Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

45.00.00 Samenwerking met OLAF

2 Algemeen

In de samenwerking tussen Nederland en de Europese centrale fraudebestrijdingseenheid (OLAF) speelt het Douane Informatie Centrum (DIC) een belangrijke rol.

In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • OLAF (paragraaf 2.1);

  • DIC (paragraaf 2.2);

  • rechtsgronden (paragraaf 2.3).

Naar boven

2.1 OLAF

OLAF (Office de la Lutte Anti-Fraude) is op 1 juni 1999 opgericht. Dit Europese Bureau voor Fraudebestrijding heeft vanaf dat moment alle taken overgenomen van het opgeheven UCLAF (Unité de Coordination de la Lutte Anti-Fraude). Ook heeft OLAF de bevoegdheid gekregen interne onderzoeken in te stellen bij alle instellingen van de Europese Gemeenschap.

Tot de taken van OLAF horen onder meer:

  • het verzamelen en bestuderen van informatie over fraudegevallen met eigen middelen van de EU;

  • het volgen van de afhandeling van deze fraudegevallen;

  • het ontwikkelen en beheren van geautomatiseerde informatiesystemen met gegevens over de fraudebestrijding;

  • het ontplooien van initiatieven voor een betere toepassing van de communautaire voorschriften.

Om de financiële belangen van de Europese Gemeenschap te beschermen, heeft OLAF ook de bevoegdheid administratieve controles en verificaties uit te voeren in de lidstaten. De samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en OLAF wordt in diverse verordeningen en andere rechtsbronnen geregeld. De lidstaten melden OLAF periodiek de door hen geconstateerde onregelmatigheden en de ingestelde administratieve of gerechtelijke procedures.

Naast de eigen middelen kent OLAF een breder werkterrein. OLAF richt zich ook op fraudebestrijding in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het gaat dan met name om een aantal gebieden die in Nederland vallen onder de bevoegdheid van de Algemene Inspectie Dienst (AID) van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Die gebieden raken voor een deel ook de controletaken van de Douane (bijvoorbeeld de toepassing van Verordening (EG) nr. 1848/2006), maar voor een ander deel vallen zij daar buiten (bijvoorbeeld de productiesteun en de inkomenssteun).

Daarnaast richt OLAF zich op namaakbestrijding en de bestrijding van illegale handel in precursoren. In Nederland is de FIOD belast met deze opsporingstaken. Daarnaast heeft de Unit Synthetische Drugs (USD), een samenwerkingsverband van politie en justitie en de Belastingdienst, een opsporingstaak op het terrein van synthetische drugs. Dit werkgebied kent dus raakvlakken met de bestrijding van illegale handel in precursoren.

OLAF heeft ten opzichte van de Europese Commissie een onafhankelijke status en kan zelfstandig onderzoeken instellen, zowel binnen de instellingen van de Europese Gemeenschap als in de lidstaten. Een Europees Comité van Toezicht controleert regelmatig de uitvoering van de onderzoekswerkzaamheden van OLAF. Dit versterkt de onafhankelijkheid van OLAF.

Naar boven

2.2 DIC

Al sinds zijn oprichting is het DIC het centrale loket voor informatie-uitwisseling tussen douaneadministraties. Zorgen voor een goede informatie-uitwisseling is een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden. Ook de uitvoerende werkzaamheden die te maken hebben met de wederzijdse administratieve bijstand Douane en Accijnzen, horen al langer bij de taken van het DIC (zie paragraaf 3.3 van het Voorschrift Internationale Wederzijdse Bijstand Douane en Accijnzen).

Enkele voorbeelden van de taken van het DIC waaruit zijn centrale rol blijkt, zijn:

  • het fungeren als centrale dienst voor de toepassing van onder andere:

    • Verordening (EG) nr. 1848/2006 (het Douane-informatiesysteem);

    • accijnsverzoeken;

    • het Early Warning System (EWS);

    • het Verdrag Napels II;

    • de DIS-overeenkomst.

  • het coördineren van de accijnsaspecten van de multilaterale controles.

Deze taken hebben gemeenschappelijk dat informatie bij het DIC binnenkomt, dat het DIC die informatie vervolgens weegt en zorgt voor het beantwoorden van de vraag of het verwerken van de aangeboden informatie.

