Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

16.00.00 Actieve veredeling

9 Zuivering van de regeling actieve veredeling

9.1 Zuivering van de regeling actieve veredeling

Zuivering van de regeling actieve veredeling houdt in dat de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen of de veredelingsproducten:

  • onder een volgende douaneregeling worden geplaatst;

  • het douanegebied van de Unie verlaten;

  • vernietigd zijn zonder afvalresten; of

  • aan de staat worden afgestaan. Het afstaan aan de staat kent in Nederland geen toepassing.

(artikel 215, lid 1 DWU)

Zie voor informatie over vernietiging hoofdstuk 7 van dit onderdeel.

Zie voor informatie over de aanzuiveringstermijn hoofdstuk 10 van dit onderdeel.

Zie voor informatie over de aanzuiveringsafrekening hoofdstuk 11 van dit onderdeel.

Zie voor informatie over bijzondere gevallen van aanzuivering hoofdstuk 12 van dit onderdeel.

Zie voor informatie over veredelingsproducten of onder de regeling geplaatste goederen in ongewijzigde staat die bij het verstrijken van de aanzuiveringstermijn worden geacht in het vrije verkeer te zijn gebracht hoofdstuk 13 van dit onderdeel.

Bij de indiening van een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling actieve veredeling en bij de zuivering van de regeling actieve veredeling is in bepaalde gevallen een gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen (INF) vereist en moet de aangever verwijzen naar het desbetreffende INF-nummer. Zie voor informatie over gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen (INF) bij actieve veredeling bijlage 5 van dit onderdeel.

Naar boven

9.2 Beëindiging actieve veredeling door in het vrije verkeer brengen

Goederen die zich onder de regeling actieve veredeling bevinden, kunnen ter beëindiging van de regeling actieve veredeling in het vrije verkeer worden gebracht. Indien niet-Uniegoederen in het vrije verkeer worden gebracht ontstaat een douaneschuld. De douaneschuld ontstaat op het tijdstip waarop de douaneaangifte wordt aanvaard.

(artikel 77, lid 1 en lid 2 DWU)

De hoofdregel bij in het vrije verkeer brengen is dat het bedrag aan invoerrechten wordt vastgesteld op basis van de regels voor de berekening van de rechten die van toepassing waren op het tijdstip waarop de douaneschuld is ontstaan. De invoerrechten worden dan berekend over de goederen die daadwerkelijk in het vrije verkeer worden gebracht.

(artikel 85, lid 1 DWU)

Indien een douaneschuld is ontstaan voor veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van de regeling actieve veredeling, wordt het met die schuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten op verzoek van de aangever vastgesteld op basis van de tariefindeling, douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen op het tijdstip waarop de douaneaangifte voor die goederen is aanvaard. De invoerrechten worden dan berekend over de goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst.

(artikel 86, lid 3 DWU)

Let op!

Goederen in ongewijzigde staat

Artikel 86, lid 3 DWU kan alleen worden toegepast als veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht. Als onder de regeling geplaatste goederen in ongewijzigde staat in het vrije verkeer worden gebracht, dan moet artikel 85, lid 1 DWU worden toegepast.

Let op!

Percentage invoerrecht bij toepassing van artikel 86, lid 3 DWU

Het percentage invoerrecht dat moet worden toegepast bij artikel 86, lid 3 DWU, is het percentage invoerrecht dat van toepassing is op de goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst op de dag dat de douaneschuld ontstaat. Voor het percentage invoerrecht wordt dus niet teruggegaan naar de dag dat de goederen onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst.

Dit geldt ook voor een antidumpingrecht. Dit kan zowel gunstig als nadelig uitvallen voor de vergunninghouder. Als op het tijdstip van plaatsing onder de regeling actieve veredeling geen antidumpingrecht van toepassing was op de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen, maar wel op het tijdstip dat de veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht, dan wordt het antidumpingrecht geheven. Was op het tijdstip van plaatsing onder de regeling actieve veredeling een antidumpingrecht van toepassing op de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen, maar niet meer op het tijdstip dat de veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht, dan wordt het antidumpingrecht niet geheven.

