Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

14.45.00 Vereenvoudiging douanevervoer; Toegelaten afzender en Toegelaten geadresseerde

2 Het aanvragen en afgeven van een vergunning

In dit hoofdstuk wordt de procedure beschreven voor het aanvragen en afgeven van een Vergunning voor de status toegelaten afzender of toegelaten geadresseerde voor Unie douanevervoer.

Naar boven

2.1 Aanvragen van een vergunning

2.1.1 Inleiding

De algemene bepalingen van vereenvoudigingen met betrekking tot het douanevervoer zijn beschreven in onderdeel 14.40.00.

Aanvragen voor de status van toegelaten afzender zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder a DWU, worden ingediend bij de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit in de lidstaat waar het Uniedouanevervoer van de aanvrager zal aanvangen.

(Artikel 192 GVo.DWU en artikel 22, lid 1, derde alinea, DWU)

Aanvragen voor de status van toegelaten geadresseerde zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b DWU, worden ingediend bij de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit in de lidstaat waar het Uniedouanevervoer van de aanvrager zal worden beëindigd.

(Artikel 194 GVo.DWU en artikel 22, lid 1, derde alinea, DWU)

Naar boven

2.1.2 Het bevoegde douanekantoor

Het bevoegde douanekantoor is het douanekantoor dat bevoegd is over de plaats waar de hoofdadministratie van de aanvrager is gevestigd. De aanvrager dient de aanvraag in via het EU Trader Portal. Zie hiervoor de website www.douane.nl. Hiervoor is een instructie opgenomen die ook te vinden is op de website www.douane.nl.

(Artikel 22 lid 1 DWU)

Voordat een vergunninghouder gebruik kan maken van de vergunning voor de status van toegelaten afzender of toegelaten geadresseerde moeten er voor de aanvaardingscontrole in NCTS bepaalde gegevens beschikbaar worden gesteld.

Deze gegevens worden door het NCTS uit het CDMS gehaald. Het is daarom van groot belang dat de aanvrager in de vergunningaanvraag de juiste postcodes en huisnummers heeft vermeld van de locaties waarvoor hij zijn vergunning wil gebruiken (zie paragraaf 2.6).

Naar boven

2.1.3 Eisen locaties

De locaties die in aanmerking komen voor de vergunningen toegelaten afzender en toegelaten geadresseerde moeten, gelet op de werkzaamheden die de Douane daar verricht, voldoen aan de volgende eisen:

  • er zijn voldoende voorzieningen aanwezig om een adequate douanecontrole te kunnen uitoefenen (bijvoorbeeld aanwezigheid van laad- en lospersoneel, weeginstallatie en een heftruck). Dit betekent dat parkeerterreinen en dergelijke veelal niet in aanmerking zullen komen voor goedkeuring als locatie

  • de douanemedewerkers en de personen die hen begeleiden moeten er veilig en onder aanvaardbare omstandigheden, conform de regels van de Arbeidsomstandighedenwet, hun werkzaamheden verrichten

  • de vergunninghouder moet over de goederen kunnen beschikken. Dit betekent dat de vergunninghouder een vervoermiddel met lading kan aanbrengen en voor controle aan de Douane kan aanbieden.

Met het aanvragen van de betreffende locatie geeft de vergunninghouder aan dat de locatie voldoet aan de eisen. Dit geldt ook wanneer na afgifte van de vergunning wordt verzocht om uitbreiding met één of meer locaties.

Vanwege de bijzondere vervoersmodaliteit kan bij vervoer over water en het spoor voor de goedkeuring als TA- en TG-locatie in beperkte mate van bovenstaande eisen worden afgeweken.

In de vergunning worden de aangewezen locaties vermeld met postcode en huisnummer. Uitzondering hierop zijn bijvoorbeeld de boeien, hangaars en spoorwegemplacementen. Waar mogelijk wordt hierbij de dichtstbijzijnde postcode gebruikt met eventueel verdere verduidelijking (zoals hangaarnummer). Wanneer dit ook niet mogelijk is kan een fictieve postcode worden gebruikt met verdere verduidelijking om de locatie te omschrijven.

Let op!

Let op! Meerdere (container)terminals eisen van de betrokkenen dat zij de container vanaf de terminal ophalen met gebruikmaken van de vergunning toegelaten afzender van de betrokkenen zelf.

Let op!

