Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

12.50.00 Vereenvoudigde procedures

11 DIN en DEN procedure

11.1 DIN en DEN procedure

Domiciliëringsprocedures worden gebruikt om goederen die zijn aangekomen bij een bedrijfsruimte van vergunninghouder of op een andere aangewezen of goedgekeurde plaats onder een douaneregeling te plaatsen. Domiciliëringsprocedures worden onder meer gebruikt om

  • goederen die onder dekking van de regeling douanevervoer aan zijn gekomen bij een douane-entrepot onder de regeling douane-entrepot te plaatsen;

  • goederen die opgeslagen liggen in een douane-entrepot, of die zijn geplaatst onder een andere economische douaneregeling in het vrije verkeer te brengen;

  • goederen waarvoor in douane manifest (DMF) een summiere aangifte voor tijdelijke opslag is gedaan in het vrije verkeer te brengen of onder de regeling douane-entrepot te plaatsen.

Alleen in het kader van het laatste gedachtestreepje wordt over DIN en DEN gesproken. DIN en DEN zijn omschrijvingen die in de Rotterdamse haven zijn ontstaan om aan te geven dat de summiere aangifte voor tijdelijke opslag (hierna SATO1) wordt aangezuiverd met een domiciliëringsprocedure:

  • DIN: de summiere aangifte voor tijdelijke opslag wordt aangezuiverd door de goederen met de domiciliëringsprocedure in het vrije verkeer te brengen;

  • DEN: de summiere aangifte voor tijdelijke opslag wordt aangezuiverd door de goederen met de domiciliëringsprocedure in een douane-entrepot te plaatsen. 2

Inmiddels worden deze omschrijvingen breed gebruikt door douane en bedrijfsleven.

1 In plaats van de afkorting SATO wordt ook regelmatig de afkorting SAL gebruikt. SAL is de afkorting van summiere aangifte voor te lossen goederen. De officiële naam is echter summiere aangifte voor tijdelijke opslag. Vandaar dat in dit document de afkorting SATO wordt gebruikt).
2 Plaatsing onder andere economische douaneregelingen: Het is ook mogelijk om goederen rechtstreeks vanaf de summiere aangifte voor tijdelijke opslag met toepassing van een domiciliëringsprocedure onder een andere economische douaneregeling te plaatsen (bijvoorbeeld actieve veredeling). Hier gelden nagenoeg dezelfde voorwaarden als die gelden bij een domiciliëringsprocedure plaatsing in entrepot. In praktijk wordt slechts beperkt gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. In DMF worden zendingen die op deze wijze worden geplaatst onder een economische douaneregeling aangeduid met de code EDR. De bepalingen in dit document omtrent DEN gelden mutatis mutandis ook voor plaatsing onder de andere economische douaneregelingen met gebruik van een domiciliëringsprocedure.

De DIN en DEN procedures worden veel gebruikt in de volgende situaties:

  • om bulkzendingen waarvoor een summiere aangifte voor tijdelijke opslag is gedaan te plaatsen in een aan de kade gelegen douane-entrepot;

  • om goederen die onder dekking van de summiere aangifte voor tijdelijke opslag liggen opgeslagen in een containerterminal (ruimte voor tijdelijke opslag) in het vrije verkeer te brengen of om deze goederen te plaatsen in een douane-entrepot.

Bij de DIN en DEN procedure moet een kennisgeving van het voornemen de goederen onder de regeling te plaatsen worden gedaan en moet de aangifte gedaan worden door de goederen in te schrijven in de administratie.

Naar boven

11.2 Welke locaties

Zoals al aangegeven in het Handboek Douane, onderdeel 12.50.00, hoofdstuk 5, mag de domiciliëringsprocedure worden toegepast bij de bedrijfsruimten van vergunninghouder of op andere aangewezen of goedgekeurde locaties. DIN en DEN procedures worden zowel toegepast bij bedrijfsruimten van de vergunninghouder als op andere aangewezen of goedgekeurde locaties.

Bij bulkzendingen wordt de DEN procedure overwegend toegepast bij de eigen bedrijfslocatie van de vergunninghouder douane-entrepot. Goederen worden rechtstreeks vanaf het schip gelost in de ruimte van het douane-entrepot. Je kunt hier bijvoorbeeld denken aan opslag van ertsen of minerale oliën in aan een kade gelegen douane-entrepots.

