Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

15.00.00 Basisbepalingen die de verschillende economische douaneregelingen gemeen hebben

13 Bijlage 7. Mengen minerale oliën

13.1 Inleiding

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de soorten (meng)handelingen met minerale oliën die onder verschillende economische douaneregelingen mogen plaatsvinden (paragraaf 13.2). Ook wordt beschreven wat de douanestaus van gemengde goederen is als gebruik gemaakt wordt van zowel communautaire als niet-communautaire goederen (paragraaf 13.3) en wordt ingegaan op het heffingsaspect (paragraaf 13.4).Tenslotte wordt beschreven hoe met restantpartijen van maximaal 0,5% van de opslagcapaciteit van een opslagtank mag worden omgegaan (paragraaf 13.5) en welke voorwaarden daarbij van toepassing zijn.

Naar boven

13.2 Mengen van goederen

Bij mengen van goederen die geplaatst zijn onder een economische douaneregeling kan zowel sprake zijn van het mengen van communautaire en niet-communautaire partijen als van het mengen van meerdere niet-communautaire partijen.

Mengen kan plaatsvinden als :

  1. gezamenlijke opslag van communautaire en niet-communautaire partijen in douane-entrepot

  2. gebruikelijke behandeling in douane-entrepot

  3. actieve veredeling en

  4. behandeling onder douanetoezicht

In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke handelingen onder welke regeling kunnen/mogen plaatsvinden.

Let op!

Bij alle vier de regelingen moet belanghebbende wel aan alle geldende (wettelijke) eisen en criteria voldoen die gelden voor de betreffende regeling.

In de komende paragrafen worden de mogelijkheden besproken. Eerst worden de algemene regels beschreven. Daarna worden één of meer voorbeelden gegeven op basis van de vier soorten “stookolie bestemd voor ander gebruik” (indeling gebaseerd op tarief 31-12-2011):

  • 2710 1961 met een zwavelgehalte van niet meer dan 1 gewichtspercent

  • 2710 1963 met een zwavelgehalte van meer dan 1 doch niet meer dan 2 gewichtspercenten

  • 2710 1965 met een zwavelgehalte van meer dan 2 doch niet meer dan 2,8 gewichtspercenten

  • 2710 1969 met een zwavelgehalte van meer dan 2,8 gewichtspercenten

Naar boven

13.2.1 Gezamenlijke opslag in douane-entrepot

Onder gezamenlijke opslag wordt verstaan opslag in dezelfde opslaginrichting (bijvoorbeeld in een opslagtank) van goederen die gelijksoortig zijn maar waarvan de douanestatus verschilt. Onder gelijksoortig wordt verstaan goederen met dezelfde GN-code, dezelfde handelskwaliteit en dezelfde technische kenmerken. Met douanestatus wordt bedoeld of sprake is van niet-communautaire goederen of van communautaire goederen.

Gezamenlijke opslag van minerale oliën is toegestaan als het goederen van dezelfde soort betreft. Gelet op de grote verscheidenheid van producten in deze sector is bij het vaststellen van criteria ter onderscheiding van de soort, aansluiting gezocht bij de in het internationale handelsverkeer gebruikelijke benamingen, kwaliteitsnormen en technische kenmerken. Voor de gezamenlijke opslag kunnen aardolie en aardolieproducten in beginsel als soortgelijk worden beschouwd als de producten onder dezelfde GN-code van de gecombineerde nomenclatuur zijn in te delen. Voor een aantal producten zijn aanvullende voorwaarden van toepassing. Deze aanvullende voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 3 van onderdeel 15.00.00 van het Handboek Douane.

Gezamenlijke opslag is ook mogelijk als het doel van de gezamenlijke opslag het op specificatie brengen is.

Voorbeelden

  1. Opslagbedrijf A wil een partij niet-communautaire stookolie met 1,1 procent zwavel en een partij communautaire stookolie met 1,9 procent zwavel in één opslagtank opslaan. Mag dit?

    Antwoord: Ja, beide partijen stookolie vallen onder GN-code 2710 1963 en worden derhalve als gelijksoortig beschouwd.