Voorbeeld

  • Vergunning actieve veredeling met toepassing van artikel 86, lid 3 DWU

  • Niet-Uniegoederen: plaatstaal

  • Douanewaarde plaatstaal: € 10.000

  • Veredelingsproducten: stalen buizen

  • Douanewaarde stalen buizen: € 15.000

  • De stalen buizen worden in het vrije verkeer gebracht.

  • Antidumpingrecht plaatstaal op het tijdstip dat de stalen buizen in het vrije verkeer worden gebracht: 30%

  • Bedrag aan antidumpingrecht: € 3.000 (€ 10.000 x 30%)

In de aanvraag voor een vergunning actieve veredeling kan de aanvrager bij het vak "Indicatie berekening van invoerrechten" aanvinken dat hij het bedrag aan invoerrechten wil berekenen overeenkomstig artikel 86, lid 3 DWU (gegevenselement 8/13 bijlage A GVo.DWU). Zet de aanvrager een vinkje bij "Ja", dan verzoekt hij om toepassing van artikel 86, lid 3 DWU. Zet de aanvrager een vinkje bij "Nee", dan geeft hij aan dat artikel 85, lid 1 DWU moet worden toegepast.

In principe is de gemaakte keuze definitief. Is gekozen voor toepassing van artikel 86, lid 3 DWU, dan moet artikel 86, lid 3 DWU worden toegepast. In bepaalde gevallen kan echter flexibiliteit worden geboden (zie paragraaf 9.3 van dit onderdeel).

De in de aanvraag gemaakte keuze heeft alleen betrekking op de hoofdveredelingsproducten. De vergunning wordt namelijk aangevraagd om deze hoofdveredelingsproducten te vervaardigen. Voor de secundaire veredelingsproducten (artikel 1, lid 2 punt 9 UVo.DWU) heeft de vergunninghouder meestal de vrije keuze tussen artikel 85, lid 1 DWU en artikel 86, lid 3 DWU.

In bepaalde gevallen is artikel 86, lid 3 DWU van toepassing zonder verzoek van de aangever. Artikel 86, lid 3 DWU moet dan zowel voor de hoofdveredelingsproducten als de secundaire veredelingsproducten verplicht worden toegepast (zie paragraaf 9.4 van dit onderdeel).

Naar boven

9.2.1 Aanvullende informatie in douaneaangifte voor het vrije verkeer

De douaneaangifte voor het vrije verkeer moet als aanvullende informatie in DMS code 00700 ‘Aanzuivering van actieve veredeling’ (in AGS code 10200) en het desbetreffende vergunningnummer bevatten.

Zijn er specifieke handelspolitieke maatregelen van toepassing op de goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst en zijn deze maatregelen nog steeds van toepassing op het tijdstip waarop de goederen (al dan niet in de vorm van veredelingsproducten) in het vrije verkeer worden gebracht, dan moet de douaneaangifte als aanvullende informatie in DMS code 00800 ‘Aanzuivering van AV bijz. handelspolitieke maatregelen’ (in AGS code 10300) bevatten.

(artikel 241, lid 1 GVo.DWU).

Naar boven

9.3 Flexibiliteit bij toepassing van artikel 85, lid 1 DWU en artikel 86, lid 3 DWU

In principe is de gemaakte keuze tussen artikel 85, lid 1 DWU en artikel 86, lid 3 DWU definitief, maar in bepaalde gevallen kan flexibiliteit worden geboden.

Naar boven

9.3.1 Vergunning met toepassing van artikel 86, lid 3 DWU

Uitgangspunt in deze paragraaf is dat de aanvrager een vergunning heeft aangevraagd met toepassing van artikel 86, lid 3 DWU. Aan de hand van het stroomschema in bijlage 2 van dit onderdeel wordt vastgesteld of de economische voorwaarden moeten worden getoetst door de Commissie op basis van de gemaakte keuze om artikel 86, lid 3 DWU toe te passen.

