Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

9.00.00 Douanewaarde

3 Verhogingen bij transactiewaarde van ingevoerde goederen

In hoofdstuk 2 heeft u kunnen lezen hoe u de werkelijk betaalde of te betalen prijs kunt vaststellen met de transactiewaarde-methode voor ingevoerde goederen (artikel 70 DWU).

In dit hoofdstuk kunt u lezen in welke gevallen de werkelijk betaalde of te betalen prijs moet worden verhoogd.

Hoofdstuk 4 gaat over de verlagingen van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

Naar boven

3.1 Algemeen

Als bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de ingevoerde goederen de hierna genoemde elementen niet zijn inbegrepen, verhoogt u de prijs in principe met het volgende:

  • commissies en courtage, met uitzondering van inkoopcommissie (zie paragraaf 3.2);

  • kosten van verpakkingsmiddelen en het verpakken (zie paragraaf 3.3);

  • waarde van goederen en diensten die de koper gratis of voor een verminderd bedrag heeft geleverd voor de voortbrenging en verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen (zie paragraaf 3.4);

  • royalty's en licentierechten die de koper voor de ingevoerde goederen als gevolg van een voorwaarde van de verkoop betaalt (zie paragraaf 3.7 en verder);

  • waarde van delen van opbrengsten (winsten) van wederverkopen, overdrachten en gebruiken die ten goede komt aan de verkoper (zie paragraaf 3.14);

  • kosten in verband met het vervoer van de ingevoerde goederen tot plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie (zie paragraaf 3.15 en verder)

  • kosten in verband met verzekering van de ingevoerde goederen (zie paragraaf 3.23)

  • de met het vervoer verband houdende kosten van het laden en behandelen van de ingevoerde goederen (zie paragraaf 3.24)

(artikel 71 DWU)

Een toevoeging aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs kunt u uitsluitend uitvoeren op basis van objectieve en meetbare gegevens (artikel 71, lid 2, DWU).

Uitsluitend de elementen, die zijn opgenomen in artikel 71 DWU, kunt u voor de vaststelling van de douanewaarde aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs toevoegen. Andere elementen dan die in dit artikel zijn opgenomen, worden zodoende niet bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs toegevoegd.
(artikel 71, lid 3, DWU)

De aanpassing kan zijn uitgedrukt in een geldbedrag of in een percentage. In het geval de gegevens waarop de verhogingen worden vastgesteld op het tijdstip van het brengen in het vrije verkeer niet op passende en specifieke criteria kunnen worden berekend kan mogelijk gebruik worden gemaakt van de vereenvoudigde procedure zoals die in paragraaf 3.25 is beschreven.
(artikel 73 DWU en artikel 71 GVo.DWU)

Voorbeeld

Als bijvoorbeeld een royalty volledig betrekking heeft op de ingevoerde goederen, kan toevoeging aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs op eenvoudige wijze plaatsvinden. Dat is meestal het geval bij het brengen in het vrije verkeer van complete of nagenoeg complete goederen of goederen in gedemonteerde staat, dan wel bij de assemblage die als een eenvoudige behandeling wordt aangeduid. Als een royalty slechts voor een deel op de ingevoerde goederen betrekking heeft, kan de grondslag voor de toedeling van de totale betaling naar belastbare en niet-belastbare elementen uit het royalty-contract blijken.

In andere gevallen is het gewenst om in overleg met de importeur een raming van een toedeling van de verschillende elementen op te stellen. De correspondentie over de royalty-betalingen tussen de partijen kan de basis voor een gepaste toedeling zijn. Als er geen objectieve en meetbare gegevens over de bijtelling van een royalty zijn, kunt u de douanewaarde niet vaststellen met de transactiewaarde-methode voor ingevoerde goederen.

Naar boven

3.2 Commissies, courtage en inkoopcommissie

De werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogt u met commissies en courtage als:

  • deze ten laste komen van de koper;

  • deze nog niet in die prijs zijn begrepen.

Commissies en courtage zijn betalingen aan tussenpersonen voor hun medewerking bij de totstandkoming van een verkoopcontract. Provisies kunt u gelijk stellen aan commissies.

Let op!

Het gaat hier om zogenaamde ‘verkoopcommissie’.

Vertegenwoordiging

Het vertegenwoordigen van de verkoper bij de koop houdt onder meer in:

  • het zoeken van afnemers;

  • het opnemen van orders;

  • het controleren van goederen.

De aard van de diensten blijkt niet altijd uit handelsbescheiden. Om vast te stellen in welke gevallen de beloning die een verkoper aan een tussenpersoon betaalt, als commissie of courtage kan worden beschouwd, zal aanvullende informatie moeten worden verstrekt.

Soms verleent een verkoopagent ook diensten die buiten zijn gebruikelijke taken vallen. Deze verlening van extra diensten is van invloed op de beloning die bij de verkoper in rekening wordt gebracht. Zo kan het voorkomen dat een verkoopagent, in plaats van ervoor te zorgen dat de goederen door derden van de fabriek naar de haven of de plaats van uitvoer worden vervoerd, de goederen zelf vervoert, en de kosten van vervoer in rekening brengt als onderdeel van zijn beloning. In dit voorbeeld kunt u de in rekening gebrachte beloning niet geheel als commissie of courtage beschouwen; alleen het gedeelte waarvan duidelijk is dat het wordt berekend voor diensten bij de koop van de ingevoerde goederen, moet u als commissie of courtage aanmerken.

Een andere factor die van belang is voor de vraag of de bemiddelingskosten als commissie of courtage kunnen worden beschouwd, is de verbondenheid tussen de partijen die bij de transactie betrokken zijn. Als de agent bijvoorbeeld met de verkoper is verbonden of met een derde persoon die met de verkoper is verbonden, stelt u vast of de verbondenheid invloed heeft op zijn beloning. Ondanks het bestaan van een agentencontract heeft de douane de bevoegdheid het geheel van omstandigheden te onderzoeken om vast te stellen of degene die agent zou zijn, daadwerkelijk in het belang handelt van de verkoper of de derde persoon, of zelfs in zijn eigen belang.

In bepaalde branches komt het voor dat een tussenpersoon deels als verkoopagent op provisiebasis werkt en deels voor eigen rekening koopt en verkoopt. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij exportfirma's of zogenaamde zelfstandige agenten die soortgelijke diensten verlenen maar die, in tegenstelling tot verkoopagenten, een eigendomsbelang bij de goederen hebben en invloed uitoefenen op de transactie of op de prijs die de importeur betaalt. In dergelijke gevallen kunt u de zogenaamde tussenpersoon niet als verkoopagent beschouwen.

Partijen kunnen overeengekomen zijn dat de agent het contract afsluit. De agent maakt in die gevallen een factuur op, waarin de agent als verkoper is vermeld, met een specificatie van de kosten en zijn provisie. Het feit dat een agent de factuur opmaakt, betekent nog niet dat u hem daardoor als verkoper van de goederen moet beschouwen.

Deze situatie is omschreven in Conclusie 14. In het algemeen is de aangever verplicht een factuur op basis waarvan de douanewaarde is aangegeven, aan de douane te overleggen. ( artikel 145 UVo.DWU)

Als bij de aangifte voor het vrije verkeer de douanewaarde is gebaseerd op de factuur waarop de agent als verkoper is vermeld, kunt u deze factuur aanvaarden, waarbij rekening wordt gehouden met de commissies en courtages. Voorwaarde is dat de aangever ook de door de fabrikant of leverancier uitgereikte factuur kan overleggen, of een ander overtuigend bewijs van de verkoop van de ingevoerde goederen door bemiddeling van de agent.

De aangever is verplicht een factuur op basis waarvan de douanewaarde is aangegeven aan de douane te kunnen verstrekken.
(artikel 163 DWU en artikel 145 UVo.DWU)

Bij het gebruik van de transactiewaarde-methode van ingevoerde goederen moet worden uitgegaan van de transactie tussen de fabrikant of de leverancier en de importeur. De douanewaarde moet daarom worden gebaseerd op de prijs die in die overeenkomst is vermeld. De commissies en courtage moeten daar worden bijgeteld voor zover deze ten laste komen van de koper en nog niet in de prijs zijn inbegrepen.

Inkoopcommissie valt buiten deze regeling. U mag de werkelijk betaalde of te betalen prijs daarom niet met inkoopcommissie verhogen (zie hiervoor paragraaf 4.6).(artikel 71, lid 1, letter a, punt i, DWU)

Naar boven

3.3 Kosten van verpakkingsmiddelen en verpakken

Onder de douanewaarde van ingevoerde goederen vallen:

  • de kosten van verpakkingsmiddelen die voor douanedoeleinden één geheel worden geacht te zijn met de goederen, en

  • de kosten van het verpakken, zowel het arbeidsloon als het materiaal, voor zover deze kosten ten laste komen van de koper.

(artikel 71, lid 1, letter a, DWU)

Onder verpakkingsmiddelen vallen alle uitwendige en inwendige verpakkingsmiddelen. Voorbeelden: omhulsels, opwindmiddelen, vaten, flessen en kratten. Vervoermiddelen, met name containers, maar ook het stuwend hulpmateriaal zijn geen verpakkingsmiddelen. Zie hiervoor noot op algemene regel 5 voor de interpretatie van de Gecombineerde Nomenclatuur)

Verpakkingsmiddelen die worden ingedeeld bij de goederen waarmee zij worden aangeboden of die zij bevatten vormen een geheel met de goederen.
(artikel 71, lid 1, letter a, DWU)

Wanneer voor het gebruik van verpakkingsmiddelen geen kosten aan de koper in rekening worden gebracht omdat deze verpakkingsmiddelen aan de leverancier moeten worden geretourneerd, maar de koper wel een financiële vergoeding verschuldigd is over niet-geretourneerde verpakkingen, rekent u deze vergoeding bij de douanewaarde.
(Zie Jurisprudentie zaak C-357/87).

Bij verpakkingsmiddelen die eenmalig worden gebruikt, zullen de kosten vaak bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs van de goederen zijn inbegrepen.

Verpakkingsmiddelen die bij meer dan een zending worden gebruikt, worden meestal niet met de goederen verkocht, maar worden vaak tegen een vergoeding ter beschikking gesteld door de leverancier van de goederen of door een vervoermaatschappij.

De verpakkingsmiddelen kunnen ook eigendom van de koper van de goederen zijn. In elk geval neemt u de kosten van die verpakkingsmiddelen en van het verpakken, voor zover deze ten laste van de koper komen, op in de douanewaarde. Op verzoek van de aangever kunt u de kosten van de verpakkingsmiddelen die bij meer dan een zending zullen worden gebruikt, naar verhouding toedelen. Kosten van terugzending van lege verpakkingsmiddelen, die voor rekening van de koper zijn, worden voor zover het vervoerkosten buiten de Unie betreft, ook als kosten van verpakkingsmiddelen of als kosten van het verpakken beschouwd en moeten daarom bij de douanewaarde worden inbegrepen.

Naar boven

3.4 Goederen en diensten geleverd door koper: algemeen

De waarde van goederen en diensten (hierna "toeleveringen" genoemd) kan leiden tot een verhoging van de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs. De toeleveringen worden dan door de koper gratis of tegen een verminderde prijs direct of indirect geleverd voor gebruik in verband met de voortbrenging en verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen.

