Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

25.00.00 Terugkerende goederen

1 Inleiding

Terugkerende goederen hebben betrekking op Uniegoederen die nadat ze tijdelijk of definitief uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, weer in het vrije verkeer van de Unie worden gebracht.

Naar boven

1.1 Unie- en nationale bepalingen

De vrijstelling van invoerrechten is voorzien in de artikelen 203 tot en met 207 DWU.

In de artikelen 158 tot en met 160 GVo.DWU en de artikelen 253 tot en met 256 UVo.DWU zijn nadere uitvoeringsbepalingen opgenomen.

De voorwaarden voor de vrijstelling van de invoerrechten is nationaal nader uitgewerkt in artikel 7:28 Algemene douaneregeling en de vrijstellingen van de omzetbelasting, verbruiksbelasting en accijns zijn voorzien in artikel 7:26 Algemene douaneregeling.

Naar boven

1.2 Reikwijdte vrijstelling van invoerrechten

Op aanvraag van de belanghebbende kan er vrijstelling van invoerrechten worden verleend voor:

  1. Niet-Uniegoederen die nadat ze oorspronkelijk als Uniegoederen uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, binnen 3 jaar weer in het vrije verkeer van de Unie worden gebracht, mits ze terugkeren in de staat waarin ze werden uitgevoerd.

    (artikel 203, lid 1 en lid 5, DWU). Zie paragraaf 1.6.

  2. Niet-Uniegoederen die, nadat ze oorspronkelijk als Uniegoederen uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, weer in het vrije verkeer van de Unie worden gebracht en die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het kader waarvan zij uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, alleen in specifieke gevallen.

    (artikel 204 DWU). Zie paragraaf 1.7.

  3. Niet-Uniegoederen die nadat ze oorspronkelijk als veredelingsproducten (niet zijnde equivalente goederen) vanuit het douanegebied van de Unie zijn wederuitgevoerd als gevolg van een regeling actieve veredeling, binnen 3 jaar weer in het vrije verkeer van de Unie worden gebracht.

    (artikel 205 DWU). Zie paragraaf 1.8.

De bij 1 en 3 genoemde termijn van 3 jaar kan worden verlengd als er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 203, lid 2, DWU. Zie paragraaf 1.9.

Naar boven

1.3 Reikwijdte vrijstelling omzetbelasting, verbruiksbelasting en accijns

Op de omzetbelasting, de accijns en de verbruiksbelasting is de vrijstelling van de invoerrechten voor terugkerende goederen van overeenkomstige toepassing. De bepalingen over het inlichtingenblad INF 3 zijn alleen van toepassing als er ook aanspraak op de vrijstelling van de invoerrechten wordt gemaakt.

(artikel 7:26, lid 1, Algemene douaneregeling)

Naar boven

1.3.1 Omzetbelasting

Vrijstelling van de omzetbelasting is alleen van toepassing, als de belanghebbende aantoont dat op de terugkerende goederen de omzetbelasting drukt. Als de goederen zonder verschuldigdheid van de omzetbelasting zijn uitgevoerd en/of de betaalde omzetbelasting is terugbetaald kan er geen vrijstelling van de omzetbelasting worden verleend.

(artikel 7:26, lid 2, Algemene douaneregeling)

De volgende situaties zijn mogelijk:

Situatie

Gevolg

De belanghebbende heeft geen vergunning de omzetbelasting te verleggen als bedoeld bij artikel 23 Wet op de omzetbelasting 1968.

De omzetbelasting wordt geheven.

De goederen zijn bestemd voor een ondernemer in een andere lidstaat van de Unie.

De omzetbelasting wordt geheven of er wordt gebruik gemaakt van de fiscale vertegenwoordiging.

De belanghebbende heeft een vergunning de omzetbelasting te verleggen als bedoeld bij artikel 23 Wet op de omzetbelasting 1968

De omzetbelasting wordt niet geheven.