Zie voor informatie over economische voorwaarden hoofdstuk 4 van dit onderdeel.

Op verzoek van de aanvrager kan worden toegestaan dat de veredelingsproducten ook in het vrije verkeer kunnen worden gebracht met toepassing van artikel 85, lid 1 onder voorwaarde dat:

  • toepassing van artikel 85, lid 1 DWU niet tot gevolg heeft dat het doorlopen van het stroomschema leidt tot een andere conclusie ten aanzien van de toets op de economische voorwaarden door de Commissie dan de conclusie die wordt getrokken wanneer het stroomschema wordt doorlopen op basis van artikel 86, lid 3 DWU; EN

  • de goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst niet onderworpen zouden zijn aan een landbouwpolitieke of handelspolitieke maatregel, een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij werden aangegeven voor het vrije verkeer (op basis van hun eigen tariefindeling).

De aanvrager kan om toepassing van artikel 85, lid 1 DWU verzoeken door dit aan te geven in het vak "Aanvullende gegevens". Als hierom wordt verzocht, dan moet het stroomschema nogmaals doorlopen worden. De eerste vraag in het stroomschema: “Bedrag aan invoerrechten wordt berekend overeenkomstig artikel 86, lid 3 DWU” moet nu met “Nee” beantwoord worden omdat verzocht wordt om (ook) artikel 85, lid 1 DWU te mogen toepassen (het stroomschema is al doorlopen op basis van toepassing van artikel 86, lid 3 DWU).

Als het antwoord op de tweede vraag in het stroomschema: “Goederen onderworpen aan landbouwpolitieke of handelspolitieke maatregel indien aangegeven voor het vrije verkeer" met “Ja” beantwoord wordt, dan kan geen toestemming worden verleend om gebruik te maken van artikel 85, lid 1 DWU. Dit is ook niet toegestaan als het doorlopen van de rest van het stroomschema oplevert dat de economische voorwaarden niet getoetst hoeven te worden. Als de aanvrager toch artikel 85, lid 1 DWU wil gebruiken, dan zal hij een nieuwe vergunning actieve veredeling moeten aanvragen waarin hij dit aanvinkt bij het vak "Indicatie berekening van invoerrechten".

Levert het doorlopen van het stroomschema op basis van toepassing van artikel 86, lid 3 DWU op dat de economische voorwaarden niet getoetst hoeven te worden en levert het doorlopen van het stroomschema op basis van toepassing van artikel 85, lid 1 DWU op dat wel getoetst moet worden, dan kan eveneens geen toestemming worden verleend om artikel 85, lid 1 DWU te gebruiken.

Naar boven

9.3.2 Vergunning met toepassing van artikel 85, lid 1 DWU

Uitgangspunt in deze paragraaf is dat de aanvrager een vergunning heeft aangevraagd met toepassing van artikel 85, lid 1 DWU. Aan de hand van het stroomschema in bijlage 2 van dit onderdeel wordt vastgesteld of de economische voorwaarden moeten worden getoetst door de Commissie op basis van de gemaakte keuze om artikel 85, lid 1 DWU toe te passen.

Zie voor informatie over economische voorwaarden hoofdstuk 4 van dit onderdeel.

Op verzoek van de aanvrager kan worden toegestaan de veredelingsproducten ook in het vrije verkeer kunnen worden gebracht met toepassing van artikel 86, lid 3 DWU onder voorwaarde dat:

  • toepassing van artikel 86 lid 3 DWU niet tot gevolg heeft dat het doorlopen van het stroomschema leidt tot een andere conclusie ten aanzien van de toets op de economische voorwaarden door de Commissie dan de conclusie die wordt getrokken wanneer het stroomschema wordt doorlopen op basis van artikel 85, lid 1 DWU.

