Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

11.00.00 Tijdelijke opslag van goederen

14 Overbrengen van goederen tussen ruimten voor tijdelijke opslag

14.1 Algemeen

De douaneautoriteiten kunnen de houder van een vergunning RTO toestaan om goederen in tijdelijke opslag naar een ander RTO over te brengen. Voorwaarde daarbij is dat door de overbrenging het frauderisico niet toeneemt (artikel 148 lid 5 DWU). Om te garanderen dat de kans op fraude niet toeneemt, kan de Douane wel voorwaarden stellen waaraan voldaan moet worden voordat toestemming wordt verleend om over te brengen. Nadere uitwerking van dit artikel staat in artikel 118 GVo.DWU en in artikel 193 UVo.DWU.

De administratie van een RTO moet gegevens bevatten over iedere overbrenging. Voor het overbrengen van goederen in tijdelijke opslag binnen één Lidstaat stelt de wetgever geen aanvullende eisen. Alleen bij overbrengen tussen in verschillende lidstaten gelegen RTO’s is er wel een aanvullende eis, namelijk dat de houders van deze vergunningen AEO-C moeten zijn.

(artikel 116 lid 1 letter d en artikel 118 GVo.DWU)

Deze bepaling houdt in dat de goederen tussen RTO’s kunnen worden overgebracht zónder dat zij de status (goederen in tijdelijke opslag) verliezen. Vanwege het niet-verliezen van die status blijft de oorspronkelijke opslagtermijn in stand. De voor de goederen geldende opslagtermijn op de vertrekkende RTO-locatie is dus ook op de ontvangende RTO-locatie van toepassing.

In beginsel geldt dat de overbrenging plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de goederen-afgevende vergunninghouder RTO, tenzij in de vergunning anders is bepaald (artikel 193 lid 4 UVo.DWU). Deze verantwoordelijkheid eindigt voor de goederen-afgevende vergunninghouder RTO op het moment dat de goederen-ontvangende vergunninghouder RTO de goederen in diens administratie heeft ingeschreven.

Let op!

Overbrengen is alleen mogelijk tussen RTO’s. Overbrengen is NIET mogelijk tussen:

  • Een RTO en een goedgekeurde plaats voor tijdelijke opslag.

  • Een RTO en een aangewezen plaats voor tijdelijke opslag.

  • Een goedgekeurde plaats voor tijdelijke opslag en een goedgekeurde plaats voor tijdelijke opslag.

  • Een aangewezen plaats voor tijdelijke opslag en een aangewezen plaats voor tijdelijke opslag.

  • Een goedgekeurde plaats voor tijdelijke opslag en een aangewezen plaats voor tijdelijke opslag.

Zie voor meer informatie over tijdelijke opslag op aangewezen of goedgekeurde plaatsen hoofdstuk 8 van dit onderdeel.

Naar boven

14.2 Overbrenging van goederen

In de eerste paragraaf hieronder worden de algemene bepalingen voor het overbrengen beschreven. In de paragraaf daarna wordt een algemeen kader beschreven waaraan moet worden voldaan voor overbrengen tussen in Nederland gelegen RTO’s.

Naar boven

14.2.1 Overbrenging van goederen – algemene bepalingen

De overbrenging van de goederen kan plaats vinden op de volgende manieren (artikel 148 lid 5 DWU):

  • onder verantwoordelijkheid van één douaneautoriteit

Onder één douaneautoriteit moet in dit verband worden verstaan de Nederlandse Douane. Zij kan de overbrenging van goederen in tijdelijke opslag tussen verschillende in Nederland gelegen RTO’s toestaan. Ter zake van deze overbrenging zullen in de vergunning RTO specifieke voorwaarden worden opgenomen. Hierbij moet worden gedacht aan voorwaarden met betrekking tot de administratie, op welk moment de douane-technische verantwoordelijkheid van de goederen overgaat naar de andere beheerder (in verband met de verantwoordelijkheid bij vermis enz.), wijze waarop is gewaarborgd dat de oorspronkelijke opslagtermijn en identiteit van de goederen in stand blijft, enz.

Zoals hiervoor onder ‘Algemeen’ reeds is opgemerkt, is in beginsel steeds de goederen-afgevende vergunninghouder RTO verantwoordelijk voor onregelmatigheden die zich tijdens de overbrenging kunnen voordoen. Daarom kan het soms de voorkeur genieten dat het onder deze regeling overbrengen van goederen plaats vindt onder verantwoordelijkheid van de goederen-ontvangende vergunninghouder RTO. Dit wordt bereikt door in de vergunning RTO voor te schrijven dat de ontvangende vergunninghouder RTO de te ontvangen goederen in zijn administratie moet inschrijven vóórdat met de overbrenging wordt aangevangen. Het betekent dat de ontvangende vergunninghouder RTO schuldenaar is voor invoerbelastingen indien zich tijdens de overbrenging onregelmatigheden mochten voordoen (bij voorbeeld het zoekraken van goederen). Aanleiding om in samenspraak met het bedrijfsleven voor deze lijn te kiezen is dat de overbrenging (het willen ontvangen van de goederen) vaak een initiatief van de goederen-ontvangende vergunninghouder RTO is. Bovendien blijft op deze manier de goederen-afgevende vergunninghouder RTO niet in onzekerheid over het moment waarop diens douane-technische verantwoordelijkheid over de goederen eindigt.

