Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

24.00.00 Douanevrijstellingen

4 Goederen in verband met verhuizing

In dit hoofdstuk vindt u aanwijzingen voor het gebruik van de vrijstelling bij het brengen in het vrije verkeer van verhuisgoederen.

Naar boven

4.1 Wettelijke basis

De vrijstelling van invoerrecht is voorzien in Verordening (EG) nr. 1186/2009 (Titel II, Hoofdstuk 1, artikelen 3 tot en met 11).

De vrijstellingen van omzetbelasting, accijns en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zijn voorzien in artikel 7:27 van de Algemene douaneregeling. De vrijstelling van omzetbelasting is gebaseerd op Richtlijn nr. 2009/132/EG (Titel II, Hoofdstuk 1, artikelen 3 tot en met 11).

Naar boven

4.2 Reikwijdte vrijstelling invoerrecht

De vrijstelling van invoerrecht heeft betrekking op persoonlijke goederen van natuurlijke personen die hun normale verblijfplaats van een derde land overbrengen naar het douanegebied van de Unie. Deze normale verblijfplaats mag alleen zijn gelegen in Nederland. De begrippen normale verblijfplaats en persoonlijke goederen zijn uiteengezet in paragraaf 1.4 en paragraaf 2.2. (artikel 2, lid 1, onder c en d, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Naar boven

4.3 Bezit en gebruik / Doel persoonlijke goederen

De persoonlijke goederen moeten door belanghebbende in zijn voormalige normale verblijfplaats in een of meerdere derde landen van herkomst in het bezit zijn geweest en zijn gebruikt. De goederen moeten gedurende minimaal zes maanden in het derde land of - gezamenlijk - in de meerdere derde landen, waar de normale verblijfplaats is geweest, in bezit en gebruik zijn geweest voorafgaande aan het overbrengen van die verblijfplaats naar het douanegebied van de Unie. Als belanghebbende zijn verblijfplaats in meerdere derde landen heeft gehad wordt daaraan ook voldaan als de goederen in slechts één van die derde landen in bezit en gebruik zijn geweest. Niet van belang is in welk derde land of land van de Unie het bezit is aangevangen. Wel is van belang de termijn van zes maanden gedurende de periode welke de goederen in het derde land of - gezamenlijk - in de meerdere derde landen in bezit zijn geweest en ook zijn gebruikt. De termijn eindigt als de normale verblijfplaats wordt opgegeven. Er kan van worden uitgegaan dat deze termijn eindigt op het tijdstip waarop belanghebbende zijn normale verblijfplaats naar het douanegebied van de Unie heeft overgebracht. (artikel 4 Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Het begrip bezit houdt in dat belanghebbende de feitelijke beschikkingsmacht over de goederen moet hebben gehad. Dit betekent daarom niet dat de goederen ook bij belanghebbende in eigendom moeten zijn geweest. Van feitelijke beschikkingsmacht is ook sprake als belanghebbende een financieringsovereenkomst ("financial lease") met een financieringsmaatschappij is aangegaan. Bij de financieringsovereenkomst - die als variant van huurkoop kan worden aangeduid - is sprake van een verkoop op afbetaling waarbij de overdracht van eigendom wordt voorbehouden. Het economisch eigendom behoort aan belanghebbende en het juridisch eigendom aan de financieringsmaatschappij. Als de betalingen hebben plaatsgevonden kan door belanghebbende (volledig) eigendom worden verworven. Bij deze overeenkomst is in voldoende mate sprake van beschikkingsmacht van c.q. toebehoren aan belanghebbende. Hiervan is ook sprake als belanghebbende een "operational lease-" of "service-" contract heeft afgesloten. Ingeval een werkgever of een derde een financieringsovereenkomst heeft afgesloten en vervolgens goederen ter beschikking heeft gesteld aan een werknemer of anderszins voor zowel beroeps- als persoonlijke doeleinden is eveneens sprake van persoonlijke goederen (zie paragraaf 2.2). Bovendien is bij dergelijke financieringsovereenkomsten sprake van de hiervoor bedoelde beschikkingsmacht c.q. toebehoren.