De aanvrager kan om toepassing van artikel 86, lid 3 DWU verzoeken door dit aan te geven in het vak "Aanvullende gegevens". Als hierom wordt verzocht, dan moet het stroomschema nogmaals doorlopen worden.

Als toepassing van artikel 85, lid 1 DWU tot de conclusie leidt dat de economische voorwaarden niet getoetst hoeven te worden en toepassing van artikel 86, lid 3 DWU tot de conclusie leidt dat wel getoetst moet worden, dan kan geen toestemming worden verleend om artikel 86, lid 3 DWU te gebruiken.

Naar boven

9.3.3 Toestemming andere methode vastleggen in vergunning

Als de vergunning wordt verleend moet in het vak "Indicatie berekening van invoerrechten" worden vermeld welke methode moet worden toegepast ("Ja" indien artikel 86, lid 3 DWU wordt toegepast. "Nee" indien artikel 85, lid 1 DWU wordt toegepast). Als naast artikel 86, lid 3 DWU ook artikel 85, lid 1 DWU mag worden toepast, dan moet "Ja" worden aangevinkt en moet de toestemming voor de andere methode worden opgenomen in een bijlage van de vergunning. Als alleen het vak "Indicatie berekening van invoerrechten" is gevuld (en geen toestemming voor de andere methode is opgenomen), dan kan alleen de daar aangevinkte heffingsmethode worden toegepast.

Naar boven

9.3.4 Tijdstip waarop keuze moet worden gemaakt bij vergunning met flexibiliteit

Als sprake is van een vergunning met flexibele toepassing van artikel 85, lid 1 DWU en artikel 86, lid 3 DWU, dan moet de keuze tussen artikel 85, lid 1 DWU en artikel 86, lid 3 DWU worden gemaakt vóór de zuivering van de regeling actieve veredeling. Deze keuze hoeft dus niet al te worden gemaakt op het tijdstip van plaatsing onder de regeling actieve veredeling.

Naar boven

9.4 Verplichte toepassing van artikel 86, lid 3 DWU

In bepaalde gevallen is artikel 86, lid 3 DWU van toepassing zonder verzoek van de aangever. Artikel 86, lid 3 DWU moet dan zowel voor de hoofdveredelingsproducten als de secundaire veredelingsproducten verplicht worden toegepast.

Naar boven

9.4.1 In het vrije verkeer brengen na actieve veredeling

Artikel 86, lid 3 DWU is verplicht van toepassing wanneer de veredelingsproducten zijn verkregen uit onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen die, op het tijdstip van de eerste plaatsing onder de regeling actieve veredeling, onderworpen zouden zijn geweest aan een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij waren aangegeven voor het vrije verkeer.

De verplichte toepassing van artikel 86, lid 3 DWU geldt dus ook als het voorlopig of definitief antidumpingrecht, (…) enzovoort is ingesteld tijdens de geldigheidsduur van een vergunning actieve veredeling die is verleend met toepassing van artikel 85, lid 1 DWU.

Een uitzondering geldt als het geval betrekking heeft op één van de volgende handelingen:

  • verwerking van goederen zonder handelskarakter;

  • verwerking van goederen verkregen in het kader van een eerdere vergunning, die is afgegeven na onderzoek van de economische voorwaarden;

  • verwerking van goederen tot stalen en monsters;

  • verwerking tot resten en afval, vernietiging, terugwinning van delen of bestanddelen.

Was op het tijdstip van plaatsing onder de regeling actieve veredeling een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies van toepassing op de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen, maar niet meer op het tijdstip dat de veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht, dan geldt de verplichte toepassing van artikel 86, lid 3 DWU niet.

Het bovenstaande is van overeenkomstige toepassing als sprake is van opeenvolgende plaatsingen onder de regeling actieve veredeling en de veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht door de tweede (volgende) vergunninghouder actieve veredeling.

(artikel 86, lid 4 DWU en artikel 76, lid 2 en lid 3 GVo.DWU)

Let op!