  • onder dekking van één vergunning, afgegeven aan een geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen (AEO-C)

Deze mogelijkheid van overbrenging doet zich voor indien in één vergunning meerdere RTO-locaties zijn opgenomen. De houder van deze vergunning kan de goederen tussen de verschillende opslaglocaties overbrengen. Als voorwaarde geldt dat hij in het bezit is van een vergunning AEO-C. De verantwoordelijkheid over de goederen blijft in dit geval bij dezelfde persoon berusten. Aanvullende voorwaarden in verband met de verplaatsing, zoals administratieve vastleggingen, worden in de vergunning RTO opgenomen. Kan grensoverschrijdend zijn.

  • in andere gevallen van overbrenging (verschillende vergunningen en verschillende douaneautoriteiten)

Overbrenging van goederen naar een in een andere lidstaat gelegen RTO, onder verantwoordelijkheid van verschillende douaneautoriteiten:

Algemeen geldt in deze gevallen dat zowel de verzendende- als ontvangende vergunninghouder RTO in het bezit moet zijn van een vergunning AEO-C (artikel 118 GVo.DWU). Voordat het overbrengen kan worden toegestaan zal afstemming (consultatieprocedure) met de andere douaneautoriteit(en) moeten hebben plaatsgevonden.

Verplichtingen verzendende RTO (artikel 193-1 UVo.DWU):

De goederen-afgevende vergunninghouder RTO stelt het eigen douanekantoor in kennis van de beoogde overbrenging. Dit betekent dat het in kennis stellen vóór de overbrenging moet worden gedaan. Bij dit in kennis stellen dient te worden verwezen naar de betreffende ATO en de einddatum van de tijdelijke opslag. De vergunninghouder dient tevens het eigen douanekantoor in kennis te stellen dat de goederen zijn ontvangen door de goederen-ontvangende vergunninghouder RTO. Een en ander op de wijze zoals in de vergunning RTO van de verzendende partij is bepaald. Zo zal dit in kennis stellen op elektronische wijze moeten plaatsvinden. Tevens zal de goederen-afgevende vergunninghouder RTO de goederen-ontvangende vergunninghouder RTO in kennis moeten stellen dat de goederen zijn verzonden.

Verplichtingen ontvangende RTO (artikel 193-2 UVo.DWU):

De goederen-ontvangende vergunninghouder RTO (gelegen in een andere Unielidstaat) stelt het eigen douanekantoor én de goederen-afgevende vergunninghouder RTO op elektronische wijze in kennis over de ontvangst van de goederen. Bij het hiervoor bedoelde in kennis stellen wordt verwezen naar de oorspronkelijke ATO en de einddatum van de tijdelijke opslag (artikel 193 lid 3 UVo.DWU).

Let op!

De goederen-afgevende vergunninghouder RTO zal zich er van moeten vergewissen dat de goederen-ontvangende vergunninghouderhouder RTO in het bezit is van een vergunning AEO-C.

Naar boven

14.2.2 Overbrenging van goederen - tussen in Nederland gelegen RTO’s

Er is geen verplichte procedure voor het overbrengen. Wel is er een algemeen kader waaraan moet worden voldaan. Dit kader wordt in de hierna volgende alinea’s beschreven.

NB:

De hierna opgenomen kaderstelling is geschreven vanuit de gedachte dat goederen worden overgebracht tussen twee verschillende RTO’s. De bepalingen gelden mutatis mutandis ook voor overbrengen van goederen tussen twee opslaglocaties die onder één Vergunning RTO vallen.

Overbrengen is alleen toegestaan nadat controles die zijn aangezegd in het kader van het proces binnenbrengen zijn afgerond.

Overbrengen van goederen in tijdelijke opslag betreft vaak goederen die het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht. Controles die zijn aangezegd in het kader van binnenbrengen betreffen veelal hoge risico’s op niet-fiscaal gebied. Het is niet wenselijk dat vervoer plaats vindt voordat die controles zijn uitgevoerd. Overbrengen mag dan ook alleen plaats vinden nadat de controles in het kader van binnenbrengen zijn uitgevoerd. Op deze hoofdregel geldt wel een uitzondering. Overbrenging van in het kader van binnenbrengen geselecteerde goederen is wel toegestaan als met toestemming van de Douane sprake is van een verlegging van de controle of als de goederen vervoerd moeten worden naar een locatie waar een wettelijk verplichte controle moet worden uitgevoerd. Denk hier bijvoorbeeld aan overbrengen naar veterinaire of fytosanitaire inspectiepunten of naar een douane-inspectieloods (RIT/JIC).

