Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

100.00.06 Bilaterale administratieve overeenkomst tussen de belgische algemene administratie van de douane en accijnzen en de nederlandse belastingdienst/douane inzake bepaalde modaliteiten bij grensoverschrijdende bunkering van minerale olien en smeermiddelen in het kader van de zeebunkervaart

1 Bilaterale administratieve overeenkomst tussen de belgische algemene administratie van de douane en accijnzen en de nederlandse belastingdienst/douane inzake bepaalde modaliteiten bij grensoverschrijdende bunkering van minerale olien en smeermiddelen in het kader van de zeebunkervaart

Gelet op artikel 31 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG, dat de lidstaten toestaat om een vereenvoudigde procedure vast te stellen voor veelvuldige en regelmatige overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling die op de grondgebieden van die lidstaten plaatsvinden;

Gelet op de artikelen 158 t/m 196 en 263 t/m 270 van de Verordening (EU) 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, alsmede de artikelen 145 t/m 150 en 244 t/m 248 van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie en de artikelen 221, 222, 226 t/m 247, 327 t/m 336 en 340 van de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie;

Overwegende dat in België en Nederland bedrijven zijn gevestigd die zich bezig houden met het leveren van minerale oliën en smeermiddelen aan zeegaande vaartuigen en deze activiteiten zowel in België als in Nederland verrichten;

Overwegende dat het dienstig is om voor de grensoverschrijdende overbrenging en levering van minerale oliën en smeermiddelen aan zeegaande vaartuigen een vereenvoudigde procedure vast te stellen;

Overwegende dat ter zake tussen de partijen de procedure bij grensoverschrijdende overbrenging en levering van minerale oliën en smeermiddelen aan boord van zeegaande vaartuigen alsmede het toezicht hierop en de wijze waarop het verlaten van het douanegebied van de Unie wordt aangetoond, moet worden vastgelegd;

wordt de volgende administratieve overeenkomst afgesloten tussen:

  • de Federale Overheidsdienst Financiën, de Algemene Administratie van de douane en accijnzen, voor het Koninkrijk België
    en

  • de Belastingdienst/Douane, Douane Landelijk Kantoor, voor Nederland, hierna de overeenkomst sluitende partijen genoemd.

Artikel 1

(Begripsbepalingen)

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  1. “Bevoegde autoriteit”: het organisatieonderdeel van de Belgische Algemene Administratie van de douane en accijnzen dan wel Belastingdienst/Douane Nederland dat beslissingsbevoegd is voor de vergunning erkend bunkeraar.

  2. “Controlerende autoriteit”: de ambtenaren van de Belgische Administratie van de douane en accijnzen dan wel de ambtenaren van de Belastingdienst/Douane Nederland die zijn belast met controles op de zeevaartbunkerprocedure 2019.

  3. “Energiebelastingrichtlijn”: Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003, tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit.

  4. “Accijnsrichtlijn”: Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG.

  5. “UCC”: de Verordening (EU) 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie.

  6. “DA”: de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie.

  7. “IA”: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie.

  8. “Minerale oliën en smeermiddelen”: de vloeibare of gasvormige energieproducten bedoeld bij artikel 2 van de Energiebelastingrichtlijn.

  9. “Accijnsgoederen”: de minerale oliën en smeermiddelen als bedoeld in artikel 20, lid 1, van de Energiebelastingrichtlijn en de energieproducten die volgens de procedure van de artikelen 20, lid 2 en 27, lid 2 van deze richtlijn onder de bepalingen inzake controles en verkeer van de Accijnsrichtlijn zijn gebracht, voor zover zij de douanestatus van Uniegoederen hebben.

  10. “Veelvuldig en regelmatig”: per kalendermaand gemiddeld vier grensoverschrijdende overbrengingen met het oog op bunkering.

  11. “Erkend bunkeraar”: de houder van een vergunning erkend bunkeraar.

  12. “Vergunning erkend bunkeraar”: de door de bevoegde autoriteit in België of Nederland aan een bunkeraar verleende toestemming om bij uitvoer, wederuitvoer en uitgaan van minerale oliën en smeermiddelen gebruik te maken van de in het kader van de zeevaartbunkerprocedure 2019 vastgestelde vereenvoudigde procedures.

