Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

1.00.00 Toepassingsgebied en personen

2 De douanewetgeving, douanegebied, personen en EORI;

Dit hoofdstuk behandelt in grote lijnen waar de douanewetgeving te vinden is, waarop ze van toepassing is en hoe ze moet worden toegepast. Ook worden in dit hoofdstuk de volgende definities uit de douanewetgeving besproken:

  • het douanegebied van de Unie;

  • personen;

  • EORI;

Naar boven

2.1 Omvang van de douanewetgeving

Met het DWU is het hele Uniedouanerecht door verordeningen geregeld. Omdat verordeningen rechtstreeks van toepassing zijn in de lidstaten, mogen de lidstaten in hun nationale douanewetgeving nog slechts die onderwerpen regelen die niet of niet uitputtend in de Uniewetgeving zijn geregeld (aanvullende regelgeving).

Wat behoort tot de douanewetgeving?

Het DWU geeft in artikel 5, lid 2 aan welke bepalingen tot de douanewetgeving behoren. Dit zijn:

  • het DWU zelf;

  • de door de Unie vastgestelde bepalingen voor de uitvoering van het DWU;

  • het gemeenschappelijk douanetarief;

  • de wetgeving voor de instelling van Uniewetgeving inzake vrijstellingen;

  • internationale overeenkomsten met douanevoorschriften, voor zover deze van toepassing zijn in de Unie;

  • de nationale bepalingen voor de uitvoering van het DWU.

DWU en Toepassingsverordeningen

Uit de gebruikte volgorde blijkt al dat het DWU de basis van de douanewetgeving vormt. Het is een verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Unie, de hoogste wetgevers binnen de Unie. Het bevat de uitgangspunten, basisbepalingen en hoofdlijnen van de douanewetgeving.

De nadere uitwerking van het DWU is in de eerste plaats te vinden in de Gedelegeerde Verordening (GVo. DWU) en de UitvoeringsVerordening (UVo. DWU). Deze toepassingsverordeningen zijn een product van de Europese Commissie, de lagere EU-wetgever. De wijze waarop de verschillende onderwerpen over het DWU, de GVo.DWU en de UVo.DWU zijn verdeeld, verschilt van onderwerp tot onderwerp. Voor de bijzondere regelingen bijvoorbeeld (Titel VII van het DWU) beperkt het DWU zich tot hoofdlijnen. De uitwerking staat in de GVo.DWU en de UVo.DWU. Het onderwerp douaneschuld daarentegen (Titel III van het DWU) wordt bijna geheel in het DWU behandeld.

Zoals in hoofdstuk 1 al werd vermeld, zijn twee onderwerpen niet in de GVo.DWU of de UVo.DWU uitgewerkt, maar in aparte verordeningen, namelijk:

  • het douanetarief;

  • de definitieve vrijstellingen.

Andere internationale douaneregelingen

Ook de internationale douaneregelingen vormen een onderdeel van de douanewetgeving. Dit uitgangspunt komt op diverse plaatsen in het DWU terug, bijvoorbeeld doordat:

  • het DWU de inhoud van de internationale regeling overneemt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de waardedefinitie die op basis van het GATT-verdrag is vastgesteld (zie artikelen 69 en volgende DWU). Hetzelfde geldt voor het in WCO (toen nog IDR)-verband vastgestelde Geharmoniseerde Systeem, dat werd verwerkt in de Gecombineerde Nomenclatuur en het Gemeenschappelijk douanetarief (Verordening (EEG) nr. 2658/87, in hoofdstuk 1 al genoemd);

  • het DWU de desbetreffende regeling van toepassing verklaart (bijvoorbeeld de internationale vervoersregelingen, artikel 226 DWU).

Verder blijkt uit artikel 1 DWU dat het DWU geen afbreuk doet aan "de Uniewetgeving die op andere gebieden is vastgesteld". Hierbij kan onder meer gedacht worden aan alle bestaande regelingen van niet-fiscale aard, zoals handelspolitieke, landbouwpolitieke, gezondheids- en milieu-maatregelen. Deze blijven dus gewoon bestaan.

