Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

27.00.00 Zekerheidsstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld

6 Zekerheidstelling voor de regeling douanevervoer

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk is de zekerheidstelling voor de regeling Unie- en gemeenschappelijk douanevervoer, verder de regeling douanevervoer, beschreven.

De Europese Unie gebruikt het aangiftesysteem New Computerized Transit System (NCTS) voor de verwerking van elektronische vervoersaangiften. NCTS bevat een zekerheidsmodule, het zogenaamde Guarantee Management System (GMS).

Voordat goederen onder geleide van een aangifte voor douanevervoer verzonden mogen worden, moet de aangever een zekerheid stellen als garantie voor de betaling van de douaneschuld die voor de goederen kan ontstaan. Dit wordt ook de latente douaneschuld genoemd. De aangever moet beschikken over een Registratie elektronisch aangeven douanevervoer. Het stellen van zekerheid voor de regeling douanevervoer is verplicht. (artikel 89, lid 1 DWU)

De zekerheid die gesteld is in één van de lidstaten is geldig in de gehele Unie.

(artikel 89, lid 2, letter a DWU)

Bovendien is de zekerheid geldig in:

De landen die deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer.

Dit zijn:

  • De landen van de Europese Vrijhandels Associatie, de zogenaamde EVA-landen (Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein1);

  • Turkije;

  • de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

  • Servië;

  • Het Verenigd Koninkrijk

  • San Marino 2) en Andorra 2).

Noot 1: niet als zelfstandig land maar omdat Liechtenstein een douane-Unie vormt met Zwitserland

Noot 2: uitsluitend voor de regeling Uniedouanevervoer.

De zekerheid die is gesteld in een andere lidstaat of in een land dat is aangesloten bij de overeenkomst gemeenschappelijk douanevervoer mag worden gebruikt voor douanevervoer dat in Nederland aanvangt. Het door dat andere land afgegeven Guarantee Reference Number (GRN) wordt dan in de aangifte vermeld. Het Guarantee Management System (GMS) stelt vervolgens vast of het opgegeven GRN bestaat en of er voldoende ruimte is binnen het referentiebedrag om de vervoersbeweging te mogen starten.

Naar boven

6.1.1 Ontheffing van het stellen van zekerheid

In een aantal gevallen hoeft geen zekerheid te worden gesteld. De aangever is dan vrijgesteld van het stellen van zekerheid. De hieronder beschreven ontheffingen gelden slechts voor aangevers die een bepaalde status hebben en voor bepaalde wijzen van vervoer.

Vervoer waarbij een internationale organisatie als aangever optreedt

Voor vervoer waarbij een internationale organisatie als aangever optreedt, eist de inspecteur geen zekerheid, als aan de onderstaande voorwaarde wordt voldaan

(artikel 89, lid 7 DWU):

De organisatie is ingesteld tussen de lidstaten, of de regeringen waarvan er minstens één lid is van de EU.

Voorbeeld

Het European Space Research & Technology Centre (ESTEC), gevestigd in Noordwijk en onderdeel van het European Space Agency (ESA).

Vervoer waarbij een overheids- of semi-overheidsinstantie als aangever optreedt

Voor vervoer waarbij een overheidsinstantie als aangever optreedt, eist de inspecteur geen zekerheid, als aan beide onderstaande voorwaarden wordt voldaan (artikel 89, lid 7 DWU):

  • De instantie maakt deel uit van de overheid van één van de lidstaten en is gevestigd op het grondgebied van de EU.

  • De overheidsinstantie oefent geen concurrerende activiteiten uit ten opzichte van particuliere bedrijven die in de EU zijn gevestigd.

Onder deze ontheffing vallen:

het Rijk, de provincies, de gemeenten en onderdelen van deze overheidsinstanties.

Vervoer van goederen over de Rijn,de Rijnvaartwegen, de Donau of de vaarwegen van de Donau

Voor vervoer van goederen over de Rijn, de Rijnvaartwegen, de Donau en de vaarwegen van de Donau eist de inspecteur geen zekerheid.

(artikel 89, lid 8 letter a DWU)

Vervoer van goederen vervoerd in een vaste transportinrichting

Voor vervoer van goederen in een vaste transportinrichting eist de inspecteur geen zekerheid.