Bij de volgende toeleveringen kan de prijs worden verhoogd:

  • materialen, samengestelde delen, onderdelen en dergelijke die in de ingevoerde goederen worden verwerkt;

  • werktuigen, matrijzen, gietvormen en dergelijke voorwerpen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden gebruikt;

  • materialen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden verbruikt;

  • engineering, ontwikkeling, werken van kunst, ontwerpen en tekeningen en schetsen, die buiten de Unie zijn verricht of vervaardigd en die noodzakelijk zijn voor de productie van de ingevoerde goederen.

(artikel 71, lid 1, letter b, DWU)

Om de toepassing van artikel 71, lid 1, letter b, DWU in het douanegebied van de Unie op uniforme wijze te regelen, heeft het Compendium douanewaarde (2018) van de Europese Commissie, afdeling Taxation and Customs Union (TAXUD) in Commentaar nr. 1 een aantal richtlijnen opgesteld.

De waarde van de toeleveringen kunt u alleen aan de prijs toevoegen als deze nog geen deel uitmaakt van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van de ingevoerde goederen. Het contract voor de levering van de ingevoerde goederen en de handelsfactuur zullen vaak aanwijzingen geven over de waarde van de toeleveringen en over de mate waarin die waarde al bij de prijs van de ingevoerde goederen is inbegrepen.

Het is in het algemeen niet van belang vanuit welk land de toeleveringen plaatsvinden. De goederen kunnen zich bijvoorbeeld voordat ze aan de producent worden geleverd, bevinden in het land waar de ingevoerde goederen worden voortgebracht. Het is ook mogelijk dat ze rechtstreeks vanuit een derde land of vanuit de Unie naar de producent worden verzonden. De waarde van de toelevering neemt u daarom op in de douanewaarde van de ingevoerde goederen, ongeacht het land van toelevering.
(artikel 71, lid 1, letter b, DWU)

Hierop is een uitzondering gemaakt bij de toepassing van de levering van engineering, ontwikkeling, werken van kunst en ontwerpen, tekeningen en schetsen. De waarde van deze toeleveringen kunt u alleen toevoegen als deze zijn verricht of vervaardigd buiten de Unie (zie ook paragraaf 3.29).
(artikel 71, lid 1, letter b, punt iv, DWU).

Naar boven

3.5 Goederen en diensten geleverd door koper: waarde

De waarde van toeleveringen wordt gevormd door:

  1. de kosten van verkrijging (koopprijs), als de koper de toeleveringen tegen bepaalde kosten verkrijgt van een verkoper die niet met hem is verbonden, of

  2. de kosten van voortbrenging, als de toeleveringen zijn voortgebracht door de koper of door een met hem verbonden persoon.

(artikel 135 UVo.DWU)

De waarde van toeleveringen wordt gevormd door de totale kosten van verkrijging of voortbrenging. Voor de vaststelling van die waarde gebruikt u de verkregen gegevens op een wijze die in overeenstemming is met de in de Unie algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen (artikel 1, onder 20 GVo.DWU). De structuur van de bepalingen over de toeleveringen (zie paragraaf 3.4) duidt er op dat elke vaststelling van de waarde van de toeleveringen op zich zelf moet plaatsvinden. Dit betekent dat bij de vaststelling van bijvoorbeeld de waarde van werktuigen, matrijzen, gietvormen en dergelijke voorwerpen geen uitzondering kan worden gemaakt voor de waarde van engineering, ontwikkeling, werken van kunst en ontwerpen, tekeningen en schetsen die buiten de Unie in een derde land worden verricht of gemaakt. In voorkomend geval kan de waarde van de werktuigen en dergelijke de waarde omvatten van de engineering en dergelijke, zelfs als de laatst bedoelde werkzaamheden in de Unie zijn uitgevoerd en de waarde daarvan als (totale) kosten van verwerving of kosten van voortbrenging zijn opgenomen.

Dit betekent ook dat wanneer meer kosten zijn gemaakt voor het verkrijgen of voortbrengen van de toeleveringen alle kosten moeten worden meegerekend.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in dit verband in het arrest van 7 maart 1991 (zaak C-116/89), beslist dat de licentierechten die de koper voor de ingevoerde goederen (zaaizaad) is verschuldigd aan de leverancier van de toegeleverde goederen (basiszaad) bij de toepassing van artikel 71, lid 1, letter b, punt i, DWU deel uitmaken van de totale kosten van verkrijging van de toegeleverde goederen. De toerekening van de licentierechten vindt ook plaats wanneer de kweekarbeid in de Unie is verricht.

Voorbeeld

Een importeur in de Unie verkoopt modieuze herenkleding aan wederverkopers die in de Unie zijn gevestigd. De importeur koopt de herenkleding van een leverancier in een derde land. De leverancier heeft de herenkleding vervaardigd door gebruik te maken van papieren patronen die de importeur via een derde, die in een ander derde land is gevestigd, kosteloos aan hem heeft verstrekt. De derde is ontwerper en ook licentiehouder. De importeur heeft in een licentie-overeenkomst met de licentiehouder de rechten verkregen voor het gebruik van de papieren patronen waar de ontwerpen van de licentiehouder zijn inbegrepen en voor het distribueren van de kleding waarin de ontwerpen van de licentiehouder zijn verwerkt. De importeur, de leverancier en de licentiehouder zijn niet verbonden. De importeur betaalt aan de leverancier een bepaald bedrag voor de kleding. De importeur betaalt ook licentierechten aan de licentiehouder voor de verworven rechten. De licentierechten worden berekend over de bruto verkoopprijs van de importeur. In het kader van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen kan de werkelijk betaalde of te betalen prijs, voor zover aan de voorwaarden wordt voldaan, worden gesteld op het (totale) bedrag dat de importeur voor de kleding aan de leverancier betaalt. Met betrekking tot de licentierechten moet worden onderzocht of deze deel uit maken van de douanewaarde. In het geval de betaling van de licentierechten betrekking heeft op goederen en diensten (toeleveringen) moet worden bepaald of op grond daarvan een verhoging kan plaatsvinden. In het andere geval moet onderzoek plaatsvinden of wordt voldaan aan de voorwaarden voor een verhoging als licentierechten. De papieren patronen hebben eenzelfde functie als een matrijs of een gietvorm. De importeur levert de patronen kosteloos via de licentiehouder en de leverancier gebruikt deze patronen bij de voortbrenging en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen. De patronen kunnen daarom worden beschouwd als een toelevering. De werkelijk betaalde of te betalen prijs moet derhalve op grond van artikel 71, lid 1, letter b, punt ii, DWU met de waarde van de patronen worden verhoogd. De importeur en de licentiehouder zijn niet verbonden. De kosten van verkrijging van de patronen kunnen worden vastgesteld op basis van de waarde van de patronen c.q. het bedrag aan licentierechten dat voor de patronen wordt betaald. Omdat de betaling van de licentierechten als waarde van een toelevering moet worden bijgeteld is het niet meer noodzakelijk een verhoging als licentierechten nader te onderzoeken.

Voorbeeld

Een importeur in de Unie voert een aantal kopieën van een video-laserdisc in die hij van een leverancier heeft gekocht. De leverancier heeft de discs in een derde land vervaardigd. De discs bevatten muziek videoclips; de muziek wordt beschermd door een auteursrecht. In een licentie-overeenkomst heeft de importeur van de licentiehouder, die in een derde land is gevestigd, het recht verkregen muziek videoclips te gebruiken. De licentiehouder heeft een moedertape samengesteld van een selectie van de muziek videoclips die op de video-laserdiscs moet komen te staan. De importeur heeft de moedertape kosteloos geleverd aan de leverancier. De importeur, de leverancier en de licentiehouder zijn niet verbonden. De moedertape wordt door de leverancier gebruikt bij het productieproces. Met de moedertape werden beelden overgebracht c.q. gereproduceerd op een laserdisc matrijs. Deze matrijs werd gebruikt voor de vervaardiging van de kopieën van de disc. Iedere disc is derhalve identiek aan de moedertape zonder welke de leverancier de discs niet zou hebben kunnen vervaardigen. De importeur betaalt de leverancier een bedrag voor het vervaardigen van de matrijs en de kopieën van de disc. Voor het recht de muziek videoclips en de moedertape te gebruiken betaalt de importeur aan de licentiehouder een bedrag aan licentierechten dat berekend wordt over de bruto verkoopprijs van de importeur.

In het kader van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen kan de werkelijk betaalde of te betalen prijs, voor zover aan de voorwaarden wordt voldaan, worden gesteld op de som van de bedragen die de importeur voor de discs aan de leverancier betaalt. Het bedrag dat voor de laserdisc matrijs wordt betaald moet worden aangemerkt als een deel van de totale prijs omdat de importeur dit bedrag voor de ingevoerde goederen aan de leverancier moet betalen. Voor wat de licentierechten betreft moet worden onderzocht of deze deel uit maken van de douanewaarde. In het geval de betaling van de licentierechten betrekking heeft op goederen en diensten (toeleveringen) moet worden bepaald of op grond daarvan een verhoging kan plaatsvinden. In het andere geval moet onderzoek plaatsvinden of wordt voldaan aan de voorwaarden voor een verhoging als licentierechten.

De moedertape werd gebruikt bij de vervaardiging van de discs en is door de importeur kosteloos aan de leverancier geleverd. De moedertape kan worden aangemerkt als een toelevering in de zin van artikel 71, lid 1, letter b, punten i tot en met iv, DWU. De muziek videoclips die de licentiehouder heeft geselecteerd en op de moedertape heeft aangebracht maken deel uit van de ontwerp- en ontwikkelfase van de ingevoerde video-laserdiscs. Het ontwerpen en het ontwikkelen worden buiten de Unie in een derde land uitgevoerd. Deze werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als toeleveringen van diensten zoals is bedoeld in artikel 71, lid 1, letter b, punt iv, DWU. De werkelijk betaalde of te betalen prijs moet derhalve op grond van artikel 71, lid 1, letter b, punten i tot en met iv, DWU met de waarde van de moedertape en de muziekvideoclips worden verhoogd. De importeur en de licentiehouder zijn niet verbonden. De waarde van de moedertape en de muziekvideoclips kan worden vastgesteld op de kosten van verkrijgen. De kosten van verkrijging kunnen gelijk worden gesteld aan het bedrag van de licentierechten. Omdat de betaling van de licentierechten als waarde van een toelevering moet worden bijgeteld is het niet meer noodzakelijk een verhoging als licentierechten nader te onderzoeken.

Wanneer een toelevering tevoren was gebruikt door de koper, daargelaten of deze was verkregen of vervaardigd door deze koper, moeten de oorspronkelijke kosten van verkrijging of voortbrenging worden verlaagd om dat gebruik in de waarde van de toelevering tot uitdrukking te brengen.
(artikel 135, lid 3, UVo.DWU)

De waarde van de diensten zoals bedoeld in artikel 71, lid 1, onder b), van het wetboek omvat de kosten van mislukte ontwikkelingsactiviteiten voor zover deze activiteiten plaatsvonden voor projecten of orders met betrekking tot de ingevoerde goederen.
(artikel 135, lid 4, UVo.DWU)

De kosten van wetenschappelijk onderzoek en voorlopige schetsontwerpen kunt u niet in de douanewaarde opnemen.
(artikel 135, lid 5, UVo.DWU)

Voor een praktisch geval waarin de aftrek werd verzocht van de kosten van in de Unie verricht wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling wordt u verwezen naar Conclusie nr. 3.