Internationale overeenkomsten kunnen ook (mede) in de nationale wetgeving zijn verwerkt. Deze bepalingen gelden dan naast, en zelfs boven het DWU. Voorbeelden zijn het IMO-verdrag (inzake het scheepvaartverkeer) en het verdrag van Chicago (inzake de burgerluchtvaart).

Nationale uitvoeringsbepalingen

Tenslotte noemt het DWU in de definitie van artikel 1 de nationale uitvoeringsbepalingen. Deze zijn als regel slechts toegestaan wanneer de Uniewetgeving een bepaald onderwerp niet of niet uitputtend regelt. De nationale wetgeving mag dus alleen aanvullen. Er kunnen, globaal gesproken, drie redenen zijn voor aanvullende nationale bepalingen.

  1. een opdracht in het DWU voor de nationale wetgever om zaken te regelen;

    Bijvoorbeeld:

    • het aanwijzen van douanekantoren voor het verrichten van douaneformaliteiten; (Zie bijvoorbeeld artikel 1, onderdeel 13-17 GVo. DWU),

    • het scheppen van een bezwaar- en beroepsregeling (artikel 44 DWU).

  2. de Uniewetgeving regelt bepaalde onderwerpen niet uitputtend, zodat er nadere regels nodig zijn;

    Bijvoorbeeld:

    • de aanwijzing van de nationale bevoegde douane-autoriteiten (artikel 5, lid 1, DWU);

    • de ambtelijke controlebevoegdheden (artikel 46 en 48 DWU).

  3. de Uniewetgeving regelt bepaalde onderwerpen helemaal niet;

    Bijvoorbeeld:

    • het douanestrafrecht, de administratieve boeten;

    • de dwanginvordering van douaneschuld.

Naar boven

2.1.1 Waar is de nationale douanewetgeving te vinden?

De nationale douanewetgeving is op de volgende plaatsen te vinden (globaal):

De Algemene douanewet (verder Adw)

De Adw bevat met name bepalingen op het gebied van douaneformaliteiten, ambtelijke werkzaamheden, controlebevoegdheden, de wijze van heffen (heffing door uitnodiging tot betaling), administratieve boeten en strafrecht en bezwaar en beroep. Het Algemeen douanebesluit en de Algemene douaneregeling zijn op de Adw gebaseerd en bevatten nadere bepalingen.

De Algemene wet inzake rijksbelastingen

De Algemene wet inzake rijksbelastingen regelt enkele zaken met betrekking tot bezwaar en beroep;

De Invorderingswet 1990

De Invorderingswet regelt de (dwang)invordering.

De Algemene wet bestuursrecht

De Algemene wet bestuursrecht bevat allerlei regels voor de toepassing van het bestuursrecht, waaronder het belastingrecht.

Let op!

Zoals in hoofdstuk 1 al werd vermeld, zijn er naast de eigenlijke douanewetgeving nog tal van andere wetten waarvan de toepassing (mede) aan de douane is opgedragen. Onder meer kunnen genoemd worden:

Naar boven

2.1.2 Waarop is de douanewetgeving van toepassing?

De douanewetgeving is van toepassing:

  • op alle goederen;

  • die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten.

    (artikel 1 DWU)

Naar boven

2.1.3 Hoe moet de douanewetgeving worden toegepast?

De douanewetgeving moet in de hele Unie op dezelfde wijze worden toegepast. (artikel 1 DWU)

De codificatie van het douanerecht in het DWU zorgt ervoor dat overal in de Unie dezelfde wettelijke bepalingen worden gebruikt. Deze eenvormigheid zou echter weer teniet gedaan kunnen worden als iedere lidstaat deze wettelijke bepalingen op eigen wijze zou gaan uitleggen en uitvoeren. De Europese Commissie, maar ook de lidstaten - en dus ook de douane-medewerkers - moeten hiervoor waken. Een belangrijke rol hierbij is weggelegd voor het Comité Douanewetboek.

