Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

7.00.00 Niet-preferentiele oorsprongsregels

2 Niet-preferentiële oorsprongsregels

2.1 Algemeen

In de volgende tabel is aangegeven in welke situaties de niet-preferentiële oorsprong van de goederen een rol speelt.

Situatie

Toelichting

Het toepassen van het douanetarief van de Europese Unie

Voorbeelden hiervan zijn:

  • schorsingsmaatregelen;

  • anti-dumpingmaatregelen;

  • anti-subsidiemaatregelen;

  • landbouwmaatregelen.

Hieronder vallen echter niet de preferentiële tariefmaatregelen die bilateraal (bij vrijhandelsovereenkomst) of autonoom (eenzijdig door de EU) zijn vastgesteld.

Het toepassen van andere maatregelen dan tariefmaatregelen die in het kader van het goederenverkeer bij specifieke communautaire bepalingen zijn vastgesteld

Hieronder vallen bijvoorbeeld:

  • specifieke maatregelen op het gebied van het communautair toezicht en vrijwaring;

  • maatregelen in het kader van de handelsstatistieken;

  • kwantitatieve beperkingen;

  • andere in- of uitvoerverboden.

Het opstellen en afgeven van niet-preferentiële oorsprongsbewijzen

Een voorbeeld hiervan is het opstellen van een certificaat van oorsprong.

(artikel 22 CDW)

Hierna komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • hoofdlijnen niet-preferentiële oorsprongsregels (paragraaf 2.1.1);

  • uitwerking artikel 24 CDW (paragraaf 2.1.2);

  • oorsprong accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen (paragraaf 2.1.3);

  • samenloop met preferentiële oorsprong (paragraaf 2.1.4).

Naar boven

2.1.1 Hoofdlijnen niet-preferentiële oorsprongsregels

In artikel 23 tot en met 26 CDW en artikel 35 tot en met 43 TVo. CDW wordt nader ingegaan op de toepassing van de niet-preferentiële oorsprongsregels. De hoofdlijnen van de niet-preferentiële oorsprongsregels zijn de volgende: Goederen zijn van oorsprong:

  • indien ze in een land "geheel en al zijn verkregen" of - (indien dit niet het geval is en gebruik is gemaakt van materialen uit een ander land).

  • in het land van vervaardiging een toereikende (laatste ingrijpende) bewerking heeft plaatsgevonden.

Geheel en al verkregen

Onder geheel en al verkregen goederen wordt het volgende verstaan:

  1. in een land gewonnen minerale producten;

  2. in een land geoogste producten van het plantenrijk;

  3. in een land geboren en opgefokte levende dieren;

  4. producten die afkomstig zijn van in een land gehouden levende dieren;

  5. voortbrengselen van de in een land bedreven jacht en visserij;

  6. producten van de zeevisserij en andere producten die buiten de territoriale wateren van een land zijn gewonnen;

  7. goederen die aan boord van fabrieksschepen zijn verkregen uit de producten van zeevisserij (zie f) en die van oorsprong zijn uit dat land;

  8. producten gewonnen van en uit de zeebodem, buiten de territoriale zee (dit geldt alleen als het land, met het oog op exploitatie, exclusieve rechten over deze zeebodem uitoefent);

  9. uitval en afval afkomstig van fabrieksbewerkingen en van artikelen die niet meer in gebruik zijn, als zij in dat land zijn verzameld en slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen;

  10. goederen die in een land uitsluitend zijn verkregen uit de onder a tot en met i. bedoelde goederen, of derivaten daarvan, ongeacht het stadium van derivatie.

(artikel 23 CDW)

Let op
  • Voor de toepassing van deze bepalingen worden onder het begrip land ook de territoriale wateren van het betreffende land begrepen.

  • Om goederen als bedoeld onder f en g als geheel en al verkregen aan te merken moeten de schepen die hierbij gebruikt worden in het land zijn ingeschreven of geregistreerd en de vlag van dat land voeren.

Niet geheel en al verkregen

Voor goederen die niet geheel en al verkregen zijn verkregen gelden de volgende criteria:

  • Als twee of meer landen bij de vervaardiging van een product betrokken zijn, is het product van oorsprong uit het land waar de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft plaatsgevonden.