De waarde van de toelevering wordt, afhankelijk van het geval, gevormd door de kosten van verkrijging of de kosten van voortbrenging. Er is geen bijzondere bepaling die betrekking heeft op de behandeling van de kosten van levering van de toelevering aan de producent van de ingevoerde goederen.

De kosten voor het leveren van toeleveringen aan de producent van de ingevoerde goederen kunt u daarom niet aan de kosten van verkrijging of de kosten van voortbrenging van die toeleveringen toevoegen. Zij maken echter wel deel uit van de douanewaarde, als deze kosten in geval van verkrijging al bij de prijs zijn inbegrepen (zie ook paragraaf 3.29)

Als kosten voor de levering van toeleveringen worden beschouwd:

  • de kosten van vervoer en verzekering;

  • de kosten van het laden, het lossen en handelingen in verband met het vervoer.

Als de kosten van verkrijging of de kosten van voortbrenging van de toegeleverde goederen of diensten zijn uitgedrukt in een vreemde munt, rekent u deze kosten om met behulp van de wisselkoers die geldt op het tijdstip van in het vrije verkeer brengen van de goederen waarvan de waarde wordt vastgesteld (zie ook hoofdstuk 10).

Hierna vindt u enkele voorbeelden ter illustratie van de berekening van de waarde van toeleveringen.

Voorbeeld

Firma A in de Unie plaatst bij firma B in derde land X een bestelling voor de vervaardiging van herenjassen. B voorziet zichzelf van de voor de vervaardiging noodzakelijke materialen, maar A koopt de modellen voor de herenjassen bij een ontwerpbureau in derde land Z en levert deze gratis aan B. De factuur van B aan A vermeldt een bedrag voor de "vervaardiging en levering van herenjassen". Geen enkel deel van de waarde van de ontwerpen is begrepen in de prijs van de ingevoerde goederen. Het bedrag van de waarde van de toelevering dat in de douanewaarde van de herenjassen moet worden begrepen, is de totale prijs van de modellen.

Voorbeeld

Firma A in de Unie voert overhemden in die op bestelling van A en met materialen van A, door firma B in derde land X zijn vervaardigd. Het contract bepaalt dat de materialen door A aan B worden geleverd tegen 40% van de kostprijs van A. Op de factuur van B aan A staat een bedrag vermeld voor "vervaardiging en levering van overhemden".

U kunt er van uitgaan dat de 40% van de kosten van de materialen inbegrepen zijn bij het bedrag dat B aan A in rekening heeft gebracht. De waarde van de materialen voor de berekening van de douanewaarde wordt gevormd door de totale kosten ervan. Het bedrag van die waarde dat niet is inbegrepen bij de prijs van de ingevoerde goederen, is gelijk aan 60% van de totale kosten van de toelevering. Het bedrag van de waarde van de toelevering dat alsnog in de douanewaarde van de overhemden moet worden opgenomen, is dus 60% van de totale kosten van de toelevering.

Voorbeeld

Firma A in de Unie plaatst bij firma B in derde land X een bestelling voor de vervaardiging van overhemden. A levert aan B gratis de weefsels en de knopen voor de vervaardiging van de overhemden. A koopt de weefsels van firma C in derde land Y, met als leveringsvoorwaarden " CIP-haven van lossing" in land X. A maakt de knopen in zijn eigen fabriek in derde land Z. Zowel de weefsels als de knopen zijn toeleveringen. De waarde van de weefsels is de prijs CIP-haven van de lossing. De waarde van de knopen wordt enkel gevormd door de kosten van voortbrenging; zij omvat geen leveringskosten (zie ook paragraaf 2.30).

Naar boven

3.6 Goederen en diensten geleverd door koper: toerekening van waarde

De waarde van de volgende toeleveringen wordt op een redelijke manier en met behulp van algemeen boekhoudkundige beginselen (artikel 1, onder 20, GVo.DWU) toegedeeld aan de ingevoerde goederen:

  • materialen, samengestelde delen, onderdelen en dergelijke die in de ingevoerde goederen worden verwerkt;

  • werktuigen, matrijzen, gietvormen en dergelijke voorwerpen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden gebruikt;

  • materialen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden verbruikt.

(artikel 71, lid 1, letter b, punten i tot en met iii, DWU)

 

De waarde van de toelevering wordt evenredig over de ingevoerde goederen omgeslagen
(artikel 135, lid 6, UVo.DWU).

Voorbeeld

Een koper levert een matrijs aan de fabrikant van de ingevoerde goederen. De matrijs zal worden gebruikt bij de vervaardiging van 10.000 eenheden. De koper dient de waarde van de matrijs te verdelen over de 10.000 eenheden.

De waarde van de toeleveringen engineering, ontwikkeling, werken van kunst en ontwerpen, tekeningen en schetsen verricht of gemaakt elders dan in de Unie wordt op een redelijke manier en met behulp van algemeen boekhoudkundige beginselen toegedeeld aan de ingevoerde goederen.
(artikel 71, lid 1, letter b, punt iv, DWU)

Daarbij maakt u zoveel mogelijk gebruik van gegevens die al tot uw beschikking staan in de handelsbescheiden waarin de verrichtingen van de koper zijn aangetekend. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een koper die verschillende soorten producten importeert, de aantekeningen van het buiten de Unie gelegen ontwerpbureau op zodanige wijze bijhoudt dat deze de kosten die aan een bepaald product zijn toe te rekenen, nauwkeurig kan aangeven.

Een andere mogelijkheid is dat een koper de kosten van een in een derde land gelegen ontwerpbureau draagt door middel van een algemene opslag zonder toedeling daarvan aan bepaalde producten. In dat geval kunnen de totale kosten van het ontwerpbureau worden omgeslagen over de totale productie waarop de diensten van het ontwerpbureau betrekking hebben. De omgeslagen kosten kunt u stuksgewijs toevoegen aan de waarde van de ingevoerde goederen.

Naar boven

3.7 Royalty's en licentierechten: algemeen

Royalty's en licentierechten kunt u slechts aan de prijs toevoegen als deze nog geen deel uitmaken van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van de ingevoerde goederen (artikel 71, lid 1, letter c, DWU). Het verkoopcontract van de ingevoerde goederen, het royalty-contract, de handelsfacturen en/of betalingsbewijzen zullen vaak aanwijzingen bevatten over de mate waarin deze niet-rechtstreekse betalingen bij de prijs van de ingevoerde goederen zijn inbegrepen.

De werkelijk betaalde of te betalen prijs kunt u verhogen met de betalingen aan royalty's en licentierechten als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. Er moet sprake zijn van royalty's of licentierechten (paragraaf 3.8).

  2. De royalty's en licentierechten moeten betrekking hebben op de goederen waarvan de waarde wordt bepaald (paragrafen 3.9 tot en met 3.11).

  3. De royalty's en licentierechten moeten door de koper, hetzij direct hetzij indirect, worden betaald, als gevolg van een voorwaarde van de verkoop (paragraaf 3.12).

(artikel 71, lid 1, letter c, DWU)

In Commentaar nr. 3 is in het Compendium douanewaarde (2018) van de Europese Commissie, afdeling Taxation and Customs Union (TAXUD) voor royalty's en licentierechten

richtlijnen gegeven met het doel te komen tot een uniforme werkwijze in de het douanegebied van de Unie.

Naar boven

3.8 Royalty's en licentierechten: octrooien, licenties en merken

In het DWU, UVo.DWU en GVo.DWU is geen definitie van royalty's en licentierechten gegeven. Onder de in artikel 71, lid 1, letter c, DWU, bedoelde royalty's en licentierechten kunnen onder meer vallen: betalingen voor octrooien, fabrieks- of handelsmerken en auteursrechten.

Onder royalty's en licentierechten kunnen de betalingen voor onder meer de volgende rechten worden verstaan:

  • recht van vervaardiging van de ingevoerde goederen (met name octrooien, tekeningen, modellen en "know-how" voor de vervaardiging), of

  • recht van verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen (met name fabrieks- of handelsmerken, gedeponeerde modellen), of

  • recht van gebruik of wederverkoop van de ingevoerde goederen (met name auteursrechten, fabricageprocedés, die onafscheidelijk in de ingevoerde goederen zijn belichaamd).

Hieruit blijkt dat u aan het begrip "royalty's en licentierechten" een ruime betekenis moet toekennen. Het begrip hoeft niet beperkt te blijven tot betalingen voor het gebruik van officieel geregistreerde (beschermde) rechten. Een vergoeding voor het recht tot gebruik van een geheim recept of een geheime werkwijze, dan wel voor het recht tot gebruik van nijverheids- of wetenschappelijke uitrusting en vergoeding voor het verstrekken van "know-how" op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap kunt u er ook toe rekenen. Veel producten komen tot stand na kostbare, soms zeer langdurige research. Het is duidelijk dat degenen die producten hebben ontwikkeld, de kosten van die ontwikkeling ook in de prijs van die producten willen opnemen. Daarom proberen zij de producten of werkwijzen die ze hebben ontwikkeld, te beschermen tegen namaak door derden. Dit kan worden gedaan door een octrooi op het product of de werkwijze te laten vestigen.

Een octrooi geeft aan de houder ervan het recht om aan anderen het gebruik van de geoctrooieerde uitvinding te onthouden. Octrooien kunnen betrekking hebben op voortbrengsels en werkwijzen.

Een octrooihouder kan zijn rechten geheel of gedeeltelijk aan anderen overdragen door het verlenen van licenties. Bij een licentie wordt van de octrooihouder de bevoegdheid verkregen handelingen te verrichten die aan anderen niet zijn toegestaan. Deze bevoegdheid strekt zich uit tot al de handelingen, tenzij bij het licentiecontract een minder omvangrijk recht is toegekend. De licentie zal in de regel worden verleend op voorwaarde dat de ontvanger (licentiehouder) verplicht is een vergoeding te betalen in de vorm van een eenmalig bedrag of een eerste betaling (gewoonlijk "fee for disclosure" genoemd), daarna gevolgd door periodieke betalingen (royalty of licentierecht) naar rato van bijvoorbeeld de opbrengst van de met de octrooi vervaardigde artikelen.

