Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

14.10.00 Douanestatus

1 Algemeen

1.1 Uitgangspunt voor de douanestatus van goederen

De hoofdregel voor het vaststellen van de douanestatus van goederen luidt:
alle goederen die zich in het douanegebied van de Unie bevinden, bezitten de douanestatus van Uniegoederen, tenzij het tegendeel blijkt (bijvoorbeeld vanuit een aangifte voor extern Uniedouanevervoer).
(artikel 5, punten 22 en 23 DWU; artikel 153, lid 1 DWU)

Deze hoofdregel is niet van toepassing voor goederen die:

  1. het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht en onder douanetoezicht staan om hun douanestatus te bepalen;

  2. in tijdelijke opslag zijn;

  3. zijn geplaatst onder de bijzondere regelingen extern douanevervoer, opslag (douane-entrepot en vrije zone), tijdelijke invoer en actieve veredeling;

  4. zijn gevangen door een EU-vissersvaartuig (producten van de zeevisserij) buiten de territoriale wateren van een derde land;

  5. verkregen zijn uit de onder d) bedoelde producten aan boord van dat vaartuig of een EU-fabrieksschip;

  6. zijn gewonnen of gevangen (producten van de zeevisserij en andere producten) binnen het douanegebied van de Unie door schepen die de vlag van een derde land voeren.

( artikel 153, lid 2 DWU; artikel 119, lid 1 GVo.DWU)

Naar boven

1.2 Verlies van douanestatus van Uniegoederen

In de volgende gevallen worden de Uniegoederen niet-Uniegoederen:

  1. Op het moment dat deze het douanegebied van de Unie verlaten, tenzij de regeling intern douanevervoer van toepassing is.

  2. Wanneer deze in overeenstemming met de douanewetgeving zijn geplaatst onder één van de regelingen:

    • extern douanevervoer

    • opslag of

    • actieve veredeling.

  3. Nadat deze

    • onder de regeling bijzondere bestemming waren geplaatst,

    • worden afgestaan aan de staat of

    • worden vernietigd en bij dit laatste afval overblijft.

  4. Indien de inspecteur de aangifte voor het vrije verkeer voor deze goederen na vrijgave ongeldig maakt.

(artikel 154 DWU)

Wanneer dieren in het douanegebied van de Unie zijn geboren uit dieren die onder de regeling opslag, de regeling tijdelijke invoer of de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, zijn deze aan te merken als niet-Uniegoederen. Hierop is één uitzondering van toepassing. Wanneer de totale waarde van deze geboren dieren niet meer bedraagt dan honderd Euro en de moederdieren zijn in één douaneaangifte onder de genoemde regeling geplaatst, dan zijn de geboren dieren te beschouwen als Uniegoederen.

Voorbeeld

Vijftig geiten worden in één douaneaangifte onder de bijzondere regeling actieve veredeling geplaatst. Voordat de aanzuiveringstermijn is afgelopen worden er uit deze geiten tien geitjes geboren. De waarde voor deze tien geitjes bedraagt 250 Euro. Hiermee zijn het niet-Uniegoederen. Zou de waarde voor deze tien geitjes honderd euro bedragen, dan zouden deze geitjes de douanestatus van Uniegoederen verkrijgen.
(artikel 153, lid 3 DWU; artikel 182 GVo.DWU)

Naar boven

1.3 Vervoer van Uniegoederen niet onder een douaneregeling

1.3.1 Vervoer zonder aantonen douanestatus

Uniegoederen kunnen worden vervoerd door de Unie zonder hiervoor een douaneaangifte te doen. Hierbij is het mogelijk dat men deze buiten het douanegebied van de Unie voert. In de volgende gevallen wijzigt de douanestatus niet. Hierbij is het bij het binnenkomen in het douanegebied van de Unie niet vereist om de douanestatus van deze Uniegoederen aan te tonen:

  1. Bij vervoer door de lucht en deze goederen zijn geladen of overgeladen op een luchthaven in de Unie om naar een andere luchthaven in de Unie te worden vervoerd. Voorwaarde is dat dit vervoer geschiedt onder dekking van één enkel vervoersdocument dat is afgegeven in een lidstaat.

    Zie de subparagraaf 1.3.2.1 hierna.
  2. Bij vervoer over zee tussen havens in de Unie, waarbij belanghebbende gebruik maakt van de vergunning voor het onderhouden van een lijndienst.

    Zie Hoofdstuk 2 paragraaf 2.3 van dit onderdeel van het Handboek.
  3. Bij vervoer over het spoor via een derde land. Zie Hoofdstuk 2 paragraaf 2.4 van dit onderdeel van het Handboek. Dit land moet partij zijn bij de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer. Voorwaarden zijn dat:

    • dit vervoer geschiedt onder dekking van één enkel vervoersdocument

    • dit vervoersdocument is afgegeven in een lidstaat

    • een internationale overeenkomst hier in voorziet.