  13. “Bunkeraar”: een persoon die zich bedrijfsmatig bezighoudt met het bevoorraden van zeegaande vaartuigen met minerale oliën en smeermiddelen.

  14. “Zeegaand vaartuig”: vaartuig voor de vaart op volle zee, met uitzondering van pleziervaartuigen.

  15. “Pleziervaartuig”: vaartuig als bedoeld in artikel 14, lid 1, onder c van de Energiebelastingrichtlijn.

  16. “Bunkeren”: het leveren van minerale oliën en smeermiddelen in de brandstoftanks of in de tanks voor smeermiddelen van een zeegaand vaartuig.

  17. “Uniebunkers”: minerale oliën en smeermiddelen met de douanestatus van Uniegoederen als bedoeld in artikel 5 punt 23 UCC.

  18. “Niet-Uniebunkers”: minerale oliën en smeermiddelen met de douanestatus van niet-Uniegoederen als bedoeld in artikel 5 punt 24 UCC.

  19. “Tanklichter”: een vaartuig dat geschikt is voor het vervoer van minerale oliën en smeermiddelen in bulk en voor het leveren daarvan in de brandstoftanks of in de tanks voor smeermiddelen van zeegaande vaartuigen.

  20. “Tankauto”: een voertuig dat geschikt is voor het vervoer over de weg van minerale oliën en smeermiddelen in bulk en voor het leveren daarvan in de brandstoftanks of in de tanks voor smeermiddelen van zeegaande vaartuigen.

  21. “Bunkergeleidedocument”: het document als bedoeld in bijlage 1.

  22. “Bunkerreceipt”: het bewijs van levering van minerale oliën en smeermiddelen aan boord van een zeegaand vaartuig.

  23. “Vergunning particulier douane-entrepot”: de vergunning als bedoeld in artikel 211, lid 1 onder b, UCC en artikel 203, onder c, DA.

  24. “Varend douane-entrepot”: tanklichter waarvoor aan de erkend bunkeraar een vergunning particulier douane-entrepot is verleend.

  25. “Vergunning IAA”: de vergunning inschrijving in de administratie van de aangever als bedoeld in artikel 182 UCC.

  26. “Vergunninghouder IAA”: de houder van de vergunning IAA.

Artikel 2

(Strekking van de overeenkomst)

  1. Deze administratieve overeenkomst voorziet in een vereenvoudigde procedure bij veelvuldige en regelmatige grensoverschrijdende uitvoer, wederuitvoer en uitgaan van minerale oliën en smeermiddelen die door erkend bunkeraars in België of Nederland worden geleverd als bunkers aan zeegaande vaartuigen.


  2. De vereenvoudigde procedure wordt aangeduid als “zeevaartbunkerprocedure 2019”.


  3. Onder de zeevaartbunkerprocedure 2019 kan:

    1. een in België gevestigde erkend bunkeraar:

      1. in België Uniebunkers betrekken en deze in Nederland of, via het grondgebied van Nederland, in België bunkeren;

      2. in Nederland Uniebunkers, niet zijnde accijnsgoederen, betrekken en deze in Nederland of België bunkeren;

      3. vanuit zijn particulier douane-entrepot in België niet-Uniebunkers in Nederland bunkeren;

      4. als hij beschikt over een varend douane-entrepot, daarin in Nederland niet-Uniebunkers plaatsen en deze vervolgens in Nederland of België bunkeren.

    2. een in Nederland gevestigde erkend bunkeraar:

      1. in Nederland Uniebunkers betrekken en deze in België of, via het grondgebied van België, in Nederland bunkeren;

      2. in België Uniebunkers, niet zijnde accijnsgoederen, betrekken en deze in België of Nederland bunkeren;

      3. vanuit zijn particulier douane-entrepot in Nederland niet-Uniebunkers in België bunkeren;

      4. als hij beschikt over een varend douane-entrepot, daarin in België niet-Uniebunkers plaatsen en deze vervolgens in België of Nederland bunkeren.


        Voor grensoverschrijdend gebruik van de vergunning particulier douane-entrepot is de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 260 IA niet vereist.

