Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

11.00.00 Tijdelijke opslag van goederen

6 Termijn voor tijdelijke opslag

6.1 Beëindiging tijdelijke opslag

Zoals de naam ‘tijdelijke opslag’ al aangeeft is het slechts mogelijk om de goederen gedurende een relatief korte periode tijdelijk op te slaan.

Wanneer sprake is van tijdelijke opslag in een RTO worden de goederen binnen 90 dagen, nadat de tijdelijke opslag is aangevangen, onder een douaneregeling geplaatst of wederuitgevoerd (artikel 149 DWU).

Wanneer sprake is van tijdelijke opslag op een goedgekeurde (andere plaats dan een RTO of douane-entrepot) of aangewezen locatie (douane-entrepot, geen locatie waarvoor een vergunning RTO is verleend) geldt dat de goederen moeten zijn aangegeven voor een douaneregeling:

  • uiterlijk binnen de derde dag volgend op de dag dat zij op die locatie zijn aangebracht indien sprake is van een goedgekeurde locatie (artikel 115 lid 2 letter b GVo.DWU);

  • uiterlijk binnen de zesde dag volgend op de dag dat zij op die locatie zijn aangebracht indien er sprake is van een goedgekeurde locatie (artikel 115 lid 2 letter b GVo.DWU) die is opgenomen in een Vergunning toegelaten geadresseerde (ook als de houder van de ‘Toestemming kortdurende tijdelijke opslag op goedgekeurde locatie’ en de houder van de ‘Vergunning toegelaten geadresseerde’ verschillende personen zijn);

  • binnen 90 dagen nadat de tijdelijke opslag is aangevangen indien sprake is van een aangewezen locatie.

De wijze waarop de goederen de Unie zijn binnengekomen of dat sprake is van beëindiging van de regeling douanevervoer, is hierbij niet van belang.

De wetgever biedt geen mogelijkheid om deze termijnen te verlengen.

Naleving opslagtermijnen en ontstaan douaneschuld

Een met de tijdelijke opslag van goederen samenhangende verplichting is dat de goederen tijdig, dat wil zeggen vóór afloop van de van toepassing zijnde termijn, onder een douaneregeling worden geplaatst, of worden wederuitgevoerd wanneer sprake is van tijdelijke opslag in een RTO of op een aangewezen locatie. Deze verplichting rust op de schouders van de vergunninghouder RTO dan wel de persoon die tijdelijke opslag pleegt op een aangewezen of goedgekeurde plaats (artikel 147 lid 3, letter b, in combinatie met artikel 149 DWU). Het niet-naleven van deze verplichting levert een douaneschuld op, op grond van artikel 79 DWU. Schuldenaar is de persoon die de verplichting dient na te komen. Met betrekking tot een vergunning RTO betreft dit de vergunninghouder. Gaat het om tijdelijke opgeslagen goederen op een aangewezen of goedgekeurde plaats dan betreft dit de persoon die de goederen opslaat (de toestemminghouder). De persoon die de goederen opslaat is hij die het feitelijk beheer over de goederen heeft. Deze heeft immers zekerheid moeten stellen ter nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de tijdelijke opslag. Een van deze verplichtingen is dat aan de goederen tijdig worden aangegeven voor een douaneregeling.

(artikel 147 lid 3 DWU)

Meer informatie over het ontstaan van een douaneschuld in samenhang met de nakoming van verplichtingen is opgenomen in onderdeel 28.00.00 van dit Handboek.

De Douane oefent toezicht uit of de vergunninghouder RTO dan wel de persoon die goederen opslaat op een aangewezen of goedgekeurde plaats, vorenbedoelde verplichting naleeft. Zij oefent dit toezicht uit op basis van gegevens die de zij voorhanden heeft in haar eigen systemen en/of op basis van de administratie van de beheerder van de tijdelijk opgeslagen goederen.

Bestuurlijke boete

Wanneer voor goederen in tijdelijke opslag waarvoor een ATO is ingediend de formaliteiten welke nodig zijn om deze goederen een douanebestemming te geven niet tijdig worden vervuld, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd op grond van artikel 9:1 ADW.

Naar boven