Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

15.50.00 Douane-entrepots

3 De vergunning

3.1 Aanvraag en voorwaarden vergunning

Voor het beheer van een publiek of particulier douane-entrepot is een vergunning vereist van de Douane.

Zie voor informatie over de aanvraag van een vergunning douane-entrepot hoofdstuk 2 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek.

Let op!

Een vergunning douane-entrepot kan niet worden aangevraagd op basis van een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling douane-entrepot.

De vergunning wordt slechts verleend aan een persoon als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, zoals gevestigd zijn in het douanegebied van de Unie, waarborgen bieden voor het goede gebruik van de regeling, het stellen van zekerheid en het kunnen uitoefenen van douanetoezicht zonder administratieve maatregelen te hoeven nemen die niet in verhouding staan tot de betrokken economische behoeften. Zie voor deze voorwaarden hoofdstuk 3 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek.

(artikel 211 DWU)

De “Toelichting en algemene voorwaarden Vergunning douane-entrepot” is te downloaden van de website van de Douane.

Naar boven

3.2 Beheer van een douane-entrepot

Een vergunning douane-entrepot wordt slechts verleend aan de persoon die het beheer heeft.

Ook als een vergunning wordt uitgebreid met de locatie van een derde moet worden getoetst of de vergunninghouder het beheer heeft.

Zie voor informatie over het begrip beheer van een douane-entrepot bijlage 2 van dit onderdeel.

Naar boven

3.3 De goedgekeurde en onder toezicht staande ruimten en andere locaties

Onder de regeling douane-entrepot kunnen niet-Uniegoederen worden opgeslagen in daartoe door de Douane goedgekeurde en onder toezicht van de Douane staande ruimten of andere locaties.
(artikel 240, lid 1 DWU)

Een douane-entrepot moet in principe een door de Douane goedgekeurde ruimte zijn. De goedkeuring van een ruimte is van belang in het kader van het douanetoezicht.

In de aanvraag van een vergunning douane-entrepot moet informatie worden verstrekt over de ruimte of andere locaties die bestemd zijn om te worden gebruikt als opslaglocatie. Tot deze informatie kunnen gegevens behoren over de materiële kenmerken van de ruimte (zoals toegangsbeveiliging en afbakening), de uitrusting die voor de opslagactiviteiten wordt gebruikt alsook, in het geval van speciaal ingerichte opslagruimten, andere noodzakelijke informatie. De Douane moet namelijk kunnen beoordelen of de verplichtingen die voortvloeien uit de plaatsing van de goederen onder de regeling douane-entrepot kunnen worden nagekomen.

In de vergunning douane-entrepot moeten de adresgegevens en andere noodzakelijke informatie worden vermeld (gegevenselement 32 05 030 … bijlage A GVo.DWU) en waar nodig ook een bouwtekening met een plattegrond van de opslaglocatie worden opgenomen. Een plattegrond is met name van toegevoegde waarde in de volgende gevallen:

  • als sprake is van meerdere opslagvergunningen voor dezelfde opslaglocatie (zie voor informatie hierover paragraaf 3.5 van dit onderdeel);

  • als de vergunninghouder douane-entrepot ook een vergunning geautoriseerd marktdeelnemer voor veiligheid (AEO-S) heeft. In dat geval moet duidelijk zijn op welke ruimte de vergunning AEO-S betrekking heeft.

De Douane heeft de bevoegdheid om elke plaats te betreden en om gebouwen en terreinen die als douane-entrepot zijn goedgekeurd aan een controle te onderwerpen. Onder controle wordt eveneens doorzoeking begrepen. Deze controlebevoegdheid mag echter niet in alle gevallen worden toegepast. Zo zijn woningen uitgezonderd.
(artikel 1:23 Adw en artikel 1:26, lid 1 letter a en lid 2 Adw)

Mede gelet op deze controlebevoegdheid is het van belang om in de vergunning de gegevens (zoals afbakening) van de opslaglocatie te vermelden.

Veelal zijn douane-entrepots ruimten of afgebakende terreinen. Ook is het mogelijk om een tank of silo goed te keuren als douane-entrepot.

Opslag aan boord van een schip

In de vergunning douane-entrepot kan worden bepaald dat de kade en de daaraan afgemeerde schepen met daarin onder de regeling douane-entrepot geplaatste goederen, onderdeel van het douane-entrepot vormen. Alleen een schip dat is afgemeerd aan de loswal kan deel uitmaken van een douane-entrepot. De kade moet dan wel zijn opgenomen in de vergunning douane-entrepot.

Let op!

Is sprake van een houder van een vergunning erkend bunkeraar dan kan een vergunning douane-entrepot ook worden verleend voor één of meerdere varende tanklichters (een zogenaamd “varend douane-entrepot”). In de vergunning douane-entrepot moeten het nummer van de tanklichter en het vergunningnummer van de vergunning erkend bunkeraar worden vermeld.