  4. Voor accijnsgoederen onder schorsing van accijns is de zeevaartbunkerprocedure 2019 alleen van toepassing als ze vanuit een belastingentrepot op het grondgebied van België of vanuit een accijnsgoederenplaats op het grondgebied van Nederland worden gebunkerd.

    De procedure voor overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns als bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk IV van de Accijnsrichtlijn is niet van toepassing.

  5. Minerale oliën en smeermiddelen moeten worden geleverd in bulk; minerale oliën en smeermiddelen die uitsluitend kunnen dienen als smeermiddel of additief mogen verpakt zijn.


  6. Minerale oliën en smeermiddelen, met uitzondering van accijnsgoederen, moeten worden gebunkerd met een tanklichter of met een tankauto. Accijnsgoederen, met uitzondering van additieven, moeten worden gebunkerd met een tanklichter.

Artikel 3

(Beperking gebruik)

Het is niet toegestaan om met gebruikmaking van de zeevaartbunkerprocedure 2019 minerale oliën en smeermiddelen over te brengen over andere grondgebieden dan die van België en Nederland.

De zeevaartbunkerprocedure 2019 is niet van toepassing op accijnsgoederen die zijn uitgeslagen tot verbruik.

Overdracht van minerale oliën en smeermiddelen aan een andere erkend bunkeraar is onder de zeevaartbunkerprocedure 2019 niet toegestaan.

Artikel 4

(Vergunning erkend bunkeraar)

  1. Voor het gebruik van de zeevaartbunkerprocedure 2019 moet de bunkeraar beschikken over een vergunning erkend bunkeraar.


  2. Een vergunning erkend bunkeraar wordt slechts verleend indien de bunkeraar aantoont dat hij veelvuldig en regelmatig minerale oliën en smeermiddelen grensoverschrijdend bunkert aan zeegaande vaartuigen en over een administratieve organisatie beschikt die de juiste, tijdige en volledige vastlegging van de bedrijfshandelingen die betrekking hebben op de zeevaartbunkerprocedure 2019 waarborgt.


  3. Een vergunning erkend bunkeraar wordt slechts verleend:

    1. voor accijnsgoederen, als de bunkeraar beschikt over een vergunning erkend entrepothouder als bedoeld in artikel 18 van de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen (België) of een vergunning accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 39 juncto artikel 40 lid 1 of 42a lid 1 onderdeel c van de Wet op de accijns (Nederland);

    2. voor niet-Uniebunkers, als de bunkeraar beschikt over een vergunning particulier douane-entrepot;

    3. voor Uniebunkers, niet zijnde accijnsgoederen.


  4. Een vergunning erkend bunkeraar moet worden aangevraagd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin de bunkeraar is gevestigd.


  5. De bevoegde autoriteit kan bepalen dat de vergunning erkend bunkeraar elektronisch moet worden aangevraagd en kan deze vergunning elektronisch verlenen.


  6. De aanvraag voor de vergunning erkend bunkeraar geschiedt overeenkomstig de geldende voorschriften en bevat de volgende gegevens:

    1. de naam en het vestigingsadres van de bunkeraar;

    2. indien van toepassing:

      1. het vergunningnummer van de vergunning erkend entrepothouder dan wel van de vergunning accijnsgoederenplaats en de instantie die de vergunning heeft afgegeven;

      2. adres van het belastingentrepot dan wel de accijnsgoederenplaats van waaruit de overbrengingen met het oog op bunkering zullen aanvangen;

      3. het vergunningnummer van de vergunning belastingentrepot en de instantie die de vergunning heeft afgegeven dan wel het nummer van de locatie van de accijnsgoederenplaats (NLW);

      4. het vergunningnummer van de vergunning particulier douane-entrepot en de instantie die de vergunning heeft afgegeven;

    3. de omschrijving en de GN-code(s) van de te bunkeren minerale oliën en smeermiddelen;

    4. het aantal verwachte grensoverschrijdende overbrengingen met het oog op bunkering per kalendermaand;

    5. naam en adres van de locatie waar de administratie van het belastingentrepot dan wel van de accijnsgoederenplaats of het douane-entrepot wordt gevoerd;

    6. een beschrijving van de administratieve organisatie en maatregelen van interne beheersing van de bedrijfshandelingen die betrekking hebben op de zeevaartbunkerprocedure 2019;

    7. indien van toepassing, een verzoek om elektronische bunkergeleide-documenten en/of bunkerreceipts te mogen gebruiken.

