Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

20.00.00 Uitvoer en wederuitvoer

2 De uitvoer

2.1 Algemeen

De douaneregeling uitvoer maakt het mogelijk dat communautaire goederen het douanegebied van de EU verlaten.

( Artikel 161 lid 1 CDW )

Het gaat bij de douaneregeling uitvoer dus over communautaire goederen, dus goederen die zich bevinden in het vrije verkeer van de EU. Dit kunnen goederen zijn die binnen de EU zijn geproduceerd, geteeld of geoogst, maar ook goederen die eerder in het vrije verkeer zijn gebracht uit niet- EU-landen met betaling van rechten en waarbij eventuele Handelspolitieke maatregelen en/of nationale niet- fiscale voorschriften zijn toegepast om de goederen voor deze douaneregeling te kunnen vrijgeven. Na deze vrijgave bevinden de goederen zich in het vrije verkeer van de EU.

( Artikel 4 lid 7 CDW en artikel 79 lid 1 CDW )

Voor het verlaten van de EU en het toepassen van de douaneregeling uitvoer is het niet van belang of de communautaire goederen definitief, danwel tijdelijk het douanegebied van de EU verlaten. Ook als communautaire goederen bijvoorbeeld bestemd zijn voor een tentoonstelling in New York en later weer zullen terugkeren in het douanegebied van de EU moet gekozen te worden voor de douaneregeling uitvoer. De communautaire wetgeving kent geen douaneregeling “Tijdelijke uitvoer “.

De douaneregeling uitvoer wordt pas geacht volledig tot stand te zijn gekomen als de goederen ook daadwerkelijk het douanegebied van de EU hebben verlaten. Dit verlaten kan via de zee of de lucht zijn, maar ook via de landsgrenzen van de EU. De vrijgave van de communautaire goederen voor het verlaten van het douanegebied is dan ook vaak niet de laatste bemoeienis die de Douane met de goederen heeft. Ook het daadwerkelijk verlaten ( uitgaan ) van het douanegebied moet door de Douane worden vastgesteld. Nadat de communautaire goederen het douanegebied definitief hebben verlaten verliezen zij deze douanestatus en worden geacht niet- communautaire goederen te zijn.

( Artikel 4 lid 7 / 3de streepje CDW )

Komen de eerder uitgevoerde communautaire goederen verwacht of onverwacht, bijvoorbeeld omdat zij zijn geweigerd door de koper buiten het douanegebied van de EU, terug in het douanegebied van de EU, dan moet om voor vrijstelling van rechten in aanmerking te komen een beroep worden gedaan op de modaliteit terugkerende goederen. Bij het vervullen van de formaliteiten voor de douaneregeling uitvoer mag geen T2L of ander bewijs van communautaire status worden gebruikt. Bij de toetsing door de Douane of aan alle voorwaarden om voor de modaliteit terugkerende goederen is voldaan kunnen deze bewijsmogelijkheden dus niet dienen.

(Artikel 184 en artikel 185 CDW en artikel 314 lid 3 Tvo CDW )

Let op!

Worden communautaire goederen vervoerd van de ene lidstaat naar een andere lidstaat van de EU via het grondgebied van een derde land? En vindt dit vervoer plaats onder een de douaneregeling intern communautair douanevervoer, omdat een internationale overeenkomst in de mogelijkheid van deze vervoersvorm voorziet? Dan hoeft geen aangifte ten uitvoer te worden gedaan. Het tijdelijke buiten het douanegebied brengen wordt dan niet gezien als een uitvoer bedoeld in de communautaire wetgeving, omdat de eindbestemming een EU- lidstaat is.

Denk hierbij aan het vervoer van communautaire goederen van Nederland naar de eindebestemming Italië, via het grondgebied van Zwitserland. Met Zwitserland is de Overeenkomst Gemeenschappelijk douanevervoer gesloten ( de internationale overeenkomst), waardoor dit land toestaat dat de douaneregeling intern communautair douanevervoer gebruikt wordt om het vervoer over Zwitsers grondgebied onder toezicht te houden. In de lidstaat van bestemming is het feit dat de goederen onder de douaneregeling intern communautair douanevervoer zijn vervoerd, ook het bewijs dat de goederen de communautaire status hebben.

( Artikel 161 lid 2 CDW , artikel 163 lid 1 en lid 2 a CDW en artikel 314 quater lid 1 Tvo CDW )

Worden communautaire goederen over zee vervoerd tussen twee havens in de EU, dan hoeft ook geen uitvoeraangifte te worden gedaan. Vindt dit vervoer niet plaats door de zogenaamde lijndienst, waardoor de aan boord zijnde goederen de communautaire status worden geacht te bezitten, dan moet in de haven van bestemming de communautaire status worden aangetoond. De douaneregeling intern communautair douanevervoer kan nu niet kan worden toegepast, omdat het vervoer niet plaatsvindt over het grondgebied van een derde land. Dit aantonen van de communautaire status kan nu bijvoorbeeld via het overleggen van de zogenaamde T2L of een ander hiervoor aangewezen bescheid, wat in de lidstaat van vertrek is opgemaakt. Er moet wel een aangifte tot uitklaring worden gedaan.

Door het overleggen van dit T2L of een ander herkomstbescheid in de lidstaat van aankomst vervalt direct het douanetoezicht waaronder de goederen waren geplaatst bij binnenkomst.

(Artikel 161 lid 2 CDW, artikel 164 CDW en artikel 314 quater e.v. Tvo CDW en artikel 37 lid 2 CDW)

Naar boven

2.2 Het belang van een douanecontrole bij uitvoer

De uitvoer van communautaire goederen brengt de toepassing mee van de voor het verlaten van het douanegebied van de EU vastgestelde formaliteiten, met in begrip van de handelspolitieke maatregelen en, in voorkomend geval, de rechten bij uitvoer.

(Artikel 161 lid 1, tweede alinea CDW )

Het belang van een controle van de Douane op de aangifte voor de douaneregeling uitvoer als op het daadwerkelijk verlaten van het douanegebied kan dus zowel fiscaal als niet- fiscaal zijn. Daarnaast geldt dat de Douane bij de uitvoer nog een taak heeft bij het leveren van gegevens voor de handelsstatistiek.

Naar boven

2.2.1 Het fiscale belang

Hoewel er op dit moment geen uitvoerrechten zijn vastgesteld, kunnen deze op elk gewenst moment worden ingesteld als er een tekort van een bepaalde goederensoort op de Europese markt dreigt te ontstaan. Door het instellen van uitvoerrechten wordt dan de uitvoer van deze goederen onaantrekkelijker gemaakt om zo een voldoende hoeveelheid van die goederen op de Europese markt veilig te stellen. Is er een dergelijk recht ingesteld, dan ontstaat de douaneschuld bij uitvoer door het daadwerkelijk verlaten van het douanegebied. Dit middel om de uitvoer te ontmoedigen wordt slechts in uitzonderlijke gevallen ingezet, gezien het grote belang van de exportsector voor de Europese economie.

(Artikel 210 lid 1 en lid 2 CDW )

Ook als er geen douanerechten bij uitvoer zijn vastgesteld, heeft de controle van een uitvoeraangifte en het vaststellen of de daarin opgenomen communautaire goederen ook daadwerkelijk het douanegebied hebben verlaten, toch vaak een direct fiscaal belang.

Voorbeelden van dit belang dat bij de uitvoer kan spelen zijn:

  • Bij uitvoer van accijnsgoederen, waarvan de accijns voldaan is, kan teruggaaf van deze accijns worden gevraagd.

  • Als goederen zijn geplaatst onder de douaneregeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem), kunnen door het controleren van de aangifte ten uitvoer, de vrijgave en het vaststellen dat de goederen definitief zijn uitgegaan, de bij plaatsing onder de douaneregeling betaalde rechten op verzoek van de vergunninghouder worden terugbetaald.
    (Artikel 128 lid 1 en lid 2 CDW en artikel 521 lid 1, tweede streepje Tvo CDW)

  • Ook in andere gevallen dan bij de douaneregeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem)is het door de uitvoer mogelijk om douanerechten terug te krijgen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als blijkt dat een importeur niet door hem bestelde goederen heeft ontvangen en hij deze niet bestelde goederen weigert en retour stuurt. De importeur kan dan, onder andere onder de voorwaarde van uitvoer van de niet bestelde goederen, de douanerechten die verschuldigd zijn geworden door het in het vrije verkeer brengen, terug- of kwijtgescholden krijgen.
    (Artikel 238 CDW)

  • Bij uitvoer van goederen kan de ondernemer die de goederen uitvoert, aanspraak maken op het nultarief voor de omzetbelasting. Voor niet in de EU wonende particulieren geldt ook de mogelijkheid van teruggaaf van omzetbelasting. Klik hier voor een beschrijving van de procedure die dan van toepassing is.

  • In het kader van het Gemeenschappelijke landbouwbeleid kan voor bepaalde landbouwgoederen bij uitvoer landbouwrestitutie worden verleend. Omdat een van de eisen om voor restitutie in aanmerking te komen het feit is dat de goederen communautair moeten zijn, is ook hier sprake van een aangifte ten uitvoer.

  • Ook kan het bij uitvoer noodzakelijk zijn de identiteit van goederen vast te stellen, bijvoorbeeld als de communautaire goederen slechts tijdelijk uit het douanegebied worden uitgevoerd en daarna weer in het vrije verkeer worden gebracht of als het gaat om goederen die zullen n worden veredeld in het kader van de douaneregeling passieve veredeling.

Let op!

Een aangifte voor passieve veredeling wordt als een specifieke aangifte gezien voor deze douaneregeling en niet als een uitvoeraangifte, hoewel het gaat om communautaire goederen die het douanegebied van EU tijdelijk verlaten. Deze aangifte richt zich vervolgens wel naar de regels geldend voor een uitvoeraangifte.

( artikel 589 lid 1 Tvo CDW )

Dit geldt ook voor de aangifte die gedaan moet worden voor communautaire goederen die als equivalente goederen worden uitgevoerd in de modaliteit Actieve Veredeling, equivalentieverkeer met voorafgaande uitvoer. Ook hier is sprake van een specifieke aangifte in het kader van deze modaliteit en niet van een uitvoeraangifte.

