Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

2.50.00 Geautoriseerde marktdeelnemer

2 Het aanvragen van een AEO-vergunning

2.1 Aan wie kan een AEO-status worden verleend?

De AEO-status kan worden verleend aan een aanvrager die aan de volgende eigenschappen voldoet:

  • het moet gaan om een persoon die ondernemer is; een persoon is een natuurlijk persoon of een rechtspersoon of een vereniging van personen. Een privé persoon die geen ondernemer is kan dus geen AEO-status krijgen. Zie voor het begrip persoon ook onderdeel 1.00.00, paragraaf 2.2.12 van dit Handboek. (artikel 5, punt 4, DWU).

    Bij concerns en filialen moet u rekening houden met het volgende:

    • Een concern bestaat uit meerdere rechtspersonen, met een moedermaatschappij die (een deel van) de aandelen houdt van een of meer "dochters" (werkmaatschappijen). Vaak is sprake van activiteiten in meerdere landen. Als een moedermaatschappij voor een of meer dochters ("subsidiaries") de AEO status wil, dan zal iedere dochtermaatschappij een aanvraag moeten indienen.

    • Een "filiaal" is niet een zelfstandige juridische entiteit, maar bijvoorbeeld een kantoor, een locatie of een terrein en vormt dus een deel van het bezit van een (rechts)persoon. Het is dan ook alleen de (rechts)persoon die de aanvraag kan indienen en houder kan worden van de AEO-status.

  • deze ondernemer moet zich bezighouden met activiteiten waarop de douanewetgeving betrekking heeft(artikel 5, punt 5 , DWU).

    Op grond van deze definitie kan een ondernemer die zich niet met douaneactiviteiten bezighoudt en die grondstoffen levert die zich reeds in het vrije verkeer bevinden aan een in de Unie gevestigde fabrikant niet in aanmerking komen voor de AEO-status. Een vervoersbedrijf dat uitsluitend goederen vervoert binnen het douanegebied van de Unie en geen betrokkenheid heeft bij de toepassing van de douanewetgeving kan evenmin voor de AEO-status in aanmerking komen. Zie voor het begrip douanewetgeving ook onderdeel 1.00.00 paragraaf 1.2.1 van dit Handboek. Het hoeft overigens niet altijd te gaan om ondernemers die zich uitsluitend rechtstreeks bezighouden met activiteiten waarop de douanewetgeving betrekking heeft. Zo kan een fabrikant die goederen voor de export produceert de AEO-status aanvragen zelfs als de exportformaliteiten door een ander worden vervuld. Het begrip bezighouden met activiteiten waarop de douanewetgeving betrekking heeft moet ruim worden uitgelegd. Ondernemers die zich bezighouden met goederen die onder douanetoezicht staan of met de verwerking van gegevens over zulke goederen kunnen ook de AEO-veiligheidsvergunning aanvragen. Enkel het adviseren over douaneactiviteiten is echter onvoldoende om voor de status in aanmerking te komen.
  • de ondernemer moet in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn. Dat betekent dat de ondernemer, wanneer het een natuurlijk persoon betreft, zijn normale verblijfplaats in de Unie moet hebben. Betreft het een rechtspersoon of vereniging, dan moet deze haar statutaire zetel, hoofdbestuur of vaste inrichting in de Unie hebben.

    Wanneer een buiten de Unie gevestigd bedrijf in Nederland dus een vestiging (vaste inrichting) heeft, kan zij worden aangemerkt als een "in het douanegebied van de Unie gevestigde ondernemer" en kan dit bedrijf dus een verzoek voor de status van AEO indienen. Zie over het begrip "douanegebied van de Unie" ook onderdeel 1.00.00, paragraaf 2.2.2 van het Handboek Douane.
    (artikel 38, lid 1, DWU)

Naar boven

2.2 Waar moet de aanvraag worden ingediend?

Een AEO-vergunning moet door de ondernemer aangevraagd worden. Voor de vraag in welke lidstaat de AEO-status moet worden aangevraagd wordt verwezen naar paragraaf 1.2.3 letter c van onderdeel 3.00.00 van dit Handboek (daar waar artikel 22 lid 1 DWU en artikel 12 GVo.DWU wordt uitgewerkt). Geeft de werkwijze zoals beschreven in die paragraaf geen uitsluitsel dan geldt de regel dat de aanvraag moet worden ingediend bij de douane administratie waar de aanvrager een vaste inrichting heeft en waar de informatie over de logistieke aansturing wordt bewaard en/of toegankelijk is. Zie ook de AEO-guidelines, hoofdstuk 3 I.1 Algemeen.
(artikel 27 GVo DWU).

Naar boven

2.3 De aanvraag

De aanvraag bestaat uit:

  • het aanvraagformulier;

  • de namens de aanvrager ondertekende Verklaring bij de aanvraag AEO-status. Deze verklaring moet worden ondertekend door de directeur/bestuurder;

  • de AEO-vragenlijst voor zelfbeoordeling (self assessement questionnaire)

De aanvraag wordt ingediend via het EU Customs Trader portal. De aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als deze volledig is ingevuld en met alle bijlagen is ingeleverd. Indien de aanvraag niet compleet is dan wordt binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag de aanvrager verzocht om de ontbrekende gegevens alsnog in te leveren.

In Nederland wordt de aanvraag behandeld door het Landelijk Centrum AEO (LCAEO).

Het adres is:
Belastingdienst/Douane Breda
Landelijk Centrum AEO
Postbus 3070
6401 DN Heerlen

Let op!

Bij concerns geldt nog het volgende: Iedere (dochter)maatschappij moet een complete aanvraag indienen. Echter, wanneer alle dochtermaatschappijen dezelfde standaarden en procedures toepassen voor hun douane gerelateerde activiteiten, mag de moedermaatschappij de AEO vragenlijst voor zelfbeoordeling invullen ten behoeve van alle dochtermaatschappijen die een aanvraag hebben ingediend. Dit geldt in ieder geval wanneer zowel de moedermaatschappij als de dochtermaatschappijen in Nederland zijn gevestigd. Is één van de aanvragers niet in Nederland gevestigd dan zal per geval bekeken worden of deze vereenvoudiging kan worden toegepast.

Naar boven

2.4 Afwijzing aanvraag

De aanvraag moet in de volgende gevallen worden afgewezen:

  1. de aanvraag bevat, ook eventueel nadat de Douane om aanvulling van gegevens heeft verzocht, niet alle benodigde gegevens

  2. de aanvraag is niet ingediend bij de bevoegde autoriteiten

  3. de aanvraag wordt ingediend binnen drie jaar na de intrekking van de AEO-vergunning, artikel 11.lid 2, GVo DWU. (zie paragraaf 5.3).

  4. Wanneer de douaneautoriteit van afgifte na het onderzoek vaststelt dat de aanvrager niet aan een of meer van de criteria voldoet. (zie paragraaf 4.3.)

(artikel 11 lid 2 en artikel 26 GVo DWU, artikel 24 – 28 UVo DWU).

De afwijzing geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking. Zie voor het onderwerp beschikkingen ook het onderdeel 3.00.00 van dit Handboek.

Naar boven