Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

23 Heffingskortingen

23.1 Wat zijn heffingskortingen?

Heffingskortingen zijn kortingen op inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Hierdoor betaalt u minder belasting en premies. Als u recht hebt op heffingskortingen, houden wij daarmee rekening bij het bepalen van de belasting die u moet betalen of terugkrijgt.

Het hangt af van uw persoonlijke situatie of u bepaalde heffingskortingen krijgt. Iedereen krijgt de algemene heffingskorting. Als u werkt, krijgt u ook de arbeidskorting.

Bent u in loondienst of krijgt u een uitkering? Dan houdt uw werkgever of uitkeringsinstantie al rekening met de volgende heffingskortingen:

  • algemene heffingskorting

  • arbeidskorting

  • (alleenstaande)ouderenkorting

  • levensloopverlofkorting

  • jonggehandicaptenkorting (meestal)

Hierdoor betaalt u al minder loonheffing over uw loon of uitkering.

Met sommige heffingskortingen houdt uw werkgever of uitkeringsinstantie geen rekening. Deze kunt u via de aangifte bij ons aanvragen. Het gaat om de volgende heffingskortingen:

  • inkomensafhankelijke combinatiekorting

  • korting voor groene beleggingen

Ook als u een laag inkomen hebt, zijn heffingskortingen mogelijk. Soms is het ook van belang of u een fiscale partner hebt.

In dit hoofdstuk leest u:

  • welke heffingskortingen er zijn

  • aan welke voorwaarden u moet voldoen om heffingskortingen te krijgen

  • hoe hoog de heffingskortingen zijn

U woont buiten Nederland

Heffingskortingen bestaan uit een belastingdeel en premiedelen voor de volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene Nabestaandenwet (Anw) en Wet langdurige zorg (Wlz). Zie 'Belastingdeel en premiedeel heffingskortingen'. Als u buiten Nederland woont, hebt u niet altijd recht op beide delen.

Welke heffingskortingen u krijgt, hangt ook af van uw situatie. Kijk voor meer informatie in het hoofdstuk 'U woont buiten Nederland'.

Naar boven

23.2 Algemene heffingskorting

Iedereen heeft recht op de algemene heffingskorting. De hoogte van de algemene heffingskorting is maximaal € 2.711 (of € 1.413 als u het hele jaar de AOW-leeftijd hebt).

Hebt u een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) dat hoger is dan € 20.711? Dan wordt de algemene heffingskorting verminderd. De vermindering is 5,672% van het belastbaar inkomen uit werk en woning, voor zover dat hoger is dan € 20.711 (of 2,954% als u het hele jaar de AOW-leeftijd hebt). Als uw belastbaar inkomen uit werk en woning hoger is dan € 68.507, dan is uw algemene heffingskorting € 0.

Wilt u weten hoeveel de algemene heffingskorting voor u is? Doe dan online aangifte. Wij berekenen dan uw heffingskorting voor u.

Let op!

Hebt u een laag inkomen en daardoor te maken met uitbetaling van de (algemene) heffingskorting aan de minstverdienende partner? Lees dan 'U hebt een laag inkomen'.

Naar boven

23.2.1 Hoogte algemene heffingskorting

Hoe hoog de algemene heffingskorting voor u is, hangt af van uw leeftijd en inkomen. Als u online aangifte doet, berekenen wij de algemene heffingskorting voor u.

U hebt in 2020 de AOW-leeftijd nog niet bereikt

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Algemene heffingskorting

Hoger dan

Niet hoger dan

-

€ 20.711

€ 2.711

€ 20.711

€ 68.507

€ 2.711 - 5,672% x (belastbaar inkomen uit werk en woning - € 20.711)

€ 68.507

€ 0

Als u in 2020 de AOW-leeftijd bereikt, hebt u te maken met een aangepast belastingtarief. U betaalt namelijk geen AOW-premie meer met ingang van de maand waarin u de AOW-leeftijd hebt bereikt. Dit beïnvloedt ook de hoogte van uw algemene heffingskorting.

U hebt heel 2020 de AOW-leeftijd

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Algemene heffingskorting

Hoger dan

Niet hoger dan

-

€ 20.711

€ 1.413

€ 20.711

€ 68.507

€ 1.413 - 2,954% x (belastbaar inkomen uit werk en woning - € 20.711)

€ 68.507

€ 0

Naar boven

23.3 Arbeidskorting

De arbeidskorting is de heffingskorting die u krijgt als u werkt. Uw arbeidskorting wordt berekend over het arbeidsinkomen. Zie 'Wat is het arbeidsinkomen?'.

Hebt u een werkgever? Dan houdt hij bij de berekening van de loonheffing al rekening met de arbeidskorting. Als u online aangifte doet, hoeft u de arbeidskorting niet apart aan te vragen. Wij berekenen deze voor u.

