Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

24.00.00 Douanevrijstellingen

1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn achtergronden en algemene bepalingen over douanevrijstellingen beschreven.

Naar boven

1.1 Inleiding vrijstellingen

Vrijstellingen, zoals die in internationale, Europese Unie, Benelux- en nationale regelgeving worden gehanteerd, zijn maatregelen die beogen goederen onder daarbij aangegeven omstandigheden bij het brengen in het vrije verkeer, vrij te stellen van rechten bij invoer en belastingen in verband met de aard of de bestemming van de goederen.

De vrijstellingen zijn in het leven geroepen op grond van verschillende, onderling soms sterk uiteenlopende overwegingen, zoals economische, sociale, humanitaire, ideële, diplomatieke en militaire. Echter niet elke maatregel, zoals een preferentie of schorsing die tot een lager- of een nulrecht bij invoer leidt, is een vrijstelling.

Naar boven

1.2 Vrijstellingen invoerrecht

De vrijstellingen van invoerrecht vinden hun basis in internationale regelingen.

De vrijstellingen zijn in het kader van de Unie geharmoniseerd en opgenomen in verordeningen en richtlijnen. Verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen en rechtstreeks van toepassing. Richtlijnen moeten worden omgezet in nationale wetgeving. In Verordening (EU) nr. 1186/2009 zijn de meeste vrijstellingen geregeld (hierna: vrijstellingsverordening).

In nationale wetgeving zijn vaak de aanvullende voorzieningen opgenomen. Het betreft over het algemeen de aanwijzing van de bevoegde instantie(s) of autoriteiten, de verboden en de strafbepalingen. Op grond van de artikelen genoemd in Hoofdstuk 6 van de Algemene douanewet is uitvoering aan deze bepalingen gegeven in Hoofdstuk 7 van de Algemene douaneregeling.

Let op!

De vrijstelling van invoerrechten, en / of andere belastingen, wordt verleend door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de goederen zullen worden gebruikt door de geadresseerde van die goederen. Dit betekent dat de Nederlandse douane alleen een vrijstelling verleent aan in Nederland gevestigde bedrijven en personen of aan bedrijven en personen die zich op het moment van de aanvraag in Nederland gaan vestigen.

(artikel 123 van Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Naar boven

1.3 Vrijstellingen omzetbelasting, accijns en verbruiksbelasting

De Algemene douaneregeling bevat naast bepalingen over invoerrecht ook bepalingen over omzetbelasting, accijns en verbruiksbelasting die bij het brengen van goederen in het vrije verkeer worden geheven of waarvoor vrijstelling kan worden verleend.

In een aantal gevallen wordt de vrijstelling van invoerrecht met dezelfde reikwijdte van toepassing verklaard voor de omzetbelasting, accijns en/of verbruiksbelasting bij het brengen in het vrije verkeer. In enkele gevallen geldt er geen of een beperkte vrijstelling voor de omzetbelasting, accijns en verbruiksbelasting.

Voor het regelen van vrijstellingen bij het brengen in het vrije verkeer is in de omzetbelastingwetgeving, accijnswetgeving en de verbruiksbelastingenwetgeving volstaan met een delegatiebepaling aan de Minister van Financiën. In deze wetgeving is opgenomen wanneer goederen voor vrijstelling van belasting in aanmerking komen.

(artikel 21 Wet op de omzetbelasting 1968, artikel 69 Wet op de accijns, artikel 31 Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken)

Deze vrijstellingen van omzetbelasting, accijns en verbruiksbelasting zijn nader uitgewerkt in Hoofdstuk 7 van de Algemene douaneregeling.

Naar boven

1.4 Normale verblijfplaats

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft het begrip “normale verblijfplaats” in de jurisprudentie van het Unierecht uitgelegd. Daaruit volgt dat als normale verblijfplaats in de zin van bijvoorbeeld artikel 3 van de vrijstellingsverordening moet worden aangemerkt: de plaats waar een persoon het permanente centrum van zijn belangen heeft gevestigd. Om deze plaats te kunnen vaststellen moeten alle relevante feitelijke elementen in aanmerking worden genomen, zonder dat voorrang dient te worden gegeven aan de persoonlijke bindingen, zie arresten HvJ Louloudakis (C-262/99, EU:C:2001:407), Alevizos (C-392/05, EU:C:2007:251) en X (C-528/14, EU:C:2016:304). Ook als een persoon voor een beperkte tijd in een andere staat werkt of zijn beroep uitoefent, kan hij wel zijn normale verblijfplaats overbrengen zie arrest HvJ , Alevizos, C-392/05 EU:C:2007:251). Waar een persoon woont of is gevestigd beoordeel je dus naar de omstandigheden van het geval. (artikel 1:7 van de Algemene douanewet)