Let op!

Hiervoor is aangegeven dat het overbrengen van de normale verblijfplaats en het brengen in het vrije verkeer van de persoonlijke goederen op hetzelfde of ongeveer hetzelfde tijdstip plaatsvindt. Het overbrengen van de normale verblijfplaats en het brengen in het vrije verkeer van de persoonlijke goederen kunnen ook plaatsvinden op verschillende tijdstippen. (artikel 9 en 10 Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Op welke manieren daarmee wordt omgegaan is aangegeven in de paragrafen 4.9 tot en met 4.11.

De persoonlijke goederen moeten zijn bestemd om door belanghebbende in de nieuwe normale verblijfplaats in de Unie voor hetzelfde doel te worden gebruikt. (artikel 4 Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Naar boven

4.4 Bezit en gebruik / bijzondere omstandigheden

In "door omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen" kan vrijstelling worden verleend als niet wordt voldaan aan de zesmaandstermijn (zie paragraaf 4.3). Van zodanige gevallen is sprake als er zich buiten de wil van belanghebbende omstandigheden hebben voorgedaan als gevolg waarvan bezittingen van belanghebbende teloor zijn gegaan (brand, overstroming, molest, ongeluk, diefstal, enzovoorts) en deze bezittingen noodzakelijkerwijs moesten worden vervangen door nieuwe goederen.

Ook kan de aanschaf van de goederen reeds voor de zesmaandstermijn hebben plaatsgevonden, maar de goederen zijn als gevolg van problemen bij de aflevering (door bijvoorbeeld staking of vervoersproblemen) pas na aanvang van deze termijn in zijn bezit gekomen.

Belanghebbende moet aantonen dat er van "door omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen" in deze zin sprake is. (artikel 4 Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Als gevolg van gerechtelijke uitspraken wordt onder "door omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen" onder meer begrepen:

  • onvrijwillig ontslag van belanghebbende door de werkgever op grond waarvan het verblijf in het land van vertrek moet worden opgegeven

  • mishandeling en bedreiging van belanghebbende als gevolg waarvan belanghebbende zich gedwongen voelt uit veiligheidsoverwegingen de normale verblijfplaats in het land van vertrek op te geven (niet gepubliceerd)

  • onverwacht aangaan van een dienstbetrekking door de partner met wie belanghebbende duurzaam samenwoonde en die voordien werkloos was, terwijl ten tijde van de bezitsverkrijging geen uitzicht op de verkrijging van die dienstbetrekking bestond en dat ten tijde van de bezitsverkrijging de verhuizing niet te voorzien was. (Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19 november 1991, nr. 4506/1989a)

Naar boven

4.5 Duur verblijf buiten de Unie

De vrijstelling kan slechts worden verleend als belanghebbende die zijn normale verblijfplaats naar het douanegebied van de Unie heeft overgebracht, zijn verblijf buiten de Unie heeft gehad gedurende minimaal twaalf opeenvolgende maanden onmiddellijk voordat de verblijfplaats wordt overgebracht. In het geval hieraan niet wordt voldaan, maar belanghebbende wel het klaarblijkelijk voornemen had gedurende minimaal twaalf opeenvolgende maanden buiten de Unie te verblijven, kan alsnog vrijstelling worden verleend voor zover dit voornemen wordt aangetoond. (artikel 5, lid 2, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Een verblijf kan worden aangetoond aan de hand van bijvoorbeeld een verklaring van de gemeente van het land waar de normale verblijfplaats zich heeft bevonden, een arbeidscontract, een bewijs van inschrijving van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.

Naar boven

4.6 Uitgesloten producten

De vrijstelling is niet van toepassing op de volgende goederen:

  • alcoholhoudende producten;

  • tabak en tabaksproducten;

  • bedrijfsvoertuigen;

  • materieel voor beroepsdoeleinden, andere dan draagbare instrumenten voor kunsten en ambachten.