Naar boven

23.3.1 Hoogte arbeidskorting

De hoogte van de arbeidskorting hangt af van uw leeftijd en van de hoogte van uw arbeidsinkomen. Als u online aangifte doet, berekenen wij de arbeidskorting voor u.

U hebt in 2020 de AOW-leeftijd nog niet bereikt

Arbeidsinkomen
meer dan

Arbeidsinkomen 
niet meer dan

Arbeidskorting

-

€ 9.921

2,812% x arbeidsinkomen

€ 9.921

€ 21.430

€ 279 + 28,812% x (arbeidsinkomen - € 9.921)

€ 21.430

€ 34.954

€ 3.595 + 1,656% x (arbeidsinkomen -
€ 21.430)

€ 34.954

€ 98.604

€ 3.819 – 6% x (arbeidsinkomen - € 34.954)

€ 98.604

-

€ 0

Als u in 2020 de AOW-leeftijd bereikt, hebt u te maken met een aangepast belastingtarief. U betaalt namelijk geen AOW-premie meer met ingang van de maand waarin u de AOW-leeftijd hebt bereikt. Dit beïnvloedt ook uw arbeidskorting.

U hebt heel 2020 de AOW-leeftijd

Arbeidsinkomen
meer dan

Arbeidsinkomen 
niet meer dan

Arbeidskorting

-

€ 9.921

1,464% x arbeidsinkomen

€ 9.921

€ 21.430

€ 146 + 15,004% x (arbeidsinkomen - € 9.921)

€ 21.430

€ 34.954

€ 1.873 + 0,862% x (arbeidsinkomen -
€ 21.430)

€ 34.954

€ 98.604

€ 1.989 - 3,124% x (arbeidsinkomen - € 34.954)

€ 98.604

-

€ 0

Naar boven

23.3.2 Afbouw uitbetaling arbeidskorting

In 2023 vervalt de uitbetaling van de arbeidskorting aan de minstverdienende partner. Wij bouwen daarom de regeling af. Als u of uw fiscale partner niet of weinig verdient, kunt u met deze afbouw te maken krijgen.

 

Voorbeeld
U hebt een arbeidskinkomen van € 10.000. Door diverse aftrekposten is uw inkomen nihil. Uw fiscale partner is voldoende belasting verschuldigd, waardoor u recht hebt op uitbetaling van de arbeidskorting van € 303. De afbouw in 2020 is 80%. U krijgt 20% van € 303 = € 61 arbeidskorting uitbetaald.

Naar boven

23.4 De (alleenstaande)ouderenkorting

Hebt u de AOW-leeftijd? Dan krijgt u de ouderenkorting en misschien de alleenstaandeouderenkorting.

Naar boven

23.4.1 Ouderenkorting

U krijgt de ouderenkorting als u aan het einde van het jaar de AOW-leeftijd hebt. De ouderenkorting is € 1.622 als uw verzamelinkomen niet hoger is dan € 37.372. Is uw verzamelinkomen hoger dan € 37.372? Dan wordt de ouderenkorting verminderd. De vermindering is 15% van het verzamelinkomen, voor zover dat hoger is dan € 37.372. Als uw verzamelinkomen hoger is dan € 48.186, dan is uw ouderenkorting € 0.

Naar boven

23.4.2 Alleenstaandeouderenkorting

U krijgt de alleenstaandeouderenkorting als u in het jaar van aangifte een AOW-uitkering voor een alleenstaande krijgt of er recht op hebt. U krijgt deze korting ook als u geen of een gedeeltelijke AOW-uitkering krijgt, omdat u vóór uw AOW-leeftijd buiten Nederland woonde of erkend gemoedsbezwaarde was.

Woont u niet samen op hetzelfde adres, bijvoorbeeld omdat 1 van u beiden in een verpleeghuis of verzorgingshuis is opgenomen? En krijg u beiden een AOW-uitkering voor alleenstaanden? Dan krijgt u beiden de alleenstaandeouderenkorting.

De alleenstaandeouderenkorting is € 436.

Naar boven

23.5 Levensloopverlofkorting

Op 1 januari 2012 is de levensloopregeling afgeschaft. U kunt niet meer beginnen met sparen in deze regeling. Had u op 31 december 2012 een saldo van minimaal € 3.000 op uw levenslooprekening staan? Dan kunt u wel met de levensloopregeling doorgaan. Bij een nieuwe inleg bouwt u geen levensloopverlofkorting meer op.

Hebt u nog niet de maximale levensloopverlofkorting gekregen? Dan hebt u nog recht op de levensloopverlofkorting.