(Artikel 162 lid 2 CDW, artikel 145 lid 1 CDW en artikel 115 lid 1 letter b CDW )

Naar boven

2.2.2 Het niet fiscale belang

Ook zogenaamde Handelspolitieke Maatregelen ( hierna HPM ) kunnen een rol spelen bij de uitvoer van de communautaire goederen. Dit zijn niet – tarifaire maatregelen die door de EU zijn ingesteld zoals uitvoerverboden, kwantitatieve beperkingen etc. Naast de om economische redenen ingestelde maatregelen ter bescherming van de EU- economie, kunnen hier ook politieke of veiligheidsmaatregelen onder vallen, zoals het instellen van een handelsembargo. Een handelspolitieke maatregel heeft als kenmerk dat deze gebaseerd is op het Europese Unie recht. Nationale maatregelen vallen nadrukkelijk niet onder dit begrip, maar kunnen worden beschouwd als gebaseerd op de formaliteiten die die nodig zijn om de goederen het douanegebied te laten verlaten.

( Artikel 1 lid 7 Tvo CDW en artikel 161 lid 1, tweede alinea CDW )

Naast de door de EU ingestelde HPM kunnen dus de nationale niet-fiscale voorschriften op het gebied van Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu bij de uitvoer van communautaire goederen een rol spelen. De communautaire wetgever maakt het mogelijk dat bij een controle van een aangifte ten uitvoer ook de handhaving van deze nationale voorschriften onderdeel van de controle uitmaakt, voordat de goederen voor de douaneregeling uitvoer kunnen worden vrijgegeven.

(Artikel 58 lid 2 CDW)

Enkele voorbeelden van situaties waarbij deze wetgeving een rol speelt:

  • Bij de uitvoer van afval is een vergunning vereist van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

  • Bij de uitvoer van vlees is een gezondheidscertificaat vereist van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

  • Bij de uitvoer van een auto moet het kenteken afgemeld worden in het kentekenregister.

De Douane behandelt de uitvoeraangifte niet en zal de goederen niet vrijgeven als de vereiste documenten op het gebied van veiligheid, gezondheid, economie of milieu niet aanwezig zijn.

De wetten en voorschriften die bij de uitvoer van toepassing kunnen staan in Bijlage b van de Algemene Douanewet. Dit is verder uitgewerkt in het Handboek VGEM.

Naar boven

2.2.3 Statistiek

Het verzamelen van gegevens over de uitvoer gebeurt in Nederland door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS krijgt die gegevens over de uitvoer van de Douane, die de gegevens geautomatiseerd aangeleverd, rechtstreeks vanuit het aangiftesysteem.

Naar boven

2.3 Veiligheid van de uitgaande goederenstroom (safety en security) en risicogerichte controles.

Naast de al hierboven genoemde belangen voor de controle op de uitvoer van communautaire goederen heeft de Douane een extra taak gericht op de algemene veiligheid van de uitgaande goederenstroom, ook gelet op mogelijke ongewenste bestemmingen voor deze goederen. De ontwikkelingen in de wereld, m.n. dreiging van terroristische aanslagen, burgeroorlogen in bepaalde landen en gebieden, hebben er toe geleid dat ook meer de nadruk op veiligheid moet worden gelegd bij uitvoer van communautaire goederen. Hierdoor wordt geprobeerd voor zowel de EU, haar burgers, maar ook voor de handelspartners van de EU de risico’s zo klein mogelijk te houden.

In het Communautair Douanewetboek is dan ook vastgelegd dat bij de uitvoer zogenaamde veiligheidsgegevens in de uitvoeraangiften vermeld moeten worden en de controles hierop op basis van op risicoanalyse gebaseerde informatie uitgevoerd moeten worden. Ook voor communautaire goederen die slechts tijdelijk de EU verlaten geldt de verplichting voor het opnemen van veiligheidsgegevens in de uitvoeraangifte. Wordt deze aangifte eventueel gedaan door de overlegging van een Carnet ATA, dan moet deze aangifte ook op veiligheidsaspecten worden gecontroleerd.

(Artikel 182 bis lid 1 CDW, artikel 182 ter lid 3 CDW en artikel 182 quinquis lid 1 CDW ).

Let op!

Noorwegen, Zwitserland (inclusief Liechtenstein) en Andorra maken geen deel uit van de EU. Ze behoren wel tot het zogenoemde veiligheidsgebied van de EU.

Gaan de goederen naar een van deze landen? Dan zijn geen veiligheidsgegevens vereist in de uitvoeraangifte. Gaan de goederen via één van deze landen naar een land dat niet behoort tot het veiligheidsgebied van de EU? Dan moeten de veiligheidsgegevens wel zijn vermeld in de uitvoeraangifte.

Let op!

IJsland behoort niet tot het veiligheidsgebied. Voor goederen naar dit land moet dus een summiere aangifte bij uitgang worden gedaan.

De in de aangifte te verstrekken gegevens gericht op de veiligheid zijn dezelfde als de gegevens die moeten worden opgenomen in een summiere aangifte bij uitgang. Dit betekent dat ook voor een uitvoeraangifte bijlage 30 bis Tvo CDW van toepassing is. Dit levert geen problemen op, omdat bijlage 30 bis Tvo CDW de gegevensset deelt met de voor de invulling van een uitvoeraangifte verplicht te vermelden gegevens.

Wordt een uitvoeraangifte gedaan, dan hoeft geen summiere aangifte bij uitgang meer te worden gedaan, omdat de veiligheidsgegevens via de uitvoeraangifte al aan de Douane kenbaar zijn gemaakt en gecontroleerd zijn.

( Artikel 842 ter lid 1 Tvo CDW en artikel 182 bis lid 1 CDW )

Wordt de uitvoeraangifte gedaan door een AEO- gecertificeerd bedrijf, dat in bezit is van een AEO- certificaat Veiligheid ( AEO- S ) danwel een AEO- certificaat douanevereenvoudigingen/ veiligheid ( AEO- F ) kan toegestaan worden dat een beperkte gegevensset van de veiligheidsgegevens deel uitmaakt van de uitvoeraangifte.

(Artikel 5 bis lid 1 CDW, artikel 14 bis lid 1 letters b en c Tvo CDW en artikel 14 ter lid 3 Tvo CDW )

Omdat de controle op de veiligheid gebaseerd moet zijn op een risicoanalyse en de Douane de tijd moet krijgen de eventuele controles goed en gericht uit te voeren, is wettelijk bepaald dat een aangifte ten uitvoer binnen een bepaalde tijd voor vertrek gericht op het verlaten van het douanegebied, bij de Douane moet zijn ingediend. Slechts na deze risico- analyse en het uitvoeren van de eventuele controles kunnen de goederen voor uitvoer worden vrijgegeven.

In bijlage1 bij dit handboekonderdeel is een tabel opgenomen met daarin per vervoersmodaliteit de wettelijk vastgestelde tijden van inlevering van de aangifte ten uitvoer.

Let op!

In Nederland wordt niet actief gehandhaafd op de bovenstaande termijnen. Er is ook geen strafbepaling in de nationale wetgeving opgenomen.

( Artikel 592 ter Tvo CDW en artikel 592 sexies Tvo CDW )

Er zijn goederen waarvoor bij uitvoer geen uitvoeraangifte hoeft te worden ingeleverd of waarvoor volgens de wetgeving volstaan kan worden met een mondelinge danwel een aangifte door enige handeling. Het gaat hier bijvoorbeeld om goederen als elektriciteit, brieven, persoonlijke bagage voor reizigers etc. Dit zou betekenen dat in de gevallen dat geen uitvoeraangifte verplicht is gesteld, een summiere aangifte bij uitgang moet worden gedaan, omdat er dan geen veiligheidsgegevens bij de Douane worden ingeleverd via de aangifte ten uitvoer. De wetgever heeft echter bepaald dat voor deze specifieke goederen of wijzen van aangifte doen ook geen summiere aangifte hoeft te worden ingeleverd en dat de uitvoer van de goederen ook niet binnen een bepaalde termijn aan de Douane kenbaar hoeft te worden gemaakt.

( Artikel 592 bis Tvo CDW, artikel 592 ter lid 1 Tvo CDW en artikel 842 bis lid 4 letter a Tvo CDW )

Naar boven

2.4 De formaliteiten bij uitvoer

2.4.1 Algemeen

Uitvoer is een douaneregeling, waardoor een douane-aangifte moet worden gedaan. De aangifte kan worden gezien als het verzoek van de aangever aan de Douane om de douaneregeling uitvoer, gericht op het verlaten van het douanegebied, voor de in de aangifte vermelde goederen en naar het opgegeven land van bestemming, toe te staan.

(Artikel 4 lid 16 letter h CDW en artikel 59 lid 1 CDW )

Om de Douane de mogelijkheid te geven het verzoek zo goed mogelijk te kunnen beoordelen, is door de wetgever exact omschreven hoe de aangifte er moet uit zien, bijvoorbeeld de wijze van invulling, welke bescheiden naast de aangifte moeten worden overlegd en wie aangever moet zijn.

Omdat voor het doen van aangiften voor alle douaneregelingen horizontale bepalingen van toepassing zijn en deze al uitgebreid beschreven zijn in onderdeel 12.00.00 van dit handboek, worden hieronder slechts die begrippen, formaliteiten en procedures beschreven die specifiek zijn voor de uitvoer of die een bepaalde specifieke invulling kennen.

Naar boven

2.4.2 De elektronische aangifte ten uitvoer

In dit handboekonderdeel wordt standaard uitgegaan van het doen van een elektronische aangifte voor de uitvoer via het systeem DSU, omdat deze vorm van de aangifte ten uitvoer verplicht is.

(Artikel 61 letter b CDW en artikel 787 lid 1 Tvo CDW )

Voor het doen van een elektronische aangifte is het een vergunning voor het gebruik van het aangiftesysteem Douane Sagitta Uitvoer ( DSU ) verplicht. Dit aangiftesysteem zal op termijn worden vervangen door het aangiftesysteem AGS.

( Artikel 4 bis Tvo CDW en artikel 1: 11 ADR )

Voor het doen van een aangifte in de normale procedure met het systeem DSU gelden twee aangiftefunctionaliteiten, die verder geen basis hebben in de wetgeving, maar slechts functionaliteiten zijn binnen het systeem DSU:

  • De situatie Te laden:

Bij deze functionaliteit staan de goederen die zijn aangegeven gereed op een in de vergunning vermelde locatie, veelal het bedrijf van de vergunninghouder Douane Sagitta Uitvoer ( DSU ) . Voor de aangiften ten (weder)uitvoer, die gedaan zijn in de normale procedure, bestaat geen reactietijd. Het tijdstip van controle wordt in overleg met de aangever / exporteur vastgesteld. Voor de aangiften ten (weder)uitvoer, die gedaan zijn in de vereenvoudigde procedure (vereenvoudigde aangifte of domiciliëringsprocedure) geldt de tijd die is opgenomen in de vergunning voor deze vereenvoudigde procedure.”