(artikel 1, letter x van de Bilaterale administratieve overeenkomst tussen de Belgische Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen en de Nederlandse Belastingdienst/Douane inzake bepaalde modaliteiten bij grensoverschrijdende bunkering van minerale oliën en smeermiddelen in het kader van de zeebunkervaart)

Zie voor informatie over de vergunning erkend bunkeraar hoofdstuk 5 van onderdeel 10.60.00 van dit Handboek.

Speciaal ingerichte opslagruimten

Wanneer goederen een gevaar vormen, andere goederen kunnen bederven of om andere redenen bijzondere voorzieningen vereisen (bijvoorbeeld vuurwerk of chemicaliën), kan in de vergunning douane-entrepot worden bepaald dat de goederen uitsluitend mogen worden opgeslagen in speciaal daarvoor ingerichte opslagruimten.
(artikel 202 GVo.DWU)

Een door de Douane af te sluiten douane-entrepot voor opslag van goederen die vallen onder de veterinaire wetgeving moet voldoen aan strenge eisen van toegangsbeveiliging, bouw en inrichting. De afgifte van deze vergunning vindt altijd plaats in overleg met de NVWA.

Andere locaties

Een vergunning douane-entrepot kan ook worden verleend voor zogenaamde andere locaties. Er is dan geen sprake van een goedgekeurde ruimte. Door het voeren van een uitgebreide administratie is het douanetoezicht gewaarborgd.

In de vergunning douane-entrepot moeten wel de adresgegevens en andere noodzakelijke informatie worden vermeld (gegevenselement 32 05 030 … bijlage A GVo.DWU) en waar nodig ook een bouwtekening met een plattegrond van de opslaglocatie worden opgenomen.

Eisen opslaglocaties

De opslaglocaties die in aanmerking komen voor een douane-entrepot moeten, gelet op de werkzaamheden die de Douane daar verricht, voldoen aan de volgende eisen:

  • er zijn voldoende voorzieningen aanwezig om een adequate douanecontrole te kunnen uitoefenen (bijvoorbeeld aanwezigheid van laad- en lospersoneel, weeginstallatie en een heftruck);

  • de douanemedewerkers en de personen die hen begeleiden moeten er veilig en onder aanvaardbare omstandigheden, conform de regels van de Arbeidsomstandighedenwet, hun werkzaamheden kunnen verrichten.

Naar boven

3.4 Detailhandel vanuit douane-entrepot

De opslagruimte van het douane-entrepot mag niet worden gebruikt voor de verkoop aan particulieren (detailhandel). Onder verkoop wordt eveneens verhuur en lease begrepen. Ook Uniegoederen mogen niet vanuit de opslagruimte van het douane-entrepot worden verkocht.

Het is in het kader van het douanetoezicht namelijk niet de bedoeling dat particulieren de opslagruimte van een douane-entrepot betreden.

De opslagruimte van het douane-entrepot mag echter wel worden gebruikt voor detailhandel in de volgende gevallen:

  • verkoop met vrijstelling van invoerrechten aan reizigers naar of van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie (bijvoorbeeld taxfree winkels);

  • verkoop met vrijstelling van invoerrechten aan leden van internationale organisaties (als vermeld in bijlage XVIII en bijlage XIX Algemene douaneregeling);

  • verkoop met vrijstelling van invoerrechten aan NAVO-strijdkrachten;

  • verkoop met vrijstelling van invoerrechten in het kader van diplomatieke of consulaire overeenkomsten;

  • verkoop op afstand, daaronder begrepen via het internet (bijvoorbeeld postorder).

(artikel 201 GVo.DWU)

Het is wel toegestaan om een verkoopruimte in te richten die is afgescheiden van het douane-entrepot.

Naar boven

3.5 Meerdere opslagvergunningen voor dezelfde opslaglocatie

Het is mogelijk om voor dezelfde opslaglocatie meerdere opslagvergunningen (douane-entrepot of RTO) te verlenen. Dit geldt zowel voor opslagvergunningen die worden verleend aan dezelfde persoon (bijvoorbeeld een vergunning douane-entrepot en een vergunning RTO aan één persoon) als voor opslagvergunningen die worden verleend aan verschillende personen (bijvoorbeeld een vergunning douane-entrepot aan persoon A en een vergunning douane-entrepot of RTO aan persoon B).

Een voorwaarde voor het verlenen van een meerdere opslagvergunningen voor dezelfde opslaglocatie is dat de Douane aan de hand van de informatie en de gegevens in de administratie in staat is toezicht uit te oefenen.

Met name van belang is de identificatie van de opgeslagen goederen.

Dit houdt in dat de opgeslagen goederen zodanig specifiek worden geregistreerd in de administratie dat duidelijk is wanneer welke goederen onder welke vergunning zijn opgeslagen. De administratieve vastleggingen van de goederen (hoeveelheid, omschrijving, locatieaanduiding en douanestatus) moeten waar nodig worden aangevuld met fysieke maatregelen (zoals stickers, barcodes of andere fysieke identificatiemiddelen). Ook kunnen bijvoorbeeld op (delen) van stellingen of op de vloer markeringen worden aangebracht waaruit blijkt onder welke vergunning de goederen zijn opgeslagen of wie de vergunninghouder van de daar opgeslagen goederen is.