  • De be- of verwerking moet een economisch verantwoorde be- of verwerking zijn die heeft plaats gevonden in een onderneming die daarvoor is ingericht.

  • De bewerking moet tot een geheel nieuw product hebben geleid, of een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigen.

(artikel 24 CDW)

Voor bepaalde goederen zijn de bovenstaande criteria verder uitgewerkt in de TVo. CDW (zie paragraaf 2.1.2). Voor goederen waarvoor artikel 24 niet verder is uitgewerkt in de TVo. CDW, moet van geval tot geval worden bezien wat als een laatste ingrijpende bewerking kan worden beschouwd. Als hulpmiddel of mogelijk sprake is van een oorsprongsverlenende bewerking kunnen de zogenoemde "list rules" die door de Europese Commissie ter verduidelijking van artikel 24 CDW zijn opgesteld als indicatie dienen. De "list rules" zijn uitsluitend beschikbaar in het Engels en te raadplegen via de website van de Europese Commissie.

Let op

De "list rules" zijn geen wetgeving; er kunnen dus op geen enkele wijze rechten aan worden ontleend.

In het Brother-arrest (Zaak 26/88, Brother International GmnH, jurispr. 1989) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie bepaalt dat de toetsing van het criterium ingrijpende bewerking in eerste instantie een kwalitatieve analyse van het technische proces moet zijn. Hier uit volgt bijvoorbeeld dat wanneer een bewerking 10% waarde toevoegt aan een eindproduct, dit niet zonder meer als niet-ingrijpend kan worden beschouwd. Pas wanneer de bewerking inhoudelijk, bijvoorbeeld qua gecompliceerdheid, niet direct als ingrijpend kan worden aangemerkt mogen andere criteria, zoals de toegevoegde waarde of de samenstelling van het product (de residuele dominatieregel) een rol gaan spelen bij het bepalen van de oorsprong van een product.

In het Heko-arrest (Zaak C-260/08, Heko Industrieerzeugnisse GmbH, jurispr. 2009) heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat bij de beoordeling of een ingrijpende verwerkingen of bewerkingen heeft plaatsgevonden, niet alleen de be- of verwerkingen in aanmerking moeten worden genomen die ertoe leiden dat het be of verwerkte product in een andere post van de gecombineerde nomenclatuur wordt ingedeeld, maar ook of de be- of verwerkingen die - zonder verandering van de tariefpost - ertoe hebben geleid dat het voortgebrachte product eigenschappen heeft en een specifieke samenstelling vertoont die het vóór genoemde be- of verwerking niet bezat.

In het Hoesch-Arrest (Zaak C-373/08, Hoesch Metals and Alloys GmbH, jurispr. 2010) heeft het Hof van Justitie bepaald dat bij de beoordeling of sprake is van een ingrijpende be- of verwerking waardoor het product de oorsprong verkrijgt, geen sprake is ingeval van het scheiden, kleinmaken en reinigen van blokken (silicium) en het daaropvolgende zeven, sorteren en verpakken van de door het kleinmaken verkregen (silicium)korrels.

Gelegenheidsbewerking

Als bepaalde be- of verwerkingen slechts bedoeld zijn voor de ontduiking van bepalingen die op goederen uit bepaalde landen van toepassing zijn, worden de goederen in geen geval geacht van oorsprong te zijn uit het land waar die be- of verwerkingen hebben plaatsgevonden. Er is dan sprake van een zogenaamde gelegenheidsbewerking. Een gelegenheidsbewerking kan zich onder meer voordoen bij het ontgaan van antidumpingmaatregelen. Delen van een productieproces worden soms verplaatst om zo de oorsprong van een ander land te verkrijgen en daardoor een antidumpingrecht te ontlopen. In de praktijk is het echter bijzonder moeilijk om te bewijzen dat de verplaatsing van (een deel van) het productieproces alleen bedoeld was als ontduiking van de bepalingen.
(artikel 25 CDW)

Naar boven

2.1.2 Uitwerking artikel 24 CDW

De definitie van niet geheel en al verkregen goederen uit artikel 24 CDW is voor een beperkt aantal producten verder uitgewerkt in de TVo. CDW. Deze paragraaf behandelt de goederen die in de TVo. CDW worden besproken.

