Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

7.00.00 Taken en werkzaamheden CUA

3 Overbrengen vanuit Nederland naar een bestemming buiten de Unie (Export)

Accijnsgoederen die onder schorsing van accijns liggen opgeslagen in een AGP hebben de status van Uniegoederen. Als deze goederen bestemd zijn om buiten de Unie gevoerd te worden, moet er een aangifte ten uitvoer worden gedaan en gelden de normale formaliteiten bij uitgaan. Het toezicht op het uitgaan van Uniegoederen vindt plaats met behulp van het Export Control System (ECS) en het toezicht op het uitgaan van accijnsgoederen vindt plaats met behulp van het EMCS. Bij overbrenging van accijnsgoederen vanuit een AGP naar een plaats waar de Uniegoederen het douanegebied van de Unie verlaten eindigt de overbrenging op het moment dat de accijnsgoederen het douanegebied van de Unie daadwerkelijk hebben verlaten.

Naar boven

3.1 Routing van documenten

Bij het toezicht op de export van accijnsgoederen met een bestemming buiten de Unie maakt de Douane gebruik maken van drie systemen:

  • EMCS: er moet een e-AD geldig gemaakt worden vanaf de AGP naar het douanekantoor waar de uitvoeraangifte wordt gedaan (kantoor van uitvoer). In het voorlopige e-AD vermeldt de verzender bestemmingscode in vak 1a: 6. In vak 8a vermeldt de verzender de kantoorcode van het kantoor van uitvoer.

  • AGS: de exporteur maakt een uitvoeraangifte op in AGS (of laat dit doen door een douanevertegenwoordiger) en dient deze in bij het kantoor van uitvoer zoals vermeld in vak 8a van het
    e-AD. In vak 40 van de uitvoeraangifte moet worden verwezen naar het ARC nummer (Administratieve Referentie Code) dat aan het e-AD is toegekend. Zie hoofdstuk 2 in dit handboek. Het vermelden van de ARC nummer is van belang voor de relatie tussen de uitvoeraangifte en het e-AD. Het door AGS aangemaakte EAD (Export Accompanying Document, ook wel uitvoergeleidedocument genoemd) is voorzien van een MRN-nummer (Master Reference Number) en moet voorzien zijn van het ARC nummer. Dit document moet op het kantoor van uitgang kunnen worden getoond. De vermelding van het ARC nummer op het EAD is van groot belang omdat alleen daaraan onderkent kan worden dat het om export van accijnsgoederen onder schorsing gaat. Bij de export van veraccijnsde goederen -waardoor een recht op teruggaaf ontstaat- is er immers geen ARC vermeld op het EAD.

  • ECS: op basis van de ingediende aangifte ten uitvoer maakt ECS een elektronische vooraanmelding. Het voorziene kantoor van uitgang wordt er door ECS elektronisch van op de hoogte gesteld dat de goederen via dit kantoor zullen uitgaan. Als de goederen de Unie verlaten via zee of lucht, zendt de Trader at Exit (TaE) elektronisch een douanemanifest bij uitgang naar het kantoor van uitgang. Als voor de uitvoerzending een aankomstmelding is gedaan, stuurt het kantoor van uitgang een bericht aan het kantoor van uitvoer dat de goederen de Unie hebben verlaten; een COE (Confirmation Of Exit).

De effectieve uitgang van de goederen wordt met behulp van ECS/DMF vastgesteld.

Taak CUA:

De CUA vervult voor EMCS de rol van kantoor van uitvoer. Alle e-AD’s met de bestemming uitvoer die geadresseerd zijn op een Nederlands kantoor van uitvoer komen via EMCS bij de CUA binnen ter afhandeling. Het douanekantoor van uitgang zendt een elektronisch bericht van uitgang (COE) naar het kantoor van uitvoer. Wanneer door de CUA kan worden vastgesteld dat de accijnsgoederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten zal de CUA de status van het e-AD in EMCS veranderen van “uitvoer” naar “afgeleverd”. Door deze statuswijziging zal EMCS een bericht van uitvoer sturen naar de verzender. Doordat er nog geen koppeling is tussen ECS en EMCS kan er nog geen geautomatiseerde uitvoerbevestiging in EMCS plaatsvinden. Tot het moment dat deze koppeling gerealiseerd is wordt de uitvoer in EMCS door de CUA handmatig bevestigd.