Naar boven

1.3.2 Accijns

Vrijstelling van accijns wordt alleen verleend als de belanghebbende aantoont dat de voorafgaande uitvoer van de goederen niet heeft plaatsgevonden uit een accijnsgoederenplaats of met teruggaaf van accijns. Ga ook na of de goederen onder schorsing van de accijns worden overgebracht naar een accijnsgoederenplaats. In dat geval wordt er geen vrijstelling van de accijns verleend.
(artikel 7:26, lid 3, Algemene douaneregeling)

Naar boven

1.3.3 Verbruiksbelasting

Vrijstelling van verbruiksbelasting wordt alleen verleend, als de belanghebbende aantoont, dat de voorafgaande uitvoer van de goederen niet heeft plaatsgevonden uit een inrichting voor
verbruiksbelasting of met teruggaaf van verbruiksbelasting. Ga ook na of de goederen onder schorsing van de verbruiksbelasting worden overgebracht naar een inrichting van de verbruiksbelasting. In dat geval wordt er geen vrijstelling van de verbruiksbelasting verleend.

(artikel 7:26, lid 4, Algemene douaneregeling)

Naar boven

1.4 Preferentiële tariefregeling/bijzondere bestemmingen

De vrijstelling is ook van toepassing op terugkerende goederen die voor hun uitvoer uit het douanegebied van de Unie in het vrije verkeer waren gebracht met toepassing van een verlaagd recht bij invoer of van een nulrecht doordat de goederen voor bijzondere doeleinden (bijzondere bestemming) zijn gebruikt. Voorwaarde is dat zij bij wederinvoer opnieuw voor dezelfde doeleinden worden gebruikt.

Als de goederen bij wederinvoer niet voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, dan wordt het bedrag aan invoerrechten waaraan zij zijn onderworpen, verminderd met het bedrag dat eventueel is geheven bij het voor de eerste keer in het vrije verkeer brengen van deze goederen. Als dit laatste bedrag hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit het in het vrije verkeer brengen van de terugkerende goederen, wordt er geen terugbetaling verleend.

(artikel 203, lid 3, DWU)

Naar boven

1.5 Gedeeltelijke wederinvoer

De vrijstelling is ook van toepassing als de terugkerende goederen slechts een deel zijn van de eerder uit het douanegebied van de Unie uitgevoerde goederen.

(artikel 203, lid 1, 2e alinea DWU)

Naar boven

1.6 Het begrip "in de staat waarin zij werden uitgevoerd"

Goederen worden geacht te zijn teruggekeerd “in de staat waarin zij werden uitgevoerd” wanneer:

  1. zij na uitvoer uit het douanegebied van de Unie alleen behandelingen hebben ondergaan die hun presentatie wijzigen of die noodzakelijk waren om ze te herstellen, te reviseren of in goede staat te houden of

  2. zij andere behandelingen hebben ondergaan dan behandelingen die hun presentatie wijzigen of noodzakelijk waren om ze te herstellen, te reviseren of in goede staat te bewaren, waarbij evenwel na aanvang van die behandeling is gebleken dat deze ongeschikt is voor het beoogde gebruik van de goederen.

(artikel 158, lid 1 en lid 2, GVo.DWU)

(Het Gerechtshof Amsterdam heeft in de uitspraken van 28 december 2004 in de zaken nrs. 00/90106 en 01/90041 aangegeven dat periodieke onderhoudsbeurten van auto's geen behandelingen zijn die verder reiken dan behandeling voor het bewaren in goede staat of het wijzigen van de presentatie.)

Wanneer de onder de letters a en b genoemde goederen behandelingen hebben ondergaan waardoor het invoerrecht zou worden geheven als zij onder de regeling passieve veredeling waren geplaatst, worden deze goederen alleen beschouwd als te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd, als de behandeling, (waaronder het inbouwen van reserveonderdelen), niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is om de goederen opnieuw te kunnen gebruiken op dezelfde wijze als op het tijdstip van uitvoer uit het douanegebied van de Unie.