De omstandigheden voor het bepalen van de normale verblijfplaats kunnen onder andere zijn:

  1. de fysieke aanwezigheid van de persoon;

  2. de fysieke aanwezigheid van zijn gezinsleden;

  3. de beschikking hebben over woonruimte;

  4. de werkelijke plaats van schoolbezoek van de kinderen;

  5. de plaats van uitoefening van beroepsbezigheden;

  6. de plaats waar vermogensrechtelijke belangen zijn gelegen; en

  7. de plaats waar de administratieve banden met de overheid en de sociale instanties zijn.

Uit al die omstandigheden moet blijken dat een persoon de wil heeft om zich te binden aan een bepaalde plaats. Het moet daarbij gaan om bindingen die stabiel en voortdurend zijn.

Heeft een persoon zijn persoonlijke en zijn beroepsmatige bindingen in zowel een derde land als een lidstaat, en is het niet mogelijk om vast te stellen waar hij zijn normale verblijfplaats heeft, dan moet bij de afweging van de relevante feitelijke elementen bijzonder belang worden gehecht aan de duur van het verblijf van deze persoon in dat derde land. De vrijstellingsverordening vindt de duur van het verblijf van de belanghebbende in het derde land belangrijk. Dit blijkt ook uit de termijn van twaalf maanden die in artikel 5, lid 1, van deze verordening is genoemd als voorwaarde voor het verlenen van de vrijstelling, zie arrest HvJ in de zaak X (C-528/14:C:2016:304).

Een persoon kan met een bewijs van inschrijving in de basisadministratie van een gemeente in Nederland aantonen dat hij zijn normale verblijfplaats in Nederland heeft. Ingeval een persoon geen bewijs van inschrijving kan overleggen is het mogelijk om een bewijs van uitschrijving uit het land van vertrek te overleggen, met daarbij één van de volgende bewijsstukken waarmee de normale verblijfplaats kan worden aangetoond. Dit kan bijvoorbeeld met:

  1. een arbeidscontract;

  2. een werkgeversverklaring;

  3. een arbeidsvergunning;

  4. een koop- of huurcontract van de woning.

Naar boven

1.5 Vergunning bedrijven

In de Algemene douaneregeling is voorgeschreven of voor het verlenen van een vrijstelling een vergunning is vereist. Voor een aantal vrijstellingen is géén vergunning en voor een aantal is wel een vergunning vereist. (artikel 7:2, lid 1 Algemene douaneregeling, lid 1 en artikel 7:15, lid 2, Algemene douaneregeling.

Er is geen vergunning vereist voor het verlenen van een vrijstelling in de volgende gevallen:

  • verhuisgoederen;

  • huwelijksgoederen;

  • erfgoederen;

  • studentengoederen.

Bij aanspraak op een vrijstelling kan de aangever bij de aangifte brengen in het vrije verkeer de inspecteur daarom verzoeken. De aangever vermeldt daartoe in de elektronische aangifte naast de Unie- of nationale codes waarvoor de goederen zijn aangegeven, de verbijzondering van de regeling in het vrije verkeer brengen (zie codeboek Douane, onderdeel invoer, tabel A29). Als de inspecteur daarom verzoekt, moeten de bescheiden, voorzien van de aangifte-identificatie op de wijze zoals bepaald in de Toelichting Enig document, uiterlijk de tweede werkdag na de dag waarop de aangifte is gedaan zijn ontvangen op het douanekantoor waar de elektronische aangifte is ingediend.

In de volgende gevallen is wel een vergunning vereist:

  • kapitaalgoederen en andere goederen bij verleggen van bedrijfsactiviteiten;

  • goederen in verband met onderzoeken, analyses en proefnemingen;

  • gronduitrusting voor luchtvaartondernemingen.