De situatie Geladen:

Deze functionaliteit kent als basis dat de goederen moeten worden aangebracht op het douanekantoor voordat de aangifte wordt gedaan en aanvaard. Het wordt toegestaan om, ook als goederen op een andere locatie staan dan het douanekantoor en de aangever eigenlijk de functionaliteit “Te Laden“ moet toepassen, aangifte te doen in de functionaliteit “geladen “. Voordeel voor de aangever is nu niet hoeft te wachten met laden tot tijdstip “einde laden”, waardoor hij, als er geen douane- controle hoeft plaats te vinden, direct toestemming tot wegvoering krijgt. Hij kan dus direct beginnen met het logistieke proces. Is een douanecontrole noodzakelijk dan mogen de goederen uiteraard niet worden weggevoerd en loopt de aangever het risico dat de goederen uit het vervoermiddel moeten worden gelost.

Verdere informatie over reactietijden kan worden gevonden op www.douane.nl

Let op!

De situatie geladen betekent niet dat de goederen ook daadwerkelijk in het vervoermiddel geladen moeten zijn. Het aanwezig zijn van het vervoermiddel hoort niet tot de eisen die aan de aanvaarding van een aangifte zijn gesteld o.g.v. de artikelen 62 en 63 CDW. Slechts de aanwezigheid van de goederen op een in de aangifte aangewezen laadlocatie is bepalend en niet waar de goederen zich in bevinden. De aangever moet uiteraard wel de goederen voor de daadwerkelijke opname kunnen aanwijzen aan de ambtenaren. De locatie van de goederen kan bijvoorbeeld een opslagruimte of een laadplatform zijn.

Na de invoering van AGS voor het doen van uitvoeraangiften en wederuitvoeraangiften zullen de “Te Laden en Geladen “- functionaliteiten komen te vervallen.

Voor de domiciliëringsprocedure uitvoer wordt verwezen naar paragraaf 2.8. van dit handboekonderdeel.

Naar boven

2.4.3 De exporteur

Spil in het proces bij het kiezen van de douaneregeling uitvoer is de persoon van exporteur. Dit is de persoon die in principe op eigen naam en voor eigen rekening de aangifte ten uitvoer moet doen en die op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer eigenaar is van de betrokken goederen of die die gelijkaardig beschikkingsrecht over de goederen heeft. In de EU wetgeving ontbreekt een definitie van de begrippen eigenaar en gelijkaardig beschikkingsrecht. Veelal wordt voor de invulling van deze begrippen gekeken welke persoon daadwerkelijk de beslissing neemt de goederen uit het douanegebied uit te voeren en hiervoor contracten heeft afgesloten met vervoerders en kopers. Deze persoon is dan vervolgens aan te merken als exporteur volgens de douanewetgeving. Ook kan de gebruikte leveringsconditie een indicatie zijn om te bepalen wie het beschikkingsrecht over de goederen heeft. Zo wijst de leveringsconditie Ex Works op het feit dat niet meer de eigenlijke fabrikant de exporteur is, maar degene die de goederen van hem gekocht heeft.

Voorbeeld

Een bedrijf in Delfzijl verkoopt goederen aan een bedrijf in Amerika. Het sluit hiervoor contracten af met vervoerders en de koper in Amerika. Het eigendomsrecht van de goederen gaat pas in Amerika over op het Amerikaanse bedrijf. Het bedrijf in Delfzijl is nu de exporteur. De uitvoeraangifte wordt in principe op naam en voor rekening van dit bedrijf gedaan omdat zij op het moment van aanvaarding van de aangifte ook eigenaar van de goederen is.

(Artikel 161 lid 5 CDW en artikel 788 lid 1 Tvo CDW )

Het kan voorkomen dat het eigendomsrecht op het moment van de aanvaarding van de aangifte berust bij een persoon die buiten de EU gevestigd is, bijvoorbeeld als de leveringsconditie EX Works is. Het bedrijf gevestigd in de EU neemt wel de uitvoerformaliteiten voor zijn rekening. Is dit het geval dan wordt de overeenkomstsluitende partij in de EU aangemerkt als exporteur. Deze laatste doet dan op eigen naam en voor eigen rekening de aangifte tot uitvoer. Ze wordt nu geacht gelijkaardig beschikkingsrecht te hebben.

( artikel 788 lid 2 Tvo CDW )

Voorbeeld

Het bedrijf in Delfzijl verkoopt goederen aan bedrijf in Argentinië. Dit bedrijf wordt al bij het verlaten de goederen uit de fabriek eigenaar van de goederen. Het bedrijf in Delfzijl in nu de exporteur, omdat dit bedrijf de partij is die de overeenkomst met het bedrijf in Argentinië heeft afgesloten en in de EU is gevestigd en de uitvoerformaliteiten zal nakomen.

Uiteraard kan het ook voorkomen dat het niet EU- bedrijf zelf de uitvoerformaliteiten wil uitvoeren, nadat de goederen de fabriek hebben verlaten en zij al eigenaar is geworden. In dat geval wordt het niet in de EU gevestigd bedrijf aangemerkt als exporteur, omdat het EU bedrijf geen beschikkingsrecht meer over de goederen heeft. Omdat het niet in de EU gevestigde bedrijf niet op eigen naam en voor eigen rekening aangifte kan doen, omdat zij niet voldoet aan de eis dat een aangever in de Eu gevestigd moet zijn, zal zij zich bij het doen van de aangifte indirect moeten laten vertegenwoordigen.

(Artikel 64 lid 2 letter b CDW en artikel 5 CDW)

Worden communautaire goederen in de EU verkocht aan privépersonen die niet in de EU gevestigd zijn, dan kan artikel 788 Tvo CDW niet dwingend worden toegepast. Er is dan geen sprake van een nadrukkelijke koopovereenkomst zoals de communautaire wetgever bedoelt. Uiteraard kan de verkoper wel kiezen om als exporteur op te treden en de aangifte op eigen naam en voor eigen rekening te doen.

Doet de verkoper dit niet, dan is nu de koper degene die als aangever kan optreden. Omdat het gaat om zogenaamde incidentele gevallen dan kan de afzien van de eis dat een aangever in de EU gevestigd moet zijn.

( Artikel 64 lid 2 letter b tweede streepje CDW)

De invulling van het begrip exporteur speelt ook een grote rol bij de bepaling bij welk douanekantoor de aangifte ten uitvoer moet worden ingediend. Zie paragraaf 2.4.6. van dit handboekonderdeel.

Naar boven

2.4.4 De aangever

De wettelijke hoofdregel dat als aangever kan optreden iedere persoon die in staat is de goederen bij de Douane aan te brengen en alle benodigde bescheiden voor de toepassing van de douaneregeling kan overleggen, geldt niet voor de douaneregeling uitvoer. De aanvaarding van een aangifte ten uitvoer brengt namelijk bijzondere verplichtingen voor een bepaalde persoon met zich mee, die ook doorlopen na de vrijgave van de communautaire goederen voor de douaneregeling, waardoor de aangifte gedaan moet worden door de persoon of voor rekening van de persoon die deze verplichtingen ook kan nakomen en hierop ook kan worden aangesproken bij het niet nakomen.

Deze persoon is in het geval van een aangifte ten uitvoer in principe de exporteur, als bedoeld bij paragraaf 2.4.3

(Artikel 64 lid 1 CDW en artikel 64 lid 2 CDW )

Verplichtingen die rusten op de persoon van de exporteur in zijn rol als aangever zijn:

  • De communautaire goederen moeten na de vrijgave de EU verlaten in dezelfde staat als waarin ze zich bevonden op het moment van aanvaarding van de aangifte en

  • De voor uitvoer vrijgegeven communautaire goederen moeten binnen 90 dagen na de vrijgave het douanegebied van de EU hebben verlaten

  • De goederen moeten worden aangebracht op het kantoor van uitgang

(Artikel 162 CDW, artikel 793 Tvo CDW en artikel 796 quinquis lid 1 Tvo CDW )

Voorbeeld

Het bedrijf uit Delfzijl verkoopt communautaire goederen aan een bedrijf in Argentinië. Dit laatste bedrijf wordt pas eigenaar van de goederen als deze in Argentinië zijn afgeleverd. Het bedrijf in Delfzijl heeft na de vrijgave voor de uitvoer nu de verplichting dat de goederen in dezelfde staat de EU verlaten als waarin zij zich bevonden bij de aanvaarding van de aangifte en zorgen dat deze binnen 90 dagen het douanegebied van de EU verlaten. Het bedrijf in Delfzijl moet nu de aangifte ten uitvoer doen en als aangever in de aangifte zijn opgenomen.

Naar boven

2.4.5 Vertegenwoordiging

Uiteraard kan de persoon die als aangever moet optreden volgens de communautaire wetgeving zich bij het doen van de aangifte laten vertegenwoordigen. Veelal dragen exporteurs geen kennis van douanevoorschriften en roepen ze de hulp in van hierin gespecialiseerde bedrijven, zoals logistiek dienstverleners.

(Artikel 64 lid 1 CDW en artikel 5 CDW )

De vertegenwoordiging bij het doen van een aangifte ten uitvoer kent twee vormen:

a. Directe vertegenwoordiging

Bij deze vorm van vertegenwoordiging handelt de vertegenwoordiger bij het doen van de aangifte op naam en voor rekening van de vertegenwoordigde. Deze laatste blijft dan aangever, zoals de wetgeving ook heeft voorgeschreven voor het doen van een aangifte ten uitvoer.

(Artikel 5 lid 1 en lid 2 eerste streepje CDW )

Voorbeeld

Het bedrijf uit Delfzijl verkoopt goederen aan een bedrijf in Colombia. Voor het doen van de aangifte schakelt zij een logistiek dienstverlener in. Gelet op het feit dat het bedrijf uit Delfzijl degene is op wie o.a. de verplichting rust om de communautaire goederen na de vrijgave in dezelfde staat als bij aanvaarding het douanegebied te doen verlaten, doet de logistieke dienstverlener de aangifte in directe vertegenwoordiging, namelijk op naam en voor rekening voor het bedrijf in Delfzijl. Deze is nu de aangever.

b. Indirecte vertegenwoordiging

Bij deze vorm van vertegenwoordiging handelt de vertegenwoordiger in eigen naam, maar voor rekening van een ander. De vertegenwoordiger wordt dan aangever, degene die vertegenwoordigd wordt ( mede ) verantwoordelijk voor de na te komen verplichtingen. Deze vorm van vertegenwoordiging komt vaak voor als het eigendomsrecht in de EU al is overgegaan op een niet in de EU gevestigd bedrijf en dit bedrijf zelf de aangifte wil doen. Uiteraard zou het mogelijk zijn dat de overeenkomstsluitende partij in de EU de aangifte doet, maar soms is dit niet mogelijk of wenselijk.