Het Comité Douanewetboek bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie en de lidstaten. Het Comité kan elk vraagstuk met betrekking tot de douanewetgeving onderzoeken, bijvoorbeeld toepassingsproblemen. Verder is het Comité belast met de voorbereiding van de nadere douanewetgeving van de Commissie. Zo zijn de Toepassingsverordeningen op het DWU in dit comité voorbereid. (artikel 285 DWU)

In dit verband moet ook het Europese Hof van Justitie worden genoemd. Dit Hof heeft het laatste en beslissende woord als het gaat over de geldigheid en de uitleg van het Unierecht, dus ook van het DWU. Zo zijn nationale rechters die op problemen stuiten met betrekking tot de uitleg van het DWU verplicht deze aan het Hof van Justitie voor te leggen. De door het Hof gegeven uitleg (de zogenoemde prejudiciële beslissing) is bindend voor de hele Unie.

Ook heeft de Europese Commissie de bevoegdheid een lidstaat voor het Hof te dagen, als zij meent dat die lidstaat in strijd handelt met het Unierecht (de zogenoemde inbreukprocedure).

In bepaalde gevallen, tenslotte, kunnen lidstaten en particulieren zelf bij het Hof in het geweer komen tegen Unie-wetgeving, wanneer zij menen dat die wetgeving in strijd is met andere Unie bepalingen. Op deze wijze is het Hof als het ware de "hoeder van het Unierecht" en wordt voorkomen dat de uitleg en toepassing ervan in de verschillende lidstaten uit elkaar gaan lopen.

Ook van belang zijn de door de Commissie vastgestelde Guidelines. Deze Guidelines geven de lidstaten richtsnoeren voor de interpretatie van de Unie-douanewetgeving.

Naar boven

2.2 Enkele belangrijke definities

De Unie-douanewetgeving - het DWU en de daarop gebaseerde wetgeving - is in de meeste gevallen de basis voor het douane-optreden. Het is dan ook van belang dat u zich de terminologie eigen maakt die in het DWU wordt gebruikt. Veel van deze definities staan in onderdeel 0.00.25 van dit Handboek. Hierna worden nog een drietal definities uit het DWU besproken.

Naar boven

2.2.1 Het douanegebied van de Unie

Het douanegebied is het gebied waarbinnen de douanewetgeving van toepassing is. De werking van de douanewetgeving begint - globaal gesproken - op het moment waarop goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen en eindigt nadat goederen het douanegebied hebben verlaten. Van sommige definities wordt de omschrijving in de nationale wetgeving nader aangevuld. (Artikel 4 DWU)

Een overzicht van landen en gebieden die tot het douanegebied van de Unie behoren kunt u vinden op www.douane.nl .

Naar boven

2.2.2 Persoon

Onder persoon wordt volgens het DWU verstaan:

  • een natuurlijk persoon;

  • een rechtspersoon, of

  • wanneer de geldende voorschriften in deze mogelijkheid voorzien, een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend.

(artikel 5, lid 4, DWU)

Een natuurlijk persoon is een mens. Hij kan optreden als zichzelf, maar zich ook voordoen als eigenaar van een onderneming. Deze onderneming heeft dan de vorm van een eenmanszaak. Kenmerk van de eenmanszaak is dat de eigenaar met zijn gehele private vermogen aansprakelijk is voor de rechtshandelingen die hij ten behoeve van de onderneming verricht.

We kennen in Nederland drie vormen van rechtspersonen, te weten de publiekrechtelijke rechtspersonen, kerkgenootschappen en privaatrechtelijke rechtspersonen (artikel 2:1-3 BW).

Bij de toepassing van de douanewetgeving zult u vooral de privaatrechtelijke rechtspersonen tegenkomen. Dit zijn de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij, de naamloze vennootschap (NV), de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV) en de stichting. Daarnaast bestaan er nog enkele speciale privaatrechtelijke rechtspersonen zoals het Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV). De essentie van een rechtspersoon is dat in beginsel alleen het vermogen van de rechtspersoon aansprakelijk is voor rechtshandelingen verricht in het kader van de onderneming. Een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit (artikel 2:5 BW).