(artikel 155, lid 2; artikel 119, lid 2 GVo.DWU)

Naar boven

1.3.2 Vervoer met aantonen douanestatus

Uniegoederen kunnen worden vervoerd door de Unie zonder hiervoor een douaneaangifte te doen. Hierbij is het mogelijk dat men deze buiten het douanegebied van de Unie voert. In de volgende gevallen wijzigt de douanestatus niet. Hierbij is het bij het binnenkomen in het douanegebied van de Unie vereist om de douanestatus van deze Uniegoederen aan te tonen, wanneer:

  1. Bij dit vervoer het douanegebied van de Unie tijdelijk is verlaten via zee of door de lucht.

  2. Bij dit vervoer de goederen van de ene naar de andere plaats in het douanegebied van de Unie zijn gebracht zonder te zijn overgeladen. Voorwaarde is dat dit vervoer geschiedt onder dekking van één enkel vervoersdocument dat in een lidstaat is afgegeven.

    Zie de subparagraaf 1.3.2.1 hierna.
  3. Bij dit vervoer de goederen van de ene naar de andere plaats in het douanegebied van de Unie zijn gebracht en buiten het douanegebied zijn overgeladen op een ander vervoermiddel. Hierbij is een nieuw vervoersdocument dat geldt van buiten het douanegebied van de Unie. Voorwaarde is dat dit nieuwe document vergezeld gaat van een kopie van het origineel voor deze zending afgegeven vervoersdocument.

  4. In een lidstaat ingeschreven gemotoriseerde wegvoertuigen het douanegebied van de Unie tijdelijk hebben verlaten en daarna opnieuw terugkomen.

  5. Verpakkingsmateriaal, laadborden, en soortgelijk materieel, met uitzondering van containers, toebehoren aan in het douanegebied van de Unie gevestigde persoon. Deze zijn gebruikt voor het vervoer van goederen die het douanegebied van de Unie tijdelijk hebben verlaten en daarna opnieuw terugkomen.

  6. Goederen in de bagage van een passagier die het douanegebied van de Unie tijdelijk heeft verlaten en daarna opnieuw terugkomt. Deze goederen mogen niet zijn bestemd voor commerciële doeleinden.

(artikel 155, lid 2 DWU; artikel 119, lid 3 GVo.DWU)

Naar boven
1.3.2.1 Eén enkel vervoersdocument

Diverse bepalingen die betrekking hebben op de douanestatus van Uniegoederen spreken van ‘één enkel vervoersdocument.’ Een vervoersdocument is het bewijs van de tussen een opdrachtgever en een vervoerder gesloten overeenkomst. In deze overeenkomst zijn de condities en voorwaarden opgenomen waaronder de vervoerder de betreffende goederen gaat (laten) vervoeren tussen A en B. De overeenkomst dient door of namens de partijen ondertekend te zijn. De hiervoor genoemde vervoerder hoeft niet de daadwerkelijke vervoerder te zijn, maar hij is wel verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van het vervoer.

Voor de douanewetgeving is er sprake van ‘één enkel vervoersdocument’ wanneer de tussen opdrachtgever en vervoerder gesloten vervoersovereenkomst het gehele traject, vanaf de ene plaats in het douanegebied van de Unie, via een derde land naar de andere plaats in het douanegebied van de Unie omvat.

(artikel 1, lid 34 GVo.DWU)

Naar boven

1.3.3 Wederzijdse bijstand

De lidstaten dienen elkaar bijstand te verlenen om het naleven van de bepalingen van de douanestatus te kunnen controleren. Het gaat hierbij om de echtheid en bestaanbaarheid van de bewijzen en daarnaast over de juistheid van de gegevens. In de regel verlopen de contacten zowel bij uitgaande als ook bij binnenkomende verzoeken om bijstand via het Douane Informatiecentrum.
(artikel 153, lid 2 DWU; artikel 212 UVo.DWU)

Naar boven

1.4 Unieafspraak bij meerbevinding extern douanevervoer

Als goederen onder de regeling extern Uniedouanevervoer zijn vervoerd en er een meerbevinding wordt geconstateerd, is de hoofdregel niet van toepassing. De meerbevonden goederen hebben dan de douanestatus van niet-Uniegoederen. Als het overschot aan goederen bij dezelfde zending hoort, hebben die goederen dezelfde douanestatus als de goederen waarvoor de aangifte voor douanevervoer is afgegeven, bijvoorbeeld als de ‘meerbevonden’ goederen wel zijn gefactureerd of in dezelfde verpakking zitten als de goederen met de douanestatus Niet-Uniegoederen.

Naar boven