(Artikel 64 lid 2 letter b CDW en artikel 5 lid 1 lid 2 tweede streepje CDW )

Voorbeeld

Een Amerikaans bedrijf koopt in de EU bij diverse bedrijven communautaire goederen en verzamelt deze op een bepaalde locatie. Zij verkrijgt direct bij de overdracht in de EU al het eigendomsrecht over de goederen. Indien voldoende goederen zijn verzameld vindt het transport naar de USA plaats. De communautaire bedrijven hebben geen bemoeienis meer met de goederen en willen de uitvoeraangifte niet doen.

Het Amerikaanse bedrijf kan nu niet op eigen naam en voor eigen rekening een aangifte doen en zich ook niet direct laten vertegenwoordigen, omdat zij als aangever in de EU gevestigd moet zijn. De ingeschakelde logistieke dienstverlener doet de aangifte nu in indirecte vertegenwoordiging. Zij wordt hiermee aangever, maar de verplichtingen rusten ( mede ) op het Amerikaanse bedrijf.

Zie verder voor de vertegenwoordiging Handboek deel 2.00.00.

Naar boven

2.4.6 Plaats waar de uitvoeraangifte moet worden gedaan

In de paragraaf 2.4.6. van dit handboekonderdeel is al gewezen op het feit dat de plaats waar de exporteur is gevestigd, bepalend is voor de beantwoording van de vraag op welk kantoor de aangifte ten uitvoer moet worden gedaan. Dit kantoor staat bekend als het kantoor van uitvoer.

(Artikel 161 lid 5 CDW en artikel 4 lid 4 quater CDW )

Welk kantoor dit is of kan zijn, is door de communautaire wetgever dwingend voorgeschreven. Doel van dit dwingend voorschrijven is gelegen in het feit dat de wetgever vindt dat een goede douanecontrole het beste kan plaatsvinden op een douanelocatie dicht waar de exporteur is gevestigd en waar de goederen nog niet voor het uitgaan uit de EU op dusdanige wijze zijn verpakt dat door een douane- controle het logistieke proces wordt verstoord. Als bijkomend voordeel van het aanwijzen van deze plaats waar de aangifte moet worden gedaan, is het feit dat hiermee het aantal ingediende aangiften op kantoren van uitgang wordt beperkt. Dit kantoor is gedefinieerd als het laatste kantoor, voordat de goederen het douanegebied van de EU definitief verlaten.

(Artikel 4 lid 4 quinquis CDW)

Let op!

Is sprake van de functionaliteit “Te laden” of van een vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer, dan ligt het kantoor van uitvoer vast in de vergunning Douane Sagitta Uitvoer ( DSU ) . De vaststelling van kantoor van uitvoer heeft dan al bij de vergunningverlening plaatsgevonden.

Voor het bepalen van het bevoegde douanekantoor zijn drie plaatsen aan te wijzen, die nevenschikkend zijn. Alle drie de plaatsen zijn locaties die een rol kunnen spelen binnen het logistieke proces van uitvoer. De exporteur is vrij om te beslissen van welk van deze onderstaande plaatsen hij gebruikt wil maken bij de bepaling welk kantoor van uitvoer bevoegd is voor de behandeling van zijn uitvoeraangifte.

  1. Het kantoor bevoegd over de plaats waar de exporteur is gevestigd.

Voor de bepaling van de plaats waar de exporteur is gevestigd kan artikel 788 Tvo CDW worden toegepast. Het kantoor dat bevoegd is over vestigingsplaats van degene die met toepassing van dit artikel als exporteur wordt aangemerkt is nu het kantoor van uitvoer en hier moet de uitvoeraangifte worden gedaan. Zijn de communautaire goederen al direct eigendom geworden van een niet in de EU gevestigde koper, dan kan de exporteur toch als aangever optreden en moet de aangifte ook worden gedaan op het douanekantoor bevoegd over zijn vestigingslocatie.

( artikel 788 lid 2 Tvo CDW )

Zijn de communautaire goederen direct na de verkoop al eigendom van een bedrijf gevestigd buiten de EU en laat dit bedrijf zich voor het doen van de aangifte indirect vertegenwoordigen, dan bepaalt de locatie waar de goederen zich bevinden op het moment van het doen van de aangifte bij welk kantoor van uitvoer de aangifte moet worden gedaan.

Bij de bepaling welk kantoor van uitvoer bevoegd is kan het begrip onderaannemer een rol spelen. Deze persoon is op aanwijzing van de exporteur belast met bijvoorbeeld het verpakken van de voor uitvoer bestemde en/ of het vervoer van de communautaire goederen buiten het douanegebied van de EU. Toegestaan kan worden dat de aangifte ten uitvoer ook gedaan kan worden bij het kantoor van uitvoer bevoegd over de vestigingslocatie van onderaannemer.

Een onderaannemer is voor de communautaire wetgeving nooit de exporteur, dit blijft de opdrachtgever van deze onderaannemer en de opdrachtgever is dan de persoon die de aangifte in principe zal moeten doen. Het begrip onderaannemer speelt dan ook alleen maar een rol bij het bepalen welk kantoor van uitvoer, naast het kantoor bevoegd over de vestigingslocatie van de exporteur, ook bevoegd kan zijn.

( Artikel 789 Tvo CDW )

Voorbeeld

Een bedrijf in Amsterdam verkoopt machines. Deze machines vervaardigt zij echter niet zelf, maar deze worden in opdracht van het Amsterdamse bedrijf vervaardigd door een bedrijf in Vlissingen. Het Amsterdamse bedrijf verkoopt een machine aan een bedrijf in Marokko. Het Amsterdamse bedrijf is nu als eigenaar en als overeenkomstsluitende partij aan te merken en dus als exporteur. De aangifte zou dus nu gedaan moeten worden bij het kantoor van uitvoer bevoegd over Amsterdam, waar het bedrijf is gevestigd. De machine wordt echter rechtstreeks vanuit Vlissingen verscheept naar Marokko. Voor het doen van een aangifte zou de machine dan bij de Douane in Amsterdam moeten worden aangebracht en dus eerst van Vlissingen naar Amsterdam moeten worden vervoerd.

Om deze vertraging in het logistieke proces te vermijden, wordt het bedrijf in Vlissingen nu aangemerkt als onderaannemer voor deze transactie. De aangifte ten uitvoer kan nu worden gedaan bij het kantoor van uitvoer bevoegd over Vlissingen. Aangever is en blijft het bedrijf in Amsterdam.

De toepassing van het begrip onderaanneming geldt ook als deze zich bevindt in een andere lidstaat als de exporteur. Zo kan een bedrijf in Parijs onderaannemer zijn van de exporteur in Amsterdam. De aangifte ten uitvoer mag dan bij het kantoor van uitvoer bevoegd over Parijs worden gedaan.

Let op!

In een aantal gevallen mag de aangifte altijd worden gedaan op het kantoor van uitgang, mits de goederen niet aan verboden of beperkte maatregelen zijn onderworpen en de douanewaarde per zending niet meer dan 3.000 euro bedraagt.

( Artikel 794 lid 1 Tvo.CDW)

In door de wetgever aangewezen gevallen mag een aangifte mondeling worden gedaan, zowel door particulieren als door bedrijven die goederen commercieel uitvoeren. Deze aangiften moet ook op het kantoor van uitgang worden gedaan.

Zie verder paragraaf 2.6. van dit handboekonderdeel.

(Artikel 61 letter C CDW,
artikel 226 Tvo CDW en
artikel 794 lid 2 Tvo CDW)

Gaat het om door reizigers in de EU gekochte goederen voor privédoeleinden en bevinden die goederen zich bij vertrek uit de EU in hun persoonlijke bagage, dan mag de aangifte ten uitvoer door enige andere handeling worden gedaan. Deze aangifte moet door zijn aard altijd op het kantoor van uitgang worden gedaan.

Deze vorm van aangifte doen worden beschreven in paragraaf 2.7. van dit handboekonderdeel.

(Artikel 61 letter C CDW, artikel 231 letter a Tvo.CDW)

  1. b. Het kantoor bevoegd over de plaats waar de goederen zijn verpakt

Worden goederen voor het transport naar een derde land door de exporteur afgeleverd bij een bedrijf dat voor een deugdelijke verpakking zorg zal dragen, dan kan de aangifte ten uitvoer ook worden gedaan bij het kantoor van uitvoer bevoegd over de plaats waar dit verpakkende bedrijf is gevestigd. Onder dit verpakken valt niet het inladen in een container of het opstapelen op pallets. Voor de hiervoor bedoelde verpakking moet het gaan om specifieke verpakkingen voor de uit te voeren goederen zoals speciale dozen of kisten.

Door de aanwijzing van het douanekantoor waaronder de verpakkende ondernemer valt als kantoor van uitvoer, maakt de wetgever het vooral mogelijk dat de goederen door de Douane worden gecontroleerd voordat deze op een specifieke manier worden verpakt. Hierdoor wordt bereikt dat geen ingrijpende douanecontrole meer hoeft plaats te vinden als de goederen eenmaal speciaal verpakt zijn en door het openen schade kan optreden en vertragingen in het logistieke proces.

  1. c. Het kantoor bevoegd over de plaats waar de goederen met het oog op de uitvoer in of op het vervoermiddel worden geladen.

Deze mogelijkheid richt zich op het in de logistiek gangbaar zijn van het verzamelen van meerdere zendingen op een plaats met het oog op gezamenlijk transport. Ook deze bepaling richt zich weer op een doelmatige douanecontrole, zodat later in de logistieke keten geen oponthoud meer hoeft plaats te vinden.

Nadrukkelijk wordt er op gewezen dat deze plaats de eerste plaats van belading is in de uitvoerketen. Er moet voorkomen worden dat de aangifte voor deze zendingen toch op het kantoor van uitgang gedaan gaan worden.