De combinatie van enerzijds administratieve vastleggingen en anderzijds fysieke maatregelen moeten samen de conclusie opleveren dat het douanetoezicht gewaarborgd is en dat vastgesteld kan worden welke vergunninghouder verantwoordelijk is als er verschillen worden geconstateerd. Als er twee vergunninghouders zijn waarvan de één alleen maar handelt in komkommers en de ander in fietsen, dan zullen minder aanvullende fysieke maatregelen nodig zijn, dan wanneer beide vergunninghouders in dezelfde soort goederen handelen.

Als vergeleken met de administratie er te veel of te weinig goederen zijn opgeslagen op de aangeduide locatie (zoals een stelling), dan is de betreffende vergunninghouder hiervoor verantwoordelijk.

Let op!

Als één van de betrokken vergunninghouders ook een vergunning AEO-S heeft, dan heeft die vergunninghouder ook te maken met de veiligheidseisen voor een opslaglocatie in het kader van de vergunning AEO-S. Het kan zijn dat in het kader van de vergunning AEO-S striktere fysieke maatregelen worden geëist (afscheiding middels hekwerken en dergelijke) van één van de vergunninghouders.

Naar boven

3.6 Welke goederen kunnen worden opgeslagen in een douane-entrepot?

De Uniewetgeving gaat ervan uit dat een publiek- en particulier douane-entrepot primair bestemd zijn voor opslag van niet-Uniegoederen.

(artikel 240, lid 1 DWU)

Daarnaast is ook opslag van Uniegoederen mogelijk, om in aanmerking te komen voor een beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten, of bij een economische behoefte. Zie voor informatie over opslag van Uniegoederen in een douane-entrepot hoofdstuk 6 van dit onderdeel.

(artikel 237, lid 2 en lid 3 DWU)

Equivalente goederen zijn Uniegoederen die in plaats van de onder de regeling douane-entrepot geplaatste niet-Uniegoederen worden opgeslagen of gebruikt. Zie voor informatie over het gebruik van equivalente goederen onder de regeling douane-entrepot hoofdstuk 7 van dit onderdeel.

Let op!

Bij een economische behoefte en op voorwaarde dat het douanetoezicht niet wordt gehinderd, kan de Douane toestaan dat goederen in het kader van de regeling actieve veredeling of de regeling bijzondere bestemming, op de voor de desbetreffende regeling vastgestelde voorwaarden, in een douane-entrepot worden veredeld of de voorgeschreven bijzondere bestemming krijgen.

Deze goederen worden geacht zich niet onder de regeling douane-entrepot te bevinden.
(artikel 241, lid 1 en lid 2 DWU)

De persoon die deze handelingen in een douane-entrepot wil verrichten, moet een vergunning actieve veredeling of bijzondere bestemming hebben. Zie voor informatie over de regeling actieve veredeling onderdeel 16.00.00 van dit Handboek en over de regeling bijzondere bestemming onderdeel 17.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.7 Administratie

3.7.1 Administratie van het particulier douane-entrepot

De vergunninghouder moet een passende administratie voeren in een door de Douane goedgekeurde vorm. Aan de hand van de informatie en de gegevens in de administratie moet de Douane in staat zijn toezicht uit te oefenen op de regeling, met name wat de identificatie, de douanestatus en het overbrengen van de onder de regeling geplaatste goederen betreft.

(artikel 214, lid 1 DWU)

Zie voor meer informatie over de administratie hoofdstuk 3 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.7.2 Administratie van het publiek douane-entrepot type II

De houder van de vergunning publiek douane-entrepot type II hoeft niet de houder van de regeling te zijn. De houder van de regeling is de persoon die de douaneaangifte tot plaatsing doet of voor wiens rekening die aangifte wordt gedaan. Bij het publiek douane-entrepot type II bestaat zowel voor de houder van de vergunning als voor de houder van de regeling de verplichting om een administratie te voeren.

In Nederland is bepaald dat de houder van de vergunning publiek douane-entrepot type II een passende administratie van alle onder de regeling geplaatste goederen moet voeren in een door de Douane goedgekeurde vorm. De verplichting van de houder van de vergunning om een administratie te voeren, kan niet worden overgedragen aan de houder van de regeling.

Aan de hand van de informatie en de gegevens in de administratie moet de Douane in staat zijn toezicht uit te oefenen op de regeling, met name wat de identificatie, de douanestatus en het overbrengen van de onder de regeling geplaatste goederen betreft.

(artikel 214, lid 1 DWU)

Uit de administratie van de houder van de vergunning moet blijken wie de houder van de regeling is. Ook alle gegevens over de douaneaangifte tot plaatsing en de gegevens over de aanzuivering van de regeling moeten in de administratie zijn opgenomen.

Zie voor meer informatie over de administratie hoofdstuk 3 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek.

Naar boven