Textielstoffen en textielwaren

Voor textielstoffen en textielwaren van afdeling XI van het Geharmoniseerd Systeem (GS) is de uitwerking van artikel 24 CDW te vinden in de artikelen 36 tot en met 38 TVo. CDW, voor andere producten dan textielproducten in artikel 39 TVo. CDW.
Voor textielstoffen en textielwaren wordt geacht aan het criterium van een toereikende bewerking van artikel 24 CDW te zijn voldaan als tariefpostverspringing heeft plaatsgevonden. Van tariefpostverspringing is sprake in de situatie waarin het verkregen product onder een andere GS post op viercijferniveau wordt ingedeeld dan elk van de bij de vervaardiging het product gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.
(artikelen 36 en 37 TVo. CDW)

Let op

Voor de textielstoffen en textielwaren die in bijlage 10 TVo. CDW zijn opgenomen, geldt tariefpostverspringing niet als een volledige verwerking. Voor deze goederen geldt het criterium dat is vermeld in kolom 3 van bijlage 10 TVo. CDW. Pas als de textielstoffen en textielwaren aan dit criterium voldoen, is er sprake van een toereikende verwerking die de oorsprong aan het product verleend.

Ontoereikende bewerkingen in de textielsector

Voor de textielstoffen en textielwaren die onder afdeling XI van het Geharmoniseerd Systeen vallen, moeten bepaalde be- of verwerkingen van materialen die niet-oorsprong zijn altijd als onvoldoende worden beschouwd om de oorsprong aan een textielproduct toe te kennen. Het gaat hierbij om de volgende be- of verwerkingen:

  • behandelingen die dienen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitleggen, drogen, verwijderen van beschadigde delen en soortgelijke behandelingen);

  • eenvoudige handelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, rangschikken, samenvoegen (daaronder begrepen het samenstellen van sets), wassen en snijden;

  • veranderen van de verpakking, splitsen en samenvoegen van colli;

  • eenvoudig verpakken in zakken, omhulsels en blikken, bevestigen op plankjes, en alle andere eenvoudige verpakkingshandelingen;

  • het aanbrengen van merken, etiketten of andere herkenningstekens op de producten zelf of op hun verpakking;

  • het eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;

  • combinaties van twee of meer van bovengenoemde handelingen.

Let op

Deze lijst geldt uitsluitend voor textielproducten die worden ingedeeld in afdeling XI van het Geharmoniseerd Systeem.

Niet-textielproducten

Voor andere producten dan textielwaren is het criterium van toereikende bewerking van artikel 24 CDW in het algemeen niet verder uitgewerkt. Van geval tot geval zal dan beoordeeld moeten worden wat in een reeks van bewerkingen die het product ondergaat als de laatste ingrijpende be- of verwerking moet worden aangemerkt.
Voor een aantal landbouwproducten en industriële producten - andere dan textielwaren en textielproducten - is het begrip laatste ingrijpende be- of verwerking wel nader gedefinieerd. Het gaat hier om de producten die zijn opgenomen in bijlage 11 TVo. CDW. In deze bijlage vindt u per product in kolom 3 de criteria waaraan moet worden voldaan om aan het product de oorsprong te verlenen. In de gevallen waarin u artikel 24 CDW moet toepassen en het betreft geen textielproducten, moet u dus eerst bijlage 11 raadplegen.
(artikel 39 TVo. CDW)

Bijlage 9: toepassen bijlage 10 en 11 TVo. CDW

Bij het raadplegen en toepassen van bijlage 10 en 11 TVo. CDW moet u rekening houden met de verklarende aantekeningen. De verklarende aantekeningen vindt u in bijlage 9 TVo. CDW.
Behalve bijlage 9 TVo. CDW heeft ook artikel 40 TVo. CDW betrekking op de toepassing van de bijlagen 10 en 11. Dit artikel geeft een nadere toelichting op enkele begrippen die in deze bijlagen worden gehanteerd. In deze bijlagen worden onder andere de volgende begrippen gedefinieerd:

Begrip

Betekenis

Waarde

  • de douanewaarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn ten tijde van de invoer;

  • als de douanewaarde niet bekend is en niet kan worden vastgesteld: de eerst controleerbare prijs die voor de materialen in het land van verwerking is betaald.

