Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.06.00 Wapens en munitie

12 Bijlage Determinatie WMM

Let op: schakel altijd een vraagbaak Wwm in voor de definitieve determinatie van een voorwerp.

Wapen

Categorie

Airsoftapparaat

I,7

AlarmpistooI

III,4°

Alarmrevolver

III,4°

Bajonet

IV,2°

Bazooka (raket-lanceerwapen

I,1°

Berenspray

Zie aantekening

Boksbeugel

I,3°

Bom

II,7°

Creditcardmes

Zie aantekening

Degen

IV,2°

Degenstok

I,4°

Dolk (meer dan een snijkant)

IV,1°

Elektrische wapenstok

II,5°

Electroschock wapen

II,5°

Gasdrukgeweer

IV,4°

Gasdrukpistool

IV,4°

Gasdrukrevolver

IV,4°

Gaspistool

III,1°

Gasrevolver

III,1°

Geluiddemper

I,3°

geweer

III,1°

Granaat

(munitie categorie II)

Handgranaat

II,7°

Houwitser

II,1°

Jachtgeweer (hagelgeweer)

III,1°

Kanon

II,1°

Karabijn (kogelgeweer)

III,1°

Katapult

I,6°

Landmijn

II,7°

Lichtkogelpistool

III,1°

Luchtbuks (luchtdrukgeweer)

IV,4°

Luchtpistool (luchtdrukpistool)

IV,4°

Machinegeweer

II,2°

Machinepistool

II,2°

Mitrailleur

II,2°

Molotov-cocktail

II,7°

Mortier

II,1°

Mijn

II,7°

Nabootsingen bestaande schietwapens

I,7°

Nabootsingen van voor ontploffing bestemde voorwerpen

1,7°

Nunchaku-wapen

I,3°

Opvouwbare schietwapens

II,3°

Opvouwbare messen langer dan 28 cm

I,2

Paintballgeweer (lucht-, gas- of veerdrukgeweer)

IV,4

Paintballpistool (lucht-, gas- of veerdrukpistool)

IV,4

Paintballrevolver (lucht-, gas- of veerdrukrevolver)

IV,4

Paralyzer (voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot..)

II,5°

Patroon

(munitie cat II of III

Pistool

III,1°

Pistoolmitrailleur °

II,2°

Ploertendoder

I,3°

Raketwerper °

II,1

Replica, schietend (pistool, revolver, geweer)

III,1

Replica, niet schietend (pistool, revolver, geweer)

I,7° (ivm art. 3 RWM)

Revolver

III,1°

Revolvergeweer (kogelgeweer)

III,1°

Riotgun

III,1°

Sabel

IV,2°

Schietballpoint

II,4°

Schietstok

II,4°

Stiletto

I,1°

Stiletto

I,7° (ivm art. 3 RWM

Stroomstok

II,5°

Toestel voor beroepsdoeleinden, geschikt om projectielen mee af te vuren (schiethamer, slachtapparaat, lijnwerptoestel)

III,2°

Traangasbusje

II,6°

Uitneembare schietwapens

II,3°

Valmes

I,1

Veerdrukgeweer

IV,4°

Veerdrukpistool

IV,4°

Veerdrukrevolver

IV,4°

Verdovingsgeweer als lucht-, gas- of veerdrukgeweer

IV,4°

Verdovingsgeweer als vuurwapen

III,1

Verfbalgeweer (lucht-, gas- of veerdrukgeweer)

IV,4°

Verfbalpistool (lucht-, gas- of veerdrukpistool)

IV,4°

Verfbalrevolver (lucht-, gas- of veerdrukrevolver)

IV,4°

Vilmes

I,3°

Vlammenwerper

II,7°

Vlindermes

I,1°

Wapenstok

IV,3°

Wapenstok

IV,3°

Weerloosmakende stof verspreidende wapens

II,6°

Werpmes

III,3°

Werpster

I,3°

 

N.B. Indien bij stiletto's, valmessen en vlindermessen het heft voorzien is van een stootplaat (dus niet het lemmet) dan betreffen het geen wapens van categorie I,1°, maar van categorie I,7° in verband met artikel 3, onder d, van de RVM.

Berenspray

De Douane treft in de ruimbagage een spuitbus "berenspray" aan. Deze berenspray is een sterke variant van pepperspray met dezelfde ingrediënten als gewone pepperspray (Capsicum) maar dan geconcentreerder. Ook is deze uitvoering zeer fors qua formaat, ongeveer 30 cm hoog in tegenstelling tot de 10 cm bij gewone pepperspray. Er bestond onduidelijkheid of de berenspray onder de Wwm valt.