Voorbeeld

Een bedrijf in Arnhem vervoert goederen bestemd voor Amerika naar een logistiek knooppunt in Utrecht. Daar wordt de zending samengevoegd in een container met andere zendingen voor Amerika. De container wordt vervolgens vervoerd naar Rotterdam om daar met containers komende vanuit diverse lidstaten aan boord van een uitgaand schip te worden geladen. Utrecht is hier nu de eerste plaats van belading en de aangifte moet dan ook bij het kantoor van uitvoer bevoegd over Utrecht worden gedaan. Rotterdam is hier nadrukkelijk dus niet aan te merken aan plaats van laden voor de communautaire wetgeving.

Naar boven

2.4.7 Afwijken van plaats waar de uitvoeraangifte gedaan moet worden

Niet in alle lidstaten is het mogelijk invulling te geven aan de toepassing van artikel 161 lid 5 CDW. Als er bijvoorbeeld geen binnenlandse kantoren van uitvoer zijn, kan uiteraard niet worden verwacht dat daar de aangiften ten uitvoer wordt gedaan. In dat geval mag een lidstaat andere douanekantoren van uitvoer aanwijzen.

Artikel 790 Tvo CDW

Ook als gerechtvaardigde redenen zich verzetten tegen aangifte doen op een van de plaatsen als aangewezen in artikel 161 lid 5 CDW, kunnen de douane- autoriteiten bepalen dat de aangifte op een ander kantoor mag worden gedaan. Per geval moeten de gerechtvaardigde redenen worden opgegeven door de exporteur, zodat de autoriteiten een beslissing kunnen nemen.

Voorbeeld

Een bedrijf uit Frankrijk vervoert communautaire goederen naar Delfzijl, dat is op dat moment de eindbestemming van de goederen. Aangekomen in Delfzijl worden de goederen door het Franse bedrijf alsnog verkocht aan een bedrijf in Canada. Volgens de wetgeving zouden de goederen nu teruggevoerd moeten worden naar Frankrijk om daar de uitvoeraangifte te doen, omdat daar de exporteur is gevestigd. Daar dit uiteraard hoge kosten met zich brengt en vertragingen in het logistieke proces, wordt dit nu gezien als gerechtvaardigde reden om de goederen in Delfzijl ten uitvoer aan te geven.

In Nederland wordt de toestemming om in bepaalde situaties aangifte ten uitvoer te doen bij een ander douanekantoor dan waar normaal gesproken aangifte ten uitvoer wordt gedaan, vastgelegd in een vergunning. Dit is de Vergunning aangifte ten uitvoer doen bij een ander douanekantoor. Het aanvraagformulier voor deze vergunning is te vinden op www.douane.nl.

( Artikel 791 Tvo CDW )

Naar boven

2.5 Het vervoer van de goederen van het kantoor van uitvoer naar het kantoor van uitgang

2.5.1 Algemeen

De douaneregeling uitvoer kent 2 duidelijk te onderscheiden stappen:

  1. Het doen van de uitvoeraangifte bij het zogenaamde kantoor van uitvoer. Dit kantoor controleert de aangifte en geeft, als geen onregelmatigheid worden bevonden, de communautaire goederen vrij voor de douaneregeling uitvoer en

  2. Het vervoer van het kantoor van uitvoer naar het zogenaamde kantoor van uitgang van de voor de uitvoer vrijgegeven communautaire goederen. Dit laatste kantoor controleert ook het daadwerkelijk buiten het douanegebied van EU brengen van de communautaire goederen en licht het kantoor van uitvoer hierover in.

Het is mogelijk dat het kantoor van uitvoer en uitgang gelijk zijn. Dit kantoor doet dan zowel de werkzaamheden van een kantoor van uitvoer als van een kantoor van uitgang.

Let op!

Is sprake van het aangifte doen op een locatie van de exporteur, zoals bij de functionaliteit “te laden “of in het kader van een vergunning domiciliëringsprocedure, dan gelden dezelfde formaliteiten als in deze paragraaf beschreven.

(Artikel 4 lid 4 quater en 4 quinquis CDW)

Door de toepassing van artikel 161 lid 5 CDW ontstaat vaak de situatie dat de communautaire goederen die voor de uitvoer zijn vrijgegeven door het kantoor van uitvoer, nog moeten worden vervoerd van dit kantoor van uitvoer naar het kantoor van uitgang. Op dit laatste kantoor zullen de communautaire goederen definitief het douanegebied van de EU gaan verlaten. Dit kantoor van uitgang kan zowel een kantoor in Nederland zijn, zowel in de gevallen dat het kantoor van uitvoer is gelegen in Nederland danwel in een andere lidstaat, als een kantoor in een andere lidstaat van de EU als het kantoor van uitgang in Nederland is gelegen en de communautaire goederen via dit kantoor de EU zullen uitgaan.

Voorbeeld

Een bedrijf in Delfzijl doet aangifte ten uitvoer op het kantoor van uitvoer bevoegd over zijn locatie voor de uitvoer van communautaire goederen naar Marokko. De zending zal in Marseille worden geladen in het schip dat de goederen naar Casablanca zal vervoeren. Marseille is nu kantoor van uitgang.

Door het kantoor van uitvoer worden de goederen vrijgegeven omdat dan wel door controle werd vastgesteld dat geen belemmeringen voor de uitvoer bestaan, danwel dat door het kantoor van uitvoer geen risico’s zijn vastgesteld en de goederen zonder controle voor de douaneregeling uitvoer zijn vrijgegeven. Doordat de Douane door het vervoer van de goederen het daadwerkelijk toezicht op de goederen voor enige tijd kwijt is, bestaat het risico dat de goederen worden omgewisseld danwel dat bijpak van andere, niet aangegeven goederen, plaatsvindt. Hierbij worden dus zowel fiscale als niet fiscale risico’s gelopen en bestaat ook het risico dat de veiligheid van de EU burgers en de internationale handel gevaar loopt.

Om het voor het kantoor van uitgang mogelijk te maken een gerichte overeenstemmingscontrole uit te voeren, gericht op mogelijke omwisseling of bijpak, wordt nu door het kantoor van uitvoer via het zogenaamde E(xport ) C(ontrol) S(ystem) het kantoor van uitgang van de komst van de goederen op de hoogte gebracht. Dit systeem maakt het dus mogelijk het vervoerstraject te bewaken. Dit ECS is van toepassing in de hele EU, waardoor alle kantoren van uitvoer en uitgang met elkaar kunnen communiceren.

Naar boven

2.5.2 De procedure na vrijgave

Als het kantoor van uitvoer de goederen vrijgeeft voor de douaneregeling uitvoer zet het aangiftesysteem DSU (op korte termijn vervangen door AGS) met een zogenaamd MRN-nummer de gegevens van de uitvoeraangifte door naar ECS met het bericht “voorafgaand bericht van uitvoer”. ECS zendt dit bericht door naar het voorziene kantoor van Uitgang. Deze beschikt dan over de gegevens van de voor uitvoer vrij gegeven zendingen en kan eventueel gerichte overeenstemmingscontroles uitvoeren.

(Artikel 73 lid 1 CDW en artikel 796 ter lid 1 Tvo CDW)

Let op!

Als zowel het kantoor van uitvoer als het kantoor van uitgang in Nederland en/of Duitsland is gelegen, hoeft de zending tijdens het vervoer niet meer vergezeld te zijn van het zogenaamde Uitvoergeleidedocument, de UGD. Uiteraard kan de aangever er voor kiezen om het vervoer wel te laten plaatsvinden met een UGD omdat dit een functie heeft in zijn logistiek proces. De wetgeving verzet zich hier niet tegen.

Let op!

Dit geldt alleen voor het vervoer over het grondgebied van Nederland en Duitsland.

Is het kantoor van uitgang gelegen in een andere lidstaat, dan moet dit bescheid de goederen wel begeleiden.

( Artikel 792 lid 3 Tvo CDW)

Als de goederen fysiek zijn gecontroleerd op het kantoor van uitgang, moet de douane overgaan tot verzegeling van de zending voor het vervoer naar het kantoor van uitgang. Veelal wordt dit in overleg met het bedrijfsleven toegepast.

Na een fysieke controle wordt een douaneverzegeling aangebracht als:

  • de container of het vervoermiddel geladen is:

  • op één laadlocatie en

  • één of meerdere zendingen bevat;

of

  • de container of het vervoermiddel geladen is:

  • op meerdere laadlocaties; en

  • meerdere zendingen bevat; en

  • fysieke controle vindt plaats op de laatste laadlocatie met daarna rechtstreeks vervoer naar het douanekantoor van uitgang.

Als na de fysieke controle géén rechtstreeks vervoer plaatsvindt naar het douanekantoor van uitgang omdat op een andere laadlocatie moet worden bijgeladen voordat men naar het douanekantoor van uitgang gaat, wordt de container of het vervoermiddel niet verzegeld.

Zie verder handboek douane 12.00.00 paragraaf 6.2.2.

Het eventueel verzegelen van het vervoermiddel of de zending leidt ertoe dat op het kantoor van uitgang de eventueel in te stellen overeenstemmingscontrole beperkt kan blijven tot het controleren of de aangebrachte verzegeling intact is, en slechts steekproefsgewijs de goederen. Een intacte verzegeling is het bewijs dat de goederen niet zijn verwisseld danwel dat bijpak heeft plaatsgevonden.

AEO-Full gecertificeerde bedrijven kunnen een bedrijfsverzegeling aanbrengen als de goederen zonder controle door de douane zijn vrijgegeven. Ook in dit geval beperkt het kantoor van uitgang zijn eventuele overeenstemmingscontrole tot het controleren of deze bedrijfsverzegeling intact is gebleven, en slechts steekproefsgewijs worden de aangebrachte goederen gecontroleerd .

Aangekomen op het kantoor van uitgang moeten de goederen elektronisch ter kennis te worden gebracht van de Douane en worden aangebracht. Deze kennisgeving moet worden gedaan door de zogenaamde “trader at exit “. Deze functie kan worden uitgeoefend door diverse personen, zoals de aangever zelf, de cargadoor, de eigenaar van de opslagfaciliteit op het kantoor van uitgang en zelfs door de vervoerder. De Douane wil alleen een elektronische kennisgeving van aanbrengen ontvangen, zonder dat zij nadrukkelijk een bepaalde persoon aanwijst. De trader at exit moet in de kennisgeving het MRN- nummer vermelden. De kennisgeving is de zogenaamde “Arrival Notification “.