Het DIC is ook het centrale loket voor de Nederlandse douaneautoriteiten in de operationele relatie met OLAF. Op deze manier kunnen OLAF en de Nederlandse douaneautoriteiten via één loket, het DIC, met elkaar communiceren. Deze communicatielijn gaat verder dan alleen de schriftelijke gegevensuitwisseling of het verzenden en ontvangen van meldingen over onregelmatigheden/fraude die OLAF aan alle lidstaten zendt, de zogenoemde AM-meldingen (Assistance Mutuelle). Het streven is dat alle operationele communicatievormen tussen OLAF en de Nederlandse douaneautoriteiten via het centrale loket verlopen. Het gaat dan om communicatie die betrekking heeft op de samenwerking tussen OLAF en de Nederlandse douaneautoriteiten, zoals:

  • uitwisseling van informatie;

  • afstemming en voortgangsbespreking over AM-meldingen;

  • deelname aan communautaire missies, controles en verificaties namens de Europese Commissie in Nederland.

Beleidsmatige, strategische of politieke onderwerpen kaart OLAF in eerste instantie aan bij de Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie.

In de communicatie met OLAF kent het DIC vier hoofdstromen:

  • AM-meldingen op basis van Verordening (EG) nr. 1848/2006 (meldingen over onregelmatigheden/fraude die OLAF aan alle lidstaten zendt);

  • specifieke verzoeken van OLAF aan individuele lidstaten op basis van Verordening (EG) nr. 1848/2006;

  • verzoeken om controles en verificaties in Nederland op basis van Verordening (EG) nr. 2185/96;

  • verzoeken om deelname door Nederlandse ambtenaren aan communautaire onderzoeksmissies buiten Nederland (bijvoorbeeld op basis van artikel 26 van bijlage II bij het LGO Besluit, of artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2185/96).

Het DIC toetst de meldingen en verzoeken van OLAF. Dit toetsen doet het DIC volgens een aantal vooraf vastgestelde criteria, zoals:

  • Bevat het verzoek voldoende informatie?

  • Voldoet het verzoek aan de eisen van de nationale en internationale regelgeving?

  • Past het verzoek binnen het beleid van de Belastingdienst?

Het DIC bewaakt verder de voortgang van het verzoek en toetst het antwoord aan het verzoek voordat dit antwoord naar OLAF gaat. Deze laatste toets richt zich vooral op de inhoudelijke kwaliteit van het antwoord: het DIC bekijkt of de vragen van OLAF correct, to the point en afdoende zijn beantwoord.

Het DIC heeft met de USD (zie paragraaf 2.1) en de FIOD afspraken gemaakt over de samenwerking met OLAF. Binnen nationale kaders werkt het DIC samen met de USD en de FIOD. Zo zijn er medewerkers van de FIOD en van het DIC gedetacheerd bij de USD. De samenwerking met de FIOD op het terrein van de namaakbestrijding en de illegale handel in precursoren ligt vast in uitvoeringsvoorschriften. Ook op deze twee terreinen is het DIC het centrale aanspreekpunt.

Naar boven

2.3 Rechtsgronden

De samenwerking tussen OLAF en de Belastingdienst is in verschillende verordeningen, richtlijnen en verdragen geregeld. In deze paragraaf zijn de belangrijkste rechtsgronden opgenomen:

  • wederzijdse bijstand in (communautaire) douanezaken (paragraaf 2.3.1);

  • controles en verificaties namens de Europese Commissie in Nederland (paragraaf 2.3.2);

  • melding van onregelmatigheden (paragraaf 2.3.3);

  • bilaterale overeenkomsten (paragraaf 2.3.4);

  • wederzijdse bijstand op het gebied van de directe en indirecte belastingen (paragraaf 2.3.5);

  • Internationale rechtshulp in strafzaken (paragraaf 2.3.6).

Naar boven

2.3.1 Wederzijdse bijstand in (communautaire) douanezaken

De wederzijdse bijstand in (communautaire) douanezaken is geregeld in Verordening (EG) nr. 1848/2006 van de Raad van 14 december 2006. Deze verordening bevat regels voor de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en voor de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften.

In titel 3 van Verordening (EG) nr. 1848/2006 is de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie verder uitgewerkt, terwijl in titel 4 regels over de communautaire missies voor administratieve samenwerking en onderzoek in derde landen zijn uitgewerkt.

Naar boven

2.3.2 Controles en verificaties namens de Europese Commissie in Nederland

Controles en verificaties ter plaatse zijn geregeld in Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 (Pb. EG 1996, L 292). Deze verordening bevat regels voor de controles en verificaties ter plaatse die de Commissie uitvoert ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden.

Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 biedt OLAF de mogelijkheid om bij vermoedens van onregelmatigheden controles en verificaties ter plaatse in de lidstaten te verrichten en zo de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen te beschermen.