In een onderneming kan door middel van onderzoek technische kennis zijn vergaard, die bij de fabricage van haar producten wordt gebruikt, maar in die producten zelf geen zichtbare sporen meer achterlaten. Zolang deze kennis geheim blijft, geniet de onderneming die daarover de beschikking heeft, een feitelijk monopolie, die voor haar meer waard kan zijn dan het wettelijk octrooimonopolie, vooral als het onzeker is, of die kennis voor octrooiverlening vatbaar is. Dergelijke geheime kennis wordt in de praktijk wel know-how of fabricagewetenschap genoemd. Niet zelden vormt zij ook het onderwerp van overeenkomsten met derden, waarbij deze in staat worden gesteld om, tegen betaling, van die kennis in eigen bedrijf vertrouwelijk gebruik te maken. Als uit hoofde van een licentiecontract know-how wordt overgedragen, zal dit dikwijls inhouden dat de octrooihouder als know-how ook beschermde octrooien, tekeningen of modellen verstrekt. Is de know-how door hem verstrekt voor gebruik bij de in de Unie te verrichten fabricage en/of assemblage van goederen dan kunt u uiteraard het deel van de royalty of het licentierecht dat daarvoor moet worden betaald niet aanduiden als "betrekking hebbend" op de bijvoorbeeld voor de fabricage of assemblage ingevoerde goederen.

Een zeer veel toegepaste methode om voor producten een markt te scheppen, te onderhouden en uit te breiden, is het brengen van de producten onder een fabrieks- of handelsmerk in de vorm van een naam of een speciaal kenteken. Het gebruik van een fabrieks- of handelsmerk door anderen kan worden beschermd door het te laten "deponeren". Als producten onder een fabrieks- of handelsmerk in de handel worden gebracht, dan kan via reclame aan dat merk bekendheid worden gegeven. De gebruikers van de soort goederen worden gewezen op de kwaliteiten van de onder dat merk verkochte goederen, waardoor gepoogd wordt deze gebruikers er toe te bewegen aan deze goederen de voorkeur te geven boven soortgelijke merkloze artikelen of die van een ander merk.

Naar boven

3.9 Royalty's en licentierechten: relatie met ingevoerde goederen: algemeen

Een van de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voordat u een betaling voor royalty's en licentierechten in de douanewaarde kunt begrijpen is dat de betaling ervan betrekking heeft op de goederen waarvan u de waarde bepaalt.
(artikel 71, lid 1, letter c, DWU)

Jurisprudentie zaak C-173/15. Artikel 32, lid 1, onder c, CDW1 moet worden uitgelegd dat dit artikel enerzijds niet verlangt dat het bedrag van de royalty’s of de licentierechten wordt vastgesteld op het tijdstip waarop de licentieovereenkomst wordt gesloten of op het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat, teneinde deze royalty’s of licentierechten te kunnen aanmerken als betrekking te hebben op de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald. Anderzijds staat dit artikel toe dat deze royalty’s of deze licentierechten worden geacht ‘betrekking [te hebben op] […] de goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald’, ook al houden die royalty’s of die licentierechten slechts gedeeltelijk verband met die goederen.
Artikel 32, lid 1, letter c, CDW1 en artikel 160 TVo.CDW2 moeten aldus worden uitgelegd dat royalty’s of licentierechten een ‘voorwaarde voor de verkoop’ vormen, van de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald, wanneer (binnen eenzelfde groep van ondernemingen) de betaling van deze royalty’s of deze licentierechten wordt verlangd door een onderneming die verbonden is met zowel de verkoper als de koper en welke betaling ten behoeve van deze laatste onderneming wordt verricht.

De wijze waarop het bedrag van een royalty of licentierecht wordt berekend, is mede van belang bij het beoordelen of de royalty of het licentierecht betrekking heeft op de ingevoerde goederen. Als de wijze van berekenen verband houdt met de prijs van de ingevoerde goederen, kunt u ervan uitgaan dat die royalty of dat licentierecht op de ingevoerde goederen betrekking heeft. Als de aangever echter in dat geval het tegendeel kan bewijzen, dan kunt u de betaling van de royalty niet als zodanig beschouwen. In het algemeen heeft de berekeningswijze van de royalty alleen indicatieve waarde bij de vraag of de royalty al dan niet betrekking heeft op de ingevoerde goederen.
(artikel 136, lid 1 en 2, UVo.DWU)

Artikel 32, lid 1, letter c, CDW1 en artikel 158, lid 3, TVo.CDW3 moeten aldus worden uitgelegd dat de ‘aanpassings- en toebedelingsmaatregelen’ waarin deze bepalingen voorzien, kunnen worden toegepast als de douanewaarde van de betrokken goederen niet volgens artikel 29 CDW4, maar aan de hand van de subsidiaire methode van artikel 31 CDW5 is vastgesteld.
1 Artikel 71, lid 1, letter c, DWU
2
Artikel 136 UVo.DWU
3
Artikel 136, lid 3, UVo.DWU
4
Artikel 70 DWU
5
Artikel 74, lid 3, DWU

Om te kunnen vaststellen of de royalty betrekking heeft op de ingevoerde goederen zult u in de eerste plaats moeten nagaan waarvoor de royalty wordt betaald. Dat wil zeggen: wat ontvangt de licentienemer in feite voor de betaling. Het kan zijn dat de betaling zowel betrekking heeft op de ingevoerde goederen als op de in het douanegebied van de Unie daaruit vervaardigde goederen of op verrichte diensten. De elementen die een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of een royalty dan wel een licentierecht betrekking heeft op de ingevoerde goederen kunnen aanmerkelijk verschillen. Goederen kunnen zelf het voorwerp zijn van een licentieovereenkomst of goederen kunnen zijn bestemd voor de fabricage en/of assemblage in de Unie.
(artikel 136, lid 3, UVo.DWU)

Naar boven

3.10 Royalty's en licentierechten: relatie met ingevoerde eindproducten

In het algemeen zal de verkoper de waarde die kan worden ontleend aan octrooirechten, tekeningen en modellen waarmee de ingevoerde goederen zijn vervaardigd, in zijn verkoopprijs (de werkelijk betaalde of te betalen prijs) opnemen.

Het komt echter ook voor dat bij deze prijs de octrooirechten en dergelijke niet zijn inbegrepen en de koper meestal door middel van een royalty- of licentiecontract voor het recht op het gebruik van een bepaald octrooi of model of een bepaalde tekening, afzonderlijk een royalty of licentierecht moet betalen. Als hiervan sprake is, heeft de betaling ervan "betrekking op de ingevoerde goederen".

Gerede producten kunnen ook onder een fabrieks- of handelsmerk in het vrije verkeer worden gebracht. In dit geval zijn de goederen in de staat waarin zij worden ingevoerd al voorzien van een fabrieks- of handelsmerk. Als de koper voor de merknaam afzonderlijk een royalty of licentierecht moet betalen, heeft de betaling ervan "betrekking op de ingevoerde goederen".

Het is ook mogelijk dat gerede producten zonder merk in het vrije verkeer worden gebracht, maar in de Unie van een fabrieks- of handelsmerk worden voorzien en daarna in de handel worden gebracht. Als in dat geval een royalty of licentierecht moet worden betaald voor het recht de gerede producten onder het fabrieks- of handelsmerk van de verkoper in de handel te brengen, kunt u de betaling ervan aanduiden "als betrekking te hebben op de ingevoerde goederen".

Uiteraard kunt u in deze gevallen de royalty of het licentierecht pas aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs toevoegen als de betaling ervan voor die goederen ook een verkoopwaarde vormt (zie paragraaf 3.12).

Naar boven

3.11 Royalty's en licentierechten: relatie met ingevoerde onderdelen, ingrediënten, grondstoffen of halffabrikaten

Bij de levering van onderdelen, ingrediënten, grondstoffen of halffabrikaten die bestemd zijn voor de fabricage en/of assemblage van eindproducten, waarbij ook de be- en verwerking van die goederen is inbegrepen, kan een verkoper en/of octrooihouder door een royalty- of licentiecontract aan de fabrikant/assembleur een aantal rechten verlenen die hem in staat stellen het eindproduct, dat als regel door een octrooi is beschermd, te vervaardigen.

Deze rechten kunnen als volgt worden onderscheiden:

  1. het recht van fabricage en/of assemblage;

  2. het recht tot het gebruik van geoctrooieerde goederen, of het recht tot het gebruik van octrooien, modellen en tekeningen waarvan bij de fabricage en/of assemblage in de Unie gebruik zal worden gemaakt;

  3. het recht op verkoop of distributie;

  4. het recht tot het gebruik van een fabrieks- of handelsmerk.

Voor de beantwoording van de vraag of de royalty of het licentierecht betrekking heeft op de ingevoerde goederen geldt het volgende:

ad a. Het recht van fabricage en/of assemblage dat de verkoper en/of octrooihouder heeft verstrekt, omvat meestal de know-how die nodig is voor de fabricage en/of assemblage in de Unie. Het deel van de royalty of het licentierecht dat hiervoor wordt betaald, heeft geen betrekking op de in het vrije verkeer gebrachte goederen. Dit deel van de royalty of het licentierecht kunt u daarom niet aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs toevoegen.

ad b. Het deel van de royalty of het licentierecht dat wordt betaald voor het recht tot gebruik van goederen die buiten de Unie naar een octrooi werden gefabriceerd, kunt u aanduiden als een deel dat betrekking heeft op de in het vrije verkeer gebrachte goederen. De betaling ervan moet namelijk worden beschouwd als te zijn gedaan voor de octrooien, formules en dergelijke die zijn verwerkt in de in het vrije verkeer gebrachte goederen. De betaling hiervoor moet u daarom toevoegen aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs.
(artikel 136, lid 1, UVo.DWU)

ad c. Als het licentiecontract naast het recht van fabricage en/of assemblage ook het recht van verkoop of distributie omvat, kunt u ervan uitgaan dat dit recht voor het gefabriceerde en/of geassembleerde eindproduct wordt verleend. Tussen het in het vrije verkeer gebrachte onderdeel en het recht van verkoop of distributie van het eindproduct bestaat dan geen relatie, zodat u ook hiervoor een toevoeging achterwege moet laten. In de praktijk vormt het recht van verkoop meestal één geheel met het recht tot het gebruik van het handelsmerk
(artikel 72, letter g, DWU).

Het deel van de betaling in verband met het recht tot gebruik van octrooien, modellen en tekeningen waarvan bij de fabricage en/of assemblage in de Unie gebruik zal worden gemaakt, kunt u niet beschouwen als een deel dat betrekking heeft op de in het vrije verkeer gebrachte goederen. Dit leidt daarom niet tot een toevoeging aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs. Het gebruik van geoctrooieerde goederen, octrooien, modellen of tekeningen bij de fabricage en/of assemblage in de Unie zal in de meeste gevallen niet afzonderlijk als een recht voorkomen maar deel uitmaken van de door de verkoper en/of octrooihouder verstrekte know-how voor de fabricage en/of assemblage.

ad d. Als grondstoffen, onderdelen en halffabrikaten en dergelijke na het in het vrije verkeer brengen in de Unie een meer dan eenvoudige behandeling moeten ondergaan, kunt u het deel van de royalty of het licentierecht dat wordt betaald voor het recht van een fabrieks- of handelsmerk gebruik te maken niet toevoegen aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs. Als de goederen na het in het vrije verkeer brengen slechts een eenvoudige behandeling ondergaan, zoals het aanbrengen van een merk, het splitsen, het verdunnen, het sorteren of het voor de verkoop in het klein verpakken van bijvoorbeeld in vaten ingevoerde geneesmiddelen, kunt u de royalty of het licentierecht voor het recht tot gebruik van het fabrieks- of handelsmerk aanduiden als "betrekking te hebben op de ingevoerde goederen".