Neemt u uw tegoed of een deel daarvan op? Dan hoort het bedrag van die opname bij uw inkomen. U betaalt hierover dus belasting. Bent u geboren in 1958 of eerder? Dan zien wij de opname van (een deel van) het tegoed als pensioen.

Uw werkgever houdt belasting (loonheffing) in op de opname uit uw levenslooptegoed en houdt daarbij al rekening met uw levensloopverlofkorting.

Naar boven

23.5.1 Hoogte levensloopverlofkorting

De levensloopverlofkorting maximaal € 219 per jaar dat u hebt gespaard voor de levensloopregeling. U kon sparen in de periode 2006 tot en met 2011. U bouwt na 2011 geen nieuwe levensloopverlofkorting meer op. De levensloopverlofkorting is dus maximaal € 1.314 als u alle jaren hebt gespaard.

De korting is nooit hoger dan het bedrag dat u opneemt van de spaarrekening voor de levensloopregeling.

Hebt u in (1 van) de jaren 2006 tot en met 2019 ook levensloopverlofkorting gekregen? Dan moet u de maximale levensloopverlofkorting verminderen met de levensloopverlofkorting die u toen al hebt gekregen.

Naar boven

23.6 Jonggehandicaptenkorting

Hebt u recht op een uitkering volgens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de Wet Wajong? En krijgt u geen ouderenkorting? Dan krijgt u de heffingskorting voor jonggehandicapten.

Naar boven

23.6.1 Hoogte jonggehandicaptenkorting

De korting voor jonggehandicapten is € 749.

Naar boven

23.7 Inkomensafhankelijke combinatiekorting

U krijgt misschien de inkomensafhankelijke combinatiekorting als er 1 of meer kinderen jonger dan 12 jaar staan ingeschreven op uw woonadres bij de Basisregistratie Personen.

Het gaat om de volgende kinderen:

  • een eigen kind

  • een stiefkind

  • een pleegkind dat als eigen kind wordt onderhouden (u krijgt voor dit kind geen pleegvergoeding)

  • een geadopteerd kind

  • een kind uit een eerdere relatie van uw echtgenoot of geregistreerd partner

Als u samenwoont of een huisgenoot hebt en u bent fiscale partners, beschouwen wij het kind van die fiscale partner ook als uw kind.

Naar boven

23.7.1 Voorwaarden inkomensafhankelijke combinatiekorting

U hebt recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting als u voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • Uw kind is geboren ná 31 december 2007.

  • Dit kind staat ten minste 6 maanden ingeschreven op uw woonadres.
    Staat het kind ingeschreven op het woonadres van de andere ouder? Dan moet het kind doorgaans ten minste 3 hele dagen per week of om de week in elk van beide huishoudens verblijven.

  • Uw arbeidsinkomen is hoger dan € 5.072.

  • U hebt in het aangiftejaar geen fiscale partner. Of u hebt in het aangiftejaar een fiscale partner, maar uw arbeidsinkomen is lager dan dat van uw fiscale partner.
    Hebt u minder dan 6 maanden een fiscale partner? Dan wordt hij voor deze voorwaarde niet als uw fiscale partner beschouwd.

Periode dat uw kind op uw adres staat ingeschreven

U voldoet alleen aan de voorwaarden voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting als uw kind ten minste 6 maanden op uw woonadres (of het woonadres van de andere ouder) staat ingeschreven. U voldoet hier bijvoorbeeld aan als uw kind van 1 januari tot en met 30 juni op uw adres staat ingeschreven.

Voldoet u doordat uw kind is overleden niet aan de termijn van 6 maanden, maar wel aan de overige voorwaarden? Dan krijgt u toch deze korting.

Wanneer bent u co-ouder?
U bent co-ouder als u met uw ex-partner hebt afgesproken om de dagelijkse opvang en opvoeding van uw kind ongeveer gelijk te verdelen in een herhalend ritme. Wat dit inhoudt, leggen we hieronder uit.

De dagelijkse opvang en opvoeding is ongeveer gelijk verdeeld als uw kind in een herhalend ritme bij beide ouders in totaal minimaal 156 dagen per kalenderjaar verblijft. Dit komt bijvoorbeeld neer op 3 dagen per week. Hiervoor kunnen ook dagdelen bij elkaar worden opgeteld. Is niet het hele kalenderjaar sprake van co-ouderschap, maar wel minimaal zes maanden? Dan wordt de 156-dageneis naar de tijd herrekend.

In een (co-)ouderschapsplan of in een echtscheidingsconvenant kunt u deze afspraak vooraf vastleggen. Het kan zijn dat wij deze opvragen om te beoordelen of u de inkomensafhankelijke combinatiekorting kunt krijgen.