(artikel 89, lid 8 letter b DWU; artikel 1, lid 12 UVo.DWU)

Vervoer van goederen over zee of door de lucht

Voor het vervoer van goederen over zee of door de lucht eist de inspecteur geen zekerheid, als aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:

Er is sprake van het gebruik van een papieren of elektronisch manifest dat dienst doet als aangifte voor Uniedouanevervoer. Dit manifest treedt in de plaats van het elektronisch vervoersdocument.

(artikel 89, lid 8 letter d DWU; artikel 24 lid 2 OGVo.DWU)

Naar boven

6.1.2 Standaardprocedure of vereenvoudigde procedure

Voor de regeling douanevervoer moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de standaardprocedure zekerheid en de vereenvoudigde procedure zekerheid. De standaardprocedure zekerheid is in beginsel van toepassing op iedere aangever en elk soort goederen, in deze gevallen wordt de zekerheid altijd per aangifte gesteld. In paragraaf 6.2 wordt hierop verder ingegaan. Voor de vereenvoudigde procedure zekerheid komen alleen personen en bedrijven in aanmerking die aan bepaalde voorwaarden voldoen en aan wie een vergunning doorlopende zekerheid is verleend. De vereenvoudigde procedure zekerheid wordt verder behandeld in paragraaf 6.3.

Naar boven

6.2 Zekerheid per aangifte (de standaardprocedure)

In de standaardprocedure zekerheid wordt uitgegaan van het stellen van een zekerheid per aangifte. Elk persoon of ieder bedrijf kan op deze wijze bij de douane een aangifte voor douanevervoer aanbieden om goederen te verzenden. Bij de berekening van het bedrag van de zekerheid moet u er rekening mee houden dat het bedrag van de te stellen zekerheid gelijk is aan het bedrag van de douaneschuld die kan ontstaan, waarbij u uitgaat van de hoogste rechten, belastingen en heffingen in Nederland die op de goederen van toepassing zijn (douanerechten, omzetbelasting, accijns, verbruiksbelastingen op alcoholvrije dranken en kolenbelasting. Dit wordt ook de latente douaneschuld genoemd.
(artikel 89, lid 4 DWU; artikel 148, UVo. DWU)

Naar boven

6.2.1 Vormen van zekerheid (incidentele zekerheid)

Voor het stellen van zekerheid heeft de aangever de keuze tussen de volgende drie mogelijkheden:

  • het storten van het bedrag in contant geld;

  • overlegging van een verbintenis van een borg;

  • overlegging van een bewijs van zekerheidstelling door de borg aan de persoon die voornemens is om op te treden als houder van de regeling (bewijs van zekerheidstelling per aangifte TC 32) .

(artikel 160, lid 1 en bijlagen 32-02 en 32-06 UVo.DWU)

Werkzaamheden kantoor van zekerheidstelling

Het kantoor van zekerheidstelling verzorgt de registratie in het GMS en het onderhoud van de vergunning zekerheid. Veelal wordt gebruik gemaakt van een vergunning doorlopende zekerheid en soms is er sprake van vrijgesteld zijn van het stellen van zekerheid of ontheffing van zekerheid. In het GMS wordt een aantal typen zekerheid volledig geautomatiseerd ondersteund. Het betreft de typen:

  • de zekerheidstypen op basis van het referentiebedrag:

    1. ontheffing van zekerheidstelling (tot het vastgestelde referentiebedrag);

    2. doorlopende zekerheid door akte van borgtocht;

  • de incidentele zekerheidstypen:

    1. zekerheid per aangifte door akte van borgtocht voor een enkele aangifte;

    2. zekerheidstelling per aangifte door bewijzen van zekerheidstelling (vouchers);

    3. zekerheidstelling per aangifte door akte van borgtocht voor meervoudig gebruik (cumulatieve incidentele zekerheidstelling.

Wanneer bij een aangifte opgave is gedaan van één van de hiervoor genoemde typen zekerheid vindt binnen NCTS een uitwisseling van gegevens plaats met elektronische berichten tussen het kantoor van vertrek en het kantoor van zekerheidstelling. De andere typen zekerheid worden door het kantoor van vertrek afgehandeld tijdens het aangifteproces. De controle en de vastlegging bij de aangifte van zekerheidsgegevens van deze typen vindt daar plaats.