Naar boven

3.12 Royalty's en licentierechten: voorwaarde van de verkoop

Een royalty of het licentierecht dat betrekking heeft op de in het vrije verkeer gebrachte goederen kunt u slechts in de douanewaarde opnemen als de betaling ervan voor die goederen een voorwaarde van de verkoop vormt.
(artikel 71, lid 1, letter c, DWU)

Een royalty of licentierecht kan zijn geregeld in het verkoopcontract van de in het vrije verkeer gebrachte goederen, zodat sprake is van een voorwaarde van de verkoop. Vaak moeten royalty's en licentierechten worden betaald in verband met een afzonderlijk royalty- of licentiecontract. In de gevallen waarin de verkoop van de goederen en de betaling van een royalty of licentierecht in afzonderlijke contracten zijn geregeld, onderzoekt u op welke manier de verkoper en de koper hun contractuele verplichtingen hebben geregeld.

In de meeste gevallen zal in het royalty- of licentiecontract zijn bepaald of de verkoop van de ingevoerde goederen afhankelijk is van de betaling van een royalty of licentierecht. De royalty’s en licentierechten worden geacht te zijn betaald als voorwaarde voor de verkoop van de ingevoerde goederen, wanneer aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de verkoper of een met hem verbonden persoon verlangt deze betaling van de koper

  2. de betaling door de koper is gedaan om te voldoen aan de verplichting van de verkoper, in overeenstemming met contractuele verplichtingen

  3. de goederen kunnen niet worden verkocht aan of aangekocht door de koper zonder betaling van royalty’s of licentierechten aan een licentiegever.

(artikel 136, lid 4, UVo.DWU)

Soms wordt de royalty of het licentierecht berekend over de omzet van de koper. De berekeningswijze van de royalty of het licentierecht heeft slechts een indicatieve waarde om te beoordelen of de betaling ervan betrekking heeft op de in het vrije verkeer gebrachte goederen (artikel 136, lid 1, UVo.DWU). Van belang is de reden waarom deze royalty of het licentierecht moet worden betaald.

Voorbeeld

A en B zijn dochterondernemingen van C. A koopt goederen van B. In verband hiermee moet A aan C een royalty betalen die betrekking heeft op de in het vrije verkeer gebrachte goederen. Nu een met de verkoper B verbonden (derde) persoon C deze betaling van de royalty verlangt, kunt u deze betaling aanduiden als een voorwaarde van de verkoop.
(artikel 136, lid 4, letter a, UVo.DWU)

Voorbeeld

A koopt goederen van B. B is licentienemer van licentiehouder C. B verlangt dat A een royalty die betrekking heeft op de ingevoerde goederen, betaalt aan C. Nu B verlangt dat A deze betaling doet om te voldoen aan de contractuele verplichtingen die B heeft, kunt u deze betaling aanduiden als een voorwaarde van de verkoop.
(artikel 136, lid 4, letter b, UVo.DWU)

Voorbeeld

A koopt goederen van B. A mag deze ingevoerde goederen niet kopen zonder een royalty aan C, de licentiehouder, te betalen. Deze betaling kunt u aanduiden als een voorwaarde voor de verkoop.
(artikel 136, lid 4, letter c, UVo.DWU)

Naar boven

3.13 Royalty's en licentierechten: recht tot distributie of wederverkoop

De betalingen die de koper doet ter verkrijging van het recht tot distributie of wederverkoop, die een voorwaarde uitmaken van de verkoop voor uitvoer naar de Unie van de in het vrije verkeer gebrachte goederen, neemt u in aanmerking bij het vaststellen van de douanewaarde (zie ook paragraaf 3.12).

Indien de verkrijging van het recht tot distributie of wederverkoop van de ingevoerde goederen geen voorwaarde vormt voor de verkoop voor uitvoer naar de Unie, blijft dit element buiten de douanewaarde
(artikel 72, letter g, DWU)

Als de in het vrije verkeer gebrachte goederen (onderdelen, grondstoffen en dergelijke) echter zijn bestemd om door de koper te worden gebruikt voor de vervaardiging (meer dan eenvoudige behandeling) van andere goederen, dan kunt u ervan uitgaan dat:

  • het recht van distributie of wederverkoop, ook als het een voorwaarde uitmaakt van de verkoop voor uitvoer, voor het gefabriceerde eindproduct is verleend; en

  • de betaling ervoor geen betrekking heeft op de in het vrije verkeer gebrachte goederen.

Naar boven

3.14 Waarde van delen van opbrengsten (winsten) bij wederverkopen

In principe is de transactiewaarde van in het vrije verkeer gebrachte goederen de douanewaarde. Het deel van de opbrengst (winst) van elke latere wederverkoop, overdracht, of elk later gebruik van de goederen die door de koper, direct of indirect aan de verkoper ten goede zal komen moet in de douanewaarde worden opgenomen. Indien dit deel niet is te berekenen mag u de douanewaarde niet bepalen met behulp van de transactiewaarde-methode van de ingevoerde goederen.
(artikel 70, lid 3, letter c en artikel 71, lid 1, letter d, DWU)

Deze aanpassing kunt u in het bijzonder toepassen als de partijen bij een verkoopovereenkomst een winstdeling bij de verdere distributie zijn overeengekomen.

Naar boven

3.15 Leveringskosten algemeen

De werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogt u met:

  • de werkelijke kosten van vervoer en verzekering van de in het vrije verkeer gebrachte goederen, en

  • de met het vervoer verband houdende kosten van het laden en behandelen van de ingevoerde goederen tot aan de plaats waar de goederen in het douanegebied van de Unie worden gebracht (zie paragraaf 3.18).

(artikel 71, lid 1, letter e, DWU)

U kunt de werkelijke kosten in verband met het vervoer alleen bijtellen als deze kosten nog niet zijn inbegrepen bij de voor de goederen betaalde of te betalen prijs.

Jurisprudentie zaak C-59/16. Artikel 32, lid 1, letter e, onder i, CDW moet aldus worden uitgelegd dat het begrip ‘kosten van vervoer’ in de zin van die bepaling zich uitstrekt tot de door de expediteur aan de importeur in rekening gebrachte toeslag die overeenkomt met de winst en de kosten van die expediteur in verband met zijn organisatie van het vervoer van de ingevoerde goederen naar het douanegebied van de Unie.

(artikel 71, lid 1, letter e, onder i, DWU)

Naar boven

3.16 Douanegebied

Het douanegebied van de Unie omvat de volgende grondgebieden daaronder begrepen de territoriale wateren, de binnenwateren en het luchtruim:

  • België;

  • Bulgarije;

  • Cyprus (overeenkomstig de bepalingen van de toetredingsakte van 2003);

  • Denemarken, met uitzondering van Faeröer en Groenland;

  • Duitsland, met uitzondering van het eiland Helgoland en het gebied van Büsingen (Verdrag van 23 november 1964 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Zwitserse Bondsstaat);

  • Estland;

  • Finland;

  • Frankrijk, met uitzondering van de Franse landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het VWEU van toepassing zijn;

  • Griekenland (Helleense Republiek);

  • Hongarije;

  • Ierland;

  • Italië, met uitzondering van de gemeente Livigno

  • Kroatië;

  • Letland;

  • Litouwen;

  • Luxemburg;

  • Malta;

  • Nederland, met uitzondering van de gebieden buiten Europa;

  • Oostenrijk;

  • Polen;

  • Portugal;

  • Roemenië;

  • Slovenië;

  • Slowakije;

  • Spanje, met uitzondering van Ceuta en Melilla;

  • Tsjechië;

  • Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland alsmede de Kanaaleilanden en het eiland Man;

  • Zweden.

(artikel 4, lid 1, DWU)

De volgende grondgebieden, die buiten de grondgebieden van de lidstaten zijn gelegen, daaronder begrepen de territoriale wateren, de binnenwateren en het luchtruim, worden beschouwd als deel van het douanegebied van de Unie:

  • Monaco;

  • Akrotiri en Dhekelia.

(artikel 4, lid 2, DWU)

Naar boven

3.17 Plaats van binnenkomst

Om de kosten in verband met het vervoer, die bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs moeten worden geteld, te bepalen is de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie nader bepaald.

(artikel 137 UVo.DWU)

De plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie is als volgt gedefinieerd:

Aanvoer:

Plaats van binnenkomst:

a) over zee.

De haven waar de goederen voor het eerst in het douanegebied van de Unie aankomen.

b) over zee naar één van de Franse overzeese departementen die deel uitmaken van het douanegebied van de Unie en die rechtstreeks naar een ander deel van de Unie worden vervoerd, of vice versa

De haven waarin de goederen het eerst aankomen in het douanegebied van de Unie, op voorwaarde dat zij daar worden gelost of overgeladen.

c) over zee en daarna via binnenwateren, zonder overlading

De eerste haven die voor lossing in aanmerking komt.

d) per spoor, via binnenwateren of over de weg

De plaats waar het douanekantoor van binnenkomst is gevestigd (artikel 1, onder 15, GVo.DWU)

e) via andere wijze vervoerd

De plaats waar de grens van het douanegebied van de Unie wordt overschreden.

(artikel 137, lid 1 UVo.DWU)

Voorbeeld
Als over zee vervoerde goederen in een haven elders in het douanegebied (bijvoorbeeld in Genua, Italië) aankomen en daarna over zee naar een volgende haven in het douanegebied zijn vervoerd, wordt als plaats van binnenkomst aangemerkt, de haven waar de goederen voor het eerst in het douanegebied van de Unie aankomen. In dit geval is dat Genua.
(artikel 137, lid 1, letter a, UVo.DWU)

Voorbeeld
Vanuit Mexico gaan de goederen via één van de Franse overzeese departementen (Guadeloupe, Martinique, Guyana, Mayotte en Réunion) rechtstreeks naar Nederland. In de Franse overzeese departementen worden de goederen overgeladen. De plaats van binnenkomst is de haven, waarin de goederen voor het eerst in het douanegebied van de Unie aankomen, op voorwaarde dat zij daar worden gelost of overgeladen. Plaats van binnenkomst is het Franse overzeese departement. Aan de hand van de ladingspapieren kan worden aangetoond dat de goederen in de departementen zijn overgeladen.
(artikel 137, lid 1, letter b, UVo.DWU)

Voorbeeld
Een zeeschip met goederen uit Noorwegen komt aan in Rotterdam en vaart via de Rijn naar Mannheim (Duitsland) om daar te worden gelost. Als plaats van binnenkomst geldt de eerste haven die voor de lossing in aanmerking komt. In dit geval is dat Rotterdam.
(artikel 137, lid 1, letter c, UVo.DWU)

Voorbeeld
Via het spoor worden goederen vanuit Zwitserland via Duitsland naar Nederland vervoerd. De plaats waar het douanekantoor van binnenkomst is gevestigd is het douanekantoor in Duitsland.
(artikel 137, lid 1, letter d, UVo.DWU)

Voorbeeld
Een zending goederen uit China gaat via luchtvervoer naar Amsterdam. De grens van het douanegebied van de Unie wordt ter hoogte van Polen overschreden. Het douanekantoor van Polen wordt aangemerkt als de plaats van binnenkomst.
(artikel 137, lid 1, letter e, artikel 138, lid 2 en bijlage 23-01 UVo.DWU)

Voor goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen en vervolgens naar de plaats van bestemming in een ander deel van dat gebied worden vervoerd over grondgebieden buiten het douanegebied van de Unie, bijvoorbeeld Zwitserland, wordt de eerste plaats van binnenkomst in het douanegebied in aanmerking genomen. Dit geldt echter alleen als de goederen rechtstreeks over het grondgebied van deze landen worden vervoerd en het vervoer een normale weg naar de plaats van bestemming vormt.