(artikel 158, lid 3, GVo.DWU)

Naar boven

1.7 Landbouwgoederen

1.7.1 Voorwaarden voor vrijstelling

Er wordt alleen vrijstelling van invoerrechten verleend voor terugkerende goederen die bij uitvoer in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid als wordt voldaan aan alle hieronder genoemde voorwaarden:

  1. de betaalde restituties of andere bedragen van die maatregelen zijn terugbetaald;

    de bevoegde autoriteiten de nodige stappen hebben ondernomen om te voorkomen dat betalingen voor die goederen voor die maatregelen worden verricht;

    of de andere toegekende financiële voordelen teniet zijn gedaan;

  2. de goederen bevonden zich in een van de volgende situaties:

    i) zij konden niet op de markt worden gebracht in het land waarnaar zij waren verzonden;

    ii) zij zijn teruggezonden door de geadresseerde omdat ze gebreken vertoonden of niet beantwoordden aan de bepalingen van het contract;

    iii) zij zijn wederingevoerd in het douanegebied van de Unie omdat ze door omstandigheden buiten de macht van de exporteur niet voor het beoogde doel konden worden gebruikt;

De onder iii) bedoelde omstandigheden zijn de volgende:

  1. goederen die naar het douanegebied van de Unie terugkeren als gevolg van vóór de aflevering aan de geadresseerde opgelopen schade, hetzij aan de goederen zelf, hetzij aan het vervoermiddel waarin of waarop zij zijn geladen;

  2. goederen die aanvankelijk zijn uitgevoerd om in het kader van een jaarbeurs of soortgelijk evenement te worden verbruikt of verkocht, maar daar niet verbruikt of verkocht zijn;

  3. goederen die niet aan de geadresseerde konden worden afgeleverd vanwege het feit dat deze fysiek of juridisch niet in staat was de overeenkomst na te komen die aan de uitvoer van de goederen ten grondslag lag;

  4. goederen die als gevolg van natuurlijke, politieke of sociale gebeurtenissen niet aan de geadresseerde konden worden afgeleverd dan wel bij de geadresseerde zijn aangekomen na het verstrijken van de contractuele leveringstermijn;

  5. groenten en fruit, waarop de marktordening van toepassing is, die als geconsigneerde goederen zijn uitgevoerd maar niet op de markt van het land van bestemming zijn verkocht.

c) de goederen worden aangegeven voor het vrije verkeer in het douanegebied van de Unie binnen twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop de douaneformaliteiten voor de uitvoer ervan zijn vervuld dan wel later indien de douaneautoriteiten van de lidstaat van wederinvoer daarvoor toestemming hebben verleend in naar behoren gemotiveerde omstandigheden.

(artikel 204 DWU juncto artikel 159 GVo.DWU).

Naar boven

1.7.2 Restituties

Indien goederen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn uitgevoerd waarbij eventueel douaneformaliteiten zijn vervuld met het oogmerk restituties of andere bedragen bij uitvoer te verkrijgen, moet bij de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer één van de in artikel 253, lid 2, UVo.DWU genoemde informatiedragers en een certificaat worden overgelegd van de autoriteiten die in de lidstaat van uitvoer tot uitbetaling daarvan bevoegd waren/zijn.

(artikel 254, 1e alinea, UVo.DWU)

In Nederland is de RVO.nl (Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland) bevoegd.

De verklaring moet alle gegevens bevatten aan de hand waarvan de goederen kunnen worden geïdentificeerd.

Indien geen formaliteiten voor het verkrijgen van restituties of andere bedragen zijn vervuld, moet in de verklaring het volgende zijn opgenomen: "geen restituties of andere bedragen bij uitvoer verleend"

Indien wel formaliteiten voor het verkrijgen van restituties of andere bedragen zijn vervuld, moet op de verklaring het volgende zijn vermeld:

"restituties en andere bedragen bij de uitvoer voor …(hoeveelheid) terugbetaald"

Indien bij uitvoer en wederinvoer gebruik wordt gemaakt van het inlichtingenblad INF 3 wordt de verklaring zoals hiervoor bedoeld daarin opgenomen (zie voor die formaliteiten bij uitvoer en wederinvoer de paragrafen 3. t/m 3.2 en 4. t/m 4.4).

Indien kan worden vastgesteld dat geen restituties of andere bedragen zijn toegekend en ook niet later zullen worden toegekend is dit certificaat niet vereist.

(artikel 254, 2e alinea, UVo.DWU)

Naar boven

1.8 Actieve veredeling

De vrijstelling van invoerrechten is ook van toepassing op veredelingsproducten die oorspronkelijk vanuit het douanegebied van de Unie zijn wederuitgevoerd als gevolg van een regeling actieve veredeling.