Naar boven

6.2.2 De contante zekerheidstelling

Aangezien de Nederlandse douaneautoriteiten ervoor gekozen hebben om het contante geldverkeer zoveel mogelijk terug te dringen en te beperken zal deze vorm van zekerheidstelling niet veel meer voorkomen.

Nadat de aangifte voor douanevervoer voor de regeling douanevervoer gezuiverd is moet de betaalde zekerheidstelling teruggegeven worden aan degene die het bedrag betaald heeft (zie paragraaf 4.2).

Naar boven

6.2.3 Verbintenis van een borg voor een enkele aangifte

Op het kantoor van vertrek kan ook per aangifte voor douanevervoer zekerheid gesteld worden door het overleggen van een verbintenis van een borg.

Registreren verbintenis in het GMS

De aanvaarde verbintenis van de borg moet worden geregistreerd in het GMS. Hierbij worden de gegevens van de borgmaatschappij, het bedrag aan zekerheid, de goederen en de aangever vastgelegd. Door het systeem wordt een uniek nummer gegenereerd, het zogenaamde Guarantee Reference Number (GRN). Ook wordt een PIN-code vastgelegd. Vervolgens wordt op de akte het GRN vermeld en wordt deze van een afdruk van een metalen kantoorstempel en een handtekening voorzien. De PIN-code wordt aan de aangever meegedeeld. In het aangiftebericht zal de aangever bij de zekerheidsgegevens ook het GRN en de PIN-code moeten vermelden.

Naar boven

6.2.4 Zekerheidstelling per aangifte door overlegging van een of meerdere bewijzen van zekerheidstelling

Op het kantoor van vertrek kan per aangifte voor douanevervoer zekerheid gesteld worden door het overleggen van een of meerdere bewijzen van zekerheidstelling. Bij deze vorm van zekerheid stelt de borg, zich garant voor de aan haar leden afgegeven bewijzen van zekerheidstelling (certificaten TC 32). In Nederland is er op dit moment geen instantie die deze bewijzen afgeeft. Registratie van bewijzen van zekerheidstelling komt dan ook niet voor.

Wel komt het voor dat een buitenlandse aangever in Nederland een aangifte voor douanevervoer af wil laten geven door een kantoor van vertrek, waarbij de zekerheid gesteld wordt door overlegging van bewijzen van zekerheidstelling per aangifte. De bewijzen vertegenwoordigen een zekerheidstelling/waarde van € 10.000 per stuk.


(artikel 160, lid 1 UVo.DWU)

Aangezien de bewijzen van zekerheidstelling een vast bedrag van € 10.000 vertegenwoordigen en het bedrag van de zekerheidstelling voor een aangifte altijd op 100% van de schuld vastgesteld moet worden, zal het bedrag van de gestelde zekerheid vrijwel altijd hoger zijn dan het bedrag van de douaneschuld, nooit lager!

Voorbeelden

  1. Er wordt aangifte gedaan voor een zending waarbij de schuld door het kantoor van vertrek wordt vastgesteld op € 600. Voor deze aangifte zal de aangever één bewijs van zekerheidstelling per aangifte moeten inleveren.

  2. Er wordt aangifte gedaan voor een zending, waarbij de schuld door het kantoor van vertrek wordt vastgesteld op € 10.001. Voor deze aangifte zal de aangever dus twee bewijzen van zekerheidstelling per aangifte moeten inleveren.

De geldigheidsduur van een bewijs van zekerheidstelling is één jaar na de datum van afgifte.

(artikel 160, lid 2 UVo.DWU)

Registreren verbintenis in het GMS

De aanvaarde verbintenis van de borg moet worden geregistreerd in het GMS. Hierbij worden de gegevens van de borgmaatschappij, het bedrag aan zekerheid, de goederen en de aangever vastgelegd. Door het systeem wordt een uniek nummer gegenereerd, het zogenaamde Guarantee Reference Number (GRN). Ook wordt een PIN-code vastgelegd. Vervolgens wordt op de akte het GRN vermeld en wordt deze van een afdruk van een metalen kantoorstempel en een handtekening voorzien. De PIN-code wordt aan de aangever meegedeeld. In het aangiftebericht zal de aangever bij de zekerheidsgegevens ook het GRN en de PIN-code moeten vermelden.