  2. Opslagbedrijf B wil een partij niet-communautaire stookolie met 1,1 procent zwavel en een partij communautaire stookolie met 2,8 procent zwavel in één opslagtank opslaan. Mag dit?

    Antwoord: Nee, de partijen stookolie vallen onder verschillende GN codes en mogen dus niet in het kader van gezamenlijke opslag in één tank worden opgeslagen

Naar boven

13.2.2 Gebruikelijke behandelingen in douane-entrepot

Hoofdregel is dat tijdens de entrepotopslag goederen in de staat moeten blijven waarin zij zijn aangebracht. Toch staat de communautaire wetgeving bepaalde behandelingen tijdens het verblijf van de goederen in douane-entrepot toe. Deze behandelingen worden aangeduid als gebruikelijke behandelingen. Gebruikelijke handelingen mogen normaal gesproken niet tot gevolg hebben dat de GN-code van het (de) behandelde product(en) wijzigt. In bijlage 72 van de Tvo. CDW staat de lijst van toegestane gebruikelijke behandelingen. De punten 12 en 14 van deze bijlage staan in beperkte mate menghandelingen met minerale olie toe.

Naar boven
13.2.2.1 Bijlage 72, punt 12

Bij punt 12 van de gebruikelijke behandelingen staat als behandeling genoemd:

“het toevoegen van goederen zolang deze toevoeging relatief beperkt is en slechts is bedoeld om aan technische eisen te voldoen en de aard op de prestaties van het oorspronkelijke product niet worden verbeterd, zelfs indien dit ertoe leidt dat de toegevoegde goederen onder een andere GN code worden ingedeeld”.

Op grond van dit punt is het in beperkte mate mogelijk dat partijen met een verschillende GN code met elkaar worden gemengd. Voor het mengen van vloeistoffen wordt onder een relatief beperkte toevoeging verstaan een maximale toevoeging van 10 procent in hoeveelheid en waarde. Het is bij deze gebruikelijke behandeling toegestaan dat gebruik gemaakt wordt van communautaire goederen. Als een toevoeging van minder dan 10 procent tot gevolg heeft dat de aard of de prestatie van de onder de regeling geplaatste goederen wijzigt, dan kan de gebruikelijke behandeling niet worden toegestaan.

Voorbeelden
  1. Opslagbedrijf A wil aan een partij van 1000 ton niet-communautaire stookolie met 1,1% zwavel (GN code 2710 1963) een partij van 40 ton niet-communautaire stookolie met 3,9% zwavel (GN code 2710 1969) toevoegen. Het mengsel bevat 1,3% zwavel. Mag dit?

    Antwoord: Ja, de toevoeging is minder dan de maximaal toegestane hoeveelheid van 10 procent die mag worden toegevoegd en het eindproduct valt nog onder GN code 2710 1963.

  2. Opslagbedrijf B wil aan een partij van 1000 ton niet-communautaire stookolie met 1,9% zwavel (GN code 2710 1963) een partij van 40 ton niet-communautaire stookolie met 3,9% zwavel (GN code 2710 1969) toevoegen. Het mengsel bevat 2,1% zwavel. Mag dit?

    Antwoord: Nee, de toevoeging is weliswaar minder dan de maximaal toegestane hoeveelheid van 10 procent die mag worden toegevoegd maar het eindproduct valt niet meer onder GN code 2710 1963.

  3. Opslagbedrijf C wil aan een partij van 1000 ton niet-communautaire stookolie met 1,1% zwavel (GN code 2710 1963) een partij van 101 ton niet-communautaire stookolie met 3,9% zwavel (GN code 2710 1969) toevoegen. Het mengsel bevat 1,3% zwavel. Mag dit?

    Antwoord: Nee, de toevoeging is meer dan de maximaal toegestane hoeveelheid van 10 procent.

Naar boven
13.2.2.2 Bijlage 72, punt 14

Onder punt 14 staat als behandeling genoemd: “het mengen van dezelfde soort goederen, van verschillende kwaliteit, om een constante kwaliteit te krijgen of een kwaliteit waarom de afnemer heeft gevraagd, zonder dat de aard van de goederen hierdoor wordt gewijzigd”.

