Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.20.00 Wijn

3 Definitie van wijn

3.1 Inleiding

Zowel in Richtlijn 2008/118 als in de WA wordt onderscheid gemaakt tussen niet-mousserende en mousserende wijn.

Per 1 januari 2017 is er geen verschil meer in het tarief tussen beide soorten wijn. Dat betekent overigens niet dat het onderscheid geen rol meer speelt. In andere lidstaten van de Unie kan het onderscheid immers wel nog een rol spelen v.w.b. de tarieven.

Naar boven

3.2 Niet-mousserende wijn

Artikel 8a, lid 1 van de WA bepaalt wat onder niet-mousserende wijn moet worden verstaan. Het betreft alle producten van GN-codes 2204 en 2205 (uitgezonderd mousserende wijnen als bedoeld in artikel 9, lid 1 van de WA) met:

  • een alcoholgehalte van meer dan 1,2% vol maar niet meer dan 15% vol, als de alcohol in het eindproduct volledig door gisting is verkregen

  • een alcoholgehalte van meer dan 15% vol maar niet meer dan 18% vol, als de producten zonder enige verrijking zijn geproduceerd en de alcohol in het eindproduct volledig door gisting is verkregen

Het gaat hierbij om wijn die is bereid van most van verse druiven, al dan niet bereid met aromatische planten of aromatische stoffen.

Artikel 8a, lid 2 van de WA is een uitbreiding van de groep producten die als wijn aangemerkt worden in artikel 8, lid 1 van de WA. Lid 2 bepaalt dat onder niet-mousserende wijn ook moeten worden verstaan alle niet in lid 1 bedoelde producten van GN-codes 2204 en 2205, alsmede producten van GN-code 2206 die ingevolge artikel 6 van de WA niet als bier, en ingevolge artikel 9, lid 2 van de WA niet als mousserende wijn worden aangemerkt en:

  • een alcoholgehalte hebben van meer dan 1,2% vol maar niet meer dan 10% vol

of

  • een alcoholgehalte hebben van meer dan 10% vol maar niet meer dan 15% vol, als de alcohol in het product volledig door gisting is verkregen

De producten die in artikel 8a, lid 2 van de WA worden aangemerkt als 'niet-mousserende wijn' zijn dezelfde producten die in artikel 12, lid 1 van de Richtlijn 92/83/EEG worden aangemerkt als 'andere niet-mousserende gegiste dranken'.

In de Richtlijn 92/83/EEG worden deze producten geschaard onder de afdeling 'andere gegiste dranken dan wijn en bier', maar in de WA worden ze gelijkgesteld aan wijn. Dit gebeurt om deze categorie te kunnen onderscheiden van de categorie 'tussenproducten' (zie het onderdeel 10.30.00, Accijns op tussenproducten, van dit Handboek). Bij tussenproducten worden immers wijn (bereid van druiven) en andere gegiste dranken uitgezonderd (WA, artikel 11b).

Bij de producten die in artikel 8a, lid 2 van de WA worden bedoeld, moet men met name denken aan vruchtenwijnen, zoals appelwijn, perenwijn en bessenwijn.

Niet-mousserende wijn wordt ook wel 'stille wijn' genoemd.

In artikel 8a, lid 1 en 2 van de WA wordt aangegeven dat voor bepaalde wijn de alcohol volledig door gisting moet zijn verkregen. Daarmee wordt bedoeld dat er aan de druivenmost of de wijn geen alcohol toegevoegd mag worden. Druivenmost is het product van het persen van de druiven. Het toevoegen van alcohol wordt gedaan om het alcoholgehalte te verhogen; het betreft daarbij veelal gedistilleerde (wijn)alcohol.

In artikel 8a, lid 1 van de WA wordt ook het begrip verrijking genoemd. Er is sprake van verrijking als er voor of tijdens de gisting suiker of een suikerhoudende stof aan de druivenmost wordt toegevoegd. In de paragraaf Verrijking van Wijn wordt hier nader op ingegaan.