(artikel 137, lid 2, UVo.DWU)

Dit geldt ook als de goederen, om vervoertechnische redenen, in landen buiten het douanegebied van de Unie zijn gelost, overgeladen of daar tijdelijk zijn opgehouden.

(artikel 137, lid 3, UVo.DWU)

Als niet is voldaan aan de in artikel 137, lid 1, onder b, en de leden 2 en 3, UVo.DWU, vermelde voorwaarden, wordt onder plaats van binnenkomst verstaan:

   

Voor over zee vervoerde goederen

De haven van lossing.

   

Voor goederen die via andere vervoerswijzen worden vervoerd

De in lid 1, onder c), d) of e) bedoelde plaats die is gelegen in dat deel van het douanegebied van de Unie waarvoor de goederen bestemd zijn.

(artikel 137, lid 4, UVo.DWU)

Voorbeeld
Goederen uit de Verenigde Staten en bestemd voor Duitsland worden via Guadeloupe (Frans overzees departement) over zee vervoerd naar Amsterdam. Bij lossing in Amsterdam blijkt nergens uit dat de goederen in Guadeloupe zijn gelost en/of overgeladen. In dit geval is Amsterdam de plaats van binnenkomst in het douanegebied.
(artikel 137, lid 1, letter b en lid 4, letter a, UVo.DWU)

Als niet aan de voorwaarden van artikel 137, lid 2, UVo.DWU wordt voldaan, wordt de plaats van binnenkomst, het douanekantoor in Polen. Dat is de plaats waar het douanekantoor van binnenkomst is gevestigd.
(artikel 137, lid 2 en lid 4, letter b, UVo.DWU)

Voorbeeld
Goederen uit Turkije worden over de weg naar Amsterdam vervoerd. Het vervoer naar Amsterdam vindt rechtstreeks en langs de normale weg plaats via de grondgebieden van Bulgarije, Roemenië, Oekraïne, Polen, Duitsland en Nederland. Omdat Oekraïne een grondgebied is gelegen buiten het douanegebied van de Unie, worden de goederen bij de Poolse grens opnieuw het douanegebied van de Unie binnengebracht. De plaats van binnenkomst is het douanekantoor in Bulgarije; dit is de plaats waar de goederen voor het eerst zijn binnengebracht.
(artikel 137, lid 1, letter d, en lid 2 UVo.DWU).

Naar boven

3.18 Kosten van vervoer tot plaats van binnenkomst

De kosten van het vervoer tot de plaats van binnenkomst rekent u bij de douanewaarde.

Als de goederen via dezelfde wijze worden vervoerd tot een plaats die verder binnenwaarts is gelegen dan de plaats van binnenkomst, berekent u de vrachtkosten door die kosten te splitsen naar evenredigheid van de afstanden die buiten en binnen het douanegebied zijn afgelegd in overeenstemming met artikel 137 UVo.DWU.

Als wordt aangetoond dat de vrachtkosten volgens een standaardtarief voor het vervoer van de goederen tot de plaats van binnenkomst lager zijn dan het naar evenredigheid berekende bedrag, neemt u deze lagere kosten in aanmerking.
(artikel 138, lid 1, UVo.DWU)

Het vervoer in containers kunt u niet aanduiden als vervoer van goederen met eenzelfde soort vervoermiddel. (Zie Jurisprudentie zaak C-17/89)

Bij het vaststellen van de vrachtkosten houdt u in het algemeen rekening met de werkelijk betaalde vrachtkosten. In de gevallen waarin het vervoer van de goederen kosteloos of met een vervoermiddel van de koper plaatsvindt moeten echter ook vrachtkosten tot de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie bij de douanewaarde worden inbegrepen. De kosten berekent u volgens de gebruikelijke tarieven voor beroepsvervoer met eenzelfde soort vervoermiddel.
(artikel 138, lid 3, UVo.DWU)

Wel moet u bij het vervoer in containers de kosten van vervoer na het binnenbrengen in het douanegebied van de Unie, in mindering brengen op de totale kosten van vervoer (zie paragraaf 3.19).

Als de goederen worden verkocht tegen een uniforme prijs franco-plaats van bestemming, die zowel geldt voor goederen die bestemd zijn voor de plaats van binnenkomst als voor goederen die bestemd zijn voor verder binnenwaarts gelegen plaatsen, dan kunt u de vrachtkosten voor het traject binnen het douanegebied niet in mindering brengen.

Het in mindering brengen van deze kosten kunt u wel toestaan als wordt aangetoond dat de prijs franco-grens lager zou zijn dan de uniforme prijs voor levering franco-plaats van bestemming.

De Rechtbank Haarlem heeft in het arrest van 15 juli 2010 (zaaknummers AWB 08/8005 tot en met 08/8023) beslist dat toeslagen boven op de kale vrachtkosten die zien op het vervoer tot de plaats van binnenkomst deel uitmaken van de douanewaarde.

De toeslagen kunnen op een factuur uitgesplitst staan onder verschillende benamingen. Voorbeelden hiervan zijn de volgende:

  • BAF (Bunker Adjustment Factor), toeslag voor brandstof;

  • CAF (Currency Adjustment Factor), toeslag voor wisselkoersen;

  • PSS (Peak Season Surcharge), toeslag voor drukke perioden in het transport;

  • SCS (Suez Canal Surcharge), toeslag voor goederen die door het Suez-kanaal worden vervoerd;

  • ISPS (International Ship and Port facility Security), toeslag voor beveiliging van schepen en havens.

Ook deze toeslagen maken deel uit van de douanewaarde, als deze zien op kosten die buiten de Unie zijn gemaakt.

Naar boven

3.19 Kosten van vervoer tot plaats van bestemming

De kosten van vervoer na de aankomst op de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie behoren niet tot de douanewaarde van de in het vrije verkeer gebrachte goederen als zij onderscheiden zijn van de werkelijk voor de in het vrije verkeer gebrachte goederen betaalde of te betalen prijs.
(artikel 71, lid 1, letter e, DWU en artikel 72, letter a, DWU)

Als de kosten van vervoer binnen en buiten het douanegebied van de Unie in één bedrag zijn vervat, dan splitst u de vrachtkosten naar evenredigheid van de buiten en binnen het douanegebied afgelegde afstanden. Dit zal in het algemeen het geval zijn als de goederen met eenzelfde soort vervoermiddel worden vervoerd tot een plaats die verder binnenwaarts is gelegen dan de plaats van binnenkomst. Het deel van de kosten dat is gemaakt voor vervoer binnen het douanegebied neemt u niet op in de douanewaarde. Zie Conclusie nr. 6.
(artikel 138, lid 1, UVo.DWU)

Het kan voorkomen dat een binnenlandse koper aan een buitenlandse verkoper op grond van een afzonderlijke factuur een bijzonder bedrag betaalt voor "kosten van het vervoer binnen de Unie". Het Hof van Justitie heeft beslist dat de transactiewaarde alleen de prijs van de goederen omvat en deze bijzondere vervoerskosten dus niet meegerekend mogen worden. (Zie Jurisprudentie zaak 290/84).

Het is ook mogelijk dat goederen met verschillende soorten vervoermiddelen (bijvoorbeeld trein en vrachtauto) worden vervoerd. Als ook in dit geval alleen een totale prijs voor het vervoer is gefactureerd, moet u de kosten voor het vervoer binnen en buiten de Unie apart uitrekenen. Dit kan op twee manieren:

  1. U vermindert de werkelijk betaalde of te betalen kosten met de volgens de gebruikelijke tarieven bepaalde kosten van vervoer in de Unie.

  2. U bepaalt de volgens de gebruikelijke tarieven bepaalde kosten van het vervoer tot de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie. (Zie Jurisprudentie zaak C-17/89).

De aangever kan voor het "onderscheiden" van de kosten van vervoer ook een verklaring overleggen die verwijst naar de gebruikelijke tarieven van vervoer met het betreffende vervoermiddel. Ter staving van zo'n verklaring moet de aangever in staat zijn de tarieven te overleggen die hij daarbij heeft gebruikt. Als gebruikte tarieven kunnen alleen de tarieven worden aanvaard die gelden voor vervoer met eenzelfde soort vervoermiddel in het land van de betrokken vervoerder. Dus voor een uit Rusland afkomstige vrachtauto gelden de in Rusland geldende tarieven.

Het kan ook voorkomen dat de werkelijke kosten van vervoer na aankomst op de plaats van binnenkomst zijn inbegrepen bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs van de in het vrije verkeer gebrachte goederen en daarvan niet door de aangever zijn onderscheiden.

Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij de leveringsconditie "Franco Utrecht, exclusief rechten". In een dergelijk geval zult u in principe geen kosten voor dit vervoer in de Unie in mindering kunnen brengen.

U kunt er echter van uitgaan dat in de meeste gevallen bij de leveringsconditie tot een plaats van bestemming in de Gemeenschap, zoals "Franco Utrecht, exclusief rechten", deze kosten door de verkoper wel als zodanig bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de goederen zullen zijn inbegrepen. In verband hiermee is in EU-verband overeengekomen, dat in de gevallen waarin de werkelijke kosten van vervoer in het douanegebied van de Unie niet apart zijn vermeld, de gebruikelijke kosten voor dit vervoer in mindering kunnen worden gebracht. Zie ook Commentaar 5.

Naar boven

3.20 Kosten van vervoer door de lucht

De plaats van binnenkomst voor door de lucht aangevoerde goederen is de plaats waar de grens van het douanegebied van de Unie wordt overschreden.
(artikel 137, lid 1, letter e, UVo.DWU)

De internationale luchthavens zijn doorgaans verder binnenwaarts gelegen dan de plaats van binnenkomst in het douanegebied. Om de berekening zoals is bedoeld in paragraaf 3.19. te vergemakkelijken, is bijlage 23-01 UVo.DWU opgenomen. De luchtvrachtkosten, met inbegrip van de kosten van expressleveringen, die u bij het in het vrije verkeer brengen van goederen in de douanewaarde moet opnemen, stelt u vast met behulp van de bepalingen en percentages die in die bijlage zijn opgenomen. Zie ook Conclusie nr. 7.

Deze regeling kunt u ook gebruiken voor door de lucht aangevoerde goederen, die weliswaar de grens van de Unie hebben overschreden maar die worden gelost op een luchthaven die buiten het douanegebied van de Unie ligt. Het vervoer naar de plaats van bestemming in de Unie vindt dan vaak plaats met een ander vervoermiddel. Voorwaarde is echter wel dat het vervoer rechtstreeks is en dat het vervoer over het grondgebied van derde landen een normale weg is naar de plaats van bestemming in de Unie.