Het DWU kent naast de natuurlijke personen en de rechtspersonen nog een derde categorie van entiteiten die "persoon" zijn in de zin van het DWU. Het DWU beschrijft deze categorie als volgt: "wanneer de geldende voorschriften in deze mogelijkheid voorzien, een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend." In Nederland kennen we enkele vormen van entiteiten die zich als persoon voor kunnen doen; de maatschap (7A:1655 BW), de vennootschap onder firma (V.o.f.) (artikel 16 Wetboek van Koophandel) en de commanditaire vennootschap (C.V. of Comm. Venn.) (artikel 19 Wetboek van Koophandel). Daarbij gaat het om overeenkomsten waarbij twee of meer partijen (de maten of vennoten) zich verbinden tot inbreng van vermogensbestanddelen of arbeid met de bedoeling daardoor samen vermogensrechtelijk voordeel te behalen.

Let op!

Een "filiaal" is niet een zelfstandige juridische entiteit, maar bijvoorbeeld een kantoor, een locatie of een terrein en vormt dus een deel van het bezit van een (rechts)persoon. Het is dan ook alleen de (rechts)persoon die de aangifte kan doen of via vertegenwoordiging kan laten doen en een aanvraag kan indienen.

Let op!

Bij concerns moet u rekening houden met het volgende:

Een concern bestaat uit meerdere rechtspersonen, met een moedermaatschappij die (een deel van) de aandelen houdt van een of meerdere "dochters" (werkmaatschappijen). Vaak is sprake van activiteiten in meerdere landen. Voor de vraag welke rechtspersoon de rechtshandeling mag verrichten is het belangrijk om te kijken wie de verplichtingen die voortvloeien uit die handeling moeten nakomen.

VoorbeeldenEen douaneaangifte met bijzondere verplichtingen kan alleen worden gedaan door of voor rekening van de persoon die gehouden is tot het naleven van die verplichtingen. Zie hiervoor paragraaf 3.1.4 van onderdeel 2.00.00 van dit Handboek.

Als een moedermaatschappij voor een of meerdere dochters ("subsidiaries") de AEO status wil, dan zal iedere dochtermaatschappij een aanvraag moeten indienen. Zie hiervoor paragraaf 2.1 van onderdeel 2.50.00 van dit Handboek.

Let op!

De vraag of sprake is van een persoon in de zin van het DWU moet niet worden verward met de vraag of sprake is van een zogenaamde "vaste inrichting". Onder een vaste inrichting wordt verstaan een vaste vestiging voor bedrijfsuitoefening waar de nodige menselijke en technische hulpbronnen permanent voorhanden zijn en waarmee de douanetransacties van een persoon volledig of gedeeltelijk worden uitgevoerd (artikel 5, lid 32 DWU).

Voor de vraag of de vaste inrichting moet worden aangemerkt als een persoon, moet worden aangesloten bij de criteria die voor de definitie "persoon" gelden volgens artikel 5, lid 4 DWU. Zo zal een vaste inrichting in de vorm van een Nederlandse BV wel als "persoon" kwalificeren in de zin van het DWU, terwijl een filiaal zonder rechtspersoonlijkheid van een Amerikaanse rechtspersoon geen zelfstandige persoon is. De definitie "vaste inrichting" kan met name van belang zijn voor de vraag of een persoon in de Unie gevestigd is (zie artikel 5, lid 31 DWU). Zie voor een voorbeeld Bijlage 1, voorbeeld 4 van dit onderdeel. Doordat de Amerikaanse rechtspersoon uit het vierde voorbeeld een vaste inrichting heeft in Nederland, is daarmee voldaan aan de eis dat deze (Amerikaanse) persoon is gevestigd in de Unie.

Naar boven

2.2.3 EORI

Om beter uitvoering te kunnen geven aan de veiligheidsmaatregelen die zijn opgenomen in het DWU, is wettelijk voorgeschreven dat marktdeelnemers en andere personen moeten kunnen worden geïdentificeerd door middel van een uniek gemeenschappelijk nummer. Dit nummer is het EORI-nummer. Het EORI-nummer staat voor het Economic Operator Registration and Identification number en is geldig binnen de hele Unie. (artikel 1, lid 18 GVo.DWU)

Na toekenning van het EORI-nummer moet dit unieke nummer bij alle douanetransacties en -activiteiten in de hele Unie worden gebruikt wanneer om een identificatienummer wordt gevraagd. Daarnaast gebruiken de douaneautoriteiten het EORI-nummer voor onderlinge uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten en andere autoriteiten.

Het EORI-nummer

Het EORI nummer bestaat uit:

  1. Een identificatiecode van de lidstaat die het nummer toekent (tweeletterige ISO landcode). Dit is alfabetisch en maximaal 2 letters gevolgd door;

  2. Een unieke identificatiecode in die lidstaat. Deze is alfanumeriek en maximaal 15 letters en/of cijfers.

Het EORI-nummer kan dus uit maximaal 17 posities bestaan. (bijlage 12-01 UVo. DWU)

In Nederland ziet het EORI-nummer er als volgt uit:

  1. NL gevolgd door;

  2. Het fiscaalnummer van de marktdeelnemer van 9 cijfers.

Als het fiscaalnummer minder dan 9 cijfers is, wordt het EORI nummer aangevuld met voorloop nullen.

Let op!

Een buitenlands EORI-nummer kan een afwijkende vorm hebben van een in Nederland afgegeven EORI-nummer, bijvoorbeeld PL1234567890ABCDE voor een Poolse exporteur (landcode PL + 15 alfanumerieke tekens)

Wie krijgt een EORI-nummer

Het EORI nummer wordt in de eerste plaats toegekend aan marktdeelnemers. Dat zijn personen die zich in het kader van hun bedrijf bezig houden met activiteiten waarop de douanewetgeving van toepassing is. Hierbij moet je bijvoorbeeld denken aan het importeren, exporteren en het vervoeren van niet communautaire goederen. (artikel 5, lid 5 DWU)

Daarnaast moeten in sommige gevallen ook andere personen dan marktdeelnemers een EORI-nummer aanvragen (zie ook hierna). Zie voor de definitie van personen verder paragraaf 2.2. van dit onderdeel van het Handboek Douane.

Welke lidstaat geeft het EORI-nummer af?

Hierbij moet verschil gemaakt worden tussen marktdeelnemers die binnen de Unie zijn gevestigd, marktdeelnemers die buiten de Unie gevestigd zijn en personen die geen marktdeelnemers zijn.

Binnen de Unie gevestigdEen in het douanegebied van de Unie gevestigd marktdeelnemer wordt geregistreerd door de douaneautoriteit of de aangewezen autoriteiten van de lidstaat waar hij is gevestigd.(artikel 9, lid 1 DWU).

Ook wanneer de eerste verrichtingen in een andere lidstaat plaatsvindt, moeten marktdeelnemers een EORI-nummer aanvragen in de lidstaat waarin zij zijn gevestigd.

Buiten de Unie gevestigdWanneer een niet in het douanegebied van de Unie gevestigde marktdeelnemer geen EORI-nummer heeft, wordt hij geregistreerd door de douaneautoriteit of de aangewezen autoriteiten van de lidstaat waar hij het eerst een van de volgende activiteiten verricht:

  1. in de Unie een andere dan een van de volgende douaneaangiften indient:

    • een douaneaangifte volgens artikel 135 tot en met 144 GVo.DWU (mondeling, enige andere handeling, post);

    • een douaneaangifte voor tijdelijke invoer (bijv. tentoonstelling of wederuitvoer van tijdelijk ingevoerde goederen, tenzij een gemeenschappelijke zekerheid moet worden gesteld;

    • een douaneaangifte in het kader van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer, ingediend door een marktdeelnemer die is gevestigd in een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, tenzij deze aangifte dient in plaats van een summiere aangifte bij binnenbrengen of wordt gebruikt als aangifte vóór vertrek;

    • een douaneaangifte in het kader van de regeling Uniedouanevervoer, ingediend door een marktdeelnemer die is gevestigd in Andorra of San Marino, tenzij deze aangifte dient in plaats van een summiere aangifte bij binnenbrengen of wordt gebruikt als aangifte vóór vertrek;

  2. in de Unie een summiere aangifte bij binnenbrengen of uitgaan indient;

  3. een aangifte tot tijdelijke opslag indient;

  4. optreedt als een vervoerder met het oog op vervoer over zee, over de binnenwateren of door de lucht, tenzij hem een derdeland-identificatienummer is toegekend in het kader van een door de Unie erkend partnerschapsprogramma met het bedrijfsleven van een derde land;

  5. optreedt als een vervoerder die is aangesloten op het douanesysteem en een van de kennisgevingen wenst te ontvangen waarin de douanewetgeving voorziet in verband met de indiening of de wijziging van de summiere aangifte bij binnenbrengen.

(artikel 5 GVo.DWU)

  1. Andere personenAndere personen dan marktdeelnemers worden slechts geregistreerd, indien aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

    • De wetgeving van een lidstaat vereist deze registratie (in Nederland is hier geen invulling aan gegeven).

    • De betrokken persoon verricht handelingen waarvoor volgens Bijlage A of B GVo.DWU een EORI-nummer moet worden verstrekt. (artikel 6 GVo.DWU).

    Is de "andere persoon" gevestigd in de Unie, dan wordt hij in die lidstaat geregistreerd; is hij niet in het douanegebied van de Unie gevestigd, dan wordt hij geregistreerd in de lidstaat waar hij de activiteiten verricht die tot registratie verplichten. (artikel 9, lid 3 DWU) Zie verder voor voorbeelden met betrekking tot de plaats van registratie en de vraag wie moet registreren bijlage 1.

Voorbeelden:

Een Chinese exporteur die goederen verzendt naar een geadresseerde in de Unie hoeft geen EORI-nummer aan te vragen. Wanneer hij een van de aangiften gaat doen zoals hierboven genoemd moet hij wel een EORI-nummer aanvragen. Een Canadees bedrijf dat goederen aangeeft voor tijdelijke invoer met carnet ATA hoeft geen EORI nummer aan te vragen.

Een EORI-nummer aanvragen in Nederland

Een aanvraag voor een EORI-nummer die in Nederland wordt gedaan, wordt ingediend bij Belastingdienst/Centrale Administratie volgens de modellen opgenomen op www.douane.nl.

Registratieprocedure

Voordat een EORI-nummer wordt toegekend moet de Douane het EORI-systeem raadplegen om vast te stellen of de betrokkene niet reeds een EORI-nummer heeft. Bij de raadpleging moet worden uitgegaan van de spelling van de naam van de persoon zoals opgegeven in de identificatiedocumenten.

De EORI-database

Het EORI-systeem en de gegevens die worden uitgewisseld tussen het EORI en de nationale geautomatiseerde systemen zijn opgenomen in bijlage 12-01 GVo.DWU.

Let op!

De gemeenschappelijke gegevensvereisten van Bijlage 12-01 GVo.DWU zijn pas van toepassing vanaf het moment dat de EORI-systemen zijn aangepast. Tot de datum van de upgrade van het EORI-systeem verzamelen en bewaren de lidstaten de gegevens zoals opgenomen in aanhangsel E van bijlage 9 GVo.DWU volgens de bepaling van artikel 3 GVo.DWU.

De EORI-database kan ook via internet worden geraadpleegd. De Commissie mag deze gegevens alleen op internet publiceren, wanneer de marktdeelnemer daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend. Wanneer de geregistreerde geen toestemming heeft gegeven voor publicatie op internet, kan via internet alleen worden getoetst of een EORI-nummer ook daadwerkelijk is afgegeven.

Naar boven