Voorbeeld 1

In week 1 woont uw kind 2 dagen bij u, en 5 dagen bij uw ex-partner. In week 2 woont uw kind 4 dagen bij u, en 3 dagen bij uw ex-partner. Gemiddeld over 2 weken woont uw kind dan 3 dagen per week bij u, en 4 dagen per week bij uw ex-partner. U voldoet aan de eis dat de dagelijkse opvang en opvoeding van uw kind ongeveer gelijk verdeeld is in een vast ritme tussen u en uw ex-partner.

Voorbeeld 2

Ouder A werkt op een boorplatform en doorgaans volgens het schema: vijf weken werken op het platform, vijf weken thuis. Gedurende de weken dat ouder A op het platform werkt, zorgt ouder B voor het kind. In de weken dat ouder A thuis is, zorgt deze ouder voor het kind. Dit schema wordt telkens herhaald.

Inkomsten fiscale partners even hoog

Hebt u in het aangiftejaar een fiscale partner en is het arbeidsinkomen van u en uw fiscale partner even hoog? Dan krijgt alleen de oudste van u beiden deze heffingskorting.

Inkomsten fiscale partners even hoog

Hebt u in het aangiftejaar een fiscale partner en is het arbeidsinkomen van u en uw fiscale partner even hoog? Dan krijgt alleen de oudste van u beiden deze heffingskorting.

Naar boven

23.7.2 Hoogte inkomensafhankelijke combinatiekorting

De hoogte van de inkomensafhankelijke combinatiekorting is afhankelijk van de hoogte van uw arbeidsinkomen. Als u online aangifte doet, berekenen wij de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor u.

U hebt in 2020 de AOW-leeftijd nog niet bereikt

Arbeidsinkomen
meer dan

Arbeidsinkomen niet
meer dan

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

-

€ 5.072

€ 0

€ 5.072

€ 30.233

11,450% x (arbeidsinkomen - € 5.072)

€ 30.233

-

€ 2.881

Als u in 2020 de AOW-leeftijd bereikt, hebt u te maken met een aangepast belastingtarief. U betaalt namelijk geen AOW-premie meer met ingang van de maand waarin u de AOW-leeftijd hebt bereikt. Dit beïnvloedt ook uw inkomensafhankelijke combinatiekorting.

U hebt heel 2020 de AOW-leeftijd

Arbeidsinkomen
meer dan

Arbeidsinkomen niet
meer dan

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

-

€ 5.072

€ 0

€ 5.072

€ 30.233

5,963% x (arbeidsinkomen - € 5.072)

€ 30.233

-

€ 1.502

Naar boven

23.7.3 Afbouw uitbetaling inkomensafhankelijke combinatiekorting

In 2024 vervalt de uitbetaling van de inkomensafhankelijke combinatiekorting aan de minstverdienende partner. Wij bouwen daarom de regeling af. Als u of uw fiscale partner niet of weinig verdient, kunt u met deze afbouw te maken krijgen.

Voorbeeld
U hebt een arbeidsinkomen van € 6.000. Uw fiscale partner is voldoende belasting verschuldigd, waardoor u recht hebt op uitbetaling van de inkomensafhankelijke combinatiekorting van € 107
(€ 6.000 – € 5.072 x 11,45%). De afbouw in 2020 is 80%. U krijgt 20% van € 107 = € 22 uitbetaald.

Naar boven

23.7.4 Voorbeelden inkomensafhankelijke combinatiekorting

Onderstaande voorbeelden kunnen u helpen bepalen wie recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Voorbeeld 1: U hebt minder dan 6 maanden dezelfde fiscale partner
U hebt een kind van 10 jaar dat het hele jaar op uw adres staat ingeschreven en u hebt een arbeidsinkomen van € 25.000. Vanaf 1 augustus hebt u een fiscale partner, die een arbeidsinkomen heeft van € 20.000. Deze fiscale partner staat vanaf 1 augustus ingeschreven op hetzelfde adres als u en uw kind.

  • Uw arbeidsinkomen is hoger dan € 5.072.

  • U hebt een kind dat is geboren na 31 december 2007.

  • U staat ten minste 6 maanden op hetzelfde adres ingeschreven als dit kind.

  • U hebt geen fiscaal partnerschap van 6 maanden of langer.

Uw fiscale partner heeft geen recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, omdat hij minder dan 6 maanden op hetzelfde adres als het kind staat ingeschreven.

Voorbeeld 2: Meerdere fiscale partners
U hebt een kind van 10 jaar dat het hele jaar op uw adres staat ingeschreven en u hebt een arbeidsinkomen van € 25.000. Tot 1 juli bent u fiscale partners met B, die een arbeidsinkomen heeft van € 40.000. In die periode staat B ook op het adres van u en uw kind ingeschreven. Vanaf 1 juli tot het einde van het jaar bent u fiscale partners met C, die een arbeidsinkomen heeft van € 20.000. C staat in die periode ook ingeschreven op uw woonadres.

