Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

5.00.00 Overige algemene bepalingen

15 Sfeercumulatie

15.1 Algemeen

Als tijdens de controle een onregelmatigheid wordt geconstateerd is het vaak zo dat deze onregelmatigheid ook inhoudt dat er een strafbaar feit is gepleegd. Op dat moment ontstaat er naast het controlebelang een opsporingsbelang. Dit wordt sfeercumulatie genoemd. De controlerende ambtenaar moet er zich van bewust zijn dat er andere regels gelden bij de verwezenlijking van dat opsporingsbelang dan voor het controlebelang, en hij moet ook met die regels rekening houden bij de voortzetting van zijn controle. Hij moet die voortzetting zo inrichten dat een eventueel in te stellen opsporingsonderzoek niet wordt geschaad.

Naar boven

15.2 Procedures en ambtelijke werkzaamheden

15.2.1 Rechten van de verdachte bewaken

Als bij de controle het constateren van een onregelmatigheid leidt tot het vermoeden dat de gecontroleerde persoon of rechtspersoon een strafbaar feit heeft gepleegd, dan heeft u te maken met een (of meerdere) verdachte(n). U kunt uw controle in principe gewoon voortzetten, maar u moet er bij uw verdere controle voor waken dat de rechten van de gecontroleerde/verdachte niet worden geschonden. Een schending van de rechten van de gecontroleerde/ verdachte kan namelijk betekenen dat de gegevens die als gevolg van de schending zijn verkregen niet meer als bewijs in het strafproces kunnen worden gebruikt.

Met welke rechten moet nu rekening worden gehouden? Anders gezegd bij welke controlemomenten bestaat het gevaar dat de rechten van de verdachte kunnen worden geschonden? Hier kunnen twee controlemomenten worden onderscheiden:

Controlemoment 1

Het eerste controlemoment is het moment waarop u inlichtingen vraagt aan de belanghebbende. Er is op dat moment nog geen verdenking van een strafbaar feit en van een verdachte.

De belanghebbende is op grond van de controlebepalingen uit de douanewetgeving verplicht deze inlichtingen te geven. Op het moment dat uit de verkregen informatie, gegevens en of bescheiden vervolgens het ernstige vermoeden bestaat van een strafbaar feit kan er sprake zijn van een (of meerdere) verdachte(n).
In feite kunt u uw controle voortzetten, u moet er echter voor waken dat de rechten van de gecontroleerde/ verdachte niet worden geschonden.
Dit betekent bijvoorbeeld dat u kunt vragen naar bescheiden waarvan aannemelijk is dat deze voorhanden zijn.
Ook inzage in de administratie behoort tot uw mogelijkheden.
Op het moment dat u aan belanghebbende vragen gaat stellen die gericht zijn op het vermoedelijke strafbare feit en waarbij uw vragen gericht zijn op elementen zoals schuld en opzet en betrokkenheid bij de veronderstelde strafbare feiten, dient u vooraf aan verdachte de cautie te geven.
U deelt verdachte mede dat hij/zij niet tot antwoorden verplicht is.

Let op!

U moet dan wel als BOA bevoegd zijn.

Controle moment 2

Indien uit uw bevindingen blijkt dat er vermoedelijk sprake is van omvangrijke fraude of ernstige onregelmatigheden volgt u onderstaande aanwijzig(en).

Naar boven

15.2.2 Gedragslijn volgen

Welke gedragslijn moet u als controlerend ambtenaar nu volgen?

Als de controle al is begonnen en u op de geschetste situatie stuit, dan gaat u als volgt te werk:

Als er sprake is van zodanig ernstige onregelmatigheden dat er een vermoeden bestaat van ernstige of omvangrijke fraude bij een bedrijf, ga dan als volgt te werk:

  • Overleg met de boete- fraudecoördinator / contactambtenaar douane van het regiokantoor. Deze pleegt vervolgens overleg met de accountmanager en/of teamleider van de FIOD, in dit overleg worden afspraken gemaakt over het vervolgtraject.

    Breek de controle af en handel conform het bovenstaande.

    Als geen sprake is van een vermoeden van ernstige of omvangrijke fraude als gevolg van de geconstateerde onregelmatigheden maar de onregelmatigheid of onregelmatigheden kunnen wel leiden tot een strafrechtelijke reactie, ga dan als volgt te werk:

  • Ga door met de controle, mits de waarborgen die de verdachte op grond van het Wetboek van strafvordering geniet, worden gerespecteerd. Bij twijfel of onduidelijkheden neemt u contact op met de boete- fraudecoördinator/contactambtenaar.

Meer concreet betekent dit dat u zich, als controlerend ambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar, moet concentreren op uw controletaak om de juiste feiten vast te stellen. Vermijd hierbij twee typen vragen:

  1. vragen die betrekking hebben op de strafbaarheid van de verdachte (vragen naar de betrokkenheid van de verdachte bij de onregelmatigheid);

  2. vragen die betrekking hebben op het invullen van ontbrekende informatie, die niet uit de administratie zijn te halen.

U kunt dus wel aan de verdachte vragen om (bepaalde delen uit) de administratie ter inzage te verstrekken, want dit soort vragen hebben niet het karakter van een verhoor. Hiervoor hoeft dan ook niet de cautie te worden gesteld. Nogmaals het stellen van de cautie is het vooraf aan de verdachte mededelen dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
(artikel 15 juncto 48 DWU)

Nadat de controle is beëindigd, gaat u als volgt te werk:

  • Maak in de afsluitende rapportage melding van de geconstateerde onregelmatigheid of onregelmatigheden.

Naar boven

15.2.3 Slotopmerkingen

Het is niet mogelijk om in algemene termen voor elke specifieke situatie aan te geven hoe u als controlerende ambtenaar het beste kunt handelen. Veel zal afhangen van uw ervarenheid op dit terrein. Bovenstaande gedragslijn is zodanig opgesteld dat u als controlerende ambtenaar en buitengewoon opsporingsambtenaar uw bevoegdheden als opsporingsambtenaar niet gebruikt tijdens de controle. U blijft dus alleen uw controlebevoegdheden gebruiken voorzover deze niet botsen met de rechtswaarborgen uit het Wetboek van strafvordering.

Als u minder ervaren bent, u zich onzeker voelt of u twijfelt over de wijze waarop u de controle moet voortzetten, dan moet u de controle onderbreken en contact opnemen met de boete- fraudecoördinator/contactambtenaar douane.

In alle gevallen moet u deugdelijk vastleggen hoe u in de geschetste conflicterende situaties heeft gehandeld.
(artikel 15 juncto 48 DWU; artikelen 29 en 97 Wetboek van strafvordering)

Naar boven

15.3 Nadere bepalingen

In dit hoofdstuk zijn geen nadere bepalingen opgenomen.

Naar boven

15.4 Uitzonderingen

In dit hoofdstuk zijn geen uitzonderingen opgenomen.

Naar boven

15.5 Strafbepalingen

In dit hoofdstuk zijn geen strafbepalingen opgenomen.

Naar boven