Voorbeeld

Een Nederlandse importeur koopt vruchten van een in Marokko gevestigde exporteur. De leveringsconditie is FCA-luchthaven van vertrek. De vruchten worden door de lucht vervoerd naar Zürich in Zwitserland en vervolgens over de weg naar de plaats van bestemming Amsterdam. Omdat in dit geval bij het vervoer door de lucht de Franse grens werd overschreden, en het vervoer over Zwitserland met overlading rechtstreeks is en langs de normale weg heeft plaatsgevonden, gaat u uit van de eerste plaats van binnenkomst in de Unie. Dat is de plaats waar de Franse grens werd overgevlogen. In dit geval zou het percentage van de luchtvaartkosten die bij de douanewaarde moeten worden inbegrepen van toepassing zijn dat is vermeld bij de luchthaven van vertrek.

Voor goederen die worden vervoerd van luchthavens die niet in de lijst zijn opgenomen, neemt u het percentage dat in aanmerking moet worden genomen voor de dichtst bijgelegen luchthaven van vertrek (bijlage 23-01, lid 2, UVo.DWU). Voor goederen die vanuit een derde land naar het Europese gedeelte van de Unie worden vervoerd na te zijn overgeladen of gelost in één van de Franse overzeese departementen, die deel uitmaken van het douanegebied van de Unie, worden uitsluitend de luchtvrachtkosten in de douanewaarde opgenomen die berekend zouden zijn als de goederen voor deze departementen waren bestemd (bijlage 23-01, lid 3, letter b, UVo.DWU). De douane bevestigt de overlading of lossing door de luchtvrachtbrief of een ander luchtvrachtdocument van de nodige visa te voorzien. Als een dergelijk visum ontbreekt zijn de bepalingen van artikel 137 UVo.DWU van toepassing. Bijlage 23-01 UVo.DWU geldt alleen voor een evenredige splitsing van luchtvrachtkosten van de buiten en binnen het douanegebied afgelegde afstanden. De regeling kunt u daarom niet gebruiken bij andere kosten die eventueel bij de totale vrachtprijs kunnen zijn inbegrepen, zoals provisie, verzekeringskosten, kosten van laden en handelingen in verband met het vervoer.

Bij het in het vrije verkeer brengen van door de lucht vervoerde goederen worden bij de bepaling van de douanewaarde met behulp van de transactiewaardemethode de werkelijke luchtvrachtkosten bijgeteld. Zie ook Conclusie nr. 12.

Heeft de verkoper deze kosten al betaald en voor zijn rekening genomen, zoals bijvoorbeeld bij de leveringsconditie "CIP" of "CPT.", dan kunt u ervan uitgaan dat de luchtvrachtkosten al bij de verkoopprijs zijn inbegrepen.

Dit laatste is ook het geval bij goederen met deze leveringscondities die door overmacht of dringende redenen door de lucht worden verzonden in plaats van langs de weg, over zee of langs de binnenwateren en waarbij de bijkomende kosten van het luchtvervoer door de verkoper worden gedragen. U kunt in dat geval niet de extra luchtvrachtkosten bijtellen.

Voorbeeld

Leveringsconditie "FCA" of "af fabriek"

Een koper koopt goederen bij een fabrikant met de leveringsconditie FCA of Af Fabriek. Om dringende redenen worden de goederen door de lucht vervoerd in plaats van over zee, waarbij beide partijen overeenkomen dat elk de helft van de luchtvrachtkosten voor zijn rekening neemt. In dat geval neemt u het deel dat de koper moet betalen op in de douanewaarde, waarbij u gebruik maakt van bijlage 23-01 UVo.DWU.

Naar boven

3.21 Gecombineerd vervoer

Sea-air freight

Bij de zogenaamde "sea-air freight" zendingen is sprake van een gecombineerde wijze van vervoer van goederen die onder dekking van een luchtvervoerdocument (AWB = airway bill) gedeeltelijk over zee en gedeeltelijk via de lucht worden vervoerd. De exacte luchtvrachtkosten zijn dan niet altijd bekend. De kosten van vervoer bestaan uit zee- en luchtvrachtkosten, maar zijn vaak niet in een te scheiden totaalbedrag uitgedrukt.

Een aftrek van luchtvrachtkosten, die zijn gemaakt in het luchtruim van de Unie is in principe niet toegestaan omdat de goederen niet met eenzelfde soort vervoermiddel zijn vervoerd (zie paragraaf 3.19). Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie over de aftrek van intra-communautaire vrachtkosten is het toch mogelijk deze kosten af te trekken. In de gevallen waarin niet vaststaat wat de exacte luchtvrachtkosten zijn, kunt u de percentages gebruiken van de luchtvrachtkosten die bij de douanewaarde moeten worden inbegrepen en die worden genoemd in bijlage 23-01 UVo.DWU. Bij het gebruik van deze bijlage duidt u de haven van lading aan als luchthaven van vertrek. (Zie Jurisprudentie zaak 290/84).

Voorbeeld

Een zending textiel wordt per schip vervoerd van Hong Kong naar Dubai en wordt vandaar via de lucht vervoerd naar Schiphol. Op het luchtvervoerdocument zijn de totale vrachtkosten in één bedrag uitgedrukt. Er kan in dit geval voor de kosten van vervoer die bij de douanewaarde moeten worden inbegrepen, vanuit worden gegaan dat de zending door de lucht is vervoerd van Hong Kong naar Schiphol.

Naar boven

3.22 Postzendingen en expresse-postdiensten

De portokosten tot aan de plaats van bestemming voor met de post verzonden goederen neemt u helemaal op in de douanewaarde.
(artikel 139 UVo.DWU)

Postale kosten vallen niet onder de douanewaarde. Postale kosten zijn de kosten die in Nederland geheven worden door de Post en die zij als vergoeding voor haar bemoeienissen bij de douanebehandeling van postzendingen aan de geadresseerde in rekening brengt.
(artikel 139 UVo.DWU)

In het algemeen zullen de portokosten door de afzender van de goederen worden voldaan. Ze zijn daarom vaak al bij het eindbedrag van de handelsfactuur inbegrepen. Een aanpassing van deze prijs met de portokosten kunt u dan achterwege laten, tenzij blijkt dat de portokosten niet bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs zijn inbegrepen maar bijvoorbeeld afzonderlijk in rekening zijn gebracht.

Naar boven

3.23 Kosten van verzekering

De werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogt u met de kosten van verzekering voor het vervoer van de goederen tot aan de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie voor zover deze kosten niet al bij de prijs zijn inbegrepen.
(artikel 71, lid 1, letter e, punt i, DWU)

De verzekeringspremie wordt berekend over het verzekerd bedrag. Dit bedrag is in het algemeen hoger dan de factuurwaarde. Vaak wordt er verzekerd voor een bedrag waarbij de kosten voor levering en de rechten bij invoer zijn inbegrepen evenals een imaginaire winst (meestal 10%).

In tegenstelling tot de vrachtkosten, die altijd bij de douanewaarde inbegrepen moeten worden, ook al is het vervoer kosteloos (zie paragraaf 3.18), neemt u de verzekeringskosten alleen in de douanewaarde op als de goederen daadwerkelijk voor het vervoer zijn verzekerd.

Er is geen sprake van verzekeringskosten als de koper zich tegen eventuele schade probeert te dekken door middel van een "assurantie eigen risico".

Naar boven

3.24 Kosten van opslag in het kader van vervoer, kosten van demurrage, lossingskosten

Kosten van opslag die in een haven van een derde land zijn gemaakt in afwachting van inlading worden beschouwd als kosten van het laden of als kosten in verband met vervoer. Als deze kosten nog niet in de werkelijk betaalde of te betalen prijs zijn begrepen, bijvoorbeeld bij de leveringsconditie af-fabriek, neemt u de kosten op in de douanewaarde.
(artikel 71, lid 1, letter e, punt ii, DWU)

De kosten van lossing op de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie vallen niet onder de kosten van vervoer of onder de kosten van de handelingen in verband met het vervoer, omdat alléén de kosten tot aan de plaats waar de goederen in het douanegebied van de Unie worden gebracht, moeten worden bijgeteld. Deze kosten leiden daarom niet tot een verhoging van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.
(artikel 71, lid 1, letter e, punt ii, DWU en artikel 137 UVo.DWU)

Bij het vervoer van goederen kunnen kosten ontstaan die als kosten voor demurrage (overliggelden) worden aangeduid. Hieronder worden de vergoedingen verstaan die moeten worden betaald, als het laden en lossen langer duurt dan is overeengekomen. Voor het bepalen van de douanewaarde moet een onderscheid worden gemaakt tussen kosten die ontstaan vóór de aankomst en de kosten die ontstaan ná aankomst van de goederen op de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie. Handel als volgt:

Kosten van demurrage

Handeling

Vóór aankomst in het douanegebied van de Unie;

Verhoog de werkelijk betaalde of te betalen prijs met de kosten van demurrage.

Ná aankomst in het douanegebied van de Unie:

Laat deze kosten buiten de douanewaarde als is voldaan aan de voorwaarden van artikel 72, letter a, DWU.

(Zie Conclusie nr. 18 en Jurisprudentie zaak C-11/89).

Naar boven

3.25 (Gereserveerd)

Naar boven

3.26 Spoedzendingen koeriers- en expressebedrijven

Bij de vaststelling van de douanewaarde van door de lucht vervoerde spoedzendingen berekent u de kosten van vervoer volgens de hierna vermelde administratieve regeling die in communautair verband tot stand is gekomen.
(artikel 71, lid 1, letter e, en artikel 72, letter a, DWU)

De regeling spoedzendingen kunt u alleen gebruiken voor bedrijven die als koerier- en expressebedrijven bekend staan, maar ook bij bedrijven die gelijkwaardige diensten onder gelijksoortige voorwaarden verrichten als de koerier- en expressebedrijven. Bij spoedzendingen die door expresse-postdiensten worden vervoerd, is de regeling ook van toepassing.

Als de werkelijke kosten van door de lucht vervoerde spoedzendingen bekend zijn op het tijdstip van het brengen in het vrije verkeer, neemt u deze kosten op in de douanewaarde. De kosten van vervoer die zijn ontstaan na aankomst op de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Unie, neemt u niet op in de douanewaarde, voor zover dergelijke kosten zijn onderscheiden van de totale kosten.

In gevallen waarin de koeriersdiensten niet kunnen aantonen welke kosten voor het vertrek in een derde land en welke kosten na aankomst in de Gemeenschap zijn ontstaan, gebruikt u de percentages in bijlage 23-01 UVo.DWU. De percentages past u toe op het volledige bedrag aan kosten in verband met de toegestane vermindering van binnen de Unie ontstane kosten van vervoer.