Wordt geen “Arrival notification “ontvangen, dan is de exporteur/ aangever verantwoordelijk voor het niet nakomen een essentiële formaliteit. De Douane op het kantoor uitgang kan nu, doordat geen elektronische kennisgeving is ontvangen, geen overeenstemmingscontrole uitvoeren. Het niet nakomen leidt dan ook strafrechtelijke gevolgen.

In het bericht “ resultaten bij uitgang ” moet van dit niet aanbrengen melding worden gemaakt. Het kantoor van uitvoer bepaalt vervolgens de gevolgen, zoals het niet honoreren van een verzoek om teruggaaf, omdat niet is vastgesteld of de aangegeven goederen ook daadwerkelijk in de staat van het moment van de aanvaarding van de aangifte, het douanegebied hebben verlaten.

( Artikel 796 quater Tvo CDW en artikel 10:2 ADW)

Na de ontvangst van de kennisgeving bepaalt de Douane op basis van een risicoanalyse of de zending voor een overeenkomstcontrole in aanmerking komt. Bij een door de Douane verzegelde zending of een bedrijfsverzegeling aangebracht door een AEO- gecertificeerd bedrijf kan de controle beperkt blijven tot een controle op het intact zijn van deze verzegelingen, en slechts steekproefsgewijs een controle van de aangebrachte goederen. Het ontvangen bericht “voorafgaand bericht van uitvoer” dient als basis voor de uit te voeren controle. Uiteraard kan de Douane niet alle zendingen controleren en daarom moet dan de eventuele overeenstemmingscontroles gebaseerd te zijn op een risicoanalyse.

( Artikel 796 quinquis lid 1 Tvo CDW en artikel 13 lid 2 CDW)

De overeenstemmingscontrole kan zich beperken tot een kort onderzoek of de aangegeven goederen op het kantoor van uitgang nog dezelfde goederen, in dezelfde hoeveelheden, zijn als op het kantoor van uitvoer zijn aangebracht en aangegeven. Ook kan worden gecontroleerd of geen zogenaamde “bijpak “ van andere goederen heeft plaatsgevonden. Bestaat twijfel over het feit of de goederen nog dezelfde zijn danwel wordt bijpak gevonden, dan moet een diepgaander onderzoek worden ingesteld.

Worden minder goederen in de aangebrachte zending bevonden, dan wordt dit vermeld in het bericht “resultaten bij uitgang “, wat aan het kantoor van uitvoer wordt gezonden. Worden meer goederen bevonden, dan kan voor deze meer bevonden hoeveelheid het uitgaan niet worden toegestaan, omdat voor deze hoeveelheid geen uitvoeraangifte is gedaan. Voor deze meer bevonden hoeveelheid moet eerst een uitvoeraangifte worden gedaan, tenzij de aard van de goederen en/ of de bestemming zich hiertegen verzet. Dit geldt uiteraard ook als geheel of gedeeltelijk andere goederen worden bevonden dan op het kantoor van uitvoer zijn aangegeven.

Uiteraard kunnen bovenstaande bevindingen ook strafrechtelijke gevolgen hebben.

( Artikel 793 bis lid 5 Tvo CDW)

Zijn er na aanleiding van de controle geen belemmeringen meer voor het daadwerkelijk buiten het douanegebied brengen van de goederen, dan wordt hiervoor toestemming gegeven. Dit geldt uiteraard ook als geen overeenstemmingscontrole heeft plaatsgevonden.

De vervoerder meldt vervolgens aan de Douane het daadwerkelijk uitgaan onder vermelding van het MRN-nummer. De vervoerder is persoon die de goederen daadwerkelijk buiten het douanegebied brengt of hiervoor verantwoordelijk is.

( Artikel 796 quinquis letter c Tvo CDW)

Het douanekantoor van uitgang zendt, na de melding van daadwerkelijk uitgaan, vervolgens het bericht “ resultaten bij uitgang” naar het douanekantoor van uitvoer. Gaan de goederen in deelzendingen uit, dan wordt dit bericht verstuurd nadat de laatste zending het douanegebied van de EU heeft verlaten.

( Artikel 796 quinquis lid 2 en lid 3 Tvo CDW)

Zie hiervoor ook Handboekonderdeel 23.00.00

Naar boven

2.5.3 Geen bericht resultaten bij uitgang

Er bestaat geen wettelijke verplichting om de ten uitvoer aangegeven goederen buiten de Europese Unie te brengen. De exporteur kan, nadat de douaneregeling uitvoer al tot stand is gekomen, er voor kiezen de goederen toch niet buiten het douanegebied te brengen. In dat geval moet de exporteur dit direct aan het kantoor van uitvoer mededelen. Het kantoor van uitvoer verklaart de aangifte ten uitvoer dan ongeldig. De douaneregeling uitvoer is nu niet tot stand gekomen en de eventuele financiële voordelen voor de aangever, zoals teruggaaf of het 0- tarief voor de omzetbelasting, vinden geen uitvoering.

( Artikel 792 bis Tvo CDW en artikel 66 lid 2 CDW en artikel 251 lid 2 Tvo CDW)

Meldt de exporteur niet dat de goederen het douanegebied hebben verlaten, maar wordt door het kantoor van uitvoer geconstateerd dat de goederen 90 dagen na vrijgave voor uitvoer het douanegebied van de Europese Unie niet hebben verlaten of is geen bericht "Resultaten bij uitgaan" is ontvangen, kan het douanekantoor van uitvoer de exporteur of de aangever verzoeken de datum door te geven waarop de goederen het douanegebied hebben verlaten, onder vermelding van het kantoor van uitgang..

( Artikel 796 quinquis lid 1 Tvo CDW)

Geeft de exporteur of de aangever de datum van uitgang door, dan kan hij het kantoor van uitgang om een bevestiging vragen. In dat geval verzoekt het douanekantoor van uitvoer het kantoor van uitgang om toezending van het bericht “resultaten bij uitgang” binnen tien dagen door te sturen.

( Artikel 796 quinquis lid 2 Tvo CDW)

De aangever of exporteur krijgt de mogelijkheid om bij ontbreken van het bericht “resultaten bij uitgang” het uitgaan ook via alternatief bewijs aan te tonen. Gedacht kan hierbij worden aan een kopie van een pakbon die door geadresseerde buiten het douanegebied van EU is gewaarmerkt en afgetekend of een door de Douane van een lidstaat of een land buiten de EU gecertificeerd document.

( Artikel 796 quinquis lid 4 Tvo CDW)

Wordt na 150 dagen geen bericht “resultaten bij uitvoer ontvangen of geen of onvoldoende alternatief bewijs ontvangen, dan wordt door het kantoor van uitvoer de aangifte ten uitvoer ongeldig verklaard. De exporteur of aangever wordt hiervan op de hoogte gesteld. De douaneregeling uitvoer is nu niet tot stand gekomen en de eventuele financiële voordelen voor de aangever, zoals teruggaaf of het 0- tarief voor de omzetbelasting, vinden geen uitvoering

( Artikel 796 sexies leden 2 en 3 Tvo CDW)

Naar boven

2.5.4 Afwijking kantoor van uitgang als laatste kantoor

Het kantoor van uitgang is in principe het laatste kantoor voordat de goederen daadwerkelijk het douanegebied van EU verlaten. Voor een aantal specifieke goederen kan hiervan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de volgende goederen:

  • Goederen die door middel van pijpleidingen vertrekken en elektrische energie. In dat geval wordt als kantoor van uitgang aangemerkt het douanekantoor dat is aangewezen dor de lidstaat waar het bedrijf van de exporteur is gevestigd.

  • Goederen die worden vervoerd door een spoorwegmaatschappij, de posterijen een luchtvaart- of scheepsvaartmaatschappij. In die gevallen wordt als kantoor van uitgang aangemerkt het douanekantoor dat bevoegd is over de plaats waar de goederen door bovenstaande maatschappijen ten laste worden genomen, dus in ontvangst worden genomen om te worden uitgevoerd. Dit betekent dus dat al als uitgevoerd worden aangemerkt die goederen die nog een deeltraject binnen de EU moeten afleggen onder verantwoordelijkheid van de bovengenoemde instanties. Het aangewezen kantoor bevestigt al bij het ten laste nemen door de instanties op hun verzoek dat de goederen het douanegebied van de EU hebben verlaten.

Voorbeeld 1

Een luchtvaartmaatschappij sluit een overeenkomst om communautaire goederen te vervoeren van Venlo naar New York. De goederen worden in Venlo door de maatschappij overgenomen. Het is daarbij niet van belang dat de goederen eerst door de luchtvaartmaatschappij of, in opdracht van deze maatschappij, door een derde over de weg van Venlo naar Schiphol worden vervoerd: het voor Venlo bevoegde douanekantoor van uitvoer is, op verzoek van de aangever, (ook) het bevoegde douanekantoor van uitgang.

Voorbeeld 2

Een scheepvaartonderneming in Rotterdam neemt goederen over voor het vervoer naar een derde land, en de goederen zullen daarbij via Antwerpen het douanegebied van de EU verlaten. In dit geval is het voor Rotterdam bevoegde douanekantoor van uitvoer, op verzoek van de aangever, (ook) het bevoegde douanekantoor van uitgang. Het is niet van belang hoe de goederen van Rotterdam naar Antwerpen worden vervoerd (auto, lichter), als dit vervoer maar plaatsvindt in het kader van een enkele vervoersovereenkomst.

De Commissie van de EU heeft besloten de hiervoor genoemde bepaling uit te breiden met koeriersdiensten, voor zover de goederen de EU door de lucht zullen verlaten. Deze uitbreiding houdt in dat de koeriersdiensten die niet over een eigen luchtvaartmaatschappij beschikken, gelijk gesteld worden met luchtvaartmaatschappijen. Voor de koeriersdiensten die wel over een eigen luchtvaartmaatschappij beschikken, gold de gelijkstelling al.

( Artikel 793 lid 1 en 2 Tvo CDW)

Naar boven

2.6
De schriftelijke aangifte ten uitvoer

Hoewel een elektronische aangifte ten uitvoer verplicht gesteld, zijn er nog situaties waarin wordt toegestaan dat een schriftelijke aangifte ten uitvoer wordt gedaan.

  • Wanneer het computersysteem van de Douane of van de aangever niet functioneert, mag na overleg met de Douane, de noodprocedure worden toegepast. De noodprocedure is opgenomen op de website van de Douane (http://www.douane.nl)

  • Wanneer goederen worden uitgevoerd door reizigers die geen toegang hebben tot het geautomatiseerde systeem van de Douane en er geen mondelinge of een aangifte door enige andere handeling mag worden gedaan. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen omdat de uit te voeren goederen aan beperkingen onderhevig zijn en geen mondelinge danwel een aangifte door enige andere handeling mag worden gedaan.