In paragraaf 13.2.1 is al aangegeven dat minerale oliën in beginsel als soortgelijk worden beschouwd als de producten onder dezelfde GN-code van de gecombineerde nomenclatuur zijn in te delen.

Het mengen van diverse partijen niet-communautaire minerale oliën die onder dezelfde GN-code vallen is in beginsel toegestaan onder de gebruikelijke behandelingen in douane-entrepot. Wel gelden hier ook de aanvullende voorwaarden zoals die zijn benoemd in bijlage 3 van onderdeel 15.00.00 van het Handboek Douane.

Voorbeelden

  1. Opslagbedrijf A wil een partij niet-communautaire stookolie met 1,1% zwavel en een niet-communautaire stookolie met 1,9% met elkaar mengen in een douane-entrepot. Mag dit?

    Antwoord: Ja, beide partijen stookolie vallen onder GN-code 2710 1963 en worden derhalve als gelijksoortig beschouwd.

  2. Opslagbedrijf B wil een partij van 1000 ton niet-communautaire stookolie met 1,1% zwavel en een partij van 1000 ton niet-communautaire stookolie met 2,8% zwavel met elkaar mengen in een douane-entrepot. Mag dit?

    Antwoord: Nee, de partijen stookolie vallen onder verschillende GN codes en mogen derhalve niet in het kader van gebruikelijke behandelingen met elkaar worden vermengd.

Naar boven

13.2.3 Actieve veredeling

Menghandelingen die verder gaan dan de handelingen omschreven bij de gebruikelijke behandelingen in douane-entrepot kunnen worden uitgevoerd onder de douaneregeling actieve veredeling. Bij deze regeling kunnen invoergoederen (niet-communautaire goederen afkomstig uit derde landen) één of meer veredelingshandelingen ondergaan. Ook relatief eenvoudige behandelingen als mengen mogen onder de regeling actieve veredeling plaats vinden. Bij actieve veredeling mag gebruik gemaakt worden van communautaire goederen. De goederen die het resultaat zijn van de veredelingshandelingen worden aangeduid als veredelingsproducten. Alle handelingen die uitgevoerd mogen worden als gebruikelijke behandeling mogen ook uitgevoerd worden onder de regeling actieve veredeling.

2.3.1. Actieve veredeling schorsing (AVS)
Als gebruik gemaakt wordt van de regeling AVS dan moet belanghebbende het voornemen hebben om de veredelingsproducten die uit de invoergoederen zullen worden vervaardigd, uit het douanegebied van de Gemeenschap weder uit te voeren. Dit betekent niet dat alle veredelingsproducten wederuitgevoerd moeten worden, wel dat in ieder geval het voornemen moet bestaan een deel van de veredelingsproducten weder uit te voeren.

2.3.2. Actieve veredeling terugbetaling (AVT)
Als belanghebbende niet het voornemen heeft om de veredelingsproducten weder uit te voeren dan kan gebruik gemaakt worden van de regeling AVT. Hierbij worden de invoergoederen eerst in het vrije verkeer gebracht voordat de veredelingshandelingen plaats vinden. Als de veredelingsproducten toch worden uitgevoerd dan kan terugbetaling van de over de invoergoederen betaalde douanerechten plaatsvinden.

2.3.3. Tankopslagbedrijven
Tankopslagbedrijven die minerale oliën opslaan voor derden maken vaak blends op verzoek van klanten. Op het moment dat zij een blend maken weten zij doorgaans nog niet of de goederen binnen of buiten de EU worden afgezet. In het algemeen wordt een deel van hetgeen zij mengen of blenden buiten de EU gebracht. Het is echter mogelijk dat hele partijen bestemd zijn voor de EU markt.
Omdat doorgaans een deel van de onder de regeling AV geproduceerde veredelingsproducten buiten de EU wordt afgezet, is toegestaan dat deze tankopslagbedrijven gebruik maken van de regeling AVS. Aanvullende redenen zijn dat al jaar en dag gebruik gemaakt wordt van AVS en dat onder de toekomstige Union Customs Code (UCC) “het voornemen tot wederuitvoer” komt te vervallen bij de regeling AV.