Naar boven

2.3.3 Melding van onregelmatigheden

In de volgende verordeningen is het melden van onregelmatigheden geregeld:

Verordening

Toelichting

Verordening (EEG) nr. 1848/2006 van de Raad van 14 december 2006

Deze verordening gaat over onregelmatigheden in de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald. Daarnaast biedt deze verordening regels voor de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied.

Verordening (EEG) nr. 1150/00 van de Raad van 22 mei 2000 (PbEG 2000, L 130), met de toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom

Deze verordening gaat over het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen.

Verordening (EG) nr. 485/2008

Deze verordening gaat over de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw.

Verordening (EEG) nr. 616/78 van de Raad van 20 maart 1978

Deze verordening gaat over de bewijsstukken voor de oorsprong van bepaalde in de Gemeenschap ingevoerde textielproducten van de hoofdstukken 51 en 53 tot en met 62 van het gemeenschappelijk douanetarief, en over de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard.

In al deze verordeningen is een rol voor OLAF weggelegd en is steeds een relatie te leggen met de regelgeving voor de eigen middelen van de Gemeenschap. Als gemeenschappelijke regelingen zijn getroffen voor de wederzijdse bijstand, is OLAF ook de betrokken dienst van de Commissie en is het DIC het formele aanspreekpunt voor Nederland. Voor de meldingen in het kader van Verordening (EG) nr. 1848/2006 en Verordening (EG) nr. 1150/00, respectievelijk bij het EL&I en het DIC, is het Directoraat Generaal Begroting de betrokken dienst van de Commissie. Toch vinden ook deze meldingen via het DIC plaats.

Naar boven

2.3.4 Bilaterale overeenkomsten

Naast verordeningen zijn er nog enkele overeenkomsten die de samenwerking en wederzijdse bijstand in douanezaken regelen tussen de Europese Gemeenschap en derde landen. In deze bilaterale overeenkomsten zijn als bevoegde douaneautoriteiten zowel OLAF als de douanediensten van de lidstaten genoemd. Het gaat onder andere om de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika (1997) en de Europese Gemeenschap en Canada (1998).

Naar boven

2.3.5 Wederzijdse bijstand op het gebied van de directe en indirecte belastingen

Wederzijdse bijstand op het gebied van de directe en indirecte belastingen is geregeld in Richtlijn 77/799 van de Raad van 19 december 1977. Hoewel deze richtlijn betrekking heeft op wederzijdse bijstand tussen de lidstaten, is, in artikel 9 en verder, toch een rol weggelegd voor OLAF. Deze rol is echter meer een coördinerende rol dan een uitvoerende. Denk bijvoorbeeld aan het ter beschikking stellen van informatie bij de bestrijding van grensoverschrijdende accijns- en carrouselfraude.

Het DIC is het formele aanspreekpunt voor verzoeken wederzijdse bijstand die betrekking hebben op de accijnzen. Verzoeken wederzijdse bijstand die betrekking hebben op de omzetbelasting, komen bij de FIOD binnen. Niet OLAF, maar de lidstaten dienen de verzoeken gebaseerd op deze richtlijn in.

Naar boven

2.3.6 Internationale rechtshulp in strafzaken

Internationale rechtshulp is geregeld in het Europees Verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959. Dit verdrag regelt de samenwerking tussen verdragspartijen voor strafrechtelijke onderzoeken. Bijna alle Europese landen hebben dit verdrag ondertekend. De justitiële autoriteiten dienen de verzoeken om rechtshulp in. (Als het gaat om wederzijdse bijstand doen de douaneautoriteiten of fiscale autoriteiten de verzoeken.) Het centrale toezendadres in Nederland is het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Als het om spoedeisende zaken gaat, kunnen de justitiële autoriteiten het verzoek ook rechtstreeks aan de bevoegde officier van justitie zenden. Een uitzondering hierop zijn rechtshulpverzoeken op basis van de Napels II Overeenkomst. Deze verzoeken moeten rechtstreeks naar het DIC gezonden worden.

OLAF is geen partij bij dit Europees Verdrag. Vooral bij strafrechtelijke douaneonderzoeken waarbij de eigen middelen van de Gemeenschap in het geding zijn en waarbij de fraude zich uitstrekt over meerdere lidstaten, vervult OLAF wel een coördinerende rol. Zij kan echter niet zelfstandig verzoeken in het kader van het Europees Verdrag indienen. Dit moeten de lidstaten zelf doen via de justitiële kanalen.

Naar boven