De Douane moet voor het gebruik van een schriftelijke aangifte nadrukkelijk toestemming verlenen.

( Artikel 787 lid 2 en 4 en 5 Tvo CDW)

Het doen van een schriftelijke aangifte betekent niet dat de verdere procedures worden vereenvoudigd. Ook in deze gevallen moeten bijvoorbeeld de goederen worden aangebracht op het kantoor van vertrek en kunnen zij aan een overeenstemmingscontrole worden onderworpen. Voor door reizigers in te dienen schriftelijke aangiften geldt dat dit kan gebeuren op het kantoor van uitgang.

( Artikel 787 lid 6 Tvo CDW)

Naar boven

2.6.1 Noodprocedure

De Douane zal met een standaard e-mail bericht laten weten of de goederen gecontroleerd worden of toestemming tot wegvoering geven.

Deze standaardtekst luidt:

Retourbericht

In het kader van de noodprocedure <soort> hebt u op < datum> een aangifte gedaan met kenmerk

<nummer>.

Bij deze verleent de Douane u toestemming tot wegvoering voor de in bovengenoemde aangifte vermelde goederen.

Let op!

Betreft het de noodprocedure DSU, dan moet een afschrift van dit e-mailbericht en een afschrift van de door u ingediende aangifte de goederen begeleiden naar het kantoor van uitgang.

of

De aangifte is geselecteerd voor controle. U moet de op deze aangifte betrekking hebbende bescheiden te overleggen. De bescheiden moeten gestuurd worden naar dezelfde postbus als waar de aangifte naar toe is gezonden.

Let op!

Vermeld in de onderwerpregel van de e-mail het kenmerk van de aangifte waarbij de bescheiden horen.

Het streven van de Douane is in de noodprocedure zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 30 minuten, te laten weten of de goederen gecontroleerd worden of toestemming tot wegvoering van de goederen te geven.

Deze termijn van 30 minuten (de responstijd) moet niet worden verward met de reactietijd. De reactietijd is de tijd die speelt ALS de Douane heeft aangegeven een controle in te gaan stellen.

Naar boven

2.7 De mondelinge aangifte ten uitvoer

Naast het doen van een elektronische aangifte ten uitvoer is het bij uitvoer ook mogelijk in door de wetgever limitatief beschreven gevallen een aangifte ten uitvoer mondeling te doen. De gevallen waarin deze vorm van aangifte doen mogelijk is, worden volgens de procedure van het Comité vastgesteld.

(Artikel 61 letter C en artikel 226 Tvo CDW)

De mondelinge aangifte ten uitvoer wordt gedaan door een mondelinge mededeling aan de Douane dat de aangever voornemens is communautaire goederen buiten het grondgebied van de Europese Unie te voeren of te laten voeren. Een mondelinge aangifte ten uitvoer is een douaneaangifte waarop alle controlebepalingen van het CDW van toepassing zijn, net zoals bij een elektronische aangifte ten uitvoer. Dat betekent dus dat ook bij een mondelinge aangifte bescheiden gevraagd kunnen worden, de goederen onderzocht kunnen worden en monstername mogelijk is.

(Artikel 77 lid 1 CDW)

Voor het doen van een mondelinge aangifte ten uitvoer is bepaald dat dit uitsluitend gedaan mag worden bij het kantoor van uitgang. Voor deze vorm van aangifte doen gelden geen wettelijke termijnen.

( Artikel 794 lid 2 Tvo CDW en artikel 592 bis letter g Tvo CDW)

De mondelinge aangifte komt in Nederland vooral op de grote kantoren van uitgang voor. Denk dan aan de zeehavens en luchthavens. Een mondelinge aangifte mag op deze kantoren van uitgang gedaan worden voor de volgende goederen:

  1. - voor goederen waaraan elk handelskarakter vreemd is. Met goederen waaraan elk handelskarakter vreemd is, worden goederen bedoeld die niet voor zakelijke doeleinden bestemd zijn, maar voor gebruik in de privésfeer door degene die deze goederen bij zich heeft. Aan deze goederen wordt een nadere voorwaarde gesteld, te weten: het moet persoonlijke bagage van reizigers betreffen. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat die reiziger de bagage bij zich moet hebben. Ook bagage die nagezonden of vooruit gezonden wordt, hoort tot persoonlijke bagage. Wat onder een reiziger wordt verstaan is opgenomen in artikel 236 Tvo CDW onder letter B. Bij de uitvoer zijn dit personen die hun normale verblijfplaats in de Europese Unie hebben en die de Europese Unie tijdelijk gaan verlaten of personen die hun normale verblijfplaats buiten de Europese Unie hebben en deze na een tijdelijk verblijf weer verlaten of
    - zendingen die verzonden gaan worden door particulieren. Deze zendingen zullen in het merendeel van de gevallen ook bestemd zijn voor particulieren.

  2. goederen bedoeld in artikel 225, letter b. Tvo (commerciële goederen); Hierbij geldt echter dat aan de volgende 3 voorwaarden voldaan moet worden:

- de zending mag de statistische drempel niet overschrijden. Met statistische drempel wordt de waarde en/of gewicht bedoeld waarbij, als men beneden die drempel blijft, geen melding hoeft plaats te vinden aan de statistiek. De hoogte van deze drempel is opgenomen in artikel 3 van Verordening 1917/2000 en bedraagt € 1000, -of 1000 kg netto Op basis van de wetgeving geldt schematisch gezien het volgende:

   

< 1.000 euro + < 1.000 kg

= mondeling aangeven + niet in de statistiek opnemen

< 1.000 euro + > 1.000 kg

= schriftelijk/elektronisch aangifte doen + in de statistiek opnemen

> 1.000 euro + < 1.000 kg

= schriftelijk/elektronisch aangifte doen + in de statistiek opnemen

> 1.000 euro + > 1.000 kg

= schriftelijk/elektronisch aangifte doen + in de statistiek opnemen

- de zending mag geen deel uitmaken van een regelmatige reeks van soortgelijke zendingen. Dit betekent dat de zending, die mondeling wordt aangegeven, een incidentele zending moet zijn

  • als de goederen als onderdeel van een grotere zending (vrachttransactie) vervoerd worden dan is het doen van een mondelinge aangifte niet toegestaan. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor als een kleine zending in een container geladen wordt met een aantal andere goederen, waarbij de gehele container met één vervoersovereenkomst (transactie) vervoerd wordt. Deze voorwaarde is opgenomen om te voorkomen dat een grote zending opgedeeld wordt in meerdere kleine zendingen en zodoende het doen van een elektronische aangifte ten uitvoer achterwege kan blijven. En de controle van goederen die in een container zitten wordt moeilijk als er zowel goederen aanwezig zijn waarvoor een elektronische aangifte uitvoer gedaan moet worden als goederen waarvoor een mondelinge aangifte ten uitvoer gedaan zou zijn.

Let op!

Voor zogenaamde Waterklerk- leveringen in Nederlandse havens gelden de volgende regels, vastgesteld in een brief van de Douane Rotterdam haven (van 3 december 2010) aan de Verenigde Nederlandse Cargadoors:

  • De goederen mogen geen hogere waarde hebben dan € 1000,--.

  • De voorgenomen levering moet elektronisch gemeld worden aan het Centraal Meldpunt Proviand
    (CMP) te Rotterdam.

  • De melding aan het cmp (douane.drh.proviand.maasvlakte@belastingdienst.nl) moet de volgende gegevens bevatten:

    • aantal colli

    • gewicht

    • inhoud (indien bekend; anders vermelden ‘onbekend’)

    • status van de goederen (indien T1; MRN vermelden)

    • afzender (indien bekend; anders vermelden ‘onbekend’)

    • naam zeeschip

    • ETA zeeschip

    • Als bij een controle door de douane wordt geconstateerd dat de zending niet voldoet aan de voorwaarden voor een mondelinge aangifte, wordt de scheepsagent alsnog in staat gesteld een elektronische uitvoeraangifte te (laten) doen.

    • Deze procedure is niet van toepassing op goederen waarvoor de toekenning van restituties of andere bedragen dan wel de teruggave van rechten vereist is of gevraagd wordt. Ook geldt deze procedure niet voor goederen die aan verboden of beperkingen of enige andere formaliteit zijn onderworpen.

  • c. Goederen bedoeld bij artikel 231 letter b Tvo CDW. De goederen, bedoeld in artikel 231 onder letter b. Tvo zijn motorvoertuigen die in de Europese Unie geregistreerd zijn en na de uitvoer weer ingevoerd worden. Doordat deze vervoermiddelen geregistreerd zijn op een kentekenbewijs en ook weer terugkomen in het douanegebied is er geen enkel fiscaal belang bij de uitvoer.

Met de goederen, bedoeld in artikel 231 onder letter c. Tvo worden de goederen bedoeld van hoofdstuk 2 van de Verordening 1186/2009. Deze verordening ziet op de begunstigde verrichtingen. De vrijstellingen die in hoofdstuk 2 van Verordening 1186/2009 opgenomen zijn de vrijstellingen die verleend kunnen voor rechten bij uitvoer. Aangezien op dit moment geen rechten bij uitvoer vastgesteld zijn, komt dit in de praktijk niet voor.

  1. d. Andere goederen, in economisch onbelangrijke gevallen, wanneer de Douane dit toestaat. De Douane kan dan ook toestaan dat een uitvoeraangifte mondeling wordt gedaan. Het moet dan wel gaan om situaties die uit economisch oogpunt onbelangrijk zijn. In Nederland geldt dit voor:

    • zendingen per briefpost of als postpakket aan geadresseerden buiten de EU, die goederen bevatten waarvan de totale waarde niet hoger is dan € 10

    • pakketten, documenten, brieven en andere poststukken die aan diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen worden verstuurd of door koeriers

    • worden meegevoerd, voorzien van een officieel etiket, label of andere aanduiding waaruit de bestemming kan worden afgeleid

    • verhuisboedels zonder handelskarakter die door particulieren worden verzonden

( Artikel 226 Tvo CDW)

Let op!

Er mag geen mondelinge aangifte ten uitvoer worden gedaan ook al is artikel 226 Tvo CDW verder volledig van toepassing, als bijvoorbeeld de goederen aan verboden of beperkende maatregelen zijn onderworpen of als teruggaaf wordt gevraagd. In die gevallen is een elektronische aangifte verplicht.

