Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

27.00.00 Zekerheidsstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld

7 Zekerheid bij de regelingen Actieve veredeling, passieve veredeling, tijdelijke invoer en bijzondere bestemming en vrijstellingen

In dit hoofdstuk is beschreven hoe u de zekerheid bij de invoer met gehele of gedeeltelijke vrijstelling moet berekenen.

In dit hoofdstuk gaat het om de volgende regelingen:

  • actieve veredeling;

  • passieve veredeling;

  • tijdelijke invoer;

  • bijzondere bestemming met volledige vrijstelling van rechten.

Naar boven

7.1 Actieve veredeling

De regeling actieve verdeling is beschreven in de artikelen 256 t/m 258 van het DWU.

Voordat er een vergunning actieve veredeling kan worden afgegeven moet er eerst zekerheid worden gesteld (art. 211, lid 3 letter c DWU). Na het plaatsen van de goederen onder deze regeling vallen zij direct onder de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder. De aangiften tot plaatsing worden gedaan door de vergunninghouder zelf als aangever (eigen naam, eigen rekening, belanghebbende) of door diens vertegenwoordiger op naam en voor rekening van de vergunninghouder in directe vertegenwoordiging.

(artikel 170 DWU)

Het uitgangspunt is dat het bedrag van de zekerheid gelijk is aan het referentiebedrag. Het referentiebedrag bestaat uit een bedrag voor douaneschulden en andere heffingen die mogelijk kunnen ontstaan.

Naar boven

7.1.1 Berekening van het referentiebedrag

Voorbeeld

Totale waarde van de goederen die geplaatst kunnen worden onder de regeling actieve verdeling gedurende

5 jaar: € 500.000

Percentage douanerechten: 10%

Percentage omzetbelasting: (stel 21 %)

Maximum periode dat goederen onder de regeling kunnen worden geplaatst: 6 maanden

Waarde van de goederen die op een bepaald moment onder de regeling kunnen worden gebracht rekening houdende met de productiecapacaciteit van de vergunninghouder: € 50.000

Douanerechten: € 50.000 x 10% = € 5.000

Andere heffingen € 55.000 x 21% = € 11.550

Referentiebedrag voor een partij € 16.550.

De zekerheid wordt gesteld door de aangever (eigen naam, eigen rekening, belanghebbende). Wanneer de aangever zich laat vertegenwoordigen door een direct vertegenwoordiger mag ook deze de zekerheid stellen.

Het percentage aan te stellen zekerheid bedraagt 100% van het referentiebedrag tenzij er sprake is van matiging.

De zekerheid kan niet eerder worden vrijgegeven dan nadat de regeling actieve veredeling is gezuiverd. Het gestelde over de omzetbelasting in paragraaf 5.2.3 in dit onderdeel van dit Handboek is van overeenkomstige toepassing.

Naast de mogelijkheid tot het stellen van zekerheid per aangifte is er de mogelijkheid tot het stellen van een doorlopende zekerheid. De belanghebbende moet dan in het bezit zijn van een vergunning doorlopende zekerheid. Zie voor de algemene informatie over deze vergunning en een eventuele matiging van de feitelijk te stellen zekerheid hoofdstuk 3 van dit onderdeel van dit Handboek.

Naar boven

7.1.2 Vergunning op aangifte

Voor alle bijzondere regelingen, m.u.v. douane-entrepot en douanevervoer, blijft de aanvraag van een vergunning op aangifte mogelijk. In paragraaf 2.6 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek wordt daar nader op in gegaan.

Aanvragen van een vergunning op aangifte worden vooral ingediend door bedrijven die incidenteel goederen onder een bijzondere regeling willen plaatsen.

Elke aangifte is een aparte vergunning. Per vergunning op aangifte moet zekerheid worden gesteld. De zekerheid wordt gesteld door de aangever (eigen naam, eigen rekening). Wanneer de aangever zich laat vertegenwoordigen mag ook de vertegenwoordiger de zekerheid stellen.

Het percentage aan te stellen zekerheid bedraagt 100% (incidenteel). Dit bedrag mag niet worden gematigd. De zekerheid kan niet eerder worden vrijgegeven dan nadat de regeling is gezuiverd. Deze vrijgave gebeurt door het controlekantoor Heerlen nadat de aanzuiveringsrekening daar is ingediend en gecontroleerd.

Als de vergunninghouder op grond van artikel 23 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 verlegging heeft van omzetbelasting, dan hoeft bij het vaststellen van de douaneschuld geen rekening te worden gehouden met de omzetbelasting. Als de vergunninghouder geen verlegging van de omzetbelasting heeft op grond van artikel 23 van de Wet op de omzetbelasting 1968 moet de omzetbelasting wel worden meegenomen bij de vaststelling van de douaneschuld.