(artikel 160, lid 3 UVo.DWU)

Naar boven

6.2.5 Berekening van de zekerheid

De aangever heeft de mogelijkheid om het bedrag aan latente douaneschuld mee te zenden in zijn aangiftebericht door vermelding van het bedrag in het vak "special mention" na de letters "CAL". Hiermee kan de aangever voorkomen dat de aangifte wordt aangehouden voor berekening van de latente schuld door het kantoor van vertrek. Als de aangever het bedrag van de latente douaneschuld -de CAL- niet heeft opgenomen in het vak "special mention", dan moet het kantoor van vertrek het bedrag van de zekerheid voor de aangifte voor douanevervoer vaststellen. Voor de berekening van de zekerheid gaat u uit van de gegevens in de aangifte, de goederencode en de waarde. Als u over onvoldoende gegevens beschikt om het bedrag van de douaneschuld te kunnen berekenen verzoekt u de aangever hiervoor aanvullende gegevens te verstrekken. Als er geen aanvullende gegevens voorhanden zijn gaat u uit van het hoogste tarief voor de goederensoort. De hoogte van de zekerheid stelt u vast op 100% van de eventuele schuld. Zijn er niet voldoende gegevens beschikbaar om het exacte bedrag aan latente douaneschuld vast te stellen, dan is het ook toegestaan gebruik te maken van de forfaitaire schuldbedragen die hierna in het onderdeel "Bepalen latente douaneschuld per aangiftetype" zijn opgenomen. In dat onderdeel is ook vermeld welke rechten bij invoer en andere belastingen moeten worden berekend voor bepaling van de zekerheid per aangiftetype.

(artikel 148, leden 1 en 2 UVo.DWU)

Bepalen latente douaneschuld per aangiftetype

Voor de berekening van het referentiebedrag en de hoogte van de zekerheid moet worden uitgegaan van de belasting die kan worden verschuldigd in de lidstaat van vertrek. Afhankelijk van het soort goederen dat wordt vervoerd, kunnen andere belastingen verschuldigd worden.

Voor berekening moeten de volgende belastingen worden meegerekend:

  • van een aangifte douanevervoer T1 voor niet-Uniegoederen: invoerrechten, andere heffingen van gelijke werking, omzetbelasting en accijns;

  • van een aangifte T1 voor gemeenschappelijk douanevervoer voor Uniegoederen naar een EVA-land of over het grondgebied van een of meer EVA-landen met bestemming derde land (het zogenaamde T1-export (artikel 189 GVo.DWU): omzetbelasting en accijns;

  • van een aangifte T2 voor gemeenschappelijk douanevervoer voor goederen uit het vrije verkeer met bestemming een Unie-lidstaat (het zogenaamde T2-ICT, vervoer Nederland-Zwitserland-Italië): geen;
    Let op!
    Bij berekening van de zekerheid c.q. het referentiebedrag worden de invoerrechten niet meegenomen.

  • van een aangifte T2 voor gemeenschappelijk douanevervoer voor Uniegoederen naar een EVA-land of over het grondgebied van een of meer EVA-landen met bestemming derde land (het zogenaamde T2-export): omzetbelasting en accijns;
    Let op!
    Bij berekening van de zekerheid c.q. het referentiebedrag worden de invoerrechten niet meegenomen.

  • van een aangifte T2F voor Unie-douanevervoer voor Uniegoederen in het handelsverkeer met niet-fiscale gebieden (artikel 188 GVo.DWU): omzetbelasting en accijns;

  • van een aangifte T2 voor Unie-douanevervoer voor Uniegoederen met bestemming Andorra of San Marino: omzetbelasting en accijns.

Bij de berekening van de hoogte van de zekerheid c.q. het referentiebedrag mag nooit rekening worden gehouden met een verleggingsregeling artikel 23 wet OB.