Artikel 86, lid 3 DWU is niet verplicht van toepassing op goederen die uiterlijk op 16 juli 2021 voor actieve veredeling zijn aangegeven indien voor die goederen een vergunning actieve veredeling geldt die vóór 16 juli 2020 is verleend.

(artikel 76, lid 4 GVo.DWU)

Naar boven

9.4.2 In het vrije verkeer brengen na wederuitvoer

Artikel 86, lid 3 DWU is ook verplicht van toepassing wanneer de veredelingsproducten van de regeling actieve veredeling IM/EX binnen één jaar na de wederuitvoer ervan alsnog in het vrije verkeer worden gebracht en aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:

  • de onder regeling actieve veredeling geplaatste goederen zouden op het tijdstip van plaatsing onder de regeling actieve veredeling onderworpen zijn geweest aan een landbouwpolitieke of handelspolitieke maatregel, een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij waren aangegeven voor het vrije verkeer; en

  • de economische voorwaarden hoefden niet te worden getoetst door de Commissie.

Zie voor informatie over economische voorwaarden hoofdstuk 4 van dit onderdeel.

Was op het tijdstip van plaatsing onder de regeling actieve veredeling een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van consessies van toepassing op de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen, maar niet meer op het tijdstip dat de veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht, dan geldt de verplichte toepassing van artikel 86, lid 3 DWU niet. Deze uitzondering geldt niet voor een landbouwpolitieke of handelspolitieke maatregel.

(artikel 86, lid 4 DWU en artikel 76, lid 1 en lid 3 GVo.DWU)

Let op!

Wanneer de veredelingsproducten binnen drie jaar na de wederuitvoer ervan in het vrije verkeer worden gebracht, dan kan in bepaalde gevallen op verzoek het bedrag aan invoerrechten worden berekend overeenkomstig artikel 86, lid 3 DWU.

(artikel 205 DWU)

Zie voor informatie hierover onderdeel 25.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

9.5 Handelspolitieke maatregelen bij in het vrije verkeer brengen

Als de veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht, gelden voor de handelspolitieke maatregelen specifieke regels afhankelijk van de toepassing van artikel 85, lid 1 DWU of artikel 86, lid 3 DWU.

Toepassing artikel 86, lid 3 DWU

Als de veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht, en op het tijdstip van in het vrije verkeer brengen geldt voor de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen een handelspolitieke maatregel, dan geldt deze handelspolitieke maatregel op dat tijdstip. Het is niet van belang of op het tijdstip dat de goederen onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst een handelspolitieke maatregel van toepassing was.

Bovenstaande wordt verduidelijkt door het volgende schema:

HPM onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen op het tijdstip van in het vrije verkeer brengen?

HPM onder de regeling geplaatste goederen moet worden toegepast op het tijdstip van in het vrije verkeer brengen?

Nee

Nee

Ja

Ja

(artikel 86, lid 3 DWU en artikel 202, lid 1 DWU)

Op resten en afval is het bovenstaande niet van toepassing.
(artikel 202, lid 2 DWU)

Toepassing artikel 85, lid 1 DWU

Als de veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht, en op het tijdstip van in het vrije verkeer brengen geldt voor deze veredelingsproducten een handelspolitieke maatregel, dan geldt deze handelspolitieke maatregel alleen indien op dat tijdstip ook een dergelijke handelspolitieke maatregel van toepassing is op de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen.

Bovenstaande wordt verduidelijkt door het volgende schema:

HPM veredelingsproducten?

HPM onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen op het tijdstip van in het vrije verkeer brengen?

HPM veredelingsproducten moet worden toegepast op het tijdstip van in het vrije verkeer brengen?

Nee

Nee

Nee

Nee

Ja

Nee

Ja

Nee

Nee

Ja

Ja

Ja

(artikel 85, lid 1 DWU en artikel 202, lid 3 DWU)

Naar boven

9.6 Toepassing artikel 86, lid 3 DWU en toerekening niet-Uniegoederen aan veredelingsproducten

Wordt artikel 86, lid 3 DWU toegepast en slechts een gedeelte van de veredelingsproducten in het vrije verkeer gebracht?

In dat geval moet om het te heffen bedrag aan invoerrechten te kunnen berekenen, eerst worden bepaald welke hoeveelheid van de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen geacht wordt aanwezig te zijn in de veredelingsproducten die in het vrije verkeer worden gebracht.

Hiervoor kunnen de volgende twee methoden worden toegepast:

  • hoeveelheidssleutel;

  • waardesleutel (indien de hoeveelheidssleutel niet kan worden toegepast).

(artikel 72 GVo.DWU)

Hoeveelheidssleutel

De methode van de hoeveelheidssleutel wordt toegepast in de volgende twee situaties:

  • als bij de veredeling slechts één soort veredelingsproduct ontstaat;

  • als bij de veredeling verschillende soorten veredelingsproducten ontstaan en alle onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen in elk van die veredelingsproducten terug te vinden zijn.

Bij de toepassing van de methode van de hoeveelheidssleutel wordt geen rekening gehouden met verliezen, met name door verdamping, opdroging, sublimatie of weglekking.

(artikel 72, lid 2 t/m 5 GVo.DWU)

Zie voor twee voorbeelden van de hoeveelheidssleutel bijlage 4 van dit onderdeel.

Waardesleutel

Indien de methode van de hoeveelheidssleutel niet kan worden toegepast, dan moet de methode van de waardesleutel worden toegepast. Dit is het geval als niet alle de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen in elk van de veredelingsproducten terug te vinden zijn.

(artikel 72, lid 6 GVo.DWU)

Zie voor een voorbeeld van de waardesleutel bijlage 4 van dit onderdeel.

Naar boven

9.7 Toepassing artikel 86, lid 3 DWU met gunstige tariefbehandeling op grond van een bijzondere bestemming

Wanneer artikel 86, lid 3 DWU wordt toegepast en aan de voorwaarden die gelden voor een gunstige tariefbehandeling op grond van een bijzondere bestemming zou zijn voldaan op het tijdstip van plaatsing van de goederen onder de regeling actieve veredeling, dan komen de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen in aanmerking voor de gunstige tariefbehandeling die op die goederen zou zijn toegepast indien zij onder de regeling bijzondere bestemming waren geplaatst.

Voorwaarde is dat een vergunning bijzondere bestemming zou zijn verleend. De vergunninghouder actieve veredeling hoeft dus geen vergunning bijzondere bestemming te hebben.

Verder moeten de goederen op het tijdstip dat de veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht reeds de bijzondere bestemming hebben gekregen.

Het percentage invoerrecht dat op grond van de bijzondere bestemming moet worden toegepast, is het percentage invoerrecht dat van toepassing is op de dag dat de goederen onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst.

(artikel 73 GVo.DWU)

Zie voor informatie over de regeling bijzondere bestemming onderdeel 17.00.00 van dit Handboek

Naar boven

9.8 Toepassing artikel 86, lid 3 DWU met preferentiële tariefbehandeling

Wanneer artikel 86, lid 3 DWU wordt toegepast en de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen voldoen op het tijdstip van plaatsing onder de regeling actieve veredeling aan de voorwaarden voor een preferentiële tariefbehandeling in het kader van een tariefcontingent of tariefplafond en dit tariefcontingent of tariefplafond is nog geldig op het tijdstip van in het vrije verkeer brengen dan wel een preferentiële tariefbehandeling is opnieuw ingesteld, dan mag bij in het vrije verkeer brengen hier een beroep op worden gedaan. In dat geval kunnen deze goederen in aanmerking komen voor de preferentiële tariefbehandeling die voor identieke goederen geldt op het tijdstip van aanvaarding van de douaneaangifte voor het vrije verkeer.