Het kan ook voorkomen dat de vergunninghouder fiscaal vertegenwoordiger is voor de omzetbelasting voor een of meerdere klanten die gevestigd zijn in de EU. Voor deze klanten worden bijv. goederen veredeld. Er hoeft in dat geval geen zekerheid gesteld te worden voor de omzetbelasting. De vergunninghouder heeft namelijk al zekerheid gesteld bij een belastingkantoor. De vergunninghouder moet een kopie van de vergunning overleggen.

Naar boven

7.1.3 Actieve veredeling landbouwproducten

Naast de actieve veredeling IM/EX zijn er met name op landbouwgebied een aantal vergunningen actieve veredeling EX/IM verleend. Bij deze vergunningen worden met toepassing van equivalentie en voorafgaande uitvoer veredelingsproducten uitgevoerd die geproduceerd zijn met Unie-grondstoffen. Voor deze zendingen wordt bij uitvoer een inlichtingenblad INF 5 afgegeven voor de hoeveelheid Unie-grondstoffen verwerkt in de veredelingsproducten. Naderhand vindt de compenserende invoer plaats van de niet-Unie-grondstoffen. In dit soort situaties hoeft bij compenserende invoer geen zekerheid te worden gesteld. (Door de statuswisseling van Uniegoederen en niet-Uniegoederen op het tijdstip van de compenserende invoer ontstaat er immers geen douaneschuld).

Let op!

Voor de ‘standaard’ vergunning Actieve veredeling met de modaliteiten equivalentieverkeer en voorafgaande uitvoer moet dus wel gewoon zekerheid gesteld worden.

Naar boven

7.2 Passieve veredeling

Als bij een vergunning passieve veredeling sprake is van voorafgaande invoer van een vervangend product moet zekerheid worden gesteld. (artikel 262, lid 1 DWU)

Voor het berekenen van de zekerheid en de matiging is datgene wat bij paragraaf 7.1 is vermeld onverkort van toepassing.

Naar boven

7.3 Regeling tijdelijke invoer

Bij tijdelijke invoer moet zekerheid worden gesteld. (artikel 211, lid 3 letter c DWU)

Voor het berekenen van de zekerheid en de matiging is datgene wat bij paragraaf 7.1 is vermeld onverkort van toepassing.

In artikel 81 GVo DWU zijn de situaties genoemd waarin sprake is van tijdelijke invoer waarin geen zekerheid wordt geëist (Zie verder paragraaf 5.2 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek).

Naar boven

7.4 Bijzondere bestemmingen

Bij bijzondere bestemmingen moet (in principe) zekerheid worden gesteld voor de rechten bij invoer. (artikel 211, lid 3, letter c DWU.

Voor het berekenen en matigen van de zekerheid is datgene wat bij paragraaf 7.1 is vermeld onverkort van toepassing. Van geval tot geval moet het stellen van zekerheid beoordeeld worden. Bijvoorbeeld bij het in het vrije verkeer brengen van een burgerluchtvaartuig hoeft geen zekerheid gesteld te worden. Aangenomen mag worden dat het luchtvaartuig op het moment van aanvaarden van de aangifte voldoet aan de voorwaarden en niet gebruikt gaat worden als een niet-burgerluchtvaartuig. Voor de onderdelen van burgerluchtvaartuigen dient wel zekerheid gesteld te worden.

Naar boven

7.5 Vrijstellingen

In de Verordening (EG) 1186/2009 en in de Algemene douaneregeling zijn de gevallen gegeven waarin door bijzondere omstandigheden vrijstelling van rechten bij invoer en belastingen kan worden toegestaan als goederen in het vrije verkeer worden gebracht van de Europese Unie.

Bij de vrijstellingen van goederen in de kaders van een verhuizing en van een huwelijk zoals bedoeld in de artikelen 9, 10 en 15 van deze verordening en artikel 7:27 Algemene douaneregeling is de voorwaarde opgenomen dat zekerheid kan worden geëist. De zekerheid voor de rechten bij invoer en de belastingen wordt gematigd tot 0% van de douaneschuld die eventueel zou kunnen ontstaan.

In het geval van bijzondere omstandigheden en/of van risicovolle goederen kan de zekerheid niet worden gematigd. De zekerheid bedraagt in die gevallen 100% of een lager percentage van de douaneschuld die ontstaat als niet aan de verplichtingen is voldaan. (artikel 195, lid 1 DWU)

Naar boven