Onvoldoende gegevens om de schuld te kunnen bepalen

In een aantal gevallen beschikt de vergunninghouder niet over voldoende gegevens van de goederen om de belastingschuld te kunnen berekenen. In deze gevallen wordt het belastingbedrag gesteld op € 10.000 voor elk douanevervoer op een aangifte douanevervoer, tenzij de douane op grond van andere gegevens een ander -hoger- bedrag vaststelt. (artikel 155, lid 3, laatste alinea UVo.DWU)

Uitzonderingen

Voor een aantal goederenbewegingen heeft de Douane aan de hand van de invoerstatistieken afwijkende forfaitaire bedragen vastgesteld, die altijd moeten worden gebruikt, als het daadwerkelijk bedrag aan latente douaneschuld niet kan worden bepaald EN er geen andere gegevens beschikbaar zijn om de werkelijke bedragen bij benadering vast te stellen. Voor luchtvrachtzendingen en uit zee binnengekomen goederen in containers heeft de douane op basis van statistische gegevens forfaitaire bedragen vastgesteld. In de bedragen van de forfaits per kilogram zijn alle rechten bij invoer en andere belastingen die verschuldigd kunnen worden begrepen. Het is niet toegestaan de forfaits aan te passen, bij aangiften voor douanevervoer waarbij op grond van het aangiftetype slechts een beperkt aantal belastingen van toepassing is.

De volgende forfaitaire bedragen zijn hiervoor vastgesteld:

Luchtvrachtgoederen:
  • € 1,30 per kilogram nettogewicht voor producten van het dieren- en plantenrijk (Gecombineerde Nomenclatuur, afdelingen I en II)

  • € 40 per kilogram nettogewicht voor machines, toestellen en elektrotechnisch materieel (Gecombineerde Nomenclatuur, afdeling XVI)

  • € 12 per kilogram nettogewicht voor goederen waarvan globaal bekend is welk soort goederen het betreft.

  • € 24 per kilogram nettogewicht voor goederen waarvan -buiten het gewicht- geen enkele informatie bekend is bij de aangever en als consolidatie worden omschreven in de aangifte.

Zeecontainers:
  • € 0,65 per kilogram nettogewicht voor producten van het dieren- en plantenrijk (Gecombineerde Nomenclatuur, afdelingen I en II)

  • € 2,80 per kilogram nettogewicht voor machines, toestellen en elektronisch materiaal (Gecombineerde Nomenclatuur, afdeling XVI)

  • € 0,40 per kilogram nettogewicht voor goederen waarvan de zending uit meerdere soorten goederen bestaat waarvan de identiteit bekend is maar waarvan verder geen gegevens beschikbaar zijn voor de berekening van rechten bij invoer en andere belastingen en voor goederen waarvan globaal bekend is welke soort goederen het betreft.

Overig vervoer (binnenlands verkeer, stukgoed en proviand):
  • € 0,36 per kilogram nettogewicht.

Let op!

Indien het nettogewicht niet bekend is dan mag u het brutogewicht nemen voor de berekening van de zekerheid.

Naar boven

6.2.6 Meldingsplicht van de vergunninghouder.

De vergunninghouder zorgt ervoor dat het vastgestelde referentiebedrag niet wordt overschreden. Hierbij moet hij rekening houden met:

  • alle zendingen waarvoor de regeling douanevervoer nog niet is beëindigd, en

  • het bedrag van de douaneschuld welke hem op uitnodiging(en) tot betaling (UTB) is medegedeeld.

Wanneer het referentiebedrag onvoldoende is om het vervoer onder de regeling te dekken, moet de vergunninghouder dit vooraf aan het kantoor van zekerheidstelling melden. (artikel 156 UVo.DWU)

Afhankelijk van de situatie kan de inspecteur de volgende beslissing nemen:

  1. voor de zending moet een separate zekerheidstelling gedeponeerd worden;

  2. de bestaande zekerheid moet aangevuld of vervangen door een hogere akte van borgtocht.

Zolang er geen aanvulling of vervanging heeft plaatsgevonden (situatie 2 hierboven), kan de aangever geen gebruik maken van de regeling douanevervoer onder dekking van de doorlopende zekerheid. De aangever kan tot de verhoging of aanvulling heeft plaatsgevonden alleen gebruik maken van de regeling douanevervoer op basis van zekerheidstelling per aangifte (de standaard procedure). Wanneer het saldo in GMS toereikend is kan er weer vervoer plaatsvinden.

Naar boven

6.3 Doorlopende zekerheid (vereenvoudigde procedure)

Naast de mogelijkheid tot het stellen van zekerheid per aangifte is er de mogelijkheid tot het stellen van een doorlopende zekerheid. De belanghebbende moet dan in het bezit zijn van een vergunning doorlopende zekerheid. Zie voor de algemene informatie over deze vergunning hoofdstuk 3 van dit onderdeel van dit Handboek.