Als de werkelijke kosten van door de lucht vervoerde spoedzendingen niet bekend zijn op het tijdstip van het in het vrije verkeer brengen, hanteert u de gebruikelijke kosten, die in de tarieven van de vervoerder zijn opgenomen voor dezelfde route (hieronder moet zowel dezelfde als de omgekeerde richting worden begrepen). De tarieven van spoedzendingen in omgekeerde richting kunt u alleen gebruiken als de tarieven voor de route in dezelfde richting niet bekend zijn. De in bijlage 23-01 UVo.DWU vastgestelde percentages kunt u, zoals hiervoor is vermeld, gebruiken.

Bij het gebruik van deze regeling moeten de expresse-postdiensten en koerier- en expressebedrijven of hun vertegenwoordigers:

  • de douane de noodzakelijke handelsbescheiden verstrekken ter staving van de werkelijke kosten of, bij het ontbreken daarvan, de gebruikelijke kosten aantonen die voor de spoedzendingen verschuldigd zijn (bijvoorbeeld de tarieven van de vervoerder), en

  • de noodzakelijke berekeningen maken voor vermindering van de kosten voor de spoedzendingen overeenkomstig de in bijlage 23-01 UVo.DWU genoemde percentages.

De tarieven voor spoedzendingen zijn vaak afgestemd op "door to door"-zendingen. Dit betekent dat alle kosten van de plaats van verzending tot de plaats van bestemming bij de tarieven zullen zijn inbegrepen. Vaak zijn de werkelijke kosten op het tijdstip van het in het vrije verkeer brengen nog niet bekend, omdat de kosten worden berekend op de plaats van verzending en door de afzender worden betaald. Op grond van wat hiervoor is vermeld, kunt u de gebruikelijke kosten van vervoer in de douanewaarde opnemen. Als uit de over te leggen handelsbescheiden blijkt dat de tarieven betrekking hebben op "door to door" zendingen, kunt u ervan uitgaan dat de kosten zijn berekend tot de plaats van bestemming. In feite is dan sprake van CIP-leveringen, ook al is de leveringsconditie niet vermeld in de handelsfactuur.

Naar boven

3.27 Goederen voor luchtvaartondernemingen

Onderdelen van luchtvaartuigen, kantoormateriaal, reclame-artikelen en andere artikelen die uitsluitend bestemd zijn voor de technische of commerciële exploitatie van luchtvaartondernemingen worden soms gratis door die luchtvaartondernemingen vervoerd. Voor de vaststelling van de douanewaarde van die gratis vervoerde artikelen moet u wel een bedrag aan luchtvrachtkosten in aanmerking nemen. U berekent dit bedrag als volgt:

Vervoer naar een luchthaven in de Unie, vanaf een luchthaven gelegen in:

Per kg brutogewicht

het geografisch gebied van Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten *)

US $ 1,28

de Verenigde Staten van Amerika en Canada 2)

US $ 1,49

overige landen 3)

US $ 2,04

*) Onder het geografisch gebied van Europa vallen Europa (met inbegrip van: de voormalige Sovjet-Unie tot 55 graden oosterlengte en Turkije), Azoren, Canarische Eilanden, Cyprus en Madeira.

Onder Noord-Afrika vallen de landen Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Soedan en Tunesië.

Onder het Midden-Oosten vallen de landen Bahrein, Irak, Iran, Israël, Jemen, Jordanië, Koeweit, Libanon, Oman, Qatar, Saoedi-Arabië, Syrië en Verenigde Arabische Emiraten.

Deze bedragen moeten aan de hand van de wisselkoers worden omgerekend (zie hoofdstuk 10).

De omgerekende bedragen moeten nog worden aangepast aan de hand van de percentages die zijn opgenomen in bijlage 23-01 UVo.DWU. (zie paragraaf 3.20).

Als luchtvaartondernemingen geen gebruik wensen te maken van deze administratieve regeling die in EG-verband is overeengekomen, berekent u de vrachtkosten tot de plaats van binnenkomst, volgens de gebruikelijke tarieven voor vervoer met eenzelfde soort vervoermiddel (zie paragraaf 3.18).

Naar boven

3.28 Waarde van engineering, ontwikkeling, werken van kunst en ontwerpen, tekeningen en schetsen die in de Unie zijn verricht of gemaakt.

De waarde van engineering, ontwikkeling, werken van kunst en ontwerpen, tekeningen en schetsen die in de Unie zijn verricht of gemaakt en noodzakelijk zijn voor de voortbrenging van de ingevoerde goederen kunt u niet toevoegen aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs (zie paragraaf 3.4).
(artikel 71, lid 1, letter b, punt iv, DWU)

Is de waarde van de hiervoor bedoelde diensten die in de Unie zijn verricht of gemaakt bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs inbegrepen, dan kunt u deze niet in mindering brengen. In artikel 71, lid 1, DWU noch in artikel 72 DWU is daarvoor een mogelijkheid opgenomen. Zie ook Conclusie nr. 3.

Naar boven

3.29 Waarde van toelevering; kosten van levering

De waarde van de toelevering wordt naar gelang het geval gevormd door de kosten van verkrijging of de kosten van voortbrenging. Er is geen bijzondere bepaling die betrekking heeft op de behandeling van de kosten van levering van de toelevering aan de producent van de ingevoerde goederen (zie paragraaf 3.5).

De kosten voor de levering van toeleveringen aan de producent van de in het vrije verkeer gebrachte goederen kunt u daarom niet aan de kosten van verkrijging of de kosten van voortbrenging van die toeleveringen toevoegen. Zij maken echter wel deel uit van de douanewaarde, als deze kosten in geval van verkrijging, al bij de prijs zijn inbegrepen.

Als kosten voor de levering van toeleveringen worden beschouwd:

  • de kosten van vervoer en verzekering;

  • de kosten van het laden, het lossen en handelingen in verband met het vervoer.

Naar boven

3.30 Technical assistance-, management- of administration fee

De koper is soms naast de betaling van de prijs voor de goederen nog een vergoeding verschuldigd voor activiteiten die de verkoper ten behoeve van de koper verricht, zoals het voeren van de boekhouding, het opleiden van het personeel of het coördineren tussen het moederbedrijf en dochterbedrijven. Een dergelijke vergoeding wordt doorgaans in de contracten aangeduid met de benaming "technical assistance-, management- of administration fee". Deze activiteiten kunt u in de meeste gevallen beschouwen als prestaties met een zuiver dienstenkarakter. Een direct verband met de in het vrije verkeer gebrachte goederen ontbreekt vaak. De royalty of het licentierecht (fee) die hierdoor moet worden betaald, kunt u niet beschouwen als een betaling voor de in het vrije verkeer gebrachte goederen (zie ook paragraaf 3.9). Om duidelijkheid te krijgen zult u nadere vragen moeten stellen aan de aangever/importeur.

Betalingen die een koper voor activiteiten van de verkoper moet doen, kunt u niet als een royalty of licentierecht aanduiden, als blijkt dat de verkoper bepaalde in de contracten omschreven activiteiten niet kan verrichten omdat hij daartoe niet is uitgerust. Dat geldt ook voor diensten die niet reëel zijn en waarop de koper nooit een beroep kan doen. In dergelijke gevallen onderzoekt u of de betalingen moeten worden beschouwd als deel van de totale betaling die werkelijk is gedaan of moet worden gedaan als een voorwaarde van de verkoop van de in het vrije verkeer gebrachte goederen. (artikel 70, lid 2, DWU)

Naar boven

3.31 Kosten in verband met het vervoer; vrijstellingsgoederen

Bij de toepassing van een vrijstelling van rechten bij invoer, waarbij als voorwaarde een bepaalde waarde is gesteld, wordt met waarde bedoeld de intrinsieke waarde van de goederen.

De kosten in verband met het vervoer maken daarvan geen deel uit. Zodra de grens voor het verkrijgen van een vrijstelling wordt overschreden en de douanewaarde moet worden vastgesteld, zijn de bepalingen voor de kosten in verband met het vervoer wel van toepassing (zie ook paragraaf 3.15 en volgende).

De kosten in verband met het vervoer voegt u niet toe aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs als het brengen in het vrije verkeer van goederen betreft, die door een reiziger in een derde land zijn gekocht en deel uitmaken van zijn persoonlijke bagage.

Hiervan is sprake als:

  • de invoer een incidenteel karakter draagt;

  • de goederen bestemd zijn voor persoonlijk gebruik van de reiziger;

  • de goederen bestemd zijn voor leden van het gezin van de reiziger;

  • de goederen bestemd zijn om als geschenk te worden aangeboden.

Let erop dat aan de aard en de hoeveelheid van de goederen geen commerciële overwegingen ten grondslag liggen.

Naar boven

3.32 Spoedzendingen; Expresse-postdiensten

De bepalingen voor portokosten van met de post verzonden goederen zijn niet van toepassing op goederen die worden vervoerd door de expresse-postdiensten.

Het gevolg hiervan is dat u de kosten van vervoer voor door deze diensten vervoerde expresse-zendingen in principe moet splitsen naar evenredigheid van de buiten en binnen het douanegebied van de Unie afgelegde afstanden. Voor een uniforme toepassing gebruikt u voor deze zendingen de zogenaamde regeling spoedzendingen bij koeriers- en expressebedrijven (zie paragraaf 3.26).

Naar boven

3.33 Bijzondere leveringskosten: LCL-kosten

Onder “de met het vervoer verband houdende kosten” van artikel 71, lid 1, letter e, DWU kunnen, naast de in de voorgaande paragrafen vermelde kosten, ook de kosten van vervoer vallen, die betrekking hebben op de Less Container Load-zendingen (een groupage-lading in één en dezelfde container, ook wel LCL-zendingen genoemd).

De situatie kan zich voordoen waarbij voor de LCL-zendingen extra kosten en bedragen via afzonderlijke facturen in rekening worden gebracht bij de importeur, die betrekking hebben op het vervoer van de goederen maar niet in de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs zijn opgenomen. Het gaat daarbij om kosten en bedragen die de importeur (terug)betaalt, (ook wel “kickback”, “incentive”, “rebate” of “refund” genoemd), al dan niet via meerdere partijen, aan de co-loaders/logistieke dienstverleners in het derde land. Deze in de derde land gevestigde co-loaders/logistieke dienstverleners hebben ruimte in de containers (deels) tegen verminderde (soms zelfs negatieve) prijs c.q. (te) lage prijs aangeboden. Om deze te lage vrachtkosten te compenseren brengen de in het derde land gevestigde co-loaders/logistieke dienstverleners deze kosten in rekening aan de afhandelaren in de Unie. Deze extra te betalen kosten worden op een afzonderlijke factuur bij de afhandelaar in de Unie en uiteindelijk bij de importeur in rekening gebracht. Het gaat daarbij voornamelijk om ladingen die op basis van de leveringscondities CIF en CFR zijn verkocht.

De gebruikte benamingen voor kosten, waarin bovengenoemde elementen verdisconteerd kunnen zijn, zijn onder andere:
THC toeslag, Laat volgen, ISPS toeslag, ECO-tax, China Import Service Fee (CISF), E.R.S. (Exchange Rate Surcharge), Gas Measuring, Overdrachtskosten (transfer fees), Incentive Refund, LCL Services Charge, Agency Refund, Handling Fee, Refund Delivery Order, CAF (Currency Adjustment Factor), Discharging, Refund, Refund (set), Far East Import Surcharge, Surcharge.

Naar boven