Voorbeelden

  1. Opslagbedrijf A wil een partij van 1000 ton niet-communautaire stookolie met 1,6% zwavel (GN code 2710 1963) blenden met een partij van 1000 ton niet-communautaire stookolie met 3,6% zwavel (GN code 2710 1969). Het mengsel bevat 2,6% zwavel (GN code 2710 1965). Mag dit?

    Antwoord: Ja, onder de regeling AVS mogen goederen van diverse goederencodes met elkaar vermengd worden, ook als het veredelingsproduct een andere goederencode krijgt dan iedere component.

  2. Opslagbedrijf B wil een partij van 1000 ton niet-communautaire stookolie met 1,6% zwavel (GN code 2710 1963) blenden met een partij van 1000 ton communautaire stookolie met 3,6% zwavel (GN code 2710 1969). Het mengsel bevat 2,6% zwavel (GN code 2710 1965). Mag dit?

    Antwoord: Ja, onder de regeling AVS mogen goederen van diverse goederencodes met elkaar vermengd worden, ook als één of meer van de componenten de communautaire status heeft.

Daarnaast zijn alle vijf de voorbeelden die genoemd zijn in paragraaf 13.2.2. toegestaan onder de regeling AVS.

Naar boven

13.2.4 Behandeling onder douanetoezicht (BOD)

De regeling BOD maakt het mogelijk om invoergoederen (niet-communautaire goederen afkomstig uit derde landen) een behandeling te laten ondergaan die de soort of de staat er van wijzigt en de door deze behandeling verkregen producten in het vrije verkeer te brengen tegen de voor die producten geldende rechten. Bij BOD mag gebruik gemaakt worden van communautaire goederen. De goederen die het resultaat zijn van de handelingen worden aangeduid als “behandelde producten”. De regeling BOD is met name van toepassing in die gevallen dat op het behandelde product lagere rechten bij invoer van toepassing zijn dan op de invoergoederen. Daarnaast kan de regeling gebruikt worden om goederen be- of verwerkingen te doen ondergaan om deze goederen aan technische eisen te laten voldoen voordat ze in het vrije verkeer gebracht worden. Het betreft hier het voldoen aan wettelijke eisen, niet aan gebruikerseisen.

Een vergunning BOD kan niet verleend worden als goederen op economisch verantwoorde wijze kunnen worden teruggebracht tot de staat waar zij zich in bevonden toen zij onder de regeling werden geplaatst.

Voorbeeld
Op basis van stookolie zijn geen voorbeelden te geven. Een handeling die bijvoorbeeld onder BOD uitgevoerd kan worden is het denatureren van alcohol. Ethylalcohol heeft een specifiek recht van € 19,20/hectoliter. Gedenatureerde alcohol heeft een specifiek recht van €10/hectoliter. Het tarief van het behandelde product is lager dan die van het invoergoed en dus mag deze handeling in beginsel worden uitgevoerd onder de regeling BOD

Naar boven

13.3 Douanestatus van gemengde producten

Bij alle in paragraaf 13.2 besproken procedures is het mogelijk dat partijen met verschillende douanestatus bij elkaar gevoegd worden. Wat betekent dit voor de douanestatus van de blend? Bij de beantwoording van deze vraag moet onderscheid gemaakt worden tussen gezamenlijke opslag en de overige drie procedures.

Naar boven

13.3.1 Douanestatus na gezamenlijke opslag

Hoewel olieopslagbedrijven vaak over blenden of mengen praten is bij gezamenlijke opslag in een douane-entrepot douanetechnisch geen sprake van menging of blending. Gelijksoortige goederen mogen bij elkaar in één tank worden opgeslagen en behouden hun douane status. Uit het oogpunt van de douane is sprake van twee (of meer) partijen die in één tank worden opgeslagen en die naast elkaar blijven bestaan. Administratief blijft sprake van die twee (of meer) partijen. Bij gezamenlijke opslag ontstaat niet één nieuwe partij, zelfs niet als sprake is van op specificatie brengen.

Bij uitslag moet de entreposeur of de entrepositaris aangeven uit welke partij of partijen de goederen die worden uitgeslagen afkomstig zijn.

