Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

30.00.00 Tenietgaan van de douaneschuld

1 Tenietgaan van een douaneschuld

Vindplaats regelgeving tenietgaan douaneschuld

De bepalingen die het tenietgaan van een douaneschuld regelen, zijn op de volgende plaatsen te vinden:

Artikelnummer

Vindplaats

124 tot en met 126

103

Naar boven

1.1 Algemeen

Als er een douaneschuld is ontstaan moet deze schuld op de een of andere manier ook weer verdwijnen. De douaneschuld moet dan “teniet gaan”.

Is eenmaal een douaneschuld ontstaan, dan moet deze worden vastgesteld, meegedeeld aan de schuldenaar of schuldenaren en worden geboekt. Is er echter op dat moment al een grond voor tenietgaan dan is een mededeling aan de schuldenaar of schuldenaren niet meer nodig.
Is een douaneschuld meegedeeld en blijkt daarna dat de douaneschuld teniet gaat, dan kan de schuldenaar in voorkomend geval een verzoek om terugbetaling/kwijtschelding indienen of kan tot een ambtshalve terugbetaling/kwijtschelding worden overgegaan. Zie hiervoor onderdeel 31.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

1.1.1 Oorzaken tenietgaan

De douaneschuld gaat in de volgende gevallen teniet:

  1. De schuld kan niet meer aan de schuldenaar worden medegedeeld, omdat sprake is van “verjaring”, dat wil zeggen dat de termijnen die zijn genoemd in artikel 103 DWU zijn verstreken (artikel 124, lid 1 letter a DWU);

  2. Het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt betaald (artikel 124, lid 1 letter b DWU);

  3. Het bedrag aan invoerrechten of uitvoerrechten wordt kwijtgescholden (artikel 124, lid 1 letter c DWU).

    Als er sprake is van meerdere schuldenaren voor dezelfde douaneschuld, en deze schuld wordt kwijtgescholden, dan gaat de douaneschuld slechts teniet ten aanzien van de persoon of personen aan wie kwijtschelding wordt verleend (artikel 124 lid 5 DWU);

  4. Als ten aanzien van goederen die zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van invoerrechten of uitvoerrechten voortvloeit, de douaneaangifte ongeldig wordt verklaard (artikel 124, lid 1 letter d DWU). Zie in dit verband artikel 174 DWU en paragraaf 11 van onderdeel 12.00.00 van dit Handboek;

  5. Indien goederen waarvoor invoer- of uitvoerrechten verschuldigd zijn, in beslag worden genomen en tegelijkertijd of naderhand worden verbeurdverklaard (artikel 124, lid 1 letter e DWU).

    Echter, voor de toepassing van sancties op inbreuken op de douanewetgeving, wordt de douaneschuld niet geacht te zijn tenietgegaan, indien de wetgeving bepaalt dat invoer- of uitvoerrechten of het bestaan van een douaneschuld als grondslag dienen voor de vaststelling van sancties (artikel 124 lid 2 DWU);

  6. Indien goederen waarvoor invoer- of uitvoerrechten verschuldigd zijn, onder douanetoezicht worden vernietigd (artikel 124, lid 1 letter f DWU). Afstaan aan de Schatkist is in Nederland niet mogelijk;

  7. Indien de verdwijning van de goederen of de niet-naleving van de uit de douanewetgeving voortvloeiende verplichtingen het gevolg is van de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van die goederen:

  8. Als de douaneschuld is ontstaan door niet-naleving (artikel 79 of 82 DWU), en
    • het verzuim hield geen poging in tot bedrog (zie paragraaf 1.1.2), en

    • alle formaliteiten die nodig zijn om de situatie van de goederen te regulariseren worden vervuld en
    • het verzuim dat tot het ontstaan van de douaneschuld heeft geleid, had geen werkelijke gevolgen voor het functioneren van de betrokken douaneregeling (artikel 124, lid 1 letter h DWU).


      De situaties waarin sprake is van verzuimen die geen werkelijke gevolgen hebben voor het functioneren van de betrokken douaneregeling zijn limitatief opgesomd in artikel 103 GVo.DWU. Het betreft de volgende gevallen:

    • Een termijn wordt overschreden met een periode die niet langer is dan die zou zijn toegestaan indien deze verlenging was aangevraagd.


      Voorbeeld:
      Een houder van een vergunning actieve veredeling dient pas na 40 dagen na verstrijken van de aanzuiveringstermijn een aanzuiveringsafrekening in. Dit is 10 dagen te laat. Artikel 175 lid 1 GVo.DWU bepaalt immers dat de aanzuiveringsafrekening binnen 30 dagen na het verstrijken van de aanzuiveringstermijn aan het controlekantoor voorgelegd moet worden. Als binnen die termijn van 30 dagen een verzoek zou zijn gedaan om de termijn te verlengen tot 60 dagen, dan had het verzoek gehonoreerd kunnen worden. Die termijn is echter verstreken. Als een verzoek na afloop van de 30 dagen termijn zou zijn gedaan, dan had de termijn alleen verlengd kunnen worden indien sprake was geweest van een uitzonderlijk geval, dan kan de douaneschuld dus niet tenietgaan. Als de aanzuiveringsrekening pas na 60 dagen zou zijn ingediend, dan kan de douaneschuld dus in geen enkel geval meer teniet gaan op grond van deze bepaling.