Het begrip alcoholhoudende producten is uiteengezet in paragraaf 2.2. Onder een "bedrijfsvoertuig" moet worden verstaan een voertuig dat op grond van constructie en uitrusting is geschikt en bestemd voor het vervoer (al dan niet tegen betaling) van meer dan negen personen, met inbegrip van de bestuurder, of van goederen. Dit geldt ook voor elk ander voertuig zoals takelvoertuigen bestemd voor bijzonder gebruik, anders dan vervoer in eigenlijke zin. Zie artikel 107, lid 2, letter a, Verordening (EG) nr. 1186/2009. (artikel 6 Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Naar boven

4.7 Termijn voor in het vrije verkeer brengen / Verband met overbrenging normale verblijfplaats

De persoonlijke goederen moeten in het vrije verkeer worden gebracht binnen twaalf maanden nadat belanghebbende zijn normale verblijfplaats in het douanegebied van de Unie heeft gevestigd. De goederen mogen binnen deze termijn in het vrije verkeer worden gebracht in één of meer zendingen. In geval van bijzondere omstandigheden kan worden toegestaan dat ook vrijstelling wordt verleend als de goederen in het vrije verkeer worden gebracht nadat de termijn is verstreken. (artikel 7 Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Het brengen in het vrije verkeer van persoonlijke goederen behoeft daarom niet tegelijk met de overbrenging van de normale verblijfplaats te geschieden. De vrijstelling vindt echter geen toepassing als de goederen na de overbrenging om een bepaalde reden in een derde land zijn achtergebleven, bijvoorbeeld omdat zij aan derden zijn uitgeleend, verhuurd, of voor gebruik zijn afgestaan. Een rechtstreeks verband tussen de overbrenging van de normale verblijfplaats en het brengen in het vrije verkeer van persoonlijke goederen is dan niet meer aanwezig.

Naar boven

4.8 Termijn van 12 maanden na het brengen in het vrije verkeer

De persoonlijke goederen die met vrijstelling in het vrije verkeer zijn gebracht mogen niet worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen onder bezwarende titel of om niet vóór het verstrijken van de termijn van twaalf maanden vanaf het tijdstip waarop de aangifte voor het vrije verkeer is aanvaard. De goederen moeten gedurende die tijd bij belanghebbende in bezit blijven en door belanghebbende in de nieuwe normale verblijfplaats in de Unie voor hetzelfde doel worden gebruikt. Als belanghebbende wil afzien van de vrijstelling door voor het verstrijken van deze termijn over te gaan tot het uitlenen, verhuren of overdragen van de met vrijstelling in het vrije verkeer gebrachte goederen moet de inspecteur hiervan vooraf schriftelijk in kennis worden gesteld. Het gebruik van met vrijstelling in het vrije verkeer gebrachte persoonlijke goederen (zie artikel 2, lid 1, letter c, Verordening (EG) nr. 1186/2009) door personen waarmee belanghebbende een gezamenlijk huishouden voert valt niet onder het begrip "uitlenen". Deze personen kunnen de met vrijstelling in het vrije verkeer gebrachte persoonlijke goederen van belanghebbende, waaronder bijvoorbeeld een personenauto, dan ook gebruiken zonder dat sprake is van uitlenen in de zin van deze verordening. (artikel 8, lid 1, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Eigendomsoverdracht hoeft niet met zich mee te brengen dat in strijd met deze voorwaarde wordt gehandeld. Er is pas sprake van het overdragen van goederen als niet alleen de eigendom maar ook het feitelijk bezit van de goederen wordt overgedragen. Overdragen onder bezwarende titel houdt in dat de verkrijger van goederen daarvoor een tegenprestatie levert aan de verstrekker van de goederen. Koop van bijvoorbeeld een motorvoertuig is in beginsel een overeenkomst die onder bezwarende titel tot stand komt. Overschrijving van een motorvoertuig aan een andere persoon in het kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer kan een indicatie zijn dat er sprake is van overdracht onder bezwarende titel of om niet (zonder tegenprestatie).