Wet wapens en munitie / Artikel 2 wwm / Cat II sub 6 : voorwerpen, bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, met uitzondering van medische hulpmiddelen en van vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen, bestemd voor het afschieten van munitie met weerloosmakende of traanverwekkende stof;

Onafhankelijk van de benaming (pepperspray. bearspray) zegt de wet dat dit soort voorwerpen onder de Wwm vallen mits bestemd voor het treffen van personen. Hoe letterlijk moet deze wettelijke voorwaarde worden gelezen. Nu zal op geen enkele pepperspray staan dat deze (uitsluitend) bestemd is voor het gebruik tegen mensen hoewel dat gebruik wel (redelijkerwijs) mag worden verondersteld. Maar men kan evengoed stellen dat men een fobie heeft voor honden / spinnen etc die zo groot is dat men de pepperspray heb aangeschaft met enig en uitsluitend doel om dit te gebruiken als men zich bedreigt volet door een hond/spin. Het is niet de vraag of we het onwenselijk vinden dat dit soort voorwerpen voorhanden worden gehouden/ ingevoerd worden, de vraag is of de wet wapens en munitie dit toestaat/strafbaar stelt.

In categorie II onder 6 zijn de voorwerpen vermeld die zijn bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen. Het gaat hier in feite om chemische wapens. De wetgever koos met de woorden ‘en soortgelijke stoffen’ niet voor een limitatieve opsomming, zodat alle (soortgelijke) zuurstofverdringende, blaartrekkende, zenuwaantastende en verstikkende stoffen onder de reikwijdte van deze bepaling vallen. Onder de traanverwekkende stoffen vallen alle irritantia, stoffen die de slijmvliezen van de ogen, maar ook de huid en/of de ademhalingsorganen aantasten of in hun functie belemmeren. Te denken is aan verschillende soorten traan-, braakgas en pepperspray. De bevoegd aangewende medische hulpmiddelen zijn uitgezonderd, evenals de geweren, pistolen en revolvers die zijn bestemd voor het (door de politie) afschieten van munitie met een weerloosmakende of traanverwekkende stof. Hoewel de omschrijving van deze chemische wapens zo ruim is dat allerlei voorwerpen eronder vallen, komen in de praktijk vooral de (spuit)busjes met pepperspray (capsaicine) voor.

Bij deze wapens eist de Wwm dat zij het treffen van personen tot bestemming moeten hebben. Nu de wet eerder onderscheid maakt tussen wapens die voor een bepaald doel zijn bestemd of voor een bepaald doel geschikt zijn, rijst de vraag of daaraan voor de chemische wapens betekenis toekomt. Het lijkt van niet, nu moet worden aangenomen dat de wetgever kennelijk de bedoeling heeft gehad dat bij deze wapens de bestemming uit de aard van het voorwerp moet voortvloeien. Het zou echter duidelijker zijn geweest om te spreken over voorwerpen geschikt om personen te treffen.

Voor deze stellingname wordt aansluiting gezocht bij voorwaarden voor de wapens van categorie II sub 7 waar op het bestemmingsvereiste relevant is. De voorwerpen van categorie II sub 7 zijn omschreven als te zijn bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing.

Het gaat bij deze voorwerpen kort gezegd om bommen, (hand)granaten, vlammenwerpers, springstof, en ander explosief spul. Ook sommige soorten ‘zwaar vuurwerk’ kunnen onder de voorwerpen ten 7e vallen, zodra het vuurwerk wordt gebruikt om moedwillig schade te berokkenen aan objecten of om letsel bij personen te veroorzaken. Uitgezonderd zijn de explosieven voor handelsdoeleinden; zie daarover de Wet explosieven voor civiel gebruik.

Een voorbeeld van de breedte van deze wapencategorie is te vinden in Hof Den Haag 31 juli 2009, ECLI:NL:GHDHA:2009:BJ4551. Het hof kwalificeerde een plantenspuit, gevuld met wasbenzine, waarmee de verdachte zijn slachtoffer achterna was gerend in combinatie met een in de andere hand gehouden gasbrander, in hun samenhang als een wapen van categorie II sub 7. Ook bij deze groep wapens rijst de vraag naar de betekenis van de door de wet voorgeschreven bestemming. Bij de beoordeling van de vraag of een voorwerp is bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing, moet de tekst van de wet letterlijk worden gevolgd. De bestemming dient uit de aard van het voorwerp voort te vloeien. Met andere woorden, ook voorwerpen die in het spraakgebruik niet direct zullen worden geassocieerd met de (militaire) betekenis van een bom kunnen onder categorie II ten 7e vallen.

Dit geldt bijvoorbeeld een zogenoemde croftybom. Dit voorwerp wordt gemaakt door in een plastic fles een mengsel te stoppen van gootsteenontstopper (loog) en aluminiumfolie. Door de reactie ontstaat waterstofgas dat de druk in de fles doet toenemen. “Even goed schudden totdat het flesje warm werd en toen snel het flesje weggegooid. Dan klapt het flesje uit elkaar” legde de verdachte uit in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3336. Het gaat dus om de knal, betoogde de verdediging, en niet om een voorwerp dat is bestemd om personen of goederen te treffen. Toch oordeelde de rechter anders. “Hoe en wanneer de ontploffing plaatsvindt en dus of personen en goederen worden getroffen, hang af van de fysische reactie die door vermenging van natriumhydroxide, water en aluminium in een fles, en het schudden daarvan ontstaat. Dit valt buiten de macht van de maker”. Met die redenering kon de Hoge Raad instemmen. Het hof heeft uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat de croftybom naar zijn aard was bestemd voor het treffen van personen of zaken. Aan dit oordeel doet niet af dat de verdachte met de vervaardiging van de bom niet de bedoeling had daarmee personen of zaken te treffen, aldus de Hoge Raad.