(artikel 205, lid 1, DWU)

Op aanvraag van de aangever en mits de aangever de benodigde gegevens verstrekt, wordt het bedrag aan invoerrechten voor de goederen, vastgesteld overeenkomstig artikel 86, lid 3, DWU,

Dat houdt in dat de douaneschuld kan worden vastgesteld op basis van de tariefindeling, douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen op het tijdstip waarop de douaneaangifte voor die goederen is aanvaard.

De datum van aanvaarding van de aangifte tot wederuitvoer wordt beschouwd als de datum van het in het vrije verkeer brengen.

(artikel 205, lid 2, DWU)

Let op!

De vrijstelling van invoerrechten wordt niet verleend voor veredelingsproducten die zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 223, lid 2, onder c, DWU (equivalente goederen), tenzij wordt gegarandeerd dat er geen goederen onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst.

(artikel 205, lid 3, DWU)

Naar boven

1.9 Termijn wederinvoer

De goederen moeten opnieuw het douanegebied van de Unie worden binnengebracht en in het vrije verkeer worden gebracht binnen een termijn van drie jaar nadat ze uit de Unie zijn uitgevoerd. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden, dan kan deze termijn worden overschreden.

(artikel 203, lid 2, DWU)

Hiervan is bijvoorbeeld sprake in de volgende situaties:

  • een particulier die door omstandigheden een tweede woning buiten het douanegebied van de Unie moet verkopen en waarvan de inboedel, die uit de Unie werd uitgevoerd, opnieuw in de Unie wordt ingevoerd, of

  • goederen die door een onderneming opnieuw in het douanegebied van de Unie worden ingevoerd die bij het uitvoeren van een opdracht buiten de Unie zijn gebruikt en waarvan van te voren niet vaststond dat deze alsnog zouden worden teruggezonden.

Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • de aanvrager kan aantonen dat het goederen betreft die zich op het moment van uitvoer uit de Unie in het vrije verkeer bevonden en op de goederen bij uitvoer omzetbelasting drukt, en

  • de ondernemer kan aantonen dat de goederen zich administratief binnen zijn bedrijfsvoorraad bevinden.

Let op!

Dit geldt niet voor landbouwgoederen (zie ook paragraaf 1.7).

De wederinvoer van landbouwgoederen moet binnen een termijn van twaalf maanden na de uitvoer plaatsvinden. Deze termijn wordt gerekend vanaf de datum waarop de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld.

Deze termijn kan worden verlengd als de douaneautoriteiten van de lidstaat van wederinvoer daarvoor toestemming hebben verleend in naar behoren gemotiveerde omstandigheden.

(artikel 159, lid 1, letter c, GVo.DWU)

Of er sprake is van gemotiveerde omstandigheden, zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld op basis van de feiten en de omstandigheden die door de exporteur worden aangereikt. Een limitatieve opsomming is om die reden dan ook niet mogelijk. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden moet worden beoordeeld wat de maximale termijn mag zijn waarbinnen de wederinvoer moet hebben plaatsgevonden.

De inspecteur bij wie de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer wordt aanvaard, stelt vast of er omstandigheden van toepassing zijn, waardoor er vrijstelling kan worden toegekend.

Naar boven

1.10 Voorwaarden vrijstelling

De vrijstelling van invoerrechten voor terugkerende goederen wordt pas verleend als er informatie wordt overgelegd waaruit blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan (artikel 203, lid 6, DWU).

Die informatie kan op de volgende manieren worden verstrekt:

(de (handels)bescheiden kunnen in de administratie van de aangever en/of zijn vertegenwoordiger worden bewaard)

  1. de aangever geeft toegang tot de relevante gegevens van de douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer op basis waarvan de terugkerende goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd of wederuitgevoerd;

  2. een door het bevoegde douanekantoor gewaarmerkte afdruk van de douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer op basis waarvan de terugkerende goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd of wederuitgevoerd;

  3. een door het bevoegde douanekantoor afgegeven document met de relevante gegevens van deze douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer;

  4. een door de douaneautoriteiten afgegeven document waarin wordt verklaard dat de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten zijn vervuld (inlichtingenblad INF 3).