Let op! Meerdere (container)terminals eisen van de betrokkenen dat zij gebruik maken van de vergunning toegelaten geadresseerde van de terminal. Dit vanwege aansluiting op de logistieke administratie van de terminal, hetgeen logistieke oponthoud voorkomt.
Naar boven

2.1.4 Mogelijkheden bij een vergunning voor bedrijven met meerdere vestigingen

Een aangever mag via één aansluiting (X400-adres) berichten vanuit verschillende vestigingen versturen en ontvangen in NCTS voor goederen die zich bevinden op in de vergunning toegelaten locaties.

Naar boven

2.2 Voorwaarden verlenen van een vergunning

2.2.1 Algemene voorwaarden

Voor het verkrijgen van de vergunning voor de status van toegelaten afzender of toegelaten geadresseerde moet de belanghebbende aan een aantal algemene eisen voldoen. Deze eisen zijn van toepassing op alle vereenvoudigde procedures binnen de regeling douanevervoer.

Enkele van de algemene voorwaarden gaan over doelmatige en doeltreffende controleerbaarheid. Als een vergunning wordt aangevraagd voor gebruik met meerdere aangewezen locaties, is een dergelijke controle slechts mogelijk als ook voor het vervullen van de voorafgaande en opvolgende aangifteformaliteiten, maximaal gebruik wordt gemaakt van de vereenvoudigde en/of elektronische aangiftesystemen die de Douane beschikbaar heeft.

(artikel 39, letter b DWU en artikel 191, lid 2 GVo.DWU)

Een beschrijving van die algemene voorwaarden is opgenomen in onderdeel 14.40.00 van dit Handboek.

De aanvragers voor zowel de status van toegelaten afzender als ook die voor de status van toegelaten geadresseerde moeten aan de volgend voorwaarden voldoen:

  • gevestigd zijn in het douanegebied van de Unie

  • regelmatig gebruik maken van de regeling Uniedouanevervoer (toegelaten afzender) en regelmatig goederen ontvangen onder de regeling Uniedouanevervoer (toegelaten geadresseerde)

  • en voldoen aan de voorwaarden van artikel 39, onder a), b) en d) DWU (zie onderdeel 2.50.00 van dit Handboek)

(artikel 191, lid 1 GVo.DWU en artikel 195 GVo.DWU)

Identiteitsmaatregelen

Een houder van de Vergunning toegelaten afzender moet voor de verzegeling van vervoermiddelen goedgekeurde verzegelingen gebruiken.

Naar boven

2.2.2 Specifieke voorwaarden voor de Vergunning toegelaten afzender

Een vergunning toegelaten afzender mag pas worden verleend als de aanvrager beschikt over een vergunning doorlopende zekerheid of ontheffing van zekerheidstelling heeft.

(artikel 193 GVo.DWU)

De voorwaarden voor het verkrijgen van deze vergunning zijn opgenomen in onderdeel 27.00.00 van dit Handboek.

Specifieke voorwaarden over de verzegeling vindt u in onderdeel 14.43.00 Vereenvoudigingsmaatregen; Verzegelingen van een bijzonder model van dit Handboek.

Naar boven

2.2.3 Administratieve eisen bij de vergunning toegelaten afzender

De administratie van de vergunninghouder moet zo zijn ingericht dat aan de hand daarvan op eenvoudige wijze verband kan worden gelegd tussen de gegevens van de goederen in de aangifte voor douanevervoer en de gegevens in de betreffende vrachtbrieven, kopiefacturen en dergelijke. Het gaat hier vooral om gegevens over het aantal en de soort van de colli en de soort en de hoeveelheid van de goederen.

(artikel 191 lid 2 GVo.DWU)

De toegelaten afzender moet een administratie voeren waaruit blijkt wat de voorafgaande douaneregeling is. Daaruit moet ook blijken wie de aangever is van de voorafgaande regeling, het nummer en de overige identificatiemaatregelen van die voorafgaande regeling.

Anderzijds moet de persoon die aansprakelijk is voor de voorafgaande douaneregeling, bijvoorbeeld de beheerder van een entrepot, een verwijzing naar de opvolgende douaneregeling in zijn administratie opnemen en tenminste beschikken over een kopie van de opvolgende aangifte voor douanevervoer (Begeleidingsdocument). De houder van de vergunning toegelaten afzender moet in die gevallen daarom een kopie van het begeleidingsdocument verstrekken aan de entrepothouder. De entrepothouder kan daarmee de regelmatige beëindiging van die douaneregeling aantonen.

