Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

11.00.00 Tijdelijke opslag van goederen

6 Termijn voor tijdelijke opslag

Zoals de naam ‘tijdelijke opslag’ al aangeeft is het slechts mogelijk om de goederen gedurende een relatief korte periode tijdelijk op te slaan.

Hierbij gelden de volgende termijnen:

  • voor goederen die zijn binnengebracht over zee: 45 dagen

  • voor goederen die zijn binnengebracht door de lucht: 20 dagen

  • na beëindigen douanevervoer: 20 dagen

    (hieronder wordt mede begrepen goederen die in Nederland onder geleide van een Carnet TIR via de landsgrenzen van de Europese Unie zijn binnengebracht)

De Douane kan besluiten om een kortere of langere termijn van tijdelijke opslag toe te staan als dit nodig is. Er moet dan wel sprake zijn van bijzondere gevallen.
(artikel 49, lid 2 CDW)

Voorbeeld

Als gevolg van een staking of weersomstandigheden kan de vrachtauto die de goederen komt ophalen niet tijdig beschikbaar zijn.

Er kan nooit sprake zijn van bijzondere omstandigheden als de gemiddelde opslagduur van de goederen langer is dan 45 of 20 dagen. Als behoefte bestaat aan een opslagtermijn van gemiddeld meer dan 45 dagen dan zal één van de andere opslagvormen uit de douanewetgeving gekozen moeten worden (bijvoorbeeld een douane-entrepot).

Verzoeken om een algemene verlenging van de opslagtermijnen kunnen niet worden goedgekeurd.

Naar boven

6.1 Toezicht op opslagtermijnen

De Douane oefent toezicht uit op het naleven van de termijn van tijdelijke opslag. Toezicht kan worden uitgeoefend op basis van gegevens die de Douane voorhanden heeft in haar eigen systemen of op basis van de administratie van de vergunninghouder van een RTO, die de Douane kan inzien.

Bij een dreigend overschrijden van de termijn van tijdelijke opslag neemt de Douane alle maatregelen die nodig zijn om er voor te zorgen dat aan de goederen alsnog een douanebestemming wordt gegeven. In praktijk zal het er meestal op neerkomen dat de houder van de goederen er op wordt gewezen om tijdig een met redenen omkleed verzoek, om verlenging van de termijn voor tijdelijke opslag, in te dienen, en/of hem er op te wijzen dat hij aan de goederen alsnog een douanebestemming moet geven.

Bij overschrijding van de termijn kan de Douane de goederen in bewaring nemen. Hierbij moet de volgende procedure gevolgd worden:

  1. de Douane deelt aan de beheerder en aan andere personen -indien bekend- die als belanghebbende bij de goederen bekend zijn, mee dat een uiterste termijn voor regulering van de situatie is gesteld.

  2. Binnen de gestelde termijn moet de beheerder of een andere belanghebbende de situatie van de goederen reguleren. Dat houdt in dat hij de goederen binnen de gestelde termijn moet aangeven voor een toegelaten douanebestemming. Gebeurt dit niet, dan kan de Douane de goederen in bewaring nemen. De goederen kunnen dan voor risico en rekening van de beheerder of de andere belanghebbende worden overgebracht naar een door de Douane aangegeven plaats. Zij blijven daar totdat aan de wettelijke verplichtingen is voldaan.


    (artikel 53 CDW)

  3. De inspecteur licht de beheerder en de andere belanghebbenden zo spoedig mogelijk schriftelijk in over de inbewaringneming en over de reden(en) daarvoor.

  4. Als een belanghebbende bij de goederen niet bekend is, draagt de inspecteur er zorg voor dat de mededeling in het openbaar wordt gedaan. Dit gebeurt op de wijze die is beschreven in de Algemene douaneregeling.


    (artikelen 56, 57 CDW; artikel 187 TVo.CDW; artikel 1:31 ADW)

Het in bewaring nemen kan leiden tot openbare verkoop of zelfs tot vernietiging van de goederen. De procedure voor het in bewaring nemen van goederen wordt behandeld in onderdeel 5.00.00, ‘Overige bepalingen’, van dit Handboek.

Ontstaan douaneschuld

In plaats van de procedure van in bewaring nemen van de goederen kan bij een overschrijding van de termijn de inspecteur ook een uitnodiging tot betaling (UTB) zenden naar de persoon die gehouden was aan de goederen tijdig een douanebestemming te geven. De UTB ziet op de douaneschuld die op grond van artikel 204, lid 1, letter a CDW is ontstaan. Hierbij is het aanwijzen van de schuldenaar afhankelijk van de situatie. Is sprake van het binnenbrengen van goederen dan is de indiener van de SATO de schuldenaar. Na het beëindigen van de regeling douanevervoer (dv) in de normale procedure is de aangever de schuldenaar. In de situatie van toepassing van de vereenvoudigde procedure toegelaten geadresseerde (TG) is de TG de schuldenaar.

Het ontstaan van de douaneschuld neemt niet weg dat de schuldenaar een beroep kan doen op toepassing van
artikel 859 TVo. CDW (vormen van verzuim zonder werkelijke gevolgen voor de juiste werking van de tijdelijke opslag). Per geval zal moeten worden bezien of deze toepassing terecht is. Meer informatie over het ontstaan van een douaneschuld in samenhang met de nakoming van verplichtingen is opgenomen in onderdeel 28.00.00 van dit Handboek.

Om een omvangrijke administratieve procedure te voorkomen verdient het aanbeveling om, voor zover mogelijk, de persoon die gehouden is aan de goederen tijdig een douanebestemming te geven te informeren over de dreigende termijnoverschrijding. Vindt vervolgens toch termijnoverschrijding plaats dan zal het voor deze persoon niet eenvoudig zijn om duidelijk te maken dat dit geen duidelijke nalatigheid van diens zijde betrof (één van de voorwaarden om vormen van verzuim zonder werkelijke gevolgen te laten).

Bestuurlijke boete

Wanneer voor goederen in tijdelijke opslag waarvoor een SAL is ingediend de formaliteiten welke nodig zijn om deze goederen een douanebestemming te geven niet tijdig worden vervuld, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd op grond van artikel 9:1 ADW.

Naar boven