    • Er is een douaneschuld ontstaan voor goederen onder een bijzondere regeling of in tijdelijke opslag overeenkomstig art. 79 lid 1 onder a of c DWU, en deze goederen zijn vervolgens in het vrije verkeer gebracht;

    • Het douanetoezicht is naderhand hersteld voor goederen die formeel geen deel uitmaken van douanevervoer, maar die zich eerder in tijdelijke opslag bevonden of onder bijzondere regeling waren geplaatst samen met goederen die formeel onder die regeling douanevervoer zijn geplaatst.


      Voorbeeld:
      De bijzondere regeling opslag (in douane-entrepot) wordt aangezuiverd door een aangifte voor extern Unie- douanevervoer. Inde aangifte voor deze regeling zijn 100 dozen kleding vermeld, bij vertrek wordt het vervoermiddel door de toegelaten afzender gesloten. Op het kantoor van bestemming wordt geconstateerd dat sprake is van 150 dozen kleding. De extra 50 dozen worden in afwachting van verdere ontwikkelingen opgeslagen in een particulier douane- entrepot door de vervoerder. Voor de 50 dozen is een douaneschuld ontstaan, ze zijn immers onttrokken aan het douanetoezicht. Deze schuld kan, mits voldaan is aan alle voorwaarden, teniet gaan.

    • Er is ten aanzien van goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer of vrije zone zijn geplaatst of goederen in tijdelijke opslag, een vergissing begaan met betrekking tot gegevens in de douaneaangifte om de regeling aan te zuiveren of de tijdelijke opslag te beëindigen, maar die geen gevolgen heeft voor aanzuivering van de regeling of de beëindiging van de tijdelijke opslag.



      Voorbeeld:
      Er is voor veredelingsproducten een aangifte ten uitvoer gedaan in plaats van een aangifte ten wederuitvoer. Dit leidt tot een douaneschuld in verband met niet-naleving. Er is immers sprake van onregelmatige onttrekking aan het douanetoezicht. Er bestaat echter geen twijfel over de identiteit en samenstelling van de producten. In dit geval moet de aangever om wijziging van de aangifte verzoeken op grond van artikel 173 lid 3 DWU. Daarna kan de douaneschuld tenietgaan.

    • Er is een douaneschuld ontstaan overeenkomstig art. 79 lid 1 onder a of b DWU, en betrokken persoon stelt de bevoegde autoriteiten in kennis van de niet-naleving voordat ofwel de douaneschuld is meegedeeld ofwel de douaneautoriteiten die persoon ervan in kennis hebben gesteld dat zij voornemens zijn een controle uit te voeren.



      Let op!
      Indien de douaneschuld op grond van artikel 124, lid 1 letter h DWU tenietgaat, dan vormt dit tenietgaan geen beletsel voor de lidstaten om sancties op te leggen wegens niet-naleving van de douanewetgeving. Zie artikel 125 DWU.
  9. Indien goederen die onder de regeling bijzondere bestemming in het vrije verkeer zijn gebracht, zijn uitgevoerd met de toestemming van de douaneautoriteiten (artikel 124, lid 1, letter i DWU).

  10. Indien de schuld is ontstaan op grond van artikel 78 DWU, en de formaliteiten ter verkrijging van de in dat artikel bedoelde preferentiële tariefbehandeling zijn geannuleerd (artikel 124, lid 1, letter j DWU).

  11. Indien de douaneschuld bij invoer is ontstaan op grond van artikel 79 DWU en ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat de goederen niet zijn gebruikt of verbruikt en het douanegebied van de Unie hebben verlaten.

    Voor het "gebruik of verbruik" is bepalend de periode vanaf het moment van het ontstaan van de douaneschuld tot de feitelijke (weder)uitvoer. "In het arrest Combinova (HvJEU 8 oktober 2020, nr. C-476/19) is bepaald "dat het in deze bepaling bedoelde gebruik van goederen uitsluitend een gebruik betreft dat verder gaat dan de veredelingen waarvoor de douaneautoriteiten een vergunning hebben verleend in het kader van de regeling actieve veredeling als bepaald in artikel 256 van die verordening, en niet ziet op een gebruik dat in overeenstemming is met de veredelingen waarvoor een vergunning is verleend". Als de douaneschuld echter is ontstaan op grond van artikel 79 lid 1 letter c DWU, omdat niet voldaan is aan de voorwaarden voor plaatsing onder de regeling actieve veredeling (bijvoorbeeld omdat andere goederen of meer goederen onder de regeling zijn geplaatst dan in de vergunning is toegestaan), en de goederen zijn gebruikt, dan is er geen sprake van "gebruik dat in overeenstemming is met de veredelingen" als bedoeld in dat arrest. De schuld kan dan niet tenietgaan op grond van deze bepaling. "