Per aangifte voor Uniedouanevervoer genereert NCTS een Master Reference Number (MRN). Per MRN wordt een apart dossier gemaakt. In dit dossier moeten de gegevens worden opgenomen die zijn gebruikt om de aangifte voor Uniedouanevervoer op te stellen. Dit dossier bevat de volgende gegevens en bescheiden:

  • verwijzing naar de voorafgaande regeling, bijvoorbeeld de bootnaam en het nummer van de summiere aangifte, het nummer van de voorafgaande uitvoeraangifte of het vergunningnummer, de n.a.w-gegevens en het dossier- / referentienummer waaronder een zending in een entrepot geplaatst is geweest;

  • een kopie van het begeleidingsdocument;

  • het bescheid in het kader van een Vergunning voor toepassing van vereenvoudigde procedures voor de vervoerswijzen lucht, zee of spoor;

  • voldoende gegevens om in geval van niet-zuivering de heffingsgrondslagen vast te kunnen stellen, bijvoorbeeld een (kopie van de) factuur;

  • een kopie van het vrachtbescheid, bijvoorbeeld de CMR, waarmee de goederen zijn weggevoerd;

  • een verwijzing naar het nummer van de gebruikte bedrijfsverzegeling;

  • de opdracht tot het maken van de aangifte voor douanevervoer.

De dossiers van de vergunninghouder moeten doorlopend genummerd zijn en zullen op overzichtelijke wijze toegankelijk moeten zijn voor controle door de bevoegde douaneautoriteiten.

Naar boven

2.2.4 Administratieve eisen bij de vergunning toegelaten geadresseerde

De administratie van de vergunninghouder moet zodanig zijn ingericht dat verband kan worden gelegd tussen de aangiften, de goederenbeweging, de opvolgende douaneregeling/ (tijdelijke) opslag en de voorraadadministratie.

(artikel 191 lid 2 GVo.DWU)

Per zending die met een aangifte voor douanevervoer is ontvangen wordt een dossier gemaakt. Dit dossiermoet de volgende gegevens en bescheiden bevatten:

  • verwijzing naar de opvolgende regeling, bijvoorbeeld het nummer en de gegevens van de aangever van een opvolgende aangifte voor het vrije verkeer of het vergunningnummer, de n.a.w-gegevens en het dossier- / referentienummer waaronder een zending in een entrepot is geplaatst;

  • een kopie van het begeleidingsdocument;

  • het bescheid in het kader van een Vergunning voor toepassing van vereenvoudigde procedures voor de vervoerswijzen lucht, zee of spoor

  • voldoende gegevens om in geval van niet-zuivering de heffingsgrondslagen vast te kunnen stellen, bijvoorbeeld een (kopie van de) factuur;

  • een kopie van het vrachtbescheid, bijvoorbeeld de CMR, waarmee de goederen zijn aangebracht;

  • de uitslag van de bevindingen bij het in ontvangst nemen en lossen van de goederen;

  • de opdracht tot in ontvangst nemen van de aangifte en de goederen.

Naar boven

2.3 Bepalingen in de vergunningen

2.3.1 Vrijgave en reactietijd

Vrijgave van de goederen
Toegelaten afzender:

U mag de zending pas laden en wegvoeren nadat de Douane daarvoor toestemming heeft gegeven. U ontvangt deze toestemming via het bericht IE029.

Toegelaten geadresseerde:

Als u de goederen in ontvangst neemt, verzendt een bericht IE007 van aankomst. Nadat u een bericht IE043 heeft ontvangen, mogen de goederen worden gelost. Daarbij geldt echter de voorwaarde dat er voor de goederen een aangifte of mededeling of kennisgeving voor tijdelijke opslag is gedaan.

(artikel 315 lid 1, letter b UVo.DWU)

Reactietijd:

De reactietijd is de tijd die ingaat na het doen van de aangifte of het melden van de aankomst van de goederen. Het is de tijd die de Douane nodig heeft om een controle te plannen, voor te bereiden, om op de plaats van fysieke controle te komen en de controle aan te vangen. Deze reactietijd is standaard 120 minuten. Heeft de Douane niet gereageerd of is de Douane niet langs geweest binnen de reactietijd en heeft de toegelaten afzender / toegelaten geadresseerde nog geen elektronisch bericht ontvangen? Dan moet de vergunninghouder contact opnemen met het bevoegde douanekantoor. De Douane zal alsnog een controle instellen of via NCTS de vergunninghouder alsnog toestemming tot laden of lossen verlenen.

(artikel 314 lid 1 UVo.DWU en artikel 315 lid 1 letter b lid 2 UVo.DWU)

Voor diverse locaties op Schiphol en in Rotterdam zijn afwijkingen van kracht. Zie voor een uitgebreide toelichting op de reactietijd: www.douane.nl.