Gezamenlijke opslag mag niet tot gevolg hebben dat een douanestatus wordt toegekend aan een hoeveelheid goederen die groter is dan de hoeveelheid goederen met die status die in het douane-entrepot is opgeslagen. De voorraadadministratie moet een juiste toepassing van deze regel waarborgen.

Voorbeeld
Opslagbedrijf A slaat een partij van 1000 ton niet-communautaire stookolie met 1,1 procent zwavel en een partij van 1000 ton communautaire stookolie met 1,9 procent zwavel in één opslagtank op. Bedrijfseconomisch ontstaat één partij van 2000 ton niet-communautaire stookolie met 1,5 procent zwavel. Voor de douane blijven beide originele partijen bestaan.

Aan een afnemer in de EU moet 1200 ton stookolie geleverd worden in het vrije verkeer. Opslagbedrijf A mag nu zelf bepalen vanuit welke partijen hij deze 1200 ton afboekt. In dit geval ligt voor de hand dat eerst de volledige communautaire partij wordt afgeboekt en dat het restant van 200 ton uit de niet-communautaire partij komt, Alleen voor deze 200 ton moet A een aangifte ten invoer doen.

Naar boven

13.3.2 Douanestatus na gebruik van communautair goed in een douaneregeling

Zoals in paragrafen 13.2.2 t/m 13.2.4 beschreven is het zowel bij gebruikelijke behandelingen in douane-entrepot, actieve veredeling (schorsing) als behandeling onder douanetoezicht mogelijk om communautaire goederen te gebruiken. Wat bij alle drie deze regelingen geldt, is dat na behandeling de samenstellende delen niet meer bestaan. Er is één nieuw product overgebleven. Bij het mengen van twee (of meer) partijen minerale olie ontstaat onder één van deze regelingen ontstaat dus één nieuwe partij. Van dat nieuwe product of die nieuwe partij moet worden vastgesteld wat de douanestatus is.

In het CDW wordt in artikel 4 lid 7 en 4 lid 8 aangegeven wat respectievelijk onder communautaire goederen en niet-communautaire goederen verstaan moet worden. Een goed dat deels is samengesteld uit niet-communautaire goederen kan op grond van de definitie in 4 lid 7 CDW niet worden aangemerkt als communautair goed. Het (gebruikelijk) behandelde of veredelingsproduct heeft volledig de niet-communautaire status. Toedeling naar rato van de samenstellende delen is niet mogelijk.

Voorbeeld
Opslagbedrijf B mengt een partij van 1000 ton niet-communautaire stookolie met 1,6% zwavel (GN code 2710 1963) met een partij van 1000 ton communautaire stookolie met 3,6% zwavel (GN code 2710 1969). Er ontstaat één nieuwe partij van 2000 ton met 2,6% zwavel (GN code 2710 1965). De hele partij van 2000 ton heeft de niet-communautaire status.

Naar boven

13.4 Heffingsaspect

Een veel gehoorde opmerking naar aanleiding van bovenstaande is dat deze regel er toe leidt dat ook douanerechten bij invoer moeten worden betaald over de communautaire goederen die bij het mengen of blenden gebruikt zijn. Dit is niet correct. Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, bestaan de oorspronkelijke partijen niet meer. Er is één nieuwe partij met de niet-communautaire status ontstaan. Bij de regelingen douane-entrepot en actieve veredeling zijn in de wetgeving “correctiemechanismen” opgenomen waardoor niet betaald hoeft te worden over de communautaire component in het goed dat in het vrije verkeer wordt gebracht.

Naar boven

13.4.1 Heffing na gebruikelijke behandeling

Als goederen vanuit een douane-entrepot in het vrije verkeer worden gebracht, dan worden de douanerechten normaal gesproken berekend over de douanewaarde van het goed dat daadwerkelijk in het vrije verkeer wordt gebracht. Als goederen na een gebruikelijke behandeling in het vrije verkeer worden gebracht, dan kan belanghebbende verzoeken om toepassing van artikel 112 lid 2 CDW. Voor de vaststelling van de douanerechten wordt dan uitgegaan van de soort goederen, de douanewaarde en de hoeveelheid die in het vrije verkeer zouden worden gebracht als de behandeling niet was uitgevoerd.