  7. De bevoegde autoriteit kan nadere voorwaarden stellen aan het gebruik van de zeevaartbunkerprocedure 2019.


  8. De bevoegde autoriteit is te allen tijde bevoegd om de voorwaarden voor het gebruik van de vergunning erkend bunkeraar te wijzigen.


  9. De erkend bunkeraar is verplicht om de bevoegde autoriteit te informeren over elke (voorgenomen) wijziging die gevolgen kan hebben voor de toepassing van de zeevaartbunkerprocedure 2019.

Artikel 5

(Aangifte ten uitvoer / aangifte tot wederuitvoer)

  1. De erkend bunkeraar doet voorafgaand aan de bunkering van de minerale oliën en smeermiddelen een aangifte ten uitvoer of een aangifte tot wederuitvoer in de lidstaat waar de vergunning erkend bunkeraar is verleend.


  2. Een aangifte ten uitvoer wordt gedaan voor Uniebunkers.


  3. Een aangifte tot wederuitvoer wordt gedaan voor niet-Uniebunkers.


  4. De ten uitvoer of tot wederuitvoer aangegeven minerale oliën en smeermiddelen moeten binnen een termijn van een maand na de datum waarop de douane de minerale oliën en smeermiddelen voor uitvoer heeft vrijgegeven, worden gebunkerd.


  5. Als de aangifte ten uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer wordt gedaan met een standaard douaneaangifte als bedoeld in artikel 162 UCC geldt het volgende:


    1. de erkend bunkeraar doet een aangifte voor ten hoogste de hoeveelheid minerale oliën en smeermiddelen van één enkele belading in de tanklichter of tankauto waarmee de minerale oliën en smeermiddelen zal worden gebunkerd;

    2. de bunkering mag in delen plaatsvinden in België en Nederland.


  6. Als de aangifte ten uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer wordt gedaan in de vorm van een vereenvoudigde aangifte waarin bepaalde gegevens ontbreken als bedoeld in artikel 166 lid 1 UCC geldt het volgende:

    1. er is toestemming vereist als bedoeld in artikel 166 lid 2 UCC. Voor het aanvragen van de toestemming gelden de nationale procedures van België of Nederland;

    2. voorafgaand aan iedere bunkering doet de erkend bunkeraar een vereenvoudigde aangifte die onvolledig is voor de hoeveelheid minerale oliën en smeermiddelen;

    3. na afloop van iedere bunkering doet de erkend bunkeraar een aanvullende aangifte met de exacte hoeveelheid gebunkerde minerale oliën en smeermiddelen. De bevoegde autoriteit kan toestaan dat de aanvullende aangifte een periodiek of samenvattend karakter heeft.


  7. Als de aangifte ten uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer wordt gedaan in de vorm van inschrijving in de administratie van de aangever als bedoeld in artikel 182 lid 1 UCC geldt het volgende:

    1. een aangifte ten uitvoer door inschrijving in de administratie is niet mogelijk voor accijnsgoederen;

    2. de erkend bunkeraar moet in het bezit zijn van een vergunning IAA. Voor het aanvragen van deze vergunning gelden de nationale procedures van België of Nederland;

    3. voorafgaand aan iedere bunkering doet de erkend bunkeraar aangifte door inschrijving in de administratie van de beoogde hoeveelheid te bunkeren minerale oliën en smeermiddelen;

    4. na afloop van iedere bunkering doet de erkend bunkeraar een aanvullende aangifte met de exacte hoeveelheid gebunkerde minerale oliën en smeermiddelen. De bevoegde autoriteit kan toestaan dat de aanvullende aangifte een periodiek of samenvattend karakter heeft.


  8. De bevoegde autoriteit kan één van de in de leden 5 tot en met 7 genoemde vormen van aangeven verplicht stellen of uitsluiten.

Artikel 6

(Bunkergeleidedocument)

  1. De erkend bunkeraar maakt voor elke soort minerale oliën en smeermiddelen die zal worden gebunkerd onmiddellijk een bunkergeleidedocument op. Het bunkergeleidedocument wordt ingevuld volgens de in bijlage 1 opgenomen toelichting.