Ingeval goederen binnen de termijn van twaalf maanden worden gestolen, maar later worden opgespoord en de belanghebbende intussen de eigendom van de goederen heeft overgedragen aan de verzekeringsmaatschappij heeft de Hoge Raad in de uitspraak nr. 31.069 van 8 juli 1996 het volgende bepaald. De eigendomsoverdracht van de goederen aan de verzekeringsmaatschappij is een overdracht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1186/2009. De stellingen dat de diefstal niet als zodanige overdracht is te beschouwen en dat de overdracht aan de verzekeringsmaatschappij na de diefstal niet uit vrije wil is geschied, doen daar niets aan af. De feiten brengen mee dat de goederen binnen de periode van twaalf maanden te rekenen van het moment van aangifte als verhuisgoederen is overgedragen in de zin van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1186/2009.

Ingeval de goederen als beschreven in de vorige alinea niet worden teruggevonden en niet feitelijk ter beschikking worden gesteld aan de verzekeringsmaatschappij, dan is er geen sprake van overdracht onder bezwarende titel.

Bruikleen, verhuren of overdragen van de met vrijstelling in het vrije verkeer gebrachte goederen leidt tot het ontstaan van een douaneschuld. Het invoerrecht wordt geheven naar het tarief en de waarde die welke op de dag van de uitlening, verhuring of overdracht door de douaneautoriteiten zijn erkend of aanvaard. (artikel 8, lid 2, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Let op!

Controle op de naleving van de termijn van 12 maanden is aan de inspecteur die de vrijstelling heeft verleend. Voor zover het betreft motorvoertuigen stelt de Belastingdienst de Douane in kennis van de vervreemding binnen genoemde termijn van 12 maanden. Het Bpm- dossier waarin bij verhuizing vanuit een derde land een afschrift van de vergunning en van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer is opgenomen, vormt hiertoe de basis.

Naar boven

4.9 Vrijstelling voordat normale verblijfplaats is overgebracht; belanghebbende is nog in derde land

De vrijstelling kan ook worden verleend voor persoonlijke goederen die in het vrije verkeer worden gebracht voordat belanghebbende zijn normale verblijfplaats in het douanegebied van de Unie heeft gevestigd. De normale verblijfplaats van belanghebbende is dan nog gelegen in een derde land.

Belanghebbende moet zich bij het verzoek om vrijstelling verbinden de normale verblijfplaats binnen zes maanden naar de Unie over te brengen. De verbintenis kan plaatsvinden met een verklaring van belanghebbende. De inspecteur kan eisen dat in verband met de verbintenis zekerheid wordt gesteld (zie verder onderdeel 27.00.00 van dit handboek. (artikel 9, lid 1, Verordening (EG) nr. 1186/2009).

Zodra belanghebbende daadwerkelijk zijn normale verblijfplaats naar de Unie overbrengt moet hij hiervan mededeling doen onder overlegging van bewijsstukken.

De termijn van zes maanden gedurende belanghebbende zijn persoonlijke goederen in bezit en gebruik moet hebben voordat de normale verblijfplaats in het derde land wordt opgegeven (paragraaf 4.3), wordt in dit geval berekend vanaf de datum waarop de goederen in de Unie worden binnengebracht. In het algemeen zal dit tijdstip samenvallen met het tijdstip waarop de aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard. (artikel 9, lid 2, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

De termijn van twaalf maanden gedurende welke de persoonlijke goederen niet mogen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen (paragraaf 4.8) wordt berekend vanaf het tijdstip waarop de aangifte voor het vrije verkeer is aanvaard.

