Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

44.00.00 Internationale Wederzijdse Bijstand Douane en Accijnzen

2 Inleidende bepalingen

In deze paragraaf wordt in algemene zin ingegaan op de toepassing van het instrument wederzijdse bijstand. Daarna wordt in paragraaf 3 het juridische kader van de wederzijdse bijstand toegelicht en bevat paragraaf 4 praktische aanwijzingen voor de uitvoering in de praktijk. In paragraaf 5 wordt een aantal bijzondere onderwerpen, behandeld te weten:

  • internationale contactambtenaren (liaisons);

  • contacten met de Europese Commissie;

  • het onderscheid rechtshulp - wederzijdse (administratieve) bijstand;

  • het Douane Informatiesysteem (verder: DIS).

Paragraaf 6 bevat de slotbepalingen. De beschrijving van de samenwerking met de controledienst Office de la Lutte Anti-Fraude (OLAF) van de Commissie is in onderdeel 45.00.00. van dit handboek opgenomen.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat dit onderdeel van het handboek door zijn aard een wat andere opbouw heeft dan de standaardhoofdstukken van dit handboek. Ook wordt, in tegenstelling tot in de andere hoofdstukken van dit Handboek, aandacht besteed aan de accijnzen en enkele milieubelastingen.

De op wederzijdse bijstand van toepassing zijnde internationale regelingen en overeenkomsten geven in een concreet geval aan of en in welke mate bijstand aan het betreffende land kan worden gevraagd en gegeven.

Het aantal landen waarmee afspraken is gemaakt groeit gestaag. Voor een actueel overzicht verdient het daarom aanbeveling de nationale centrale instantie op het gebied van de internationale wederzijdse bijstand douane en accijnzen te raadplegen (Belastingdienst/Douane Rotterdam Rijnmond/Douane Informatiecentrum, verder: DIC).

Ook voor details betreffende de juridische grondslag, inwerkingtreding van de betreffende regeling, bevoegde autoriteit, correspondentietaal en eventuele bijzonderheden, kunt u het DIC raadplegen.

Naar boven

2.1 Begrip wederzijdse bijstand

Onder internationale wederzijdse bijstand douane wordt in dit onderdeel verstaan het verlenen en verkrijgen van bijstand en het uitwisselen van gegevens en inlichtingen in elke toegestane vorm door de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen. In internationaal of interregionaal verband zijn afspraken gemaakt met betrekking tot de samenwerking die zijn vastgelegd in communautaire, multilaterale, of bilaterale regelingen, zoals verordeningen, richtlijnen, overeenkomsten of verdragen. In paragraaf 3.2 zijn deze internationale regelingen opgesomd. Wederzijdse bijstand heeft tot doel de verzekering van de juiste heffing van belastingen te waarborgen en vindt tevens plaats ter voorkoming van en opsporing van strafbare feiten op het gebied van de douane- en accijnswetgeving. In toenemende mate is wederzijdse bijstand tevens van belang voor het voorkomen en opsporen van inbreuken in relatie tot de douanecontrole en het douanetoezicht met betrekking tot goederen en het goederenverkeer in brede zin. Daarmee vallen ook de VGEM-taken onder de reikwijdte van de wederzijdse bijstand.

In een aantal douanetechnische regelingen zijn speciale voorzieningen getroffen voor de bijstand die de landen elkaar kunnen verlenen. Deze bepalingen hebben in het algemeen slechts ten doel de juiste toepassing van de betreffende regeling te verzekeren en hebben geen algemene strekking. Onder deze bepalingen valt bijvoorbeeld de administratieve samenwerking bij de toepassing van preferentiële regelingen en de regelingen voor communautair douanevervoer. Zie met betrekking tot deze onderwerpen paragraaf 5.7 van onderdeel 8.00.00 van dit handboek en onderdeel 14.20.00 van dit handboek.

Dergelijke bepalingen kennen zelfstandige samenwerkingsbepalingen. Zij komen in dit hoofdstuk verder niet aan de orde.

Ook als het verschuldigde bedrag aan belasting reeds is vastgesteld zijn er mogelijkheden om de bijstand van andere landen in te roepen om de belastingschuld bij de in het buitenland aansprakelijk gestelde persoon of onderneming te verhalen. De internationale invordering is beschreven in artikel 78 Leidraad Invordering 2008 en betreft alle maatregelen die in het buitenland kunnen worden getroffen om belasting en overige schuldvorderingen in te vorderen en op alle maatregelen die op verzoek van een andere staat in Nederland genomen kunnen worden om een buitenlandse schuld in te vorderen.