Degene die aanspraak maakt op een vrijstelling moet schriftelijk om een vergunning verzoeken bij de inspecteur die bevoegd is tot het verlenen van de vrijstelling.

De aanvraag voor een vergunning wordt ingediend bij de inspecteur onder welke belanghebbende ressorteert in Nederland. Dit is de plaats waar belanghebbende woont of is gevestigd.

(artikel 1:3, lid 7 Algemene douanewet Algemene douanewet, artikel 1:4, lid 1 Algemene douaneregeling en artikel 11 Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003)

Indien u een vergunning nodig heeft om aanspraak te kunnen maken op een vrijstelling, kunt u het formulier voor de aanvraag van de vergunning verkrijgen bij de Dotel of zelf downloaden vanaf de website www.douane.nl.

Naar boven

1.6 Procedure en verplichtingen openbare en particuliere instellingen en organisaties

In de Algemene douaneregeling staat of voor het verlenen van een vrijstelling een vergunning nodig is.

(artikel 7:2, lid 1, van de Algemene douaneregeling)

Er is geen vergunning nodig als de goederen in het vrije verkeer worden gebracht door:

Om aanspraak te kunnen maken op een vrijstelling, moet de instelling of organisatie zijn opgenomen in een artikel of in een bijlage bij de Algemene douaneregeling. Voordat een instelling of organisatie daarin wordt opgenomen, toetst de Douane of deze aan de voorwaarden voldoet en kan voldoen aan de verplichtingen.

(artikelen 7:2, lid 2, 7:2a, en 7:4 van de Algemene douaneregeling)

Maakt een instelling of organisatie aanspraak op een vrijstelling,dan moet deze het verzoek om een opname in de Algemene douaneregeling schriftelijk indienen bij de inspecteur. Het verzoek wordt ingediend bij de inspecteur waar belanghebbende woont of is gevestigd. Bij het verzoek moet de indiener gegevens verstrekken die de Douane nodig heeft om vast te stellen of aan de voorwaarden voor de vrijstelling wordt voldaan. Op www.douane.nl vindt u een model van het verzoek. Met het verzoek geeft de instelling of organisatie tevens aan kennis te hebben genomen van de in de Uitvoeringsverordening (EU) nrs. 1224/2011 of 1225/2011 opgenomen verplichtingen en verklaart deze de verplichtingen te zullen naleven.

(artikel 1:3, lid 7 Algemene douanewet, artikel 1:4, lid 1 Algemene douaneregeling en artikel 11 Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003)

De vrijstelling houdt voor de instelling of organisatie de verplichting in:

  • om de goederen rechtstreeks over te brengen naar de aangegeven plaats van bestemming

  • om de goederen op te nemen in haar administratie

  • om de goederen uitsluitend te gebruiken voor de in de vrijstellingsartikelen vermelde doeleinden

  • om de goederen als bedoeld in artikelen 44, lid 1, en 45 Verordening (EG) nr. 1186/2009 uitsluitend voor niet-commerciële doeleinden te gebruiken

  • om elke controle te vergemakkelijken die de Douane noodzakelijk acht om na te kunnen gaan of aan de voorwaarden voor het verlenen van de vrijstelling is en nog wordt voldaan

(artikel 2 Verordening (EU) nr. 1224/2001, artikel 2 Verordening (EU) nr. 1225/2011)

Naar boven

1.7 Bruikleen, verhuur of overdracht door instellingen of organisaties

Zijn goederen met vrijstelling in het vrije verkeer gebracht? In de volgende gevallen moet de inspecteur vooraf geïnformeerd worden:

  • de goederen worden in bruikleen gegeven (zowel onder bezwarende titel als om niet)

  • de goederen worden verhuurd of overgedragen (zowel onder bezwarende titel als om niet) (artikelen 33, lid 1, 48, lid 1, 52, lid 1, 64, lid 1, 71, lid 1, 78, lid 1, Verordening (EG) nr. 1186/2009, en artikel 7:3, lid 4, van de Algemene douaneregeling)