  2. De minerale oliën en smeermiddelen worden onder dekking van het bunkergeleidedocument overgebracht naar de plaats van bunkering.


  3. Het bunkergeleidedocument vormt de voorraadadministratie aan boord van de tanklichter of tankauto en moet een actueel beeld geven van de aanwezige hoeveelheid minerale oliën en smeermiddelen.


  4. Het bunkergeleidedocument moet op elk verzoek van de bevoegde autoriteit of de controlerende autoriteit worden getoond.


  5. Tekorten moeten onmiddellijk na constatering daarvan op het bunkergeleidedocument worden aangetekend.


    In de situatie dat zich in dezelfde tankauto of aan boord van dezelfde tanklichter minerale oliën en smeermiddelen bevinden met dezelfde GN-code maar met een verschillende douanestatus, moet het tekort worden aangetekend op een bunkergeleidedocument dat betrekking heeft op niet-Uniebunkers volgens de methode van first in first out.


    Indien op het moment dat het tekort wordt vastgesteld zich in dezelfde tankauto of aan boord van dezelfde tanklichter minerale oliën en smeermiddelen van dezelfde GN-code en met dezelfde douanestatus bevinden, moet het verschil worden aangetekend volgens de methode van first in first out.


    Voor meer bevonden minerale oliën en smeermiddelen maakt de erkend bunkeraar onmiddellijk een bunkergeleidedocument op volgens de in bijlage 1 opgenomen toelichting.


    Als de meerbevinding wordt vastgesteld in een tanklichter of een tankauto waarin zich op dat moment zowel niet-Uniebunkers als Uniebunkers bevinden met dezelfde GN-code wordt de meer bevonden hoeveelheid minerale oliën en smeermiddelen geacht de douanestatus van niet-Uniegoederen te hebben en neemt de erkend bunkeraar deze als zodanig op in de voorraadadministratie van zijn douane-entrepot.


  6. De bevoegde autoriteit kan in de vergunning erkend bunkeraar toestaan dat het bunkergeleidedocument de vorm heeft van een elektronisch document. De lay-out van het elektronische bunkergeleidedocument mag afwijken van het in bijlage 1 opgenomen model mits de in te vullen gegevens op overzichtelijke wijze worden opgenomen.


    De toestemming wordt uitsluitend verleend indien de erkend bunkeraar waarborgen biedt voor de authenticiteit en de integriteit van de gegevens.


    Voor het elektronisch bunkergeleidedocument gelden dezelfde bepalingen als voor het bunkergeleidedocument.


  7. Iedere overeenkomstsluitende partij is bevoegd om voor nationale doeleinden gegevens toe te voegen aan het in bijlage 1 bedoelde model en bepalingen vast te stellen voor de invulling van deze gegevens.

Artikel 7

(Procedure bij bunkering)

  1. De erkend bunkeraar moet van elke bunkering ten minste 2 uur voordat deze zal plaatsvinden op de voorgeschreven wijze kennisgeven aan het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de bunkering zal plaatsvinden.


  2. Bij elke bunkering wordt door of namens de erkend bunkeraar een bunkerreceipt in tweevoud opgemaakt.


  3. Het bunkerreceipt wordt opgesteld in het Nederlands, het Frans, het Duits of het Engels en moet de in bijlage 2 opgenomen gegevens bevatten.


  4. Het bunkerreceipt moet worden ondertekend door de bevoegde persoon aan boord van het zeegaande vaartuig waaraan de minerale oliën en smeermiddelen zijn geleverd. Eén exemplaar blijft aan boord van het gebunkerde zeegaande vaartuig. Het andere exemplaar wordt bewaard aan boord van de tanklichter of tankauto totdat de afgeleverde hoeveelheid minerale oliën en smeermiddelen op het bunkergeleidedocument is aangetekend en dit document in de administratie van de erkend bunkeraar is opgenomen overeenkomstig artikel 11, lid 1.


    Toegestaan wordt dat, in plaats van het originele bunkerreceipt, een kopie wordt bewaard aan boord van de tanklichter of de tankauto.


  5. De bevoegde autoriteit kan in de vergunning erkend bunkeraar toestaan dat een bunkerreceipt in elektronisch vorm wordt gebruikt.