  • Het arbeidsinkomen is hoger dan € 5.072.

  • Er is een kind dat geboren is na 31 december 2007.

  • C staat ten minste 6 maanden op hetzelfde adres ingeschreven als u en dat kind.

  • C heeft in het jaar een lager arbeidsinkomen dan u.

U hebt geen recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, omdat u een fiscale partner hebt met een lager arbeidsinkomen. Ook B heeft geen recht op de korting, omdat uw arbeidsinkomen lager is dan dat van B.

Voorbeeld 3: Meerdere fiscale partners
U hebt een kind van 10 jaar dat het hele jaar op uw adres staat ingeschreven en u hebt een arbeidsinkomen van € 25.000. Tot 1 juli bent u fiscale partners met B, die een arbeidsinkomen heeft van € 40.000. In die periode staat B op hetzelfde woonadres ingeschreven als u en uw kind. Vanaf 1 oktober tot het einde van het jaar bent u fiscale partners met C, die in die periode ook ingeschreven staat op hetzelfde adres als u en uw kind. C heeft een arbeidsinkomen van € 20.000.

  • Uw arbeidsinkomen is hoger dan € 5.072.

  • U hebt een kind dat is geboren na 31 december 2007.

  • U staat ten minste 6 maanden op hetzelfde adres ingeschreven als dit kind.

  • U hebt 2 fiscale partners, maar alleen het fiscaal partnerschap met B is hier van belang. Dit is namelijk het enige fiscaal partnerschap dat 6 maanden of langer duurt. Uw inkomen is lager dan het inkomen van B en daarom voldoet u aan deze laatste voorwaarde.

B heeft geen recht op de korting, omdat uw arbeidsinkomen lager is dan dat van B. Ook C heeft geen recht, omdat C minder dan 6 maanden op hetzelfde adres als u en het kind staat ingeschreven.

Naar boven

23.8 Heffingskorting voor groene beleggingen

Belegt u of uw fiscale partner in een groenfonds? Dan krijgt u de heffingskorting voor groene beleggingen.

Groene beleggingen zijn beleggingen in fondsen die investeren in projecten voor milieubescherming. Op belastingdienst.nl vindt u een overzicht van de fondsen die door ons zijn erkend.

Naar boven

23.8.1 Hoogte heffingskorting voor groene beleggingen

Wij berekenen de heffingskorting voor groene beleggingen over het vrijgestelde bedrag van uw groene beleggingen in box 3. Zie het hoofdstuk 'Bezittingen en schulden (box 3)'.

De vrijstelling in box 3 is maximaal € 59.477 voor al uw groene beleggingen samen. Hebt u een fiscale partner? Dan is de vrijstelling maximaal € 118.954. De heffingskorting is 0,7% van deze vrijstelling.

Doet u online aangifte? Dan berekenen wij deze heffingskorting voor u.

Naar boven

23.9 U hebt een laag inkomen: uitbetaling van de algemene heffingskorting

Hebt u geen inkomen? Dan betaalt u geen of weinig belasting en premies volksverzekeringen. Of hebt u een inkomen in box 1 dat lager is dan € 7.855 (als u geboren bent vóór 1963, als u later geboren bent is de grens € 1440) en betaalt u dus geen of weinig belasting? Dan loopt u de algemene heffingskorting mis of het deel daarvan dat wij niet kunnen verrekenen met uw belasting en premies.

Hebt u gedurende het jaar meer dan 6 maanden dezelfde fiscale partner? Dan kunnen wij de algemene heffingskorting misschien (deels) aan u uitbetalen. Hebt u naast inkomen in box 1 ook inkomen in box 2 of box 3? Dan is de hoogte van het belastbaar inkomen dat u in box 1 mag hebben afhankelijk van uw belastbaar inkomen in box 2 of box 3. Als u meer belasting moet betalen dan u aan heffingskortingen krijgt, zijn de heffingskortingen al verrekend en krijgt u geen heffingskortingen meer uitbetaald.

Let op!

De uitbetaling geldt ook voor de volgende heffingskortingen waarop u misschien recht hebt en die u niet met uw belasting kunt verrekenen:

Ook als u een hoger inkomen hebt dan € 7.855 (als u geboren bent vóór 1963, als u later geboren bent is de grens € 1440) en als u recht hebt op 1 of meer van deze heffingskortingen, kunnen wij deze misschien niet verrekenen met uw verschuldigde belasting. Hebt u in 2020 meer dan 6 maanden dezelfde fiscale partner? Dan kunnen wij de bovenstaande heffingskortingen misschien (deels) aan u uitbetalen.