Overgang van de verantwoordelijkheid voor de goederen

De verantwoordelijkheid voor de goederen gaat over van de verzendende RTO opslag naar de ontvangende RTO zodra de goederen zijn ingeschreven in de administratie van de ontvanger van de goederen. Overbrengen kan plaats vinden onder verantwoordelijkheid van:

- de verzender van de goederen; of

- de ontvanger van de goederen.

Als de ontvanger de goederen bijvoorbeeld pas bij ontvangst in zijn RTO inschrijft in zijn administratie, is de verzender verantwoordelijk tijdens het overbrengen. Het is de onderlinge verantwoordelijkheid van de betrokken houders van de Vergunning RTO om hier afspraken over te maken.

Waarborgen van integriteit van de zending

Net als bij de regeling douanevervoer, worden bij overbrengen niet-Unie goederen van de ene naar de andere plaats in het douanegebied van de Unie “vervoerd”. Dit betekent dat ook hier voldoende maatregelen moeten zijn getroffen om de integriteit van de zending te waarborgen. Waarborgen kunnen zowel fysiek als administratief zijn.

Administratie

Details over iedere overbrenging moeten blijken uit de vastleggingen in de administratie van verzender en ontvanger. Hierbij geldt dat voldoende gegevens moeten worden vastgelegd om goede verloop van de tijdelijke opslag te kunnen controleren. Minimaal de volgende gegevens moeten worden vastgelegd:

  • Nummer van oorspronkelijke document waarmee de goederen zijn aangegeven

  • voor tijdelijke opslag; en

  • Gegevens van verzender/ontvanger; en

  • Gegevens aan de hand waarvan de goederen geïdentificeerd kunnen worden; en (GN-code, omschrijving, hoeveelheid, bruto/netto gewicht, etc.)*

  • Datum en tijd plaatsing in tijdelijke opslag (i.v.m. bewaken termijn); en

  • Datum en tijd** aanvang overbrengen; en

  • Datum en tijd** inschrijving bij ontvanger; en

  • Wijze van vervoer; en

  • Containernummer (prefix nummer en ISO-code)*; en

  • Zegelnummer*.

* = indien van toepassing

** = tenzij de Douane dit –gemotiveerd- niet nodig acht voor het toezicht op het overbrengen

(artikel 116 GVo.DWU)

Geautomatiseerde systemen, auditfiles

De toestemming tot overbrengen is niet afhankelijk van het beschikbaar zijn van een elektronisch systeem waarin alle overbrengingen worden geregistreerd. Evenmin is toestemming afhankelijk van het beschikbaar zijn van een overkoepelende auditfile waarin gegevens van verzender en ontvanger worden samengebracht. Dat neemt niet weg dat dergelijke systemen of auditfiles wel degelijk een rol kunnen spelen bij toezicht. Ook de bij overbrengen betrokken bedrijven hebben een belang bij het goed verlopen van het overbrengen. Zeker als er grootschalig wordt overgebracht tussen diverse bedrijven (denk bijvoorbeeld aan overbrengen tussen de diverse containerterminals in Rotterdam of tussen de 1e en 2e linie loodsen op Schiphol) kan een geautomatiseerd systeem of een auditfile voor het bedrijfsleven een instrument zijn om overbrengen in goede banen te leiden. Dergelijke initiatieven worden vanuit Douane gesteund worden maar niet verplicht. Als ze er zijn, dan kan daar natuurlijk wel gebruik van gemaakt worden voor controledoeleinden.

Document tijdens overbrengen

Vanuit de Douane wordt het gebruik van een (elektronisch) document voor overbrengen niet verplicht gesteld. Als bedrijven onderling gebruik willen maken van een document dan staat ze dat vrij.

Geen actieve bemoeienis van Douane bij individuele overbrenging

De Douane moet toestemming verlenen voor het overbrengen van goederen in tijdelijke opslag. Deze toestemming wordt verleend door dit in de Vergunning RTO op te nemen. De Douane hoeft niet voor iedere individuele overbrenging toestemming te verlenen. Wel moet de Douane achteraf in staat zijn om overbrenging te controleren.

Geen actieve meldingen

Douanecontrole op het overbrengen wordt niet uitgevoerd aan de hand van vertrek en/of aankomstmeldingen van zendingen. Als tijdens de aanvraagprocedure, waarin wordt beoordeeld of overbrengen kan worden toegestaan, geconcludeerd wordt dat toezicht alleen kan plaats vinden aan de hand van dergelijke meldingen, dan moet gebruik gemaakt worden van de regeling douanevervoer.

Voldoen aan bijzondere (VGEM) wetgeving

Overbrengen mag niet tot gevolg hebben dat niet wordt voldaan aan bijzondere wetgeving.

Naar boven

14.3 Regeling douanevervoer

Kan de in dit hoofdstuk omschreven overbrengingsregeling geen toepassing vinden dan zal bij het overbrengen van goederen gebruik gemaakt moeten worden van de regeling douanevervoer. In dat geval worden de goederen door de ontvangende vergunninghouder RTO opnieuw tijdelijk opgeslagen en ontstaat een nieuwe termijn voor die opslag.

Naar boven