Naar boven

3.3 Mousserende wijn

Artikel 9, lid 1 van de WA bepaalt wat onder mousserende wijn moet worden verstaan. Het betreft alle producten van GN-codes 2204 10, 2204 21 10, 2204 29 10 en 2205 die:

  • zijn verpakt in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, ofwel een overdruk van 3 bar of meer hebben die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing

en

  • een alcoholgehalte hebben van meer dan 1,2% vol maar niet meer dan 15% vol, als de alcohol in het eindproduct volledig door gisting is verkregen

De omschrijving in artikel 9, lid 1 van de WA komt overeen met artikel 8, lid 2 van de Richtlijn 92/83/EEG. In uitbreiding op lid 1 bepaalt artikel 9, lid 2 van de WA echter dat onder mousserende wijn ook moeten worden verstaan alle producten van GN-code 2206 00 91, alsmede de niet in lid 1 bedoelde producten van GN-codes 2204 10, 2204 21 10, 2204 29 10 en 2205 die:

  • zijn verpakt in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, of een overdruk van 3 bar of meer hebben die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing

en

  • een alcoholgehalte hebben van meer dan 1,2% vol maar niet meer dan 13% vol, of een alcoholgehalte hebben van meer dan 13% vol maar niet meer dan 15% vol, als de alcohol in het product volledig door gisting is verkregen

De producten die in artikel 9, lid 2 van de WA worden aangemerkt als mousserende wijn zijn dezelfde producten die in artikel 12, lid 2 van de Richtlijn 92/83/EEG worden aangemerkt als andere mousserende gegiste dranken.

In de Richtlijn 92/83/EEG worden deze producten geschaard onder de andere gegiste dranken dan wijn en bier, maar in de WA worden ze wel gelijkgesteld aan wijn.

Een wijn is mousserend als aan ten minste één van de volgende criteria is voldaan:

  • De fles is afgedicht met een champignonvormige stop die is geborgd door draden of banden of anderszins.

of

  • De overdruk die wordt teweeggebracht door koolzuurgas bedraagt meer dan 3 bar.

Het moet gaan om een champignonvormige stop. Het materiaal waaruit de stop is vervaardigd is niet relevant - het kan kurk zijn maar ook kunststof. De tekst van de wet – draden, banden of anderszins – biedt ruimte voor diverse methoden van borging. Ook andere methoden van borging dan de klassieke metalen capsule met ijzerdraad zijn dus mogelijk.

Daarnaast worden nog eisen gesteld aan het alcoholpercentage, dat altijd meer dan 1,2% vol moet zijn, maar nooit meer dan 15% vol mag bedragen. In een aantal situaties geldt bovendien nog als voorwaarde dat de alcohol volledig door gisting moet zijn verkregen.

Een mousserende wijn kan op natuurlijke wijze mousserend zijn (door vergisting op fles), of door toevoeging van koolzuurgas mousserend zijn gemaakt. Voor toepassing van de WA maakt dit geen verschil.

Naar boven

3.4 Producten van GN-code 2204

GN-code 2204 omvat:

  • wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen

  • druivenmost andere dan bedoeld bij post 2009 (vruchtensappen)

De wijn in post 2204 is het eindproduct van de alcoholische gisting van verse druiven (zie hoofdstuk 6). Als wijn wordt uiteraard gewone wijn aangemerkt, die zowel mousserend als niet-mousserend, rood, wit en rosé kan zijn.

Naast de gewone wijn vallen onder post 2204 ook:

  • Distillatiewijn: een wijn met een alcoholgehalte van ten minste 18% vol en ten hoogste 24% vol, verkregen door wijnalcohol toe te voegen aan wijn zonder suikerresidu.

  • Likeurwijn: een wijn met een alcoholgehalte van ten minste 15% vol en ten hoogste 22% vol (zogenaamde geestrijke, alcoholrijke of versterkte wijnen) die in de regel wordt bereid uit druivenmost die veel suiker bevat, waarvan bij de gisting slechts een deel in alcohol wordt omgezet. Aan deze wijn wordt alcohol toegevoegd. Soms wordt naast alcohol ook geconcentreerde most toegevoegd. Voorbeelden van likeurwijnen zijn onder andere Madeira, Malaga, Marsala, Pineau de Charantes, Port en Sherry.

Distillatiewijn en likeurwijn kwalificeren zich voor de WA niet als wijn. Om in het kader van de WA als wijn te kunnen worden ingedeeld, moeten deze producten voldoen aan de voorwaarden van artikel 8a, lid 1 en 2, of aan de voorwaarden van artikel 9, lid 1 en 2 van de WA.