Voorbeeld

Een Nederlands violist gaat optredens verzorgen in landen buiten de EU. Zijn viool valt onder de Wet tot het behoud Cultuurbezit en ook voor tijdelijke uitvoer moet een vergunning worden overlegd. De aangifte ten uitvoer mag nu niet mondelinge worden gedaan, maar moet elektronisch. Uiteraard kan wel een aangifte ten uitvoer voor de viool worden gedaan door de overlegging van een Carnet ATA. Zie paragraaf 2.11 van dit handboekonderdeel.

( Artikel 235 Tvo CDW )

Naar boven

2.8 De aangifte ten uitvoer door enige ander handeling

Bij deze vorm van aangifte doen wordt geen expliciete aangifte bij een douanekantoor gedaan. De handeling die leidt tot een aangifte ten uitvoer, is de daadwerkelijke buitenwaarts overschrijding van de grens van de Europese Unie. Ook hier geldt weer dat deze aangifte slechts gedaan kan worden in door de wetgever limitatief bepaalde gevallen en, gezien de aard van deze aangifte, dat deze slechts kan plaatsvinden op een kantoor van uitgang.

(Artikel 61 letter C CDW, artikel 231 Tvo CDW en artikel 233, letter b Tvo CDW)

Het betreft de volgende goederen:

  • reizigersbagage waarop geen rechten bij uitvoer van toepassing zijn

  • in de Europese Unie geregistreerde voertuigen die bestemd zijn om wederingevoerd te worden

  • goederen bedoeld in hoofdstuk 2 van Verordening 1186/2009Deze verordening ziet op de begunstigde verrichtingen. De vrijstellingen die in hoofdstuk 2 van Verordening 1186/2009 zijn de vrijstellingen die verleend kunnen worden voor rechten bij uitvoer. Aangezien op dit moment geen rechten bij uitvoer vastgesteld zijn, komt dit in de praktijk niet voor.

Let op!

Er mag geen aangifte door enige handeling ten uitvoer ten uitvoer worden gedaan, ook al is artikel 231 Tvo CDW verder volledig van toepassing, als bijvoorbeeld de goederen aan verboden of beperkende maatregelen zijn onderworpen of als teruggaaf wordt gevraagd. In die gevallen is een elektronische aangifte verplicht.

Zie ook paragraaf 2.7 van dit handboekonderdeel.

( Artikel 235 Tvo CDW)

Naar boven

2.9 Domiciliëringsprocedure bij uitvoer

Bij de domicliëringsprocedure uitvoer met elektronische aangifte wordt feitelijk een volledige aangifte ten uitvoer ingediend via DSU. Met uitzondering van het vervallen van verplichting tot aanbrengen van de goederen op een douanekantoor is de werkwijze identiek aan een aangifte ten uitvoer in de normale procedure.

Zie verder hoofdstuk 8 van onderdeel 12.50.00 van dit Handboek.

Naar boven

2.10 Uitvoer naar niet fiscale gebieden

De Europese Unie kent het zogenaamde douanegebied. Daarnaast is er een omzetbelastinggebied, dit is het gedeelte van het douanegebied waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112 EG worden toegepast. Er zijn ook gebieden in dit douanegebied waar deze OB Richtlijn niet wordt toegepast, zoals de Canarische eilanden. Voor het handelsverkeer met die gebieden bestaat een aparte aangifte, de zogenaamde CO- aangifte.

Als goederen vanuit Nederland naar (bijvoorbeeld) de Canarische eilanden gaan, dan zal er een CO-aangifte opgemaakt moeten worden, met gebruikmaking van DSU. Deze CO- aangifte wordt ook wel een aangifte tot verzending genoemd. De term "verzending" kom je tegen in bijlage VI Algemene douaneregeling (de toelichting enig document). De nationale verplichting om deze aangifte te doen, staat in artikel 22a, lid 2 letter a van de W et op de omzetbelasting. Daarnaast zijn er ook gebieden voor de statistiek en de accijns. Meer informatie over de verschillende gebieden van de Richtlijn 2006/112 EG kan worden gevonden op http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm.

Naar boven

2.11 Uitvoer met Carnet ATA

Als communautaire goederen tijdelijk buiten de Europese Unie worden gevoerd om daarna, in ongewijzigde staat, weer in het vrije verkeer te worden gebracht, kan als aangifte ten uitvoer een carnet ATA gebruikt worden. Basis voor het gebruik is de ATA-overeenkomst van Istanbul van 26 juni 1990. Er is bepaald dat voor bepaalde aangewezen goederen geen carnet ATA ingediend mag worden. Het gaat hier om restitutiegoederen en goederen waarvoor een financieel voordeel is ontvangen vanuit het gemeenschappelijk landbouwbeleid en voor goederen waarvoor een verzoek om terugbetaling is ingediend.

( Artikel 797 lid 1 letter a Tvo CDW )

Het carnet ATA mag als aangifte ten uitvoer worden gebruikt. Omdat de communautaire wetgeving de tijdelijke uitvoer niet kent als douaneregeling, wordt dit gezien als "normale" uitvoer, waarna goederen met toepassing van de modaliteit "terugkerende goederen" weer in het vrije verkeer gebracht worden met vrijstelling van douanerechten.

( Artikel 797 lid 1 Tvo CDW, artikel 62 lid 1 CDW en artikel 205 lid 3 Tvo CDW )

Vanuit de systematiek van de douaneregeling uitvoer volgt, dat de aangifte ten uitvoer met een carnet ATA ook gedaan wordt op het kantoor van uitvoer. Voor privé- personen kan hiervan in de praktijk worden afgeweken. Deze mogen het carnet ATA aanbieden aan de Douane van het kantoor van uitgang.

Het vervoer van het kantoor van uitvoer naar het kantoor van uitgang vindt plaats onder geleide van het carnet ATA.

Naar boven

2.12 Verzamelaangifte uitvoer

Bij de uitvoer van bijvoorbeeld assortimenten van goederen of vervangende onderdelen in een zending moet in principe voor iedere goederensoort een aangifte ten uitvoer worden gedaan, voorzien van voor iedere goederensoort een goederenomschrijving en een indeling in het tarief. Dit zou kunnen leiden tot een veelvoud aan aangiften en de daaraan verbonden administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de Douane. Waar voor in het vrije verkeer brengen in de communautaire wetgeving een artikel is opgenomen die verzamelaangiften in bepaalde gevallen mogelijk maakt, kent deze wetgeving een dergelijk wettelijke bepaling voor de uitvoer niet.

Om in deze omissie te voorzien is de mogelijkheid van het in aangewezen gevallen doen van verzamelaangifte voor uitvoer opgenomen in een besluit van de staatssecretaris. In dit besluit wordt onderscheid gemaakt tussen aangiften ten uitvoer voor provisie en scheepsbehoeften en aangiften ten uitvoer voor overige goederen.

Klik hier voor de tekst van het besluit.

Naar boven

2.13 Geen uitvoer naar Helgoland

Helgoland behoort weliswaar tot Duitsland maar niet tot het grondgebied van de Europese Unie. Als communautaire goederen naar Helgoland verzonden worden zou dit normaal betekenen dat deze goederen onder de regeling uitvoer gebracht moeten worden. Het betreft dan immers communautaire goederen die buiten de Europese Unie gevoerd worden. Het brengen van de communautaire goederen naar Helgoland is nu niet aan te merken als de uitvoer van deze goederen, waardoor ook geen aangifte hoeft te worden gedaan.

(artikel 3 lid 1 CDW en artikel 161 lid 3 CDW )

Naar boven

2.14 Uitvoer van Accijnsgoederen

Accijnsgoederen die opgeslagen liggen in een zogenaamde Accijns Goederenplaats (AGP ) binnen de EU hebben de status van communautaire goederen, maar is nog geen accijns over betaald. Als deze goederen bestemd zijn om buiten de Europese Unie gevoerd te worden moet er een aangifte ten uitvoer gedaan worden. Volgens de douanewetgeving zouden nu deze goederen met het uitvoergeleidedocument ( UGD ) naar het kantoor van uitgang gebracht worden.

Volgens verordening 684/2009 moet er echter ook een e-AD (Elektronisch Administratief Document) opgemaakt worden. De goederen dienen met zowel het Elektronisch Administratief Document en het Uitvoergeleidedocument (UGD) naar het kantoor van uitgang worden gebracht, tenzij het vervoer binnen Nederland plaatsvindt of de goederen worden vervoerd naar Duitsland. .

Naar boven

2.15 Uitvoer reizigersbagage met aanspraak op teruggaaf omzetbelasting

Een buiten het douanegebied wonende persoon kan in Nederland goederen kopen en als onderdeel van zijn bagage buiten de EU brengen. Deze personen kunnen dan achteraf de betaalde btw over hun aankopen terugkrijgen. Veelal worden hier afspraken over gemaakt met de winkelier/leverancier van de goederen. Voor de teruggaaf is een factuur vereist. Om voor een teruggaf in aanmerking te komen moet de waarde op deze factuur van de goederen hoger zijn dan € 50, inclusief btw en eventuele andere belastingen.

Klik hier voor het beleid van de staatssecretaris waarin o.a. de te volgen procedure is beschreven.

Naar boven

2.16 Bijzondere situaties

Goederen die de EU hebben verlaten zonder dat daarvoor aangifte ten uitvoer is gedaan, moeten door de exporteur alsnog ten uitvoer worden aangeven. Hij moet dit doen bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar hij is gevestigd. In de aangifte ten uitvoer moet de aangever de clausule "aangifte ex artikel 795 Tvo. CDW" opnemen.

(artikelen 161, lid 5 CDW en 795 Tvo. CDW)

De aangifte mag alleen worden aanvaard als de exporteur stukken overlegt waaruit blijkt wat de aard en de hoeveelheid van de goederen was en dat die goederen het douanegebied van de EU ook daadwerkelijk hebben verlaten. Door het kantoor van uitvoer wordt het uitgaan van de goederen slechts bevestigd als aan deze twee voorwaarden is voldaan.

Bij de aanvaarding van deze aangifte achteraf blijven de toepassing van sancties en de eventuele gevolgen op het gebied van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van kracht, zoals het niet meer in aanmerking komen voor restitutie. Ook kan het eventuele verzoek om teruggaaf worden geweigerd omdat niet meer kan worden vastgesteld of de juiste goederen zijn uitgevoerd.

( artikel 795 Tvo. CDW)

Naar boven