Worden goederen met vrijstelling van invoerrecht in het vrije verkeer gebracht en vervolgens in bruikleen gegeven, verhuurd of overgedragen aan een instelling of organisatie die ook voor vrijstelling in aanmerking komt? Dan blijft de vrijstelling bestaan voor zover deze instelling of organisatie de goederen voor de toegestane doeleinden gebruikt. Vanaf de datum van ontvangst van deze goederen moet de instelling of organisatie de verplichtingen van artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1225/2011 respectievelijk artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1224/2011 nakomen.(artikelen 48, lid 2, eerste alinea, 52, lid 2, eerste alinea, 64, lid 2, eerste alinea, 71, lid 2, eerste alinea, 78, lid, eerste alinea, Verordening (EG nr. 1186/2009)

In overige gevallen ontstaat in principe een douaneschuld. De Douane heft invoerrecht naar het tarief en de waarde op de dag van uitlenen, verhuren of overdragen. (artikelen 33, lid 2, 48, lid 2, tweede alinea, 52, lid 2, eerste alinea, 64, lid 2, eerste alinea, 71, lid 2, eerste alinea, 78, lid 2, eerste alinea, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Er is pas sprake van het overdragen van goederen als niet alleen de eigendom, maar ook de feitelijke beschikkingsmacht van de goederen wordt overgedragen. Dit houdt in dat de goederen niet alleen juridisch maar ook daadwerkelijk zijn overgedragen; belanghebbende moet de goederen in zijn bezit hebben.

Let op!

Voorwerpen die met vrijstelling in het vrije verkeer zijn gebracht voor:

  • opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele ontwikkeling van blinden

  • onderwijs, arbeidsparticipatie of maatschappelijke integratie van (andere) gehandicapten

mogen zonder winstoogmerk in bruikleen worden gegeven, verhuurd of overgedragen aan blinden en (andere) gehandicapten. Dit geldt ook voor reservedelen, onderdelen, hulpstukken en gereedschap. In deze gevallen heft de Douane geen invoerrecht (artikel 72, lid 1, Verordening (EG) nr. 1186/2009).

Worden goederen die aan slachtoffers van rampen ter beschikking worden gesteld, met vrijstelling in het vrije verkeer gebracht? Dan mogen de goederen niet worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen als de slachtoffers de goederen niet meer gebruiken. Als belanghebbende wil afzien van de vrijstelling en de goederen uitleent, verhuurt of overdraagt, moet hij de inspecteur informeren (artikel 78, lid 1, Verordening (EG) nr. 1186/2009).

Daarbuiten zijn de hiervoor genoemde alinea's van toepassing.

Naar boven

1.8 Formaliteiten bij overdracht goederen door instelling of organisatie

Worden goederen met aanspraak op vrijstelling aan een andere instelling of organisatie in een andere lidstaat in bruikleen gegeven, verhuurd of overgedragen? Dan moet belanghebbende dat aantonen met handelsbescheiden en administratie.

Worden de goederen vanuit een andere lidstaat aan een instelling of organisatie in Nederland overgedragen? Dan moet de instelling of de organisatie waaraan de goederen worden overgedragen, zijn opgenomen in bijlage X, XI, XII, XIII of bijlage XV van de Algemene douaneregeling. Belanghebbende moet het overdragen aantonen met handelsbescheiden en administratie.

Naar boven

1.9 Procedures en ambtelijke werkzaamheden

Bij het controleren van de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen met een vrijstelling van invoerrecht en/of belastingen handelt u als volgt:

De aangifte en in voorkomend geval, de (handels)bescheiden worden aan u overgelegd. Hierbij dient u in het bijzonder aandacht te besteden aan het volgende:

  • wanneer een vergunning is vereist:

    • is er overeenstemming tussen de aangegeven goederen en die zijn genoemd in de (gewaarmerkte lijst bij de) vergunning;

    • voldoen de goederen aan de voorwaarden;

    • zijn er geen van de vrijstelling uitgesloten producten aangegeven.

    • voldoet belanghebbende aan de voorwaarden;

  • wanneer geen vergunning is vereist:

    • is er overeenstemming tussen de aangegeven goederen en die zijn genoemd in de (gewaarmerkte lijst bij de) aangifte;

    • voldoen de goederen aan de voorwaarden;

    • zijn er geen van de vrijstelling uitgesloten producten aangegeven;

    • voldoet belanghebbende aan de voorwaarden;

    • voldoet belanghebbende aan de voorwaarden.

  • is in voorkomend geval de instelling of organisatie opgenomen in de Algemene douaneregeling.

Naar boven