Het vaststellen van het referentiebedrag is voor de aangever van groot belang. Een juist en voldoende referentiebedrag zorgt ervoor dat zendingen niet worden geblokkeerd vanwege het overschrijden van het vastgestelde referentiebedrag. Het referentiebedrag komt overeen met het bedrag aan invoerrechten en andere heffingen die verschuldigd kunnen worden tussen het moment van plaatsen van de goederen onder de regeling douanevervoer en het tijdstip waarop deze aangifte wordt aangezuiverd.

(artikel 155, lid 3, letter b UVo.DWU)

In artikel 155, lid 3, letter b UVo.DWU is bepaald dat ook voor douanevervoer het referentiebedrag overeenkomt met de latente douaneschuld voor de aangiften tussen momenten van plaatsen en aanzuiveren. In combinatie met art 156 UVo.DWU (toezicht op de gestelde zekerheid door de persoon die deze heeft gesteld) en 157, lid 2 UVo.DWU (bewaking vanuit GMS) ligt de verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij de vergunninghouder van de doorlopende zekerheid.

(1) Indien de zekerheidsplichtige een voorstel voor een referentiebedrag doet wordt voorgesteld dit bedrag te volgen. Dit zal zich veelal voordoen bij nieuwe vergunning-aanvragen. Er kan slechts worden afgeweken van dit voorgestelde referentiebedrag indien dit bedrag dermate laag is dat dit reeds bij een beperkt aantal vervoersbewegingen is uitgeput. In deze laatste situatie komen wij uit bij de berekening opgenomen onder (2).

(2) In de laatste situatie zoals hierboven genoemd (zie 1) en in situaties van herbeoordeling van de vergunning wordt geadviseerd om het gemiddelde bedrag per week te berekenen over een periode van een jaar. Indien er weken zijn die het berekende gemiddelde overtreffen dient het hoogste weekbedrag te worden genomen dat voorkomt in de periode van een jaar. In principe zal hiervoor de drukste week van het jaar worden genomen.

Wanneer de vergunninghouder het referentiebedrag overschrijdt, zal de Douane via NCTS de aangifte voor douanevervoer niet aanvaarden. De aangever kan tot de verhoging of aanvulling heeft plaatsgevonden alleen gebruik maken van de regeling douanevervoer op basis van zekerheidstelling per aangifte (de standaard procedure). Het is daarom in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de aangever om de hoogte van het referentiebedrag te bewaken. Op diens verzoek past de douane het referentiebedrag aan. De Douane deelt het nieuw vastgestelde referentiebedrag per beschikking mede aan de vergunninghouder.
(artikel 157, lid 2 UVo. DWU)

Let op!

Wanneer in verband met niet-zuivering van een aangifte voor douanevervoer uitnodigingen tot betaling zijn verzonden waarvoor, onder dekking van een incidentele zekerheidstelling, uitstel van betaling is verleend in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift mag u deze schulden niet meetellen voor de bepaling van de hoogte van het referentiebedrag.

Naar boven

6.4 Vermindering en ontheffing van het bedrag van de zekerheid

Voor douanevervoer geldt dat een marktdeelnemer die in het bezit is van een vergunning voor het stellen van doorlopende zekerheid kan verzoeken om een verminderd bedrag aan feitelijke zekerheid te stellen, dan wel kan de inspecteur deze vergunninghouder ontheffen van het stellen van zekerheid. Voor de voorwaarden zie verder Hoofdstuk 3 van dit onderdeel van dit Handboek.

Naar boven

6.5 Tijdelijk verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag

In bepaalde situaties en onder bepaalde omstandigheden kan de Commissie besluiten het gebruik van de vergunning voor het stellen van doorlopende zekerheid voor douanevervoer bij bepaalde goederen verbieden of matiging van het bedrag van die doorlopende zekerheid verbieden.

(artikel 96, lid 1 DWU)

De belanghebbende die voldoet aan de criteria van artikel 39, letters b en c DWU kan indien hij aan de voorwaarden voldoet vragen om toch een verminderd bedrag te stellen of ontheffing van het stellen van de doorlopende zekerheid behoudt.

(artikel 96, lid 2 DWU)

Naar boven