(artikel 74 GVo.DWU)

Naar boven

9.9 In het vrije verkeer brengen na gebruikelijke behandelingen

Goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, kunnen gebruikelijke behandelingen ondergaan om ze in goede staat te bewaren, ter verbetering van de presentatie of handelskwaliteit of ter voorbereiding van de distributie of wederverkoop.

De kosten van de gebruikelijke behandelingen of de waardevermeerdering worden bij toepassing van artikel 85, lid 1 DWU niet in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten voor zover de aangever afdoende bewijs van het bestaan van die kosten levert.

Worden niet-Uniegoederen gebruikt bij de gebruikelijke behandelingen (bijvoorbeeld verpakking), dan moet de douanewaarde daarvan in aanmerking worden genomen voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten. Worden Uniegoederen gebruikt bij de gebruikelijke behandelingen, dan hoeft de douanewaarde daarvan niet in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten.

(artikel 86, lid 1 DWU)

Als door de gebruikelijke behandelingen de tariefindeling van de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen verandert, dan wordt op verzoek de oorspronkelijke tariefindeling toegepast. Het verzoek om toepassing van de oorspronkelijke tariefindeling moet worden gedaan door in de douaneaangifte voor het vrije verkeer de volgende code als aanvullende regeling te vermelden:

  • in DMS: code F46.

  • in AGS: code 90002.

(artikel 86, lid 2 DWU)

Let op!

Percentage invoerrecht bij toepassing van artikel 86, lid 2 DWU

Het percentage invoerrecht dat moet worden toegepast bij artikel 86, lid 2 DWU, is het percentage invoerrecht dat van toepassing is op de goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst op de dag dat de douaneschuld ontstaat. Voor het percentage invoerrecht wordt dus niet teruggegaan naar de dag dat de goederen onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst.

Zie voor informatie over gebruikelijke behandelingen hoofdstuk 2 van dit onderdeel.

Naar boven

9.10 Beëindiging actieve veredeling door een volgende bijzondere regeling

Na de regeling actieve veredeling kan ook worden gekozen voor één van de volgende bijzondere regelingen:

  • extern douanevervoer;

  • douane-entrepot;

  • actieve veredeling;

  • bijzondere bestemming;

  • tijdelijke invoer.

Wanneer de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen of de veredelingsproducten worden geplaatst onder een van de bovenstaande bijzondere regelingen, dan wordt de regeling actieve veredeling gezuiverd. In dat geval moet de douaneaangifte als aanvullende informatie in DMS code 00700 ‘Aanzuivering van actieve veredeling’ (in AGS code 10200) en het desbetreffende vergunningnummer bevatten. Deze aanvullende informatie moet worden overgenomen op elke volgende douaneaangifte.

Zijn er specifieke handelspolitieke maatregelen van toepassing op de goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst en zijn deze maatregelen nog steeds van toepassing op het tijdstip waarop de goederen (al dan niet in de vorm van veredelingsproducten) onder een volgende douaneregeling worden geplaatst, dan moet de douaneaangifte als aanvullende informatie in DMS code 00800 ‘Aanzuivering van AV bijz. handelspolitieke maatregelen’ (in AGS code 10300) bevatten. Deze aanvullende informatie moet worden overgenomen op elke volgende douaneaangifte.

Deze gegevens moeten in voorkomend geval ook in de administratie van de vergunninghouder van de opvolgende regeling worden vermeld.

(artikel 178, lid 1 letter o GVo.DWU en artikel 241, lid 1 GVo.DWU)

Naar boven

9.10.1 Gemaakte keuze artikel 86, lid 3 DWU vasthouden bij volgende regelingen

De in de vergunning vastgelegde keuze voor toepassing van artikel 86, lid 3 DWU moet ook worden toegepast als de hoofdveredelingsproducten niet rechtstreeks na de regeling actieve veredeling in het vrije verkeer worden gebracht, maar pas op een later tijdstip (bijvoorbeeld als de veredelingsproducten eerst nog in een douane-entrepot worden opgeslagen voordat ze in het vrije verkeer worden gebracht).