(Zelfgemaakte) vuurwerkbommen voldoen doorgaans wel aan de betekenis die de wet eraan toekent. Dit bleek in HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7763. Bij de verdachte waren (onder meer) vuurwerkbommen aangetroffen waarvan het NFI had geconcludeerd dat het waarschijnlijk was dat bij ontbranding, gezien de mate van opsluiting en de samenstelling van de pyrotechnische lading van de constructie, een dusdanige explosie plaatsvindt dat verscherving van de constructie zal plaatsvinden en dat het waarschijnlijk is dat personen in de nabije omgeving ernstig lichamelijk letsel zullen bekomen. De verdediging betoogde dat de vuurwerkbom niettegenstaande de geschiktheid daartoe, in concreto niet voor het treffen van personen of zaken bestemd was geweest omdat de verdachte het vuurwerk niet voor die bestemming in zijn bezit had gehad. Hij had het namelijk alleen in zijn bezit voor vermaak, voor het afsteken in de oudejaarsnacht. Het hof volgde deze redenering niet, omdat (volgens het hof) die erop zou neerkomen dat een vorm van (voorwaardelijk) opzet met betrekking tot het gebruik wordt geïntroduceerd bij degene die het explosief onder zich heeft. Een dergelijke eis wordt door de wetgever niet gesteld. Het enkel vaststellen dat een voorwerp naar zijn aard (kennelijk) bestemd is voor het treffen van personen of zaken is voldoende. De Hoge Raad was het daarmee eens. ‘Bestemd zijn’ betekent hier dus niet dat het voorwerp een exclusief toekomstig doel moet hebben, maar is door de wetgever bedoeld als het vanuit de aard geschikt zijn om personen of zaken te treffen.

Met andere woorden, niet is vereist dat met het voorwerp uitsluitend personen of zaken kunnen worden getroffen. Zoals A-G Knigge in zijn conclusie voor HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7763 heeft opgemerkt: “Dat andere bestemmingen niet zijn uitgesloten, betekent dat ‘bestemd voor’ niet al te letterlijk moet worden genomen”. Het lijkt sterk erop dat de Hoge Raad zijn toenmalige A-G Van Dorst is gevolgd, die in zijn conclusie voor HR 15 april 1997, NJ 1997/653 (semtex-arrest) verdedigde dat een voorwerp dat is ‘geschikt’ om personen te treffen daarvoor, uitzonderingen daargelaten, ook is ‘bestemd’. Zowel uit het arrest over de croftybom, als over de vuurwerkbom mag verder de conclusie worden getrokken dat aan de subjectieve bedoelingen van de verdachte geen betekenis toekomt. Het gaat immers om een voorwerp dat ‘naar zijn aard’ moet zijn bestemd om personen of zaken te treffen, dus om zijn objectieve gevaarlijkheid.

Tot slot enkele uitspraken waarbij het voor handen hebben van “anti dog spray” strafbaar werd geacht.

• ECLI:NL:RBLIM:2015:2069

•ECLI:NL:GHLEE:2010:BM1293

•ECLI:NL:RBASS:2006:AX2463

Conclusie: berenspray valt in Nederland onder de Wwm, categorie II sub 6 omdat het geschikt is -en daarmee ook bestemd is in de zin van de Wwm- voor het treffen van personen.

Creditcardmes

 

In de jurisprudentie worden verschillende overwegingen worden gehanteerd voor het niet/wel strafbaar achten van het zogenoemde creditcardmes.

NL:HR:2017:2641/NL:GHSHE:2017:3996 (kwalificatie onder categorie I onder 4)

- het mes lijkt op een pasje (card), waarbij het lemmet geheel binnen de afmetingen van het pasje valt en vanwege de identieke kleur van het pasje en het lemmet, is het lemmet niet duidelijk zichtbaar.

ECLI:NL:GHSHE:2018:1972 (niet strafbaar):

- het mesje lijkt niet door zijn opdruk op een creditcard of een ander pasje;

- het lemmet is aan één zijde volledig zichtbaar en als zodanig herkenbaar;

- aan de andere zijde zijn ‘gripribbels’ te zien;

- het snijvlak van het lemmet heeft een contrasterende kleur ten opzichte van de overige delen van het mesje;

- het vouwmechanisme, bestaande uit vouwgroeven, gaatjes en palletjes en een knopje, is aan beide zijden volledig zichtbaar;

- het mesje/de behuizing is dikker dan een (normaal) pasje;

- de lengte en breedte van het mesje zijn ongeveer hetzelfde als die van een pasje.

Het vraagstuk is behandeld in de Werkgroep Advies Wwm: