Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

18.00.00 Tijdelijke invoer

3 De vergunning

3.1 Aanvraag en voorwaarden vergunning

Voor het gebruik van de regeling tijdelijke invoer is een vergunning vereist van de Douane.

Zie voor informatie over de aanvraag van een vergunning tijdelijke invoer hoofdstuk 2 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek.

Zie voor informatie over de gevallen waarin een aanvraag van een vergunning tijdelijke invoer op basis van een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer kan worden gedaan paragraaf 3.10 t/m 3.12 van dit onderdeel.

De vergunning wordt slechts verleend aan een persoon als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, zoals gevestigd zijn in het douanegebied van de Unie, waarborgen bieden voor het goede gebruik van de regeling, het stellen van zekerheid en het kunnen uitoefenen van douanetoezicht zonder administratieve maatregelen te hoeven nemen die niet in verhouding staan tot de betrokken economische behoeften.

Zie voor deze voorwaarden hoofdstuk 3 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek.

(artikel 211 DWU)

Zie voor de voorwaarden van de specifieke bestemmingen hoofdstuk 8 t/m hoofdstuk 29 van dit onderdeel.

(artikel 250, lid 2 letter d DWU)

Naar boven

3.2 Vergunninghouder gevestigd in de Unie

Een vergunning tijdelijke invoer wordt in principe slechts verleend aan een persoon die is gevestigd in het douanegebied van de Unie.
(artikel 211, lid 3 letter a DWU)

De regeling tijdelijke invoer mag echter alleen worden gebruikt indien de houder van de regeling buiten het douanegebied van de Unie is gevestigd, tenzij anders is bepaald.
(artikel 250, lid 2 letter c DWU)

De houder van de regeling is de persoon die de douaneaangifte tot plaatsing doet of voor wiens rekening die aangifte wordt gedaan.
(artikel 5, lid 35 letter a DWU)

In de volgende gevallen is bepaald dat de aanvrager en de houder van de regeling in het douanegebied van de Unie mogen zijn gevestigd:

  • laadborden, containers en soms vervoermiddelen, en reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting daarvan (artikel 207, 214, 215 en 216 GVo.DWU);

  • welzijnsgoederen voor zeelieden (artikel 220 GVo.DWU);

  • materiaal voor hulpverlening bij rampen (artikel 221 GVo.DWU);

  • medisch-, chirurgisch- en laboratoriummateriaal (artikel 222 GVo.DWU);

  • dieren (artikel 223 GVo.DWU);

  • goederen die onder toezicht van de overheid worden gebruikt bij projecten voor de bouw, de herstelling of het onderhoud van infrastructuur in grensgebieden (artikel 224 letter b GVo.DWU);

  • draagbare muziekinstrumenten die tijdelijk worden ingevoerd door reizigers om te worden gebruikt als beroepsuitrusting (artikel 226, lid 2 GVo.DWU);

  • opvoedkundig en wetenschappelijk materiaal (artikel 227 GVo.DWU);

  • verpakkingsmiddelen (artikel 228 GVo.DWU);

  • gietvormen, matrijzen, clichés, tekeningen, ontwerpen, meet-, controle- en verificatie-instrumenten en soortgelijke artikelen (artikel 229 GVo.DWU);

  • bijzondere gereedschappen en instrumenten (artikel 230 GVo.DWU);

  • goederen om proeven mee uit te voeren of om aan proeven te onderwerpen (artikel 231 GVo.DWU);

  • monsters en stalen (artikel 232 GVo.DWU);

  • vervangende productiemiddelen (artikel 233 GVo.DWU);

  • goederen voor evenementen of voor de verkoop in bepaalde situaties (artikel 234 GVo.DWU);

  • reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting (artikel 235 GVo.DWU);

  • goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt onder dekking van een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302 (artikel 235 bis GVo.DWU);

  • andere goederen in bijzondere situaties zonder economische gevolgen in het douanegebied van de Unie (artikel 236 letter b GVo.DWU).

In deze gevallen kan een vergunning tijdelijke invoer dus worden verleend aan een persoon die is gevestigd in het douanegebied van de Unie.

Naar boven

3.3 Vergunninghouder gevestigd buiten de Unie

Een vergunning tijdelijke invoer kan ook worden verleend aan een persoon die is gevestigd buiten het douanegebied van de Unie. Deze mogelijkheid vloeit voort uit artikel 250, lid 2 letter c DWU, waarin is vermeld dat de houder van de regeling tijdelijke invoer buiten het douanegebied van de Unie moet zijn gevestigd, tenzij anders is bepaald.

Aangezien de aanvaarding van een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer bijzondere verplichtingen (zoals zuivering van de regeling binnen de aanzuiveringstermijn) met zich meebrengt moet die aangifte door de vergunninghouder zelf worden ingediend. De douaneaangifte tot plaatsing kan ook door zijn directe vertegenwoordiger worden ingediend. Indirecte vertegenwoordiging is niet mogelijk.
(artikel 170, lid 1 DWU)

De persoon die de douaneaangifte tot plaatsing doet of voor wiens rekening die aangifte wordt gedaan, wordt de houder van de regeling genoemd.
(artikel 5, lid 35 letter a DWU)

De houder van de regeling en de houder van de vergunning zijn in dit geval één en dezelfde persoon. Hieruit volgt impliciet dat de houder van de vergunning buiten het douanegebied van de Unie mag zijn gevestigd.

Naar boven

3.4 Het stellen van zekerheid

Een vergunninghouder tijdelijke invoer moet in principe zekerheid stellen. Dit geldt zowel voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten als voor tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten.
(artikel 211, lid 3 letter c DWU)

In de volgende gevallen wordt geen zekerheid geëist voor het plaatsen van goederen onder de regeling tijdelijke invoer:

  • wanneer de aangifte mondeling of door een handeling wordt gedaan;

  • in het geval van materiaal dat wordt gebruikt in het internationale verkeer door luchtvaart-, scheepvaart- of spoorwegmaatschappijen of aanbieders van postdiensten, mits dit materiaal is voorzien van merktekens;

  • in het geval van leeg ingevoerde verpakkingsmiddelen, mits deze zijn voorzien van onuitwisbare en niet-verwijderbare merktekens;

  • wanneer de vorige vergunninghouder tijdelijke invoer de goederen mondeling of door een handeling heeft aangegeven voor de regeling tijdelijke invoer en de goederen worden vervolgens met hetzelfde oogmerk onder de regeling tijdelijke invoer geplaatst.
    (artikel 89, lid 8 letter c DWU en artikel 81 GVo.DWU)

ATA carnet en CPD carnet

Wanneer een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer wordt gedaan op basis van een ATA carnet of een CPD carnet hoeft geen zekerheid te worden gesteld bij de Douane, omdat de afgevende instantie van het ATA carnet of het CPD carnet garant staat voor de betaling van een eventuele douaneschuld.

Musea

Wanneer goederen bestemd zijn om te worden tentoongesteld in een museum dat door een overheidsinstantie wordt beheerd, hoeft geen zekerheid te worden gesteld.
(artikel 89, lid 7 DWU)

Een museum dat is opgenomen in het Museumregister Nederland hoeft ook geen zekerheid te stellen. Het Museumregister Nederland is een register van museale instellingen die aantoonbaar voldoen aan criteria voor een kwalitatief hoogwaardige invulling van de functies van een museum. Een in dat register opgenomen museum heeft de Ethische Code voor Musea onderschreven en daarmee verklaard de Ethische Code voor Musea als richtlijn voor museaal handelen te aanvaarden. De Ethische Code voor Musea is een vertaling van de ICOM (International Council of Museums) Code of Ethics for Museums.

Naar boven

3.5 Gebruiken of laten gebruiken

Een vergunning tijdelijke invoer wordt slechts verleend aan de persoon die de goederen gebruikt of laat gebruiken.
(artikel 211, lid 3 letter d DWU)

Deze voorwaarde van gebruiken of laten gebruiken maakt het verlenen van de vergunning alleen mogelijk aan een persoon die verantwoordelijk gehouden kan worden voor het juiste gebruik.

Een vergunninghouder kan de goederen zelf gebruiken. Een vergunninghouder kan de goederen ook laten gebruiken door een andere persoon. De vergunninghouder die de goederen laat gebruiken, moet de regie voeren over het gebruik. De naam en het adres van de andere betrokken persoon moeten dan worden vermeld in de vergunning tijdelijke invoer (gegevenselement 7/5 bijlage A GVo.DWU).

Een vergunning tijdelijke invoer kan niet worden verleend aan een logistiek dienstverlener, omdat een logistiek dienstverlener de goederen niet gebruikt of laat gebruiken.

Zo kan aan een logistiek dienstverlener die paarden vervoert naar een fokker of kunstvoorwerpen vervoert naar een veilinghuis geen vergunning voor de regeling tijdelijke invoer worden verleend. Deze logistiek dienstverlener heeft namelijk geen regie over het gebruik onder de regeling tijdelijke invoer (zoals fokken of veilen).

Let op!

In Nederland is bepaald dat een vergunning tijdelijke invoer voor goederen voor evenementen of voor de verkoop in bepaalde situaties als bedoeld in artikel 234 GVo.DWU wel kan worden verleend op naam van een logistiek dienstverlener. Dit is de enige uitzondering op de regel dat aan een logistiek dienstverlener geen vergunning tijdelijke invoer kan worden verleend. Zie voor informatie hierover hoofdstuk 26 van dit onderdeel.

Naar boven

3.6 Goederen moeten in dezelfde staat blijven

3.6.1 Herstelling en onderhoud

De regeling tijdelijke invoer mag alleen worden gebruikt, indien de goederen niet bestemd zijn om enige wijziging te ondergaan, met uitzondering van hun normale waardevermindering door gebruik. Met andere woorden: de goederen moeten in principe in dezelfde staat blijven.

Herstelling en onderhoud, met inbegrip van revisie en afstelling en maatregelen om de goederen in goede staat te bewaren of om ervoor te zorgen dat zij aan de technische eisen voor het gebruik onder de regeling voldoen, zijn echter toegestaan.
(artikel 250, lid 2 letter a DWU en artikel 204 GVo.DWU)

Voorbeeld

Bevindt een schip zich onder de regeling tijdelijke invoer en is sprake van een motorstoring, dan mag deze motorstoring worden verholpen onder de regeling tijdelijke invoer.

De defecte onderdelen die zijn vervangen en die niet worden wederuitgevoerd, moeten onder een volgende douaneregeling worden geplaatst, zoals in het vrije verkeer brengen of actieve veredeling (voor vernietiging).

Groot onderhoud

Herstelling en onderhoud mogen niet leiden tot wijziging, prestatieverbetering of waardevermeerdering van goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst. Dergelijk groot onderhoud mag niet plaatsvinden onder de regeling tijdelijke invoer. In dat geval zal een vergunning actieve veredeling moeten worden aangevraagd. Zie voor informatie over de regeling actieve veredeling onderdeel 16.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.6.2 Toestemming tot reparatie van schepen

Als onderdelen, toebehoren en uitrusting van een schip van boord moeten worden gehaald om te worden hersteld, dan is hiervoor een “Toestemming tot reparatie” van de Douane nodig. Na herstelling moeten de goederen met hetzelfde schip worden wederuitgevoerd. Zie voor informatie hierover hoofdstuk 3 van onderdeel 10.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.6.3 Reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting

Voor herstelling en onderhoud van goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst, kunnen niet-Uniegoederen (reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting) worden gebruikt.

Zie voor informatie over tijdelijke invoer van reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting van:

  • laadborden: hoofdstuk 8 van dit onderdeel (artikel 209 GVo.DWU);

  • containers: hoofdstuk 9 van dit onderdeel (artikel 211 GVo.DWU);

  • vervoermiddelen: hoofdstuk 10 van dit onderdeel (artikel 213 GVo.DWU);

  • overige goederen: hoofdstuk 27 van dit onderdeel (artikel 235 GVo.DWU).

Naar boven

3.7 Identificatie van de goederen

De regeling tijdelijke invoer mag alleen worden gebruikt, indien de onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste goederen kunnen worden geïdentificeerd, tenzij het ontbreken van identificatiemaatregelen wegens de aard van de goederen of het voorgenomen gebruik niet tot misbruik van de regeling kan leiden.

In de vergunning tijdelijke invoer moeten de identificatiemaatregelen worden vermeld.

Als identificatiemaatregelen kunnen worden gebruikt fabricagenummers, merktekens, monsters, stalen, tekeningen, technische beschrijvingen of andere identificatiemiddelen.
(artikel 250, lid 2 letter b DWU).

Naar boven

3.8 Administratie

In het geval van de regeling tijdelijke invoer moet slechts een administratie worden bijgehouden als de Douane dat vereist. De Douane kan eisen dat een administratie moet worden gevoerd als dit bijdraagt aan het douanetoezicht.
(artikel 214, lid 1 DWU en artikel 178, lid 4 GVo.DWU)

Zie voor meer informatie over de administratie hoofdstuk 3 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.9 Plaats indienen aanvraag vergunning

Een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer moet worden ingediend bij de douaneautoriteit die bevoegd is voor de plaats waar de goederen voor het eerst zullen worden gebruikt onder de regeling tijdelijke invoer.
(artikel 205, lid 1 GVo.DWU)

Voorbeeld

Schilderijen uit Japan komen binnen op Schiphol voor een tentoonstelling in Düsseldorf (Duitsland) en daarna een tentoonstelling in Rotterdam. De aanvraag voor de vergunning tijdelijke invoer moet nu bij de Duitse douaneautoriteit die bevoegd is voor Düsseldorf worden ingediend. Dat is de plaats waar de schilderijen voor het eerst zullen worden gebruikt onder de regeling tijdelijke invoer.

Het vervoer van de schilderijen van Schiphol naar Düsseldorf moet plaatsvinden onder de regeling extern Uniedouanevervoer. In Düsseldorf moet de regeling extern Uniedouanevervoer worden gezuiverd en moet worden gekozen voor de regeling tijdelijke invoer.

Wanneer een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer wordt gedaan op basis van een mondelinge aangifte, een handeling, een ATA carnet of een CPD carnet, dan moet de aanvraag worden ingediend bij de douaneautoriteit die bevoegd is voor de plaats waar de goederen worden aangebracht en voor tijdelijke invoer worden aangegeven.
(artikel 205, lid 2 GVo.DWU)

Naar boven

3.10 De vergunning op basis van een douaneaangifte

Een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer kan op basis van een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer in de standaard procedure worden gedaan, tenzij:

  • de Douane een formele aanvraag eist in het geval van goederen in bijzondere situaties zonder economische gevolgen in het douanegebied van de Unie (zie hoofdstuk 29 van dit onderdeel).

(artikel 163, lid 1 letter a GVo.DWU en artikel 236 letter b GVo.DWU)

In een aantal specifieke gevallen mag een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer mondeling worden gedaan of door een handeling.

Als de goederen elektronisch worden aangegeven, dan moet een door de aangever opgesteld document ter beschikking staan van de Douane op het tijdstip waarop de douaneaangifte wordt ingediend. Deze zogenaamde “Opgave aanvullende gegevens en voorwaarden bij aanvraag vergunning op aangifte (DO 162)” is te downloaden van de website van de Douane. Dit is niet van toepassing als de aangifte mondeling wordt gedaan of door een handeling.
(artikel 163, lid 4 GVo.DWU)

De DO 162 bevat aanvullende gegevenselementen die de Douane nodig heeft om een beslissing te kunnen nemen over het verlenen van de vergunning. De DO 162 wordt daarom altijd opgevraagd bij de behandeling van de douaneaangifte.

Bij de verificatie van de douaneaangifte beoordeelt de Douane op grond van de gegevens in de douaneaangifte en de gegevens in de DO 162 of de vergunning kan worden verleend. De vergunning op basis van een douaneaangifte wordt verleend door vrijgave van de goederen voor de regeling.
(artikel 262 UVo.DWU)

Een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer kan niet op basis van een douaneaangifte worden gedaan wanneer sprake is van:

  • een vereenvoudigde aangifte, waarbij gegevens of bescheiden ontbreken op het moment van aanvaarding;

  • gecentraliseerde vrijmaking;

  • een aangifte door middel van inschrijving in de administratie van de aangever;

  • het gebruik van equivalente goederen;

  • een vergunning met terugwerkende kracht.

(artikel 163, lid 2 GVo.DWU)

Let op!

Een aanvraag voor een grensoverschrijdende vergunning tijdelijke invoer kan ook op basis van een douaneaangifte worden gedaan.

Naar boven

3.11 Mondelinge aangifte

In een aantal specifieke gevallen mag een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer mondeling worden gedaan. De mondelinge aangifte wordt dan beschouwd als een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer.
(artikel 158, lid 2 DWU en artikel 136, lid 1 GVo.DWU)

Een mondelinge aangifte is mogelijk voor de volgende goederen en het daarbij behorende gebruik:

  • laadborden, containers en vervoermiddelen, en reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting daarvan;

Let op!

De aangifte voor vervoermiddelen of reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting van vervoermiddelen mag niet mondeling worden gedaan als de Douane van oordeel is dat er een groot risico bestaat dat de verplichtingen van de regeling niet worden nageleefd.

(artikel 163, lid 3 GVo.DWU)

  • persoonlijke bezittingen en goederen voor sportdoeleinden van reizigers;

  • welzijnsgoederen voor zeelieden die aan boord van een schip in de internationale scheepvaart worden gebruikt;

  • medisch-, chirurgisch- en laboratoriummateriaal;

  • dieren bestemd voor het weiden of verweiden of voor werk als trek-, rij- of lastdier (deze vorm van tijdelijke invoer komt niet voor in Nederland);

  • goederen voor gebruik in grensgebieden als bedoeld in artikel 224 letter a GVo.DWU (deze vorm van tijdelijke invoer komt niet voor in Nederland);

  • instrumenten en apparaten benodigd door een arts voor het verlenen van zorg aan een zieke in afwachting van een orgaantransplantatie;

  • materiaal voor hulpverlening bij rampen dat wordt gebruikt bij maatregelen ter bestrijding van de gevolgen van rampen of dergelijke situaties in het douanegebied van de Unie;

  • draagbare muziekinstrumenten die tijdelijk worden ingevoerd door reizigers om te worden gebruikt als beroepsuitrusting;

  • verpakkingsmiddelen die gevuld worden ingevoerd en bestemd zijn om leeg of gevuld te worden wederuitgevoerd voor zover die zijn voorzien van onuitwisbare en niet verwijderbare merktekens ter identificatie van een persoon die buiten het douanegebied van de Unie is gevestigd;

  • radio- en televisieproductie en uitzendingsapparatuur waaronder speciaal daarvoor ingerichte voertuigen, ingevoerd door openbare of particuliere organisaties die buiten het douanegebied van de Unie zijn gevestigd en zijn erkend door de Douane (hier is geen invulling aan gegeven in Nederland);

  • andere goederen wanneer de Douane dit toestaat.

Let op!

Voor een aantal bovengenoemde goederen kan de douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer ook door een handeling worden gedaan (zie paragraaf 3.12 van dit onderdeel).

De aanvraag op basis van een mondelinge aangifte moet worden ingediend bij de douaneautoriteit waar de goederen worden aangebracht en voor tijdelijke invoer worden aangegeven. De aanvraag voor de vergunning tijdelijke invoer wordt in dit geval dus niet ingediend bij de douaneautoriteit die bevoegd is voor de plaats waar de goederen voor het eerst zullen worden gebruikt.
(artikel 205, lid 2 GVo.DWU)

Wanneer een mondelinge aangifte wordt beschouwd als een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer, dan moet bij deze aangifte een document worden overgelegd dat de aangifte staaft. Dit document bevat gegevens die Douane nodig heeft om een beslissing te kunnen nemen over het verlenen van de vergunning en de vrijgave van de goederen voor de regeling tijdelijke invoer.
(artikel 165 GVo.DWU)

Het document moet de volgende gegevens bevatten:

  • naam en adres van de aangever;

  • omschrijving, hoeveelheid en waarde van de goederen;

  • plaats van gebruik;

  • aard van gebruik;

  • identificatiemiddelen;

  • aanzuiveringstermijn;

  • douanekantoor van aanzuivering.

(bijlage 71-01 GVo.DWU)

Het “Document ter staving van een mondelinge douaneaangifte” is te downloaden van de website van de Douane.

Het document moet in tweevoud worden overgelegd bij het bevoegde douanekantoor van plaatsing. Vervolgens wordt één exemplaar geviseerd en teruggegeven aan de aangever.
(artikel 258 UVo.DWU)

De vergunning wordt verleend door vrijgave van de goederen voor de regeling.
(artikel 262 UVo.DWU)

Voor de bovengenoemde goederen mag ook de aangifte tot wederuitvoer mondeling worden gedaan. De aangever hoeft zijn exemplaar van het document hierbij niet te overleggen.
(artikel 136, lid 2 GVo.DWU)

Let op!

In de volgende gevallen mag de aangifte voor bovenstaande goederen niet mondeling worden gedaan:

  • goederen die zijn onderworpen aan een verbod of beperking;

  • goederen die zijn onderworpen aan speciale formaliteiten.

(artikel 142 letter c en letter d GVo.DWU)

Naar boven

3.12 Aangifte door een handeling

In een aantal specifieke gevallen mag een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer door een handeling worden gedaan. De handeling wordt dan beschouwd als een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer.
(artikel 158, lid 2 DWU en artikel 139, lid 1 en lid 3 GVo.DWU)

Handelingen die worden aangemerkt als een aangifte door een handeling zijn onder andere:

  • het passeren van het groene kanaal of het kanaal “niets aan te geven”;

  • het passeren van een douanekantoor waar geen dubbel controlekanaal aanwezig is (zonder een mondelinge aangifte te doen);

  • de enkele overschrijding van de grens van het douanegebied van de Unie door een vervoermiddel als bedoeld in artikel 212 GVo.DWU;

  • het aanbrengen bij de Douane van goederen met een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302.

(artikel 141 GVo.DWU)

Een aangifte door een handeling is mogelijk voor de volgende goederen en het daarbij behorende gebruik:

  • laadborden, containers en vervoermiddelen, en reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting daarvan;

Let op!

De aangifte voor vervoermiddelen of reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting van vervoermiddelen mag niet door een handeling worden gedaan als de Douane van oordeel is dat er een groot risico bestaat dat de verplichtingen van de regeling niet worden nageleefd.

(artikel 163, lid 3 GVo.DWU)

  • persoonlijke bezittingen en goederen voor sportdoeleinden van reizigers;

  • welzijnsgoederen voor zeelieden die aan boord van een schip in de internationale scheepvaart worden gebruikt;

  • medisch-, chirurgisch- en laboratoriummateriaal;

  • materiaal voor hulpverlening bij rampen dat wordt gebruikt bij maatregelen ter bestrijding van de gevolgen van rampen of dergelijke situaties in het douanegebied van de Unie;

  • draagbare muziekinstrumenten die tijdelijk worden ingevoerd door reizigers om te worden gebruikt als beroepsuitrusting;

  • goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt onder dekking van een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302.

Let op!

In de volgende gevallen mag de aangifte voor bovenstaande goederen niet door een handeling worden gedaan:

  • goederen die zijn onderworpen aan een verbod of beperking;

  • goederen die zijn onderworpen aan speciale formaliteiten.

Deze uitzonderingen zijn niet van toepassing op goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt onder dekking van een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302.

(artikel 142 letter c en letter d GVo.DWU)

Wanneer de handeling is verricht worden de goederen geacht te zijn aangebracht, de aangifte geacht te zijn aanvaard, de goederen geacht te zijn vrijgegeven en de vergunning geacht te zijn verleend.
(artikel 218 UVo.DWU en artikel 262 UVo.DWU)

Voor de bovengenoemde goederen mag ook de aangifte tot wederuitvoer door een handeling worden gedaan.
(artikel 139, lid 2 en lid 4 GVo.DWU)

Als bij een controle wordt vastgesteld dat de goederen niet door een handeling mogen worden aangegeven, dan worden de goederen geacht niet voor de regeling tijdelijke invoer te zijn aangegeven. In dat geval ontstaat een douaneschuld door niet-naleving van de verplichtingen van het binnenbrengen in het douanegebied van de Unie.
(artikel 219 UVo.DWU en artikel 79, lid 1 letter a DWU)

Naar boven

3.13 Het ATA carnet

Een ATA (Admission Temporaire / Temporary Admission) carnet is een internationaal douanedocument voor tijdelijke invoer, afgegeven in het kader van de ATA-overeenkomst of de overeenkomst van Istanbul.
(artikel 1, lid 2 GVo.DWU)

De goederen kunnen voor de regeling tijdelijke invoer worden aangegeven door het overleggen van een ATA carnet. Het ATA carnet wordt dan beschouwd als een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer.
(artikel 163, lid 5 GVo.DWU)

Het ATA carnet moet worden overgelegd bij de douaneautoriteit waar de goederen worden aangebracht en voor tijdelijke invoer worden aangegeven. De aanvraag voor de vergunning tijdelijke invoer wordt in dit geval dus niet ingediend bij de douaneautoriteit die bevoegd is voor de plaats waar de goederen voor het eerst zullen worden gebruikt.
(artikel 205, lid 2 GVo.DWU)

De vergunning wordt verleend door vrijgave van de goederen voor de regeling.
(artikel 262 UVo.DWU)

Het ATA carnet is hierna geldig in het hele douanegebied van de Unie en de goederen kunnen tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Unie worden vervoerd zonder douaneformaliteiten.
(artikel 179, lid 1 GVo.DWU)

Voorbeeld

Schilderijen uit Japan komen binnen op Schiphol voor een tentoonstelling in Düsseldorf (Duitsland). Als douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer wordt bij de Douane op Schiphol een ATA carnet overgelegd, dat tevens de aanvraag voor de vergunning is.

Door de overlegging van het ATA carnet als de aanvraag voor de vergunning is de Douane op Schiphol bevoegd de aanvraag te behandelen, de goederen vrij te geven voor de regeling tijdelijke invoer en zodoende de vergunning af te geven. De schilderijen kunnen nu onder dekking van het ATA carnet worden vervoerd naar Düsseldorf.

Het ATA carnet kan vervolgens ook worden gebruikt als aangifte tot wederuitvoer, waarbij de regeling tijdelijke invoer wordt gezuiverd.

Zie voor meer informatie over het ATA carnet onderdeel 14.60.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.14 Het CPD carnet

Een CPD (Carnet de Passages en Douane) carnet is een internationaal douanedocument voor de tijdelijke invoer van vervoermiddelen, afgegeven in overeenstemming met de overeenkomst van Istanbul.
(artikel 1, lid 12 GVo.DWU)

De goederen kunnen voor de regeling tijdelijke invoer worden aangegeven door het overleggen van een CPD carnet. Het CPD carnet wordt dan beschouwd als een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer.
(artikel 163, lid 5 GVo.DWU)

Het CPD carnet moet worden overgelegd bij de douaneautoriteit waar de goederen worden aangebracht en voor tijdelijke invoer worden aangegeven. De aanvraag voor de vergunning tijdelijke invoer wordt in dit geval dus niet ingediend bij de douaneautoriteit die bevoegd is voor de plaats waar de goederen voor het eerst zullen worden gebruikt.
(artikel 205, lid 2 GVo.DWU)

De vergunning wordt verleend door de vrijgave van de goederen voor de regeling.
(artikel 262 UVo.DWU)

Het CPD carnet is hierna geldig in het hele douanegebied van de Unie en de goederen kunnen tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Unie worden vervoerd zonder douaneformaliteiten.
(artikel 179, lid 1 GVo.DWU)

Het CPD carnet kan vervolgens ook worden gebruikt als aangifte tot wederuitvoer, waarbij de regeling tijdelijke invoer wordt gezuiverd.

Zie voor meer informatie over het CPD carnet bijlage 1 van dit onderdeel.

Naar boven