Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

5.00.00 Overige algemene bepalingen

8 Identificatiemaatregelen

8.1 Algemeen

Als u identificatie van goederen noodzakelijk acht voor het waarborgen van de naleving van de voorwaarden die zijn verbonden aan een douaneregeling, moet u de nodige maatregelen treffen. Die bevoegdheid staat in de wetgeving van de Unie.
(artikel 192 DWU)

Artikel 192 DWU geeft niet nader aan welke identificatiemiddelen op de goederen of de vervoermiddelen kunnen worden aangebracht. In specifieke regelingen is dit wel gebeurd. Zo is in het kader van het douanevervoer bijvoorbeeld artikel 299 UVo.DWU geregeld dat de identificatie van de goederen in het algemeen verzekerd wordt door verzegeling. Deze vindt plaats per laadruimte of per collo en moet voldoen aan de in artikel 300-302 UVo.DWU gestelde voorwaarden.

Naar boven

8.2 Procedures en ambtelijke werkzaamheden

Het maakt een groot verschil waar de identificatiemiddelen moeten worden aangebracht: bijvoorbeeld een container, een zeeschip, een binnenschip of een landtank. Nationaal is er ten aanzien van de ambtelijke versluiting een aantal aanwijzingen gegeven. Deze zijn opgenomen in bijlage 1 van dit onderdeel.

De aanwijzingen betreffen:

  1. het te gebruiken materiaal;

  2. het ontzegelen;

  3. vervoermiddelen en containers met certificaat van goedkeuring;

  4. vervoermiddelen en containers zonder certificaat van goedkeuring;

  5. zeeschepen;

  6. binnenschepen;

  7. dek- en zolderschuiten;

  8. tankschepen, tankwagens en tankauto's;

  9. spoorwagons;

  10. vrachtauto's;

  11. bergplaatsen;

  12. landtanks;

  13. colli;

  14. afwijkende verzegelingen.

Als er identificatiemiddelen worden getroffen, mogen de aangebrachte identificatiemaatregelen in beginsel alleen door de douane (of door marktdeelnemers die daartoe zijn gemachtigd) worden verwijderd.
(artikel 192, lid 2 DWU)

Naar boven

8.3 Nadere bepalingen

De beheerder van het goed ten aanzien waarvan de douane de identificatiemaatregelen toegepast heeft een aantal verplichtingen:

  • De beheerder van het goed draagt er zorg voor dat de maatregel op deugdelijke wijze tot stand wordt gebracht. De beheerder kent immers het goed het beste.

  • De beheerder van het goed draagt er zorg voor dat de tot stand gebrachte maatregel in stand blijft.

Let op!

Er kunnen omstandigheden zijn die het instandblijven van een maatregel in de weg staan. Zo'n situatie doet zich voor als dreigend gevaar het noodzakelijk maakt dat alle goederen of een deel daarvan onmiddellijk moeten worden gelost.

Naar boven

8.4 Uitzonderingen

Op grond van specifieke bepalingen kunnen afwijkende bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de identificatie-maatregelen

Zo bestaat de mogeliijkheid dat bedrijven in het kader van het douanevervoer een vergunning hebben om zelf identificatie-maatregelen (verzegelingen) aan brengen. Op deze wijze wordt voor deze bedrijven vermeden dat voor het treffen van identificatiemaatregelen een aparte ambtelijke tussenkomst is vereist (zie ook artikel 314 UVo.DWU).
Ook bestaat de mogelijkheid voor bedrijven om onder voorwaarden gebruik te maken van een verzegeling van een afwijkend model.
(artikel 233, lid 4 onder c DWU jo artikel 197 GVo.DWU jo artikel 317-318 UVo.DWU)

Naar boven

8.5 Strafbepalingen

Strafrechtelijke sancties zijn opgenomen in artikel 10:8 Algemene douanewet. Deze gelden zowel voor diegene die de tot stand gebrachte maatregel schendt, of deze niet in stand houdt, als voor degene die, anders dan de inspecteur, bevoegd is identificatie maatregelen tot stand te brengen, en deze niet op een deugdelijke wijze tot stand brengt.

Naar boven