Bij containerzendingen worden de DIN en DEN procedures toegepast op aangewezen of goedgekeurde locaties. Goederen bevinden zich fysiek op de containerterminal en worden door een elders gevestigde vergunninghouder in het vrije verkeer gebracht of geplaatst onder de regeling douane-entrepot.

Naar boven

11.2.1 Aangewezen of goedgekeurde locaties

Hoofdregel bij het aanwijzen of goedkeuren van een locatie is dat een locatie alleen kan worden aangewezen of goedgekeurd als de vergunninghouder in staat is om op die locatie aan alle verplichtingen te voldoen die voortvloeien uit het gebruik van de domiciliëringsprocedure. Tot deze verplichtingen horen onder meer:

  • het versturen van kennisgevingen van het voornemen de goederen onder de regeling te plaatsen;

  • het op verzoek ter controle (doen) aanbieden van de goederen;

  • het inschrijven van de goederen in de administratie.

Voordat een locatie kan worden opgenomen waar de DIN of DEN mag worden toegepast, moeten de procedures van aanvrager worden beoordeeld. Hierbij moet in ieder geval aandacht besteed worden aan de volgende aspecten:

  • het tijdstip van inschrijving in de administratie (paragraaf 11.4);

  • de volledigheid van de gegevens (paragraaf 11.5);

  • de wijze waarop de relatie gelegd kan worden tussen de (aanzuivering van de) summiere aangifte en de inschrijving in de administratie (paragraaf 11.6);

  • of gebruik gemaakt wordt van vertegenwoordiging bij het indienen van de kennisgeving (paragraaf 11.7).

Naar boven

11.2.2 Opnemen van locaties in de vergunning domiciliëringsprocedure

In de vergunningen domiciliëringsprocedure plaatsing of in het vrije verkeer brengen moeten de locaties waar goederen onder de regeling geplaatst mogen worden met name benoemd worden. De n.a.w.-gegevens van iedere locatie moeten worden vermeld in vak 10 (locatie van de goederen) van de vergunning. Het is niet toegestaan om in vak 10 algemene vermeldingen op te nemen zoals “alle havens van Nederland” of “heel Nederland”. Indien er veel locaties zijn benoemd kan in vak 10 worden verwezen naar een separate bijlage bij de vergunning.

Naar boven

11.3 Kennisgeving bij DIN/DEN (aanzuiveren van de summiere aangifte voor tijdelijke opslag)

Voor de goederen in tijdelijke opslag staat de summiere aangifte voor tijdelijke opslag nog open in douane manifest (hierna DMF). Als de goederen met toepassing van een domiciliëringsprocedure een toegestane douanebestemming krijgen, dan moet een elektronisch bericht naar DMF gestuurd worden om de summiere aangifte te “zuiveren”. Om te kunnen communiceren met DMF is een vergunning “elektronisch berichtenverkeer binnenkomende goederen” en software-ondersteuning noodzakelijk.

Om de goederen met de domiciliëringsprocedure onder een douaneregeling te plaatsen moeten twee handelingen worden gedaan: het sturen van een kennisgeving van het voornemen om goederen onder de regeling te plaatsen en het inschrijven van de goederen in de bedrijfsadministratie.

Het bericht om de summiere aangifte te zuiveren en de hierboven genoemde kennisgeving zijn gecombineerd tot één bericht. Het aanzuiveringsbericht dat naar DMF gestuurd wordt, dient ook als kennisgeving voor de domiciliëringsprocedure. Omdat de kennisgeving een onderdeel is van de aangifteprocedure voor de domiciliëringsprocedure kan de kennisgeving alleen verstuurd worden door de vergunninghouder van die domiciliëringsprocedure of door diens vertegenwoordiger.

Er zijn drie varianten om het bericht te versturen naar DMF:

  1. De vergunninghouder verstuurt zelf het bericht:de vergunninghouder van de domiciliëringsprocedure moet een eigen vergunning ’elektronisch berichtenverkeer binnenkomende goederen' hebben. In praktijk betekent dit dat het bedrijf eerst eigen software zal moeten ontwikkelen of aanvullende software en/of softwarepakketten zal moeten aanschaffen om het bericht te kunnen versturen.

  2. De cargadoor die de summiere aangifte heeft ingediend, verstuurt het bericht namens de vergunninghouder:de vergunninghouder zal de cargadoor moeten machtigen om namens hem het bericht te versturen (om hem te vertegenwoordigen). Op verzoek zal de cargadoor de machtiging moeten kunnen tonen aan de Douane. De cargadoor heeft een vergunning ’elektronisch berichtenverkeer binnenkomende goederen' nodig.