Voorbeeld

  • Vergunning actieve veredeling met toepassing van artikel 86, lid 3 DWU

  • Niet-Uniegoederen: plaatstaal

  • Douanewaarde plaatstaal: € 10.000

  • Percentage invoerrecht plaatstaal: 10 %

  • Veredelingsproducten: stalen buizen

  • Douanewaarde stalen buizen: € 15.000

  • Percentage invoerrecht stalen buizen: 12 %

  • De stalen buizen worden na de regeling actieve veredeling onder de regeling douane-entrepot geplaatst. Daarmee wordt de regeling actieve veredeling gezuiverd. De stalen buizen worden na de regeling douane-entrepot in het vrije verkeer gebracht.

  • Bedrag aan invoerrechten: € 1.000 (€ 10.000 x 10%)

Het bovenstaande is van overeenkomstige toepassing op opeenvolgende plaatsingen onder de regeling actieve veredeling als in de eerste vergunning actieve veredeling is gekozen voor toepassing van artikel 86, lid 3 DWU. Een tweede (volgende) vergunninghouder actieve veredeling moet vasthouden aan de in de vergunning actieve veredeling van de eerste vergunninghouder vastgelegde keuze voor toepassing van artikel 86, lid 3 DWU. Het feit dat de tweede vergunninghouder een vergunning actieve veredeling heeft met toepassing van artikel 85, lid 1 DWU doet daar niets aan af. Als de veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht door de tweede vergunninghouder actieve veredeling, dan moet in een dergelijk geval voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten artikel 86, lid 3 DWU worden toegepast. De invoerrechten worden dan berekend over de goederen die door de eerste vergunninghouder onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst.

Naar boven

9.11 Beëindiging actieve veredeling door wederuitvoer

Wanneer de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen of de veredelingsproducten worden wederuitgevoerd, dan wordt de regeling actieve veredeling gezuiverd. In dat geval moet de aangifte tot wederuitvoer als aanvullende informatie in DMS code 00700 ‘Aanzuivering van actieve veredeling’ (in AGS code 10200) en het desbetreffende vergunningnummer bevatten.

Zijn er specifieke handelspolitieke maatregelen van toepassing op de goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst en zijn deze maatregelen nog steeds van toepassing op het tijdstip waarop de goederen (al dan niet in de vorm van veredelingsproducten) worden wederuitgevoerd, dan moet de aangifte tot wederuitvoer als aanvullende informatie in DMS code 00800 ‘Aanzuivering van AV bijz. handelspolitieke maatregelen’ (in AGS code 10300) bevatten.

(artikel 241, lid 2 GVo.DWU)

Naar boven

9.12 Wederuitvoer met bewijs van oorsprong (“no drawback” clausule)

In een aantal preferentiële regelingen tussen de Unie en landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie is een zogenaamde “no drawback” clausule opgenomen. De “no-drawback” clausule houdt in dat er geen terugbetaling of kwijtschelding of vrijstelling van invoerrechten mag worden verleend voor niet van oorsprong zijnde goederen die worden gebruikt voor de vervaardiging van producten waarvoor een bewijs van oorsprong wordt afgegeven of opgesteld in het kader van een preferentiële regeling. Wanneer na de regeling actieve veredeling de veredelingsproducten worden wederuitgevoerd naar een van die betreffende landen of gebieden en voor die producten een bewijs van oorsprong wordt afgegeven of opgesteld ontstaat een douaneschuld bij invoer door aanvaarding van de aangifte tot wederuitvoer. De douaneschuld ontstaat voor de hoeveelheid niet van oorsprong zijnde goederen die in de veredelingsproducten zijn gebruikt.

(artikel 78 DWU)

Zie voor informatie over de “no drawback” clausule en een overzicht van de preferentiële regelingen waarin een dergelijke clausule is opgenomen onderdeel 8.00.00 van dit Handboek.

Naar boven