Naar boven

3.2 Uitvoeraangifte opgevolgd door een vervoersaangifte (NCTS/TIR/CIM)

In de situatie dat de aangifte ten uitvoer wordt opgevolgd door een vervoersaangifte geldt voor accijnsgoederen een eigen (afwijkende) procedure om het uitgaan vast te stellen en te bevestigen. Een uitvoeraangifte kan worden opgevolgd door een aangifte douanevervoer (Bijvoorbeeld: NCTS/TIR/CIM). Een zending wordt dan naar of via een EVA-land vervoerd (Gemeenschappelijk douanevervoer, T2). Voor de aangifte ten uitvoer wordt dan de 'fictie van uitgaan' toegepast. Dat betekent dat op het moment dat de opvolgende aangifte voor douanevervoer geldig wordt gemaakt, de regeling uitvoer beëindigd wordt. Daarna wordt de uitvoer in EMCS ook bevestigd. Team Zuivering van DEI informeert de CUA over de niet zuivering van de regeling douanevervoer.

Naar boven

3.3 Vervoer van Uniegoederen naar gebieden met een bijzonder fiscaal regime

In de Richtlijn 2008/118/EG is geregeld hoe de lidstaten in het onderlinge verkeer omgaan met de heffing en schorsing van accijns. De bepalingen in deze Richtlijn gelden echter niet voor het gehele douanegebied van de Unie. De gebieden van de Unie waar de bepalingen van deze Richtlijn niet gelden, worden in de accijnswetgeving aangeduid als ‘derdelandsgebieden’. (WA artikel 1a, eerste lid, letter g). In beginsel moeten de Uniegoederen onder de regeling uitvoer worden geplaatst en zijn de bepalingen betreffende uitvoer van toepassing. Zie verder Handboek Douane, onderdeel 20.00.00 par 2.6 ev.

Voor accijns zendingen naar deze gebieden geldt voor EMCS dezelfde procedure als bij de uitvoer naar derde landen.

Naar boven

3.4 Overbrengen vanuit een andere lidstaat via Nederlands kantoor van uitvoer naar een bestemming buiten de Unie

Accijnsgoederen die onder schorsing van accijns worden uitgeslagen uit een Belastingentrepot (hierna BE) of vertrekken vanaf een Geregistreerde Afzender (GA) gelegen in een andere lidstaat kunnen ook uitgevoerd worden via Nederland. Ook dan moet er een aangifte ten uitvoer worden gedaan en gelden de normale formaliteiten bij uitgaan. Het toezicht op het uitgaan van de Uniegoederen vindt ook dan plaats met behulp van het Export Control System (ECS) en het toezicht op het uitgaan van accijnsgoederen vindt plaats met behulp van het EMCS. Bij overbrenging van accijnsgoederen vanuit een BE of vanaf een GA naar een plaats waar de Uniegoederen het douanegebied van de Unie verlaten eindigt de overbrenging op het moment dat de accijnsgoederen het douanegebied van de Unie daadwerkelijk zijn uitgegaan.

Naar boven

3.5 Routing van documenten

Het toezicht op het uitgaan uit de Unie van accijnsgoederen afkomstig uit een BE of vanaf een GA uit een andere lidstaat met een bestemming buiten de Unie verloopt in een bepaalde situatie iets anders dan uitvoer vanuit een AGP gelegen in Nederland. In het geval de goederen uit de andere lidstaat in Nederland in het uitgaande vervoermiddel worden geladen kan de uitvoeraangifte in Nederland gedaan worden en is in deze situatie het kantoor van uitvoer in Nederland gelegen.

Taak CUA:

Omdat de CUA voor EMCS de rol van kantoor van uitvoer vervult zullen deze buitenlandse e-AD’s bij de CUA binnen komen ter afhandeling.

Naar boven

3.6 Onregelmatigheden bij uitvoer

De CUA monitort het regelmatig beëindigen van de uitvoerbeweging in EMCS. Als uit ECS niet blijkt dat er een COE (Confirmation Of Exit) is afgegeven kan de uitvoer niet worden bevestigd in EMCS.

Taak CUA:

De CUA monitort op het tijdig beëindigen van de in Nederland geldig gemaakte e-AD’s, met bestemming uitvoer. Door middel van gegevens uit EMCS kan de CUA vaststellen dat een vervoersbeweging onder EMCS niet binnen de maximale vervoerstermijn is beëindigd. Als na verloop van deze termijn blijkt dat nog geen bericht van uitvoer is ontvangen in EMCS kan de CUA overgaan tot het opleggen van een naheffingsaanslag.

Naar boven