    De toestemming wordt uitsluitend verleend indien de erkend bunkeraar waarborgen biedt voor de authenticiteit en de integriteit van de gegevens.


    Alle bepalingen die gelden ten aanzien van het bunkerreceipt zijn van overeenkomstige toepassing op het elektronische bunkerreceipt.


  6. De erkend bunkeraar tekent de gebunkerde hoeveelheden minerale oliën en smeermiddelen onmiddellijk na bunkering aan op het bunkergeleidedocument volgens de in bijlage 1 opgenomen toelichting.


    In de situatie dat zich aan boord van dezelfde tanklichter of tankauto minerale oliën en smeermiddelen van dezelfde soort met verschillende bunkergeleidedocumenten bevinden, wordt hierbij de methode van first in first out gebruikt.

Artikel 8

(Overlading)

  1. Het is toegestaan om minerale oliën en smeermiddelen over te laden mits de overbrenging naar de plaats van bunkering wordt voorgezet onder dezelfde vergunning erkend bunkeraar als die waaronder de overbrenging is aangevangen.


  2. Iedere overlading moet tenminste twee uur voordat de overlading start, worden gemeld bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de overlading zal plaatsvinden.


  3. Iedere overlading moet onmiddellijk na afronding daarvan worden aangetekend op het bunkergeleidedocument van de leverende tanklichter of tankauto volgens de in bijlage 1 opgenomen toelichting.


  4. De erkend bunkeraar maakt onmiddellijk na afronding van de overlading voor de overgeladen hoeveelheid minerale oliën en smeermiddelen een nieuw bunkergeleidedocument op volgens de in bijlage 1 opgenomen toelichting.

Artikel 9

(Bestemmingswijziging / afzien van bunkering)

  1. Als de erkend bunkeraar (een deel van) de minerale oliën en smeermiddelen niet zal bunkeren, kan hij deze terugbrengen onder het regime van waaruit hij ze onder de zeevaartbunkerprocedure 2019 heeft gebracht.


    De erkend bunkeraar stelt onmiddellijk het douanekantoor van uitvoer in kennis van de hoeveelheid voor uitvoer of wederuitvoer vrijgegeven minerale oliën en smeermiddelen die niet zal worden gebunkerd.


    Na de bestemmingswijziging is de zeevaartbunkerprocedure 2019 niet langer van toepassing op deze minerale oliën en smeermiddelen.


  2. Indien de minerale oliën en smeermiddelen moeten worden overgeladen om een andere bestemming te kunnen bereiken, moet de overlading tenminste twee uur voordat de overlading aanvangt worden gemeld bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de overlading zal plaatsvinden.


  3. Bij toepassing van lid 1 worden accijnsgoederen geacht zich te bevinden in het belastingentrepot dan wel de accijnsgoederenplaats van waaruit zij eerder onder de zeevaartbunkerprocedure 2019 werden gebracht.


    De accijnsgoederen moeten onmiddellijk worden overgebracht naar een bestemming als bedoeld in artikel 17, lid 1, onderdeel a van de Accijnsrichtlijn. De erkend bunkeraar maakt hiertoe onmiddellijk een elektronisch administratief document op als bedoeld in artikel 21, lid 1 van de Accijnsrichtlijn.


    Niet-Uniebunkers blijven onder de regeling particulier douane-entrepot van de erkend bunkeraar en worden als zodanig opgenomen in de voorraadadministratie van zijn douane-entrepot.


  4. Iedere toepassing van lid 1 moet direct nadat de betreffende gegevens bekend zijn worden aangetekend op het in artikel 6 bedoelde bunkergeleidedocument volgens de in bijlage 1 opgenomen toelichting.

Artikel 10

(Douanetoezicht)

  1. Bij een controle door de controlerende autoriteit aan boord van een tanklichter of een tankauto verstrekt de erkend bunkeraar bij aanvang van de controle het bunkergeleidedocument dan wel, bij gebruik van een elektronisch bunkergeleidedocument, een afdruk daarvan aan de controlerende autoriteit.


  2. Na afloop van de controle tekent de controlerende autoriteit op het bunkergeleidedocument of de afdruk daarvan aan:

    1. dat de controle heeft plaatsgevonden;


    2. welke bevindingen tijdens de controle zijn gedaan.