Naar boven

2.2 Uitgangspunten wederzijdse bijstand

Voor de toepassing in de praktijk van internationale wederzijdse bijstand gelden de volgende uitgangspunten:

  • Wederzijdse bijstand wordt in beginsel pas aangewend als de eigen middelen zijn uitgeput. Dat wil zeggen dat het verzoekende land eerst tracht met gebruikmaking van de nationale bevoegdheden de informatie te verkrijgen. Pas als dit niet tot het gewenste resultaat leidt of andere belangen het nationaal vergaren van de informatie in de weg staan wordt een beroep gedaan op het middel wederzijdse bijstand.

  • Daarnaast geldt het beginsel van wederkerigheid, dat wil zeggen dat alleen bijstand wordt verstrekt aan een verzoekende staat die zelf ook in staat en bereid is in soortgelijke gevallen bijstand te verlenen.

  • De bijstand blijft beperkt tot de belastingen, heffingen of VGEM-taken die het onderwerp van de regeling uitmaken. Hierop zijn overigens wel uitzonderingen.

  • De wijze waarop en de mate waarin bijstandsverlening plaatsvindt wordt beheerst door de wetgeving of administratieve praktijk van het aangezochte land.

  • Op grond van het vertrouwensbeginsel kan er van worden uitgegaan dat het aangezochte land al het mogelijke doet om aan het verzoek te voldoen.

  • Wederzijdse bijstand wordt niet verleend indien dit kan leiden tot aantasting van de openbare orde of andere wezenlijke belangen van de aangezochte staat.

In specifieke wetgeving kunnen nog andere gronden opgenomen zijn. Zo kan bijvoorbeeld in het kader van Verordening (EU) nr. 389/2012 Administratieve samenwerking accijns het verstrekken van inlichtingen worden geweigerd indien dit zou leiden tot onthulling van een (commercieel, industrieel of beroeps-)geheim of van gegevens waarvan de onthulling met de openbare orde in strijd zou zijn (artikel 25 Verordening (EU) nr. 389/2012 Administratieve samenwerking accijns). De Nederlandse bevoegde autoriteiten zullen op grond hiervan geen inlichtingen verstrekken als die naar hun oordeel de openbare orde in gevaar zouden kunnen brengen.

Naar boven

2.3 Rechtsbescherming

De rechtsbescherming op het gebied van de internationale uitwisseling van fiscale gegevens is geregeld in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (verder: WIBB).

Ingeval de WIBB van toepassing is, zijn in die wet in de artikelen 13 en 14, tweede lid de gronden geformuleerd op basis waarvan de bijstand moet of kan worden geweigerd. Deze gronden komen overeen met eerdergenoemde uitgangspunten. Weigering van bijstand dient altijd gemotiveerd te worden aan het verzoekende land.

Bij de wederzijdse bijstand inzake douane en accijnzen speelt de WIBB bijna geen rol. Bij de vormen van internationale uitwisseling van informatie die in dit onderdeel van het Handboek worden beschreven is een specifieke rechtsbescherming zoals opgenomen in de WIBB niet voorzien. Wel is uiteraard uitgangspunt dat de geheimhouding wordt gerespecteerd en gelden in zijn algemeenheid de beginselen van behoorlijk bestuur. Eventueel kan een belanghebbende die meent gedupeerd te zijn door de informatie-uitwisseling, zich wenden tot de rechter.

Naar boven

2.4 Toepassing nationale bevoegdheden

Ter verkrijging van de benodigde gegevens in het kader van de wederzijdse bijstand op grond van internationale regelingen worden de nationale controlebevoegdheden aangewend indien dit rechtstreeks voortvloeit uit de internationale regeling of op grond van nationale wetgeving. Zo is met betrekking tot de douanewetgeving in brede zin in artikel 1:1, lid 3 van de Algemene douanewet een rechtstreekse koppeling tussen de internationale wederzijdse administratieve bijstand inzake goederen het goederenverkeer en de nationale bevoegdheden die in de Algemene douanewet zijn opgenomen.

Naar boven

2.5 Gebruik van inlichtingen

Internationale wederzijdse bijstand vindt in het algemeen plaats onder de voorwaarde dat de inlichtingen slechts worden aangewend voor het doel waarvoor de inlichtingen zijn gevraagd. Indien inlichtingen worden verstrekt aan een buitenlandse bevoegde autoriteit op basis van een verplichtende grondslag in internationale regelingen inzake wederzijdse bijstand is de geheimhoudingsplicht niet in het geding. Voor de douanewetgeving is dit uitgewerkt in artikel 1:33, lid 4 van de Algemene douanewet. Als er geen internationaal (verplichtende) grondslag is dan dient getoetst te worden of de geheimhoudingsbepalingen niet het uitwisselen van de informatie in de weg staan. Bij doorverstrekken van informatie zijn de geheimhoudingsbepalingen van toepassing. Zie met betrekking tot dit onderwerp paragraaf 13 van onderdeel 5.00.00 van dit Handboek.

Naar boven