  3. Een andere “derde” verstuurt het bericht namens de vergunninghouder:er zijn meerdere partijen (douane-expediteurs, port-community-systemen, softwareleveranciers, etc.) die de faciliteit bieden het bericht naar DMF te versturen. De vergunninghouder kan een dergelijke derde partij machtigen om namens hem het bericht te versturen (om hem te vertegenwoordigen). Op verzoek zal de ’derde’ de machtiging moeten kunnen tonen aan de Douane. De derde partij heeft een vergunning "elektronisch berichtenverkeer binnenkomende goederen” nodig.

Naar boven

11.4 Tijdstip van inschrijven

Het tijdstip waarop de inschrijving in de administratie moet hebben plaatsgevonden is afhankelijk van de vraag of de goederen zich in de bedrijfslocatie bevinden of op een aangewezen of goedgekeurde locatie.

Naar boven

11.4.1 Goederen bevinden zich in de bedrijfslocatie van de vergunninghouder (bulkzendingen)

Hoofdregel is dat de inschrijving plaats moet vinden zodra de goederen zijn aangekomen bij de bedrijfslocatie van de vergunninghouder. Belanghebbende mag echter verzoeken om toepassing van artikel 42 CDW. Dit stelt hem in staat de goederen eerst te tellen of te wegen voordat hij de goederen in zijn administratie in schrijft.

Naar boven

11.4.2 Goederen bevinden zich op een aangewezen of goedgekeurde locatie

Bij goederen die vanaf een aangewezen of goedgekeurde locatie moeten worden overgebracht naar een eigen opslaglocatie (DEN) en bij goederen die vanaf een aangewezen of goedgekeurde locatie in het vrije verkeer worden gebracht (DIN), moet de inschrijving gedaan zijn uiterlijk op het moment dat de goederen die aangewezen of goedgekeurde locatie verlaten.

Voorbeeld

Goederen liggen onder dekking van de SATO opgeslagen in de RTO van een containerterminal in Rotterdam. Lampje B.V. heeft een douane-entrepot. De opslaglocatie van het entrepot ligt in Almere. Lampje B.V. heeft een vergunning domicilëringsprocedure waarin de locatie van de containerterminal is opgenomen als aangewezen locatie waar de goederen zich mogen bevinden op het moment dat de aangifte tot plaatsing wordt gedaan. De goederen moeten na plaatsing worden overgebracht naar de opslaglocatie in Almere.

Zowel de kennisgeving (bericht naar DMF) als de inschrijving in de administratie van het douane-entrepot van Lampje B.V. moeten gedaan zijn voordat de goederen mogen weggevoerd van de containerterminal in Rotterdam.

Let op (1)! Het is niet toegestaan om goederen eerst over te brengen naar de ruimte van het douane-entrepot en om pas na aankomst van de goederen de inschrijving te doen.
Let op (2)! Bij toepassing van de DEN procedure mogen goederen niet vanaf de containerterminal rechtstreeks aan klanten worden afgeleverd. De containerterminal is geen onderdeel van het douane-entrepot. Voordat de goederen aan de klant mogen worden geleverd moeten ze eerst worden overgebracht naar de opslaglocatie van het douane-entrepot.
Naar boven

11.5 Welke gegevens moeten worden opgenomen in de administratie op tijdstip van plaatsing

Als gebruik gemaakt wordt van de DIN of DEN procedure dan moeten minimaal de volgende gegevens worden vastgelegd in de administratie van de vergunninghouder op het moment van plaatsing onder de regeling (inschrijving in de administratie). Voor het gemak is een relatie gelegd met de vakken van het formulier Enig Document.