(artikel 253, lid 2, UVo.DWU)

U kunt hierbij o.a. denken aan:

  • handelsbescheiden die betrekking hebben op de opnieuw binnengebrachte goederen, onder andere facturen, contracten, vervoersdocumenten, correspondentie, expertiserapporten;

  • aangifte ten uitvoer en handelsbescheiden zoals facturen, contracten, vervoersdocumenten, correspondentie die betrekking hebben op de uitgevoerde goederen;

  • het aangeversexemplaar van de aangifte ten uitvoer, als het betreft accijnsgoederen of goederen ter zake van verbruiksbelasting.

  • het aangeversexemplaar van de aangifte ten uitvoer, als de goederen ter beëindiging van de regeling actieve veredeling zijn uitgevoerd.

Als het verzoek betrekking heeft op de goederen die uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd in het kader van de regeling actieve veredeling, geldt ook nog het volgende:

Verzoek het controlekantoor waar de vergunning actieve veredeling wordt gecontroleerd u het volgende mee te delen:

  • dat het verschuldigde bedrag aan invoerrechten wordt geheven en zo ja, voor welke hoeveelheid goederen, of;

  • dat de goederen opnieuw onder de regeling actieve veredeling zullen worden geplaatst en zo ja, voor welke hoeveelheid goederen.

Indien uit de informatie waarover de bevoegde douaneautoriteiten beschikken blijkt dat de voor het vrije verkeer aangegeven goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd en dat de goederen op dat moment voldeden aan de voorwaarden om vrijstelling van invoerrechten als terugkerende goederen te verlenen, is de hierboven bedoelde informatie niet vereist.

(artikel 253, lid 3, UVo.DWU)

Deze informatie hoeft evenmin te worden verstrekt in de gevallen waarin goederen mondeling of door enige andere handeling voor het vrije verkeer kunnen worden aangegeven of voor het internationale verkeer van verpakkingsmiddelen, vervoermiddelen of bepaalde goederen die zijn toegelaten tot een bijzondere douaneregeling tenzij anders is bepaald. Zie paragraaf 2.

(artikel 253, lid 4, UVo.DWU)

Let op!

Voor landbouwgoederen gelden andere voorwaarden; zie paragraaf 1.7.

Naar boven

1.11 Afwijzen verzoek

Als niet is voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling bij de terugkerende goederen dient het verzoek te worden afgewezen. De goederen moeten dan als niet-Uniegoederen worden aangemerkt.

Dit houdt in dat ter zake van het in het vrije verkeer brengen de invoerrecht verschuldigd zijn.

Als het verzoek om vrijstelling bij de terugkerende goederen wordt afgewezen en er was een door de douaneautoriteit van een andere lidstaat afgegeven inlichtingenblad INF 3 overgelegd, wordt in het vak " verzoek van het kantoor van wederinvoer " het INF 3 voorzien van de volgende aantekening: "artikel 203 Verordening nr. 952/2013 niet toegepast".

(artikel 253 UVo.DWU)

Naar boven

1.12 Identiteit van terugkerende goederen

Als u de identiteit van de goederen vaststelt, zijn er twee mogelijkheden:

  1. De identiteit van terugkerende goederen kan worden vastgesteld aan de hand van uiterlijke kenmerken zoals serienummers, plombes, omschrijvingen, merkinslagen en dergelijke. Deze kenmerken kunnen bij al bekende of verwachte wederinvoeren op de aangifte ten uitvoer zijn vastgelegd. Bij onverwachte wederinvoer worden deze kenmerken vastgesteld aan de hand van andere bescheiden.

  2. De identiteit is niet vast te stellen aan de hand van uiterlijke kenmerken, maar slechts op basis van administratieve vastleggingen.

Let op!

  1. Zie erop toe dat de terugkerende goederen geen andere goederen zijn dan die op de overgelegde informatie zijn vermeld.

  2. Er moet worden voorkomen dat goederen van een betere kwaliteit of een hogere waarde met vrijstelling bij terugkerende goederen in het vrije verkeer worden gebracht.

  3. Houd voor zo ver mogelijk strikt de hand aan de termijn van drie jaar of 1 jaar (landbouwgoederen).

Naar boven