Voorbeeld
Opslagbedrijf A mengt een partij van 1000 ton communautaire stookolie met 1,1% zwavel en partij van 2000 ton niet-communautaire stookolie met 1,9% zwavel.
A wil 600 ton in het vrije verkeer brengen en doet een beroep op artikel 112 lid 2 CDW.
De douanerechten worden nu berekend over het niet-communautaire deel in het goed dat in het vrije verkeer wordt gebracht.

Op basis van de mengverhouding is in dit voorbeeld 400 ton van de hoeveelheid die in het vrije verkeer wordt gebracht oorspronkelijk afkomstig uit de niet-communautaire partij stookolie met 1,9% zwavel. Over deze 400 ton moet douanerecht worden afgedragen.

Naar boven

13.4.2 Heffing na actieve veredeling (schorsing)

Als goederen vanuit de douaneregeling actieve veredeling (schorsing) in het vrije verkeer worden gebracht, dan moeten douanerechten worden betaald over de invoergoederen die in het veredelingsproduct zijn verwerkt (artikel 121 CDW). Op deze hoofdregel bestaan een aantal uitzonderingen waarbij geheven wordt over het veredelingsproduct. Deze uitzonderingen staan opgenomen in artikel 122 CDW, maar worden niet nader besproken in dit memo.

Voorbeeld
In dit voorbeeld wordt gebruik gemaakt van fictieve percentages douanerecht.
Opslaghouder A mengt de volgende drie partijen:

  • partij X, 500 ton niet-communautaire stookolie van GN 2710 1961 ,douanewaarde 5000, 2 procent douanerecht (=invoergoed)

  • partij Y: 500 ton niet communautaire stookolie van GN 2710 1965, douanewaarde 5000, 3 procent douanerecht (=invoergoed)

  • partij Z: 500 ton communautaire stookolie GN 2710 1969, waarde 5000.

Hieruit ontstaat één nieuwe partij van 1500 ton niet communautaire stookolie van GN 2710 1963, douanewaarde 15000, 4 procent douanerecht (=veredelingsproduct).

Van deze partij wordt 750 ton in het vrije verkeer gebracht. Op grond van artikel 121 CDW moet douanerecht betaald worden over de invoergoederen die in het veredelingsproduct zijn verwerkt. Dit zijn 250 ton van partij X en 250 ton van partij Y. Het te betalen bedrag aan douanerecht bedraagt € 125
(250/500 x 5000 x 0,02) + (250/500 x 5000 x 0,03)

(Als deze partij tegen het eigen tarief in het vrije verkeer zou worden gebracht, dan moet € 300 douanerecht betaald worden [750/1500 x 15000 x 0,04] ).

Naar boven

13.4.3 Heffing na behandeling onder douanetoezicht

Als goederen vanuit de regeling behandeling onder douanetoezicht in het vrije verkeer worden gebracht, dan moeten douanerechten worden betaald over het goed dat daadwerkelijk in het vrije verkeer wordt gebracht (het behandelde product).Bij BOD is normaal gesproken sprake van een tariefanomalie (tarief van het behandelde product is lager dan het tarief van het invoergoed). Het is een bedrijfseconomische afweging of het voordeel van de tariefanomalie groter is dan het nadeel van betalen over de communautaire component die deel uitmaakt van het behandelde product.

Naar boven

13.5 Restantpartijen in opslagtank

Een bijzonderheid bij de opslag van partijen minerale olie in opslagtanks is dat deze tanks eigenlijk nooit helemaal leeg zijn. Onder in de opslagtank zit een restantpartij, ook wel aangeduid als de hiel of ijzeren voorraad, die alleen uit de tank komt als de tank helemaal schoon gemaakt wordt.

U kunt hierbij denken aan een laag halfzware olie die onder de verwarmingsspiralen in de tank ligt.

Deze restantpartij is soms eigendom van de opslaghouder en niet van diens klanten. Gezien de aard van de opgeslagen goederen en de wijze van opslag is het praktisch gezien onmogelijk om deze restantpartij uit de tank te halen in het kader van normale leveringen. Alleen als de tank helemaal wordt schoongemaakt, kan deze restantpartij of hiel, uit de tank gehaald worden. Pas op het moment dat deze restantpartij uit de tank wordt gehaald wordt de exacte GN-code bepaald.