    Het aantonen dat de goederen de Unie hebben verlaten is niet aan vastgestelde bewijsregels gebonden. Echter, die wederuitvoer moet wel worden aangetoond. Het ligt daarbij voor de hand om aansluiting te zoeken bij artikel 334 en 335, lid 4 UVo.DWU (bewijs/alternatief bewijs van uitgang). Verder is het aan belanghebbende om een en ander aan te tonen.


    De douaneschuld gaat niet teniet ten aanzien van de persoon die heeft getracht bedrog (zie paragraaf 1.1.2) te plegen (artikel 124 lid 6 DWU);

  12. Indien de douaneschuld bij invoer is ontstaan op grond van artikel 79 DWU, gaat de douaneschuld teniet ten aanzien van de persoon die op generlei wijze heeft getracht bedrog (zie paragraaf 1.1.2) te plegen en die heeft bijgedragen tot de bestrijding van fraude (artikel 124 lid 7 DWU).

Naar boven

1.1.2 Bedrog

Onder “(poging tot) bedrog” wordt in dit verband verstaan manipulatie of frauduleus handelen. De betrokkene moet bewust voor een bepaalde handeling hebben gekozen. Er is geen sprake van (poging tot) bedrog wanneer sprake is van (kennelijke) nalatigheid. Herhaaldelijk onzorgvuldig handelen daarentegen wordt wel weer als "(poging tot) bedrog" aangemerkt.

Naar boven

1.1.3 Tenietgaan, UTB en bezwaar/terugbetaling

Het tenietgaan vastgesteld vóórdat een UTB is opgelegd
Als u vaststelt dat op het moment van constatering van het ontstaan van een douaneschuld zich ook al een grond voor tenietgaan zoals genoemd in artikel 124 DWU heeft voorgedaan, dan wordt er géén UTB verstuurd. Leg één en ander wel goed vast in het klantdossier.

Let daarbij op het volgende:
Bij twee gevallen van tenietgaan is sprake van de voorwaarde dat geen sprake mag zijn van "poging tot bedrog". Namelijk bij zogenaamde "verzuimen zonder werkelijke gevolgen" (artikel 124 lid 1 letter h DWU juncto artikel 103 GVo.DWU), en bij niet gebruikte of verbruikte goederen die het douanegebied van de Unie hebben verlaten (artikel 124 lid 1 letter k en lid 6 DWU). In beide gevallen moet de douaneschuld dan zijn ontstaan op grond van artikel 79 DWU ("niet-naleving"). Ook bij repeterende onzorgvuldigheid kan sprake kan zijn van poging tot bedrog (zie par.1.2). Dit houdt in dat deze gevallen het verzuim moet worden opgenomen in het klantdossier. Deel belanghebbende schriftelijk mee dat het verzuim dit keer niet in de weg staat aan het tenietgaan van de douaneschuld. Wordt het verzuim na ontvangst van deze mededeling door belanghebbende opnieuw begaan dan kan dat aan het tenietgaan van de douaneschuld in de weg staan.

Tenietgaan en bezwaar/terugbetaling
In de situatie dat na het opleggen van een UTB blijkt dat zich een grond van tenietgaan heeft voorgedaan nádat de UTB was opgelegd, dan kan betrokkene een verzoek om terugbetaling/kwijtschelding indienen.

Een eventueel tegen de UTB ingediend bezwaar moet ongegrond worden verklaard. Op het moment van opleggen van de UTB was deze immers terecht. Wel kan indien alle bijlage-A gegevens voor een verzoek om terugbetaling/kwijtschelding in het dossier aanwezig zijn tot ambtshalve terugbetaling/kwijtschelding worden overgegaan.

Indien zich een grond voor tenietgaan heeft voorgedaan vóórdat de douaneschuld door de inspecteur wordt vastgesteld, maar dit pas ná het opleggen van de UTB wordt geconstateerd, dan moet een tegen de UTB ingesteld bezwaar gegrond worden verklaard.

Naar boven

1.1.4 Insolventie is geen tenietgaan

Artikel 124 lid 1 aanhef DWU spreekt over "Onverminderd de geldende bepalingen inzake de niet-invordering van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten in geval van een gerechtelijk geconstateerde insolventie van de schuldenaar (...)". Dit houdt niet in dat bij een door de rechter uitgesproken faillissement van de schuldenaar de douaneschuld automatisch teniet is gegaan. De douaneschuld zal dus ook in dat geval moeten worden vastgesteld, geboekt en medegedeeld aan de schuldenaar.

Naar boven