  • de arbeidskorting

  • de inkomensafhankelijke combinatiekorting

  • de levensloopverlofkorting

Naar boven

23.9.1 Voorwaarden voor uitbetaling

Wij betalen alleen het deel van de heffingskortingen uit dat wij niet kunnen verrekenen met uw belasting en premies. U moet bovendien voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • U hebt in het aangiftejaar meer dan 6 maanden dezelfde fiscale partner.
    Het gaat om de periode waarin u voldoet aan de voorwaarden om elkaars fiscale partner te zijn. Zie het hoofdstuk 'Fiscaal partnerschap'.

    • Voldoet u minder dan 6 maanden aan de voorwaarden voor fiscaal partnerschap, maar kiest u ervoor om het hele jaar als fiscale partners te worden beschouwd? Dan voldoet u niet aan deze voorwaarde.

    • Is uw partner in 2020 overleden? Dan hoeft u niet te voldoen aan de eis dat u minstens 6 maanden een fiscale partner hebt.

  • Uw fiscale partner is voldoende belasting verschuldigd.
    Zie het voorbeeld bij 'Is uw fiscale partner voldoende belasting verschuldigd?' hieronder.

U woont buiten Nederland

Als u buiten Nederland woont, kan uw echtgenoot of huisgenoot in sommige gevallen worden aangemerkt als uw fiscale partner. Kijk voor meer informatie in het hoofdstuk 'U woont buiten Nederland'.

Jonger dan 21 jaar

Bent u geboren ná 31 december 1998? En onderhouden uw ouders u in 2020 meer dan 6 maanden voor minimaal € 433 per kwartaal? Dan hebt u geen recht op uitbetaling van de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de levensloopverlofkorting.

Is uw fiscale partner voldoende belasting verschuldigd?
Is het inkomen uit werk en woning van uw fiscale partner hoger dan € 23.790 (als uw fiscale partner de AOW-leeftijd heeft: hoger dan € 28.390)? Dan is uw fiscale partner meestal voldoende belasting verschuldigd en krijgt u het deel van de algemene heffingskorting dat u niet zelf kunt verrekenen uitbetaald.

Let op!

Bereikt u in 2020 de AOW-leeftijd? Dan verandert het belastingtarief. U betaalt namelijk geen AOW-premie meer met ingang van de maand waarin u de AOW-leeftijd bereikt. Dit heeft ook gevolgen voor het bedrag van de heffingskortingen. Kijk voor meer informatie op belastingdienst.nl.

Fiscale partner krijgt meer heffingskortingen

Krijgt uw fiscale partner meer heffingskortingen dan de algemene heffingskorting en de arbeidskorting? Dan kan zijn inkomensgrens hoger zijn dan € 23.790 (als uw fiscale partner de AOW-leeftijd heeft: hoger dan € 28.390). Uw fiscale partner is dan minder belasting verschuldigd, waardoor wij misschien minder of geen algemene heffingskorting aan u uitbetalen.

Inkomsten buiten Nederland

Heeft uw fiscale partner inkomsten buiten Nederland? Dan is hij misschien minder of geen Nederlandse belasting verschuldigd. Het bedrag dat u aan algemene heffingskorting krijgt, kan hierdoor lager zijn.

Let op!

Voor de inkomensgrens tellen de inkomsten die u of uw fiscale partner buiten Nederland had niet mee. Wij kijken dan naar de daadwerkelijk in Nederland verschuldigde belasting.

Naar boven

23.9.2 Afbouw uitbetaling algemene heffingskorting

In 2024 vervalt de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner. Wij bouwen daarom de regeling sinds 2009 af. Als u of uw fiscale partner niet of weinig verdient, kunt u met deze afbouw te maken krijgen.

Voorbeeld
U bent geboren op 3 februari 1963 en hebt geen inkomen. Uw fiscale partner is voldoende belasting verschuldigd, waardoor u recht hebt op uitbetaling van de algemene heffingskorting van € 2.711. De afbouw in 2020 is 80%. U krijgt 20% van € 2.711 = € 543 uitbetaald.

Geboren vóór 1963

Bent u geboren vóór 1 januari 1963 en hebt u geen of weinig inkomen? Dan wordt de uitbetaling van de algemene heffingskorting niet afgebouwd.

Voorbeeld
U bent geboren op 20 december 1962 en u hebt geen inkomen. Uw fiscale partner is voldoende belasting verschuldigd, waardoor u recht hebt op uitbetaling van de algemene heffingskorting van € 2.711. De uitbetaling van de algemene heffingskorting wordt in deze situatie niet afgebouwd.