Naar boven

4.10 Vrijstelling voordat normale verblijfplaats is overgebracht; belanghebbende is in een ander derde land, maar brengt persoonlijke goederen over naar de Unie en plaatst deze bijvoorbeeld onder de douaneregeling douane-entrepots

In het geval belanghebbende het derde land alwaar zijn normale verblijfplaats is gevestigd, voor beroepsmatige bindingen verlaat en zich in een ander derde land vestigt, maar wel alvast persoonlijke goederen overbrengt naar de Unie dan kan hij deze goederen onder bijvoorbeeld de douaneregeling douane-entrepots plaatsen, kunnen zich twee situaties voordoen. (artikel 10, lid 1, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Voor de vrijstelling is het noodzakelijk dat de persoonlijke goederen binnen twaalf maanden na het binnenbrengen in het douanegebied van de Unie voor het vrije verkeer zijn aangegeven. Het plaatsen van de persoonlijke goederen onder de regeling van douane-entrepots heeft geen schorsende werking op bijvoorbeeld de in artikel 7 Verordening, (EG) nr. 1186/2009 vermelde termijn van 12 maanden.

De termijn van twaalf maanden gedurende welke de persoonlijke goederen niet mogen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen wordt berekend vanaf de datum waarop de normale verblijfplaats naar de Unie is overgebracht.(artikel 10, lid 2, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

De vrijstelling wordt in deze gevallen slechts verleend wanneer belanghebbende zich verbindt tot het overbrengen van zijn normale verblijfplaats naar de Unie binnen een termijn die met in achtneming van de omstandigheden wordt vastgesteld. De verbintenis kan plaatsvinden met een verklaring van belanghebbende. De inspecteur kan eisen dat in verband met de verbintenis zekerheid wordt gesteld (zie verder onderdeel 27.00.00 van dit handboek.(artikel 10, lid 3, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Zodra belanghebbende daadwerkelijk zijn normale verblijfplaats naar de Unie overbrengt moet hij hiervan mededeling doen onder overlegging van bewijsstukken.

Naar boven

4.11 Vrijstelling voordat normale verblijfplaats is overgebracht; belanghebbende is reeds in de Unie

In het geval belanghebbende het derde land waar zijn normale verblijfplaats is gevestigd, voor beroepsmatige bindingen verlaat zonder zijn normale verblijfplaats tegelijkertijd naar het douanegebied van de Unie over te brengen, maar het voornemen heeft zich later te vestigen in het douanegebied van de Unie, kan alvast vrijstelling worden verleend voor de persoonlijke goederen die in het vrije verkeer worden gebracht. Belanghebbende verblijft in dit geval reeds in de Unie.(artikel 10, lid 1, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Een persoon die zich in het kader van zijn beroepsmatige bindingen in de Unie vestigt, maar zijn persoonlijke bindingen nog aanhoudt in een derde land brengt zijn normale verblijfplaats niet over naar de Unie. In dit geval moet de normale verblijfplaats na verloop van tijd alsnog worden overgebracht.

Bij het brengen in het vrije verkeer van persoonlijke goederen zoals hiervoor is bedoeld zijn de voorwaarden van de artikelen 3 tot en met 8 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van toepassing. De termijn van zes maanden gedurende belanghebbende de persoonlijke goederen in bezit en gebruik moet hebben vóór zijn normale verblijfplaats in het derde land van herkomst wordt opgegeven en de termijn van twaalf maanden waarbinnen de persoonlijke goederen voor het vrije verkeer moeten zijn aangegeven wordt in dit geval berekend vanaf de datum waarop de goederen in de Unie zijn binnengebracht. In het algemeen zal dit tijdstip samenvallen met het tijdstip waarop de aangifte voor het vrije verkeer is aanvaard.

De termijn van twaalf maanden gedurende welke de persoonlijke goederen niet mogen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen wordt berekend vanaf de datum waarop de normale verblijfplaats naar de Unie is overgebracht. (artikel 10, lid 2, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

De vrijstelling wordt in deze gevallen slechts verleend wanneer belanghebbende zich verbindt tot het overbrengen van zijn normale verblijfplaats naar de Unie binnen een termijn die met in achtneming van de omstandigheden wordt vastgesteld. De verbintenis kan plaatsvinden met een verklaring van belanghebbende. De inspecteur kan eisen dat in verband met de verbintenis zekerheid wordt gesteld. Zie verder onderdeel 27.00.00 van dit handboek.