Opslagtanks worden doorgaans gebruikt voor de opslag van en/of menghandelingen met zowel communautaire als niet-communautaire goederen. Dit kan gebeuren in het kader van gezamenlijke opslag, gebruikelijke behandelingen in douane-entrepot of actieve veredeling. Als een opslagtank gebruikt wordt voor de opslag of het mengen van zowel goederen met communautaire status als niet-communautaire status, dan heeft de restantpartij de niet-communautaire status. Hierdoor wordt voorkomen dat ten onrechte te weinig douanerechten worden afgedragen.

Omdat de restantpartij, de hiel, een ongeveer stabiele hoeveelheid is in de opslagtank, wordt -onder de hierna opgenomen cumulatieve voorwaarden- toegestaan dat deze restantpartij niet betrokken wordt in de verantwoording van de gezamenlijke opslag, de gebruikelijke behandelingen, de behandeling onder douanetoezicht of de actieve veredeling:

  • de grootte van de restantpartij mag maximaal 0,5 procent van de totale opslagcapaciteit van de opslagtank zijn

  • de GN-code van de partijen die op de restantpartij worden gelost, verandert niet, ook al vindt (onbewuste) menging plaats tussen de geloste partij en de restantpartij

  • de restantpartij heeft de niet-communautaire status, tenzij -sinds de laatste keer dat de opslagtank volledig is schoongemaakt- in betreffende opslagtank alleen maar communautaire minerale oliën zijn opgeslagen

  • de partijen die op de restantpartij gelost worden, moeten volledig administratief verantwoord worden (de restantpartij mag niet groeien)

Let op!

De 0,5% is de maximale omvang van de restantpartij, maar mag niet forfaitair worden toegepast. De daadwerkelijke hoeveelheid van de restantpartij (met een maximum van 0,5 procent van de opslagcapaciteit van de betreffende opslagtank) mag buiten beschouwing worden gelaten in de verantwoording.

Let op!

Als niet aan bovenstaande cumulatieve voorwaarden wordt voldaan dan moet de restantpartij in de verantwoording van de opslag of de menghandeling worden meegenomen.

Voorbeeld

Opslagtank: capaciteit 1000 ton
Restantpartij : 5 ton minerale olie X

Gelost: partij a (300 ton minerale olie X) en partij b (350 ton minerale olie Y). Deze twee partijen worden
gemengd tot één nieuwe partij c van 650 ton minerale olie type Y. Deze partij wordt in één keer uitgeleverd.

Administratieve verantwoording:

Beginvoorraad: restantpartij 5 ton X

Lossing partij a en partij b:
bij partij a +300 ton X
bij partij b +350 ton Y

Menging: de restantpartij wordt niet in de verantwoording van de menging betrokken:
af partij a -/- 300 ton X
af partij b -/- 350 ton Y
bij partij c +650 ton Y

Aflevering:
af partij c -/-650 ton Y

Eindvoorraad restantpartij 5 ton X of Y*

*soms wordt de originele GN van de restantpartij aangehouden, soms wordt administratief de GN van de laatste partij (anders dan de restantpartij) aangehouden die in de tank is opgeslagen/gemengd .

Gezamenlijke opslag is normaal gesproken alleen toegestaan als sprake is van identieke goederen. Omdat de exacte GN-code van de restantpartij doorgaans niet bekend is, wordt soms in praktijk de GN-code aan dit restant toegekend dat overeenstemt met de laatste partij die in die opslagtank was opgeslagen. Toegestaan wordt dat communautaire goederen met een afwijkende GN-code worden opgeslagen op de restantpartij. Hierbij wordt geacht dat aan de voorwaarden voor gezamenlijke opslag is voldaan. Dit is alleen toegestaan als de opslagtank leeg is (behalve de restantpartij van maximaal 0,5 procent van de opslagcapaciteit) en als de GN-code, de handelskwaliteit en de technische kenmerken van de geloste partij niet veranderen.

Naar boven