het geval van doorvoer over het grondgebied van de Unie altijd de bepalingen voor de groenelijstafvalstoffen van toepassing. Ook als voor een niet-OESO-land van bestemming op de Landenlijst is aangegeven dat voor die groenelijstafvalstof een zogenaamde kennisgevingsprocedure geldt. Met andere woorden: de Landenlijst is alleen van toepassing bij de uitvoer van groenelijstafvalstoffen en niet bij de doorvoer van groenelijstafvalstoffen.

Naar boven