Naar boven

23.9.3 Afbouw uitbetaling arbeidskorting

In 2024 vervalt de uitbetaling van de arbeidskorting aan de minstverdienende partner. Wij bouwen daarom de regeling af. Als u of uw fiscale partner niet of weinig verdient, kunt u met deze afbouw te maken krijgen.

Voorbeeld
U hebt een arbeidsinkomen van € 10.000. Door diverse aftrekposten is uw inkomen nihil. Uw fiscale partner is voldoende belasting verschuldigd, waardoor u recht hebt op uitbetaling van de arbeidskorting van € 303. De afbouw in 2020 is 80%. U krijgt 20% van € 303 = € 61 uitbetaald.

Naar boven

23.9.4 Afbouw uitbetaling inkomensafhankelijke combinatiekorting

In 2024 vervalt de uitbetaling van de inkomensafhankelijke combinatiekorting aan de minstverdienende partner. Wij bouwen daarom de regeling af. Als u of uw fiscale partner niet of weinig verdient, kunt u met deze afbouw te maken krijgen.

Voorbeeld
U hebt een arbeidsinkomen van € 10.000. Door diverse aftrekposten is uw inkomen nihil. Uw fiscale partner is voldoende belasting verschuldigd, waardoor u recht hebt op uitbetaling van de inkomensafhankelijke combinatiekorting van € 565. De afbouw in 2020 is 80%. U krijgt 20 van € 565 = € 113 uitbetaald.

Naar boven

23.9.5 Bijzondere verhoging heffingskorting

Werkt u buiten Nederland of bent u gemoedsbezwaarde? Dan kan het zijn dan u niet heel het jaar premieplichtig bent. Als u in Nederland geen premie volksverzekeringen betaalt maar wel inkomstenbelasting, hebt u alleen recht op het belastingdeel van de heffingskorting. Zie 'Belastingdeel en premiedeel heffingskortingen'. De bijzondere verhoging van de heffingskorting is daarop een uitzondering.

Als u niet in Nederland verzekerd bent voor de volksverzekeringen en aan bepaalde voorwaarden voldoet, kunt u in aanmerking komen voor een bijzondere verhoging van uw heffingskortingen.

Voorwaarden bijzondere verhoging heffingskortingen

Voor bijzondere verhoging van de heffingskortingen moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • U bent niet premieplichtig in Nederland.

  • U hebt meer dan 6 maanden dezelfde fiscale partner.

  • Uw verschuldigde inkomstenbelasting is lager dan de delen inkomstenbelasting van uw heffingskortingen.
    Let op! De meeste heffingskortingen zijn opgebouwd uit 4 delen: 1 deel voor de inkomstenbelasting en 3 delen voor de verschillende volksverzekeringen (AOW, Anw en Wlz). Als u niet verzekerd bent voor 1 van deze volksverzekeringen, krijgt u die delen van de heffingskorting niet.

  • Uw belastbaar inkomen in box  1, box 2 en box 3 uit Nederland en buiten Nederland samen is meestal lager dan € 7.855 (als u geboren bent vóór 1963, als u later geboren bent is de grens € 1440). Het precieze bedrag hangt af van de heffingskortingen waarop u recht hebt, en of u alleen inkomen in box 1 hebt of ook in box 2 of box 3.

  • Uw fiscale partner is na aftrek van zijn eigen heffingskorting voldoende belasting en premie volksverzekeringen (box 1) verschuldigd in Nederland. U krijgt namelijk nooit een hoger bedrag aan heffingskortingen uitbetaald dan uw partner aan belasting en premie is verschuldigd.

  • U bent geboren ná 31 december 1998 en wordt niet onderhouden door uw ouders (minimaal € 433 per kwartaal).

U woont buiten Nederland

Als u buiten Nederland woont, kan uw echtgenoot of huisgenoot in sommige gevallen worden aangemerkt als uw fiscale partner. Kijk voor meer informatie in het hoofdstuk 'U woont buiten Nederland'.

Hoe laag uw inkomen precies moet zijn, hangt af van hoeveel belasting u zelf moet betalen en de heffingskortingen waar u recht op hebt. Als u online aangifte doet, berekenen wij de bijzondere verhoging voor u.

Voorbeeld
U bent geboren ná 31 maart 1953 maar vóór 1 januari 1963. U hebt alleen loon uit Duitsland (€ 4.000). U bent daarom niet premieplichtig in Nederland. De inkomstenbelasting die wij berekenen over uw inkomen is € 388. De algemene heffingskorting is € 2.711 en uw arbeidskorting is € 113. Het belastingdeel van deze heffingskorting is € 735. De berekende inkomstenbelasting is dus lager dan het belastingdeel van uw heffingskortingen. U hebt het hele jaar een fiscale partner, die € 12.000 aan belasting en premie volksverzekeringen verschuldigd is. Daarom hebt u recht op de bijzondere verhoging van de heffingskortingen.