Als deze wijnen niet voldoen aan deze voorwaarden, worden ze voor de WA aangemerkt als tussenproducten. Voldoen deze wijnen ook niet aan de definitie van tussenproducten zoals bedoeld in artikel 11b en 11c van de WA, dan worden deze wijnen aangemerkt als overige alcoholhoudende producten.

Naar boven

3.5 Producten van GN-code 2205

Dranken die vallen onder GN-code 2205 moeten - om als wijn te worden ingedeeld - voldoen aan de voorwaarden van artikel 8a, lid 1 en 2 van de WA, of aan de voorwaarden van artikel 9, lid 1 en 2 van de WA. Voldoen ze niet aan deze voorwaarden, dan worden deze wijnen aangemerkt als tussenproducten. Als ook niet wordt voldaan aan de definitie van tussenproducten zoals bedoeld in artikel 11b en 11c van de WA, dan worden deze wijnen aangemerkt als overige alcoholhoudende producten.

De GN-code 2205 omvat een groep dranken, die voornamelijk worden gebruikt als aperitieven of als eetlust opwekkende dranken, bestaande uit wijn van verse druiven van GN-code 2204, die bereid is met kruiden (bladeren, wortels, vruchten, enzovoort) of met aromatische stoffen.

Als aan de hier bedoelde dranken vitaminen of ijzerverbindingen zijn toegevoegd, blijven deze dranken onder GN-code 2205 gerangschikt. Deze producten, die soms voedingssupplementen worden genoemd, zijn bestemd om het organisme gezond te houden.

Naar boven

3.6 Producten van GN-code 2206

Om als wijn te worden ingedeeld moeten dranken die vallen onder GN-code 2206 voldoen aan de voorwaarden van artikel 8a, lid 1 en 2, of aan de voorwaarden van artikel 9, lid 1 en 2 van de WA. Als ze hier niet aan voldoen, worden deze wijnen aangemerkt als tussenproducten. Als ze ook niet voldoen aan de definitie van tussenproducten, zoals bedoeld in artikel 11b en 11c van de WA, dan worden deze wijnen aangemerkt als overige alcoholhoudende producten.

GN-code 2206 omvat alle andere gegiste dranken dan de in de GN-codes 2204 en 2205 bedoelde producten:

  • andere gegiste dranken

  • mengsels van gegiste dranken

  • mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, als het alcoholgehalte meer dan 1,2% vol bedraagt

Onder GN-code 2206 worden onder meer ingedeeld:

  • appeldrank verkregen door gisting van appelsap (ook wel cider of appelwijn genoemd)

  • perendrank verkregen door gisting van perensap (ook wel perenwijn of perencider genoemd)

  • honingdrank verkregen door gisting van een oplossing van honing in water (ook wel mede, mee, hydromel of metheglin genoemd). Dit is een heldere, goudgele, naar honing smakende vloeistof met een alcoholgehalte van rond 8% vol. Honingdrank waaraan witte wijn, aromatische stoffen en diverse andere stoffen zijn toegevoegd, wordt ook onder GN-code 2206 gerangschikt. Als mede wordt gedistilleerd heet de drank honingbrandewijn.

  • wijn van rozijnen

  • vruchtenwijn verkregen door gisting van sap of most van andere vruchten dan verse druiven (vijgenwijn, dadelwijn, bessenwijn enzovoort) of van groentesap, met een alcoholgehalte van meer dan 1,2% vol

  • zogenaamde malton, een gegiste drank gemaakt van moutextract en wijnmoer

  • zogenaamd sprossenbier of spruce, gemaakt van het sap, de naalden en de loten van bepaalde sparren

  • saké of rijstwijn, een van origine Japanse likeur met een alcoholgehalte tussen 12% en 16% vol, gemaakt van gewassen en gestoomde rijst

  • palmwijn verkregen uit het sap van bepaalde palmen

  • gemberbier en kruidenbier, bruisende dranken gemaakt van suiker en water waaraan gember of kruiden zijn toegevoegd en die door toevoeging van gist aan het gisten zijn gebracht. De drank wordt aan het einde van de gisting gebotteld, waardoor koolzuur in de fles blijft opgesloten en het bruisende karakter ontstaat.

  • gemberwijn, een drank verkregen door gember, gist, suiker, rozijnen, citroen en vaak versterkt met alcohol

Ook als aan deze dranken vitaminen of ijzerverbindingen zijn toegevoegd, blijven de dranken onder GN-code 2206 gerangschikt

Naar boven