      De erkend bunkeraar legt de bevinding(en) vast in het elektronisch bunkergeleidedocument overeenkomstig artikel 6 lid 5.


  3. De vergunninghouder bewaart de bunkergeleidedocumenten of de afdrukken daarvan met de in het tweede lid bedoelde aantekeningen aan boord van de tanklichter of de tankauto. Artikel 11, lid 1 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

(Aantonen uitgaan / aanzuivering van de zeevaartbunkerprocedure 2019)

  1. De erkend bunkeraar neemt het bunkergeleidedocument onverwijld op in zijn administratie nadat de volledige hoeveelheid daarin genoemde minerale oliën en smeermiddelen is afgeschreven als gevolg van:

    1. bunkering(en);


    2. overlading(en) overeenkomstig artikel 8;


    3. bestemmingswijziging(en) overeenkomstig artikel 9;


    4. een (of meer) aangetekend(e) verschil(len) overeenkomstig artikel 6 lid 5.


    Als een maand na het opmaken van het bunkergeleidedocument niet de gehele daarin vermelde hoeveelheid minerale oliën en smeermiddelen is gebunkerd, kan de erkend bunkeraar verzoeken om de termijn te verlengen. Hij dient hiertoe onmiddellijk een met redenen omkleed verzoek in en overlegt daarbij een actueel voorraad- en peilrapport.


    In het geval dat er overlading heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 8 wordt de termijn van een maand gerekend vanaf de datum van opmaak van het oorspronkelijke bunkergeleidedocument.


  2. De erkend bunkeraar meldt elk bunkergeleidedocument dat hij overeenkomstig lid 1 in zijn administratie heeft opgenomen en waarop een in artikel 6 lid 5 bedoeld verschil is aangetekend, aan de bevoegde autoriteit op de in zijn vergunning erkend bunkeraar voorgeschreven wijze. De bevoegde autoriteit moet deze melding uiterlijk 40 kalenderdagen na de datum waarop het bunkergeleidedocument is opgemaakt, hebben ontvangen.


  3. De erkend bunkeraar meldt elk bunkergeleidedocument dat hij niet binnen één maand na de datum van opmaak overeenkomstig het eerste lid in zijn administratie heeft opgenomen, aan de bevoegde autoriteit op de in zijn vergunning erkend bunkeraar voorgeschreven wijze. De bevoegde autoriteit moet deze melding uiterlijk 40 kalenderdagen na de datum waarop het bunkergeleidedocument is opgemaakt, hebben ontvangen.


  4. De erkend bunkeraar doet van elke bunkering opgaaf aan de bevoegde autoriteit.


    Als de erkend bunkeraar de aangifte ten uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer heeft gedaan met een standaard douaneaangifte als genoemd in artikel 5 lid 5 bezorgt hij uiterlijk 10 kalenderdagen na afloop van de in artikel 5 lid 4 genoemde termijn van een maand het bunkergeleidedocument met de bijbehorende bunkerreceipts aan de bevoegde autoriteit volgens de in zijn vergunning erkend bunkeraar opgenomen procedure.


    Als de erkend bunkeraar de aangifte ten uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer heeft gedaan met een vereenvoudigde aangifte als genoemd in artikel 5 lid 6 of middels een inschrijving in de administratie als genoemd in artikel 5 lid 7 dient hij uiterlijk 10 kalenderdagen na beëindiging van de bunkering een aanvullende aangifte in als bedoeld in artikel 167 lid 1 UCC. Het bunkergeleidedocument en bijbehorend(e) bunkerreceipt(s) dienen als bewijsstuk als bedoeld in artikel 167 lid 1 UCC en moeten op eerste verzoek van de bevoegde autoriteit worden overgelegd ter staving van de gegevens in de aanvullende aangifte.


    Als de bevoegde autoriteit heeft toegestaan dat de aanvullende aangifte een periodiek of samenvattend karakter mag hebben, moet de aanvullende aangifte uiterlijk 10 kalenderdagen na afloop van de vergunde termijn worden ingediend. De aanvullende aangifte omvat dan alle in de betreffende periode verrichte bunkeringen. De in die periode opgemaakte bunkergeleidedocumenten en bijbehorende bunkerreceipts dienen als bewijsstuk als bedoeld in artikel 167 lid 1 UCC en moeten op eerste verzoek van de bevoegde autoriteit worden overgelegd ter staving van de gegevens in de aanvullende aangifte.