Naar boven

23.10 Belastingdeel en premiedeel heffingskortingen

Heffingskortingen bestaan uit een belastingdeel en premiedelen voor de volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene Nabestaandenwet (Anw) en Wet langdurige zorg (Wlz). U hebt recht op de premiedelen als u verplicht verzekerd bent in Nederland. U hebt recht op het belastingdeel als u in Nederland inkomstenbelasting betaalt. Woont en werkt u in Nederland, dan krijgt u dus bijna altijd het volledige bedrag aan heffingskortingen.

Werkt u buiten Nederland? Dan bent u meestal daar verzekerd voor volksverzekeringen. U bent dan niet premieplichtig in Nederland. Maar er zijn meer situaties waarin u niet premieplichtig bent, bijvoorbeeld als u gemoedsbezwaard bent.

U woont buiten Nederland

Als u buiten Nederland woont, hebt u niet altijd recht op beide delen. Welke heffingskortingen u krijgt, hangt ook af van uw situatie. Kijk voor meer informatie in het hoofdstuk 'U woont buiten Nederland'.

Naar boven

23.10.1 Berekening belastingdeel en premiedeel

De heffingskorting bestaat uit 1 belastingdeel en uit 3 premiedelen. Het belastingdeel is 9,7%. De premiedelen zijn voor de AOW 17,90%, voor de Anw 0,10% en voor de Wlz 9,65%. In totaal is dat 37,35%.

Het belastingdeel en premiedeel worden als volgt berekend:

  • belastingdeel van de heffingskortingen: 9,7/37,35 x het bedrag van de heffingskorting

  • premiedeel van de heffingskortingen: 27,65/37,35 x het bedrag van de heffingskorting

Bent u niet voor alle volksverzekeringen verplicht verzekerd? Dan moet u bij de berekening rekening houden met de percentages van de volksverzekeringen waarvoor u niet verzekerd bent.

Voorbeeld
U bent verplicht verzekerd voor de AOW en Anw, maar niet voor de Wlz. De premiedelen van de heffingskorting waar u recht op hebt zijn dus 17,90% voor de AOW en 0,10% voor de Anw. Samen is dit 18%.

Als u niet premieplichtig bent, krijgt u alleen het belastingdeel van uw heffingskorting. Bent u maar een deel van het jaar premieplichtig of belastingplichtig? Dan heb u recht op het tijdsevenredige deel van de heffingskorting.

Voorbeeld
U woont het hele jaar in Nederland, maar werkt 8 maanden buiten Nederland. U bent daarom het hele jaar belastingplichtig en 4 maanden van het jaar premieplichtig.

Omdat u het hele jaar belastingplichtig bent, hebt u recht op het volledige belastingdeel van de heffingskorting: 9,7/37,35 x € 184 = € 48.

Het premiedeel van de heffingskorting is: 27,65/37,35 x € 184 = € 137. Omdat u maar 1/3 van het jaar (4 maanden) premieplichtig bent, hebt u ook maar recht op 1/3 van het premiedeel: € 137/3 = € 46.

U krijgt dus in totaal (€ 48 + € 46) € 94 aan arbeidskorting.

Naar boven

23.11 Wat is het arbeidsinkomen?

De volgende inkomsten vallen onder arbeidsinkomen:

  • Loon en andere inkomsten die u krijgt doordat u in loondienst bent en waarop uw werkgever loonheffing moet inhouden
    Bent u geboren in 1958 of eerder? En neemt u geld op uit de levensloopvoorziening? Dan telt dit bedrag niet mee.

  • Een ziektewetuitkering die begint vóór 2020 telt mee als arbeidsinkomen. Als deze begint in 2020, telt deze alleen als arbeidsinkomen mee in de periode dat u een dienstbetrekking hebt.

  • winst uit onderneming vóór ondernemersaftrek en mkb-winstvrijstelling
    Hierbij telt niet mee: het deel van de winst dat u als medegerechtigde of als winstdelende schuldeiser hebt.

  • fooien, aandelenoptierechten en andere inkomsten die niet onder de loonheffing vallen

  • vrijgestelde inkomsten uit loondienst als werknemer bij een internationale organisatie

  • buitenlandse inkomsten uit loondienst of een onderneming

  • resultaat uit overig werk
    Bijvoorbeeld inkomen dat u niet verdient bij een werkgever, maar met een freelanceopdracht. Het gaat hier niet om de inkomsten die u krijgt omdat u bezittingen, zoals een pand of geld, ter beschikking stelt aan een met u verbonden persoon, bijvoorbeeld uw fiscale partner.

Naar boven