Zodra belanghebbende daadwerkelijk zijn normale verblijfplaats naar de Unie overbrengt moet hij hiervan mededeling doen onder overlegging van bewijsstukken.

Naar boven

4.12 Uitzonderlijke politieke omstandigheden

In het geval dat een natuurlijk persoon zijn normale verblijfplaats naar het douanegebied van de Unie overbrengt als gevolg van uitzonderlijke politieke omstandigheden kan vrijstelling worden verleend ook als termijnen worden overschreden. (artikel 11 Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Onder "uitzonderlijke politieke omstandigheden" wordt verstaan vervolging omwille van ras, geloof, politieke overtuiging, enzovoorts, en waarbij door de Minister van Veiligheid en Justitie politiek asiel is of zal worden verleend.

Naar boven

4.13 Reikwijdte vrijstelling belastingen

De vrijstelling van invoerrecht is van overeenkomstige toepassing op de omzetbelasting, de accijns en de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. (artikel 7:27 van de Algemene douaneregeling)

Naar boven

4.14 Aangifte met vrijstelling

Bij het overbrengen van verhuisgoederen naar het douanegebied van de Unie, kan voor deze goederen een vrijstelling van invoerrecht worden verleend bij het brengen in het vrije verkeer. Zie voor de procedure paragraaf 1.5. (artikel 7:2, van de Algemene douaneregeling)

Bij het in het vrije verkeer brengen kan deze vrijstelling van invoerrecht alleen worden verleend als de normale verblijfplaats wordt overgebracht naar Nederland.

Bij de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer moet een lijst van de persoonlijke goederen, waarvoor aanspraak op vrijstelling wordt gemaakt en andere (handels)bescheiden, worden overgelegd. De lijst moet door belanghebbende zijn ondertekend. (artikel 7:3, lid 1, van de Algemene douaneregeling).

Let op!

U kunt een aangifte voor het brengen in het vrije verkeer met vrijstelling van invoerecht alleen bij de douane indienen als u aan een aantal voorwaarden voldoet. Die voorwaarden vindt u op de website www.douane.nl.

Naar boven

4.15 Toestemming gebruik motorvoertuig

Een motorvoertuig van een natuurlijk persoon die zijn normale verblijfplaats naar het douanegebied van de Unie heeft overgebracht, kan bij binnenkomst niet op basis van de tijdelijke invoer met vrijstelling in het vrije verkeer worden gebracht. Op verzoek van belanghebbende wordt voor het motorvoertuig een aangifte voor het vrije verkeer brengen aanvaard, waarbij de belanghebbende moet aantonen dat een verzoek om vrijstelling op basis van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 is ingediend. De verificatie van de aangifte voor het vrije verkeer wordt aangehouden in afwachting van de behandeling van het verzoek. Zekerheid behoeft niet te worden gesteld. In afwachting van het verkrijgen van een Nederlands kentekenbewijs en zolang het verzoek om vrijstelling op basis van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 in behandeling is, mag belanghebbende gebruik maken van het motorvoertuig mits voor het voertuig in het buitenland een geldig bewijs van registratie is afgegeven.

De eigenaar van een in het buitenland geregistreerd motorvoertuig, dat zich in het internationaal verkeer bevindt, moet op grond van artikel 36, lid 1, juncto artikel 37, lid 1, onder b, Wegenverkeerswet 1994, beschikken over een dergelijk bewijs van registratie. Dit bewijs dient afgegeven te zijn door het daartoe bevoegde gezag in het buitenland. Het bewijs en het voertuig dienen te voldoen aan de daaraan gestelde eisen in de tussen Nederland en het betrokken land van kracht zijnde internationale overeenkomst.

Let op!

U dient tevens een vrijstelling voor de bpm aan te vragen bij de Belastingdienst. De procedure vindt u op de website www.belastingdienst.nl. Daarnaast zal u motorvoertuig gekeurd moeten worden bij de RDW. De procedure daarvoor vindt u op de website www.rdw.nl.

Naar boven