    Na een afloopcontrole bevestigt de bevoegde autoriteit volgens de gangbare procedure het uitgaan aan de erkend bunkeraar. Het bericht van uitgaan leidt tevens tot beëindiging van de accijnsschorsingsregeling.

Artikel 12

(Intrekken van de vergunning erkend bunkeraar)

De bevoegde autoriteit trekt de vergunning erkend bunkeraar in:

  1. als de erkend bunkeraar niet (meer) voldoet aan de voorwaarden van de zeevaartbunkerprocedure 2019;


  2. bij gebleken misbruik van de zeevaartbunkerprocedure 2019 of poging daartoe;


  3. op verzoek van de erkend bunkeraar;


  4. als de erkend bunkeraar daarvan geen gebruik meer maakt.

Artikel 13

(Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de overeenkomst sluitende partijen)

  1. De overeenkomst sluitende partijen wisselen informatie uit, werken samen en ondernemen de vereiste acties voor de toepassing en uitvoering van deze overeenkomst.


  2. Zij plegen overleg om problemen of twijfels die ontstaan uit de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst op te lossen.


  3. Zij stellen elkaar onverwijld op de hoogte van:

    1. de bunkeraars waaraan een vergunning erkend bunkeraar is verstrekt en van de erkend bunkeraars waarvan deze vergunning is ingetrokken;


    2. door hen geconstateerde ernstige onregelmatigheden betreffende de toepassing van de zeevaartbunkerprocedure 2019 door een in België gevestigde erkend bunkeraar bij constatering in Nederland en door een in Nederland gevestigde erkend bunkeraar bij constatering in België.

Artikel 14

(Wettelijke kaders)

Deze overeenkomst wordt toegepast en uitgevoerd met inachtneming van de in de accijnsrichtlijn, de energiebelastingrichtlijn, de Unie-douanewetgeving en de nationale wetgeving van België en Nederland opgenomen bepalingen.

Artikel 15

(Inwerkingtreding en overgangsbepalingen)

Deze overeenkomst treedt in werking op 1 april 2019.

Deze overeenkomst vervangt de bilaterale administratieve overeenkomst tussen de Belgische Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen en de Nederlandse Belastingdienst/Douane inzake bepaalde modaliteiten met betrekking tot de toepassing van de domiciliëringsprocedure voor uitvoer met het oog op de levering van minerale olie en smeermiddelen in het kader van de Zeebunkervaart van 24 maart 2011, aangeduid als de “zeevaartbunkerprocedure”.

De “zeevaartbunkerprocedure” blijft, op overgangsbasis, van kracht tot en met 31 december 2019 voor houders van een vergunning domiciliëring als bedoeld in artikel 2 van de “zeevaartbunkerprocedure” voor zover zij uiterlijk op 1 mei 2019 bij de bevoegde autoriteit een aanvraag voor een vergunning erkend bunkeraar en in voorkomend geval, een vergunning belastingentrepot, een vergunning accijnsgoederenplaats en /of een vergunning particulier douane- entrepot hebben ingediend.

De modaliteiten inzake de aangifteprocedure tijdens deze overgangsperiode worden, elk voor wat hen betreft door de Belgische Algemene Administratie van de douane en accijnzen en de Nederlandse Belastingdienst/Douane bepaald.

Artikel 16

(Slotbepalingen)

Deze overeenkomst kan bij gezamenlijke beslissing van de overeenkomst sluitende partijen met directe ingang worden gewijzigd of beëindigd en kan eenzijdig worden beëindigd met inachtneming van een termijn van drie maanden.

Gedaan in tweevoud in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Federale Overheidsdienst Financiën,

De Algemene Administratie van de Douane en accijnzen,

Kristian Vanderwaeren, Administrateur-generaal van de Douane en Accijnzen.

te Brussel, op 24 april 2019.

Voor de Belastingdienst/Douane,

Douane Landelijk Kantoor

Mr. Nanette Th. van Schelven, Algemeen directeur Douane.

te Rotterdam, op 15 april 2019.