Prijs af fabriek

De prijs affabriek van het verkregen product verminderd met alle binnenlandse belastingen die zijn of kunnen worden terugbetaald als dit product wordt uitgevoerd

Meerwaarde verkregen door montage

De meerwaarde die voortvloeit uit de montage, de afwerking, de controle en het inbouwen van onderdelen van oorsprong uit het land waar deze montage plaatsvindt, inclusief de winst en bedrijfskosten in dit land die met bovengenoemde handelingen zijn gemoeid

Naar boven

2.1.3 Oorsprong accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Artikel 41 tot en met 46 TVo. CDW behandelen de oorsprong van accessoires, gereedschappen en al dan niet "essentiële" vervangingsonderdelen van materieel, machines, apparaten en voertuigen die zijn ingedeeld onder de afdelingen XVI, XVII en XVIII van het Geharmoniseerd Systeem (hierna: materieel). Onder "essentiële vervangingsonderdelen" worden verstaan:

  • onderdelen zonder welke de producten niet kunnen functioneren;

  • onderdelen die kenmerkend zijn voor die producten;

  • onderdelen die voor het normale onderhoud van het product zijn bestemd.

Essentiële vervangingsonderdelen moeten bovendien dienen ter vervanging van onderdelen van dezelfde soort die zijn beschadigd of die niet meer kunnen worden gebruikt.
(artikel 43 TVo. CDW)

De accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met het product worden geleverd, worden geacht dezelfde oorsprong te hebben als het geleverde product. Ze moeten dan wel deel uitmaken van de normale uitrusting van het product.
(artikel 41, lid 1, TVo. CDW)

Essentiële vervangingsonderdelen die bestemd zijn voor een product dat al eerder in het vrije verkeer is gebracht (of al eerder is uitgevoerd), wordt geacht dezelfde oorsprong te hebben als het reeds geïmporteerde- of geëxporteerde product. Daarbij geldt nog als voorwaarde dat als die essentiële vervangingsonderdelen direct al bij de vervaardiging van het betreffende materieel zouden zijn gebruikt, dit geen beletsel zou zijn geweest voor het verlenen van de oorsprong aan het reeds ingevoerde of uitgevoerde eindproduct.

Let op

De volgens deze bepaling vastgestelde oorsprong kan slechts worden aanvaard als dit voorwaarde is voor de invoer in het land van bestemming.
De eventuele bewijsvoering voor deze bijzondere regeling voor accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen is geregeld in artikel 44 tot en met 46 TVo. CDW.

Naar boven

2.1.4 Samenloop met preferentiële oorsprong

In bijna alle gevallen zijn de preferentiële oorsprongscriteria strikter dan de niet-preferentiële oorsprongscriteria. Dat wil zeggen dat een product dat van oorsprong is in de zin van een preferentiële regeling, dat vrijwel automatisch ook is in de zin van een de niet-preferentiële oorsprongsbepalingen. Het omgekeerde komt zelden voor. Een product dat van oorsprong is op basis van de niet-preferentiële bepalingen, is dat bijna nooit in de zin van een preferentiële regeling.

Voorbeeld

Een kledingstuk wordt in Tunesië vervaardigd door het aan elkaar naaien en afwerken van uit Zuid-Korea ingevoerde, al op maat gesneden stukken weefsel. Volgens de niet-preferentiële oorsprongsregels is deze wijze van vervaardiging (volledige confectie) een toereikende bewerking om aan het kledingstuk de niet-preferentiële oorsprong Tunesië te verlenen, Wanneer vervolgens het kledingstuk naar de EU wordt uitgevoerd, kan bij invoer in de EU geen aanspraak worden gemaakt op preferentie. In het kader van Protocol nr. 4 bij de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Tunesië geldt namelijk als oorsprongsciterium "vervaardiging uit garens". Met andere woorden: het weven, het snijden van het weefsel en de volledige confectie moeten in Tunesië hebben plaatsgevonden om aan het kledingstuk de preferentiële oorsprong Tunesië te verlenen. Alleen wanneer een product is vervaardigd in het kader van de in de preferentiële regelingen gegeven mogelijkheden voor cumulatie kan op dit principe een uitzondering vormen.