Vak Enig document

Gegevens

7

Uniek referentienummer

8

Geadresseerde (verplicht bij DIN, indien bekend bij DEN)

14

Naam Adres Woonplaats gegevens van de aangever of zijn vertegenwoordiger + code aangever / status vertegenwoordiger

22

Valutacode (alleen bij DIN)

31

Colli en omschrijving van de goederen:- soort verpakking (code)- aantal colli- merken en nummers- container(s) nr(s)

33

Goederencode (als niet bekend bij DEN, dan kan worden volstaan met de handelsbenaming/omschrijving van de goederen zoals bedoeld in vak 31)

35

Brutogewicht

37

Soort regeling

38

Nettogewicht

40

Summiere aangifte/Voorafgaand document

42

Artikelbedrag (alleen bij DIN)

44

Referentienummer voor domiciliëringsprocedure / Aanvullende informatie / Vergunningnummer

54

Aangiftedatum, handtekening / authenticatie

Als de voorafgaande regeling de summiere aangifte voor tijdelijke opslag is dan moet het volledige nummer van de Bill of Lading (B/L) worden vermeld, inclusief de zogenaamde SCAC-code (SCAC = Standard Carrier Alpha Code). In voorkomend geval moet ook het volgnummer van de Bill of Lading worden vermeld. Als goederen in containers worden vervoerd, dan moet ook het volledige containernummer worden vastgelegd.Als goederen met gebruik van de DIN/DEN direct na binnenkomst op een luchthaven onder een douaneregeling geplaats worden, zal het volledige nummer van de airwaybill of house-airwaybill moeten worden vastgelegd3.

3 Op Schiphol wordt gebruik gemaakt van DGVS. Deze situatie wordt buiten beschouwing gelaten.

Deze gegevens zijn nodig om:

  • een eenduidige werkwijze bij de DIN en DEN procedure te hebben,

  • de aanzuivering van de summiere aangifte voor tijdelijke opslag te kunnen controleren en

  • vast te kunnen stellen dat de goederen waarbij in DMF de DIN en DEN procedure zijn gebruikt juist, tijdig en volledig zijn ingeschreven in de administratie.

De gegevens moeten bij iedere inschrijving in de administratie (inslagrecord/aangifteregel) worden vastgelegd.

Let op!: Er is een verschil tussen de gegevens die moeten worden vastgelegd op het tijdstip van het doen van de aangifte tot plaatsing (inschrijving in de administratie) en de gegevens die op grond van de administratieverplichting van economische douaneregelingen moeten worden vastgelegd in de voorraadadministratie. In artikel 516 Tvo.CDW en bijlage 37 Tvo.CDW staan de gegevens die moeten worden vastgelegd in de voorraadadministratie van de vergunninghouder van de economische douaneregeling. Als op het tijdstip van inschrijving nog niet alle voor de voorraadadministratie verplichte gegevens worden vastgelegd, moet uit de procedurebeschrijving blijken op welk tijdstip de ontbrekende gegevens worden vastgelegd. Op grond van artikel 515 Tvo.CDW is het toegestaan dat de bestaande boekhouding van belanghebbende als voorraadadministratie wordt aangemerkt. Deze bestaande boekhouding kan ook dienen als administratie van de vergunning domicilïeringsprocedure, (De boekhouding moet dan wel de vereiste gegevens voor een voorraadadministratie en de hierboven beschreven gegevens voor de domiciliëringsprocedure bevatten).
Naar boven

11.6 Relatie tussen SATO en inschrijving

De informatie in de SATO wordt vaak op een andere manier gepresenteerd dan de informatie in de aangifte tot plaatsing in douane-entrepot of in de aangifte voor het vrije verkeer. In de summiere aangifte is over het algemeen minder gedetailleerde informatie aanwezig. Ook is vaak sprake van verschillende verpakkingseenheden. In de SATO wordt bijvoorbeeld gesproken over 12 pallets textiel terwijl de inschrijving in de administratie het heeft over 240 dozen T-shirts. Voor de douane is het van belang dat de volledigheid van de plaatsingen en de aanzuivering van de voorafgaande regeling gecontroleerd kan worden. Bij de beoordeling van de vraag of de DIN of DEN kan worden toegestaan, is het van belang te weten op welke wijze de relatie tussen de SATO en de nadere aangifte gelegd kan worden. Het heeft hierbij de voorkeur dat gegevens van de SATO ook worden opgenomen in de administratie van de vergunninghouder.

Naar boven

11.7 Vertegenwoordiging

De vergunninghouders van de domiciliëringsprocedure kunnen zich laten vertegenwoordigen voor het versturen van de kennisgeving. Omdat vanuit DMF een directe relatie gelegd moet kunnen worden met de vergunninghouder namens wie het bericht gestuurd is, kan alleen gebruik gemaakt worden van directe vertegenwoordiging (op naam van de vertegenwoordigde). De vergunninghouder is (mede) verantwoordelijk voor de juistheid en de tijdigheid van de gegevens.