Naar boven

2.3.2 Vermelden van gegevens over kennisgeven en inleveren bescheiden

In de individuele voorwaarden bij de vergunning worden de gegevens vermeld van het douanekantoor waar kennisgevingen moeten worden gedaan of formulieren moeten worden ingeleverd. Daarbij wordt de wijze vermeld waarop de kennisgeving moet worden gedaan. Ook wordt de reactietijd vermeld.

In de individuele voorwaarden bij de vergunning hoeven geen adresgegevens van douanekantoren van vertrek en bestemming te worden opgenomen. De kantoorgegevens van douanekantoren zijn gepubliceerd op www.douane.nl.

Naar boven

2.3.3 Gebruik van goedgekeurde verzegelingen

Het gebruik van zegels van een bijzonder model overeenkomstig artikel 233, lid 4, onder c) DWU mag pas worden verleend als de aanvrager beschikt over een Vergunning voor het gebruik van zegel van een bijzonder model.

De voorwaarden voor het verkrijgen van deze vergunning zijn opgenomen in onderdeel 14.43.00 Vereenvoudigingsmaatregen; Verzegelingen van een bijzonder model van dit Handboek.

(artikel 193 GVo.DWU)

De houder van de Vergunning toegelaten afzender is gehouden zelf de nodige identiteitswaarborgen aan te brengen. Dit door gebruik te maken van de Vergunning verzegeling van een bijzonder model. De vergunninghouder hoeft dat niet te doen als de goederen door een nauwkeurige omschrijving in de aangifte of door eventuele andere identificatiemaatregelen kunnen worden geïdentificeerd. De Douane moet in dat geval aan de hand van de omschrijving de soort en hoeveelheid goederen gemakkelijk kunnen controleren. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan in de vergunning worden bepaald dat de Douane de verzegeling aanbrengt. Kan in dat geval een douaneverzegeling niet meer in NCTS worden geregistreerd, dan vermeldt de Douane deze op het begeleidingsdocument.

(artikel 302, lid 1 UVo.DWU)

Naar boven

2.4 Administratieve verwerking in het CDMS

2.4.1 Nummer van de vergunning

De Douane legt deze vergunningen vast in het Customs Decisions Management system, CDMS. CDMS verstrekt het nummer van de af te geven Vergunning toegelaten afzender of Vergunning toegelaten geadresseerde . Het nummer kent de volgende opbouw:

 posities 1 en 2 bestaan uit de letters NL;

 posities 3 tot en met 5 bestaan uit een code voor de betreffende vergunningcode;

 posities 6 tot en met 13 staan voor de code van het bevoegde douanekantoor;

 posities 14 tot en met 19 geven het jaartal inclusief koppelteken;

 posities 20 tot en met geven een door CDMS gegenereerd nummer.

Naar boven

2.4.2 Registratie CDMS

Voordat de vergunning wordt verstrekt aan de aangever, worden de gegevens in Customs Decisions Management (CDMS) vastgelegd. De gegevens die in KIS zijn geregistreerd, worden beschikbaar gesteld voor het aangiftesysteem NCTS. De systemen worden daartoe aan elkaar gekoppeld. Daarmee herkent het systeem de aangevers- en vergunninggegevens van de persoon die berichtenverkeer uitwisselt. Nadat de vergunning is verleend stuurt de Douane deze naar de houder van de vergunning toegelaten afzender / geadresseerde. Een houder van de vergunning toegelaten afzender / geadresseerde kan alleen maar het vertrek / de aankomst van de goederen melden met NCTS, als de vergunningen toegelaten afzender / geadresseerde in het CDMS is / zijn geregistreerd. Is een vergunning niet in KIS geregistreerd? Dan worden de data voor toepassing van vereenvoudigde procedures door het systeem geweigerd.

Naar boven

2.5 Wijzigingen en intrekken van een verleende vergunning

2.5.1 Wijzigen vergunning

Als de gegevens na de afgifte van de vergunning veranderen of niet meer juist zijn, moet de vergunninghouder de Douane verzoeken om de vergunning aan te passen. Een verandering kan gevolgen hebben voor de handhaving of de inhoud van de vergunning, bijvoorbeeld als locaties worden toegevoegd, verwijderd of gewijzigd. De vergunninghouder dient een wijzigingsverzoek in via het EU Trader Portal. Zie hiervoor ook paragraaf 2.1.2.

Wanneer bijvoorbeeld een uitbreiding van de aangewezen locaties wordt aangevraagd, worden de nieuwe locaties in de (bijlage van de) vergunning toegevoegd met de vermelding van het bevoegde aangiftepunt.

(artikel 23, lid 2 en artikel 28 DWU)

Voor nietigverklaring en intrekking van een vergunning zie onderdeel 3.00.00 van dit Handboek.

Naar boven