De vertegenwoordiger moet op verzoek van de douane een machtiging kunnen overleggen waaruit blijkt dat hij als vertegenwoordiger mag optreden. De machtiging is in beginsel vorm vrij en kan zowel incidenteel als doorlopend worden verstrekt.

Bij het gebruik van vertegenwoordiging moet beoordeeld worden of de procedures die belanghebbende (vergunninghouder) heeft voldoende waarborgen biedt dat de inschrijving juist, volledig en tijdig plaats vindt. Denk hierbij aan de volgende aspecten:

  • hoe vindt communicatie plaats tussen vergunninghouder en vertegenwoordiger over de zendingen waarvoor de kennisgeving gedaan moet worden;

  • op welke wijze wordt vergunninghouder geïnformeerd over zendingen waarvoor zijn vertegenwoordiger een kennisgeving heeft gestuurd; Welke gegevens krijgt vergunninghouder.

  • Welke procedures heeft vergunninghouder om de kennisgevingen die namens hem gedaan worden, af te stemmen met de inschrijvingen in zijn administratie.

Let op!: Het belang van een duidelijke machtiging waarin exact is omschreven welke handelingen , voor welke goederen of zendingen, de vertegenwoordiger mag uitvoeren mag niet onderschat worden. Is een machtiging te algemeen dan kan het zijn dat de vertegenwoordiger handelingen uitvoert waarvoor de vertegenwoordigde hem helemaal niet wilde machtigen. De vertegenwoordigde kan dan toch verantwoordelijk zijn omdat de handeling binnen de reikwijdte van de machtiging valt. Bevat een machtiging duidelijke richtlijnen of kaders dan is sprake van een betere bescherming van de vertegenwoordigde. Als de vertegenwoordiger de reikwijdte van zijn machtiging heeft overschreden, dan wordt geacht dat de vertegenwoordiger op eigen naam en voor eigen rekening heeft gehandeld.
Naar boven

11.8 Overbrengprocedure

Bij toepassing van de DEN procedure kan het gebeuren dat de goederen van locatie waar de DEN mag worden toegepast, moeten worden verplaatst naar de daadwerkelijke opslaglocatie van het douane-entrepot. Vervoer in het kader van de overbrengprocedure vindt plaats zonder begeleidingsdocument.

Voorbeeld

Lampje B.V. heeft een douane-entrepot type C en een domiciliëringsprocedure plaatsing in douane-entrepot. De opslaglocatie van het entrepot ligt in Almere. In de vergunning domiciliëringsprocedure staat de locatie van een containerterminal in Rotterdam opgenomen als “aangewezen plaats waar de domiciliëringsprocedure mag worden toegepast”. De goederen moeten na plaatsing worden verplaatst van Rotterdam naar Almere.

Om dit mogelijk te maken moet de vergunninghouder van het douane-entrepot toestemming hebben om gebruik te maken van de overbrengprocedure van artikel 512 lid 2 Tvo.CDW (de aangewezen locatie in een domiciliëringsprocedure wordt gelijkgesteld aan een kantoor van plaatsing voor de toepassing van de overbrengprocedure). Dit moet worden opgenomen in vak 15 van de betreffende vergunning middels de vermelding van code 2 in dit vak (code 2 = overbrenging van het kantoor van binnenkomst naar het bedrijf van de aanvrager of betrokkene onder dekking van de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling.

Let op 1! Bij toepassing van de DEN procedure zijn de goederen al onder de regeling douane-entrepot geplaatst op het moment dat de vervoersbeweging aanvangt. Als bij aankomst van de goederen bij de opslaglocatie van het douane-entrepot wordt vastgesteld dat er sprake is van een andere hoeveelheid dan waarvoor de aangifte tot plaatsing is gedaan, dan is het niet mogelijk om deze verschillen terug te wentelen naar de voorafgaande regeling. Er is sprake van meer- of minderbevindingen in het douane-entrepot. Voor de minderbevindingen ontstaat een douaneschuld tenzij belanghebbende aantoont dat de goederen nooit de EU zijn binnengekomen.
Let op2! Voor het overbrengen van goederen met een verhoogd frauderisico moet een zekerheid gesteld te worden die minimaal gelijk is aan de zekerheid die voor douanevervoer van dergelijke goederen gesteld moet worden. Voor meer informatie zie Handboek Douane, 27.00.00 paragraaf 5.4.
Naar boven