Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.10.00 Bier

6 Accijnstarieven voor kleine brouwerijen

6.1 Verlaagd tarief voor kleine zelfstandige brouwerij

Op bier van brouwerijen die worden aangemerkt als kleine zelfstandige brouwerij, is een speciaal verlaagd tarief van toepassing. Om goed onderscheid te kunnen maken met de tarieven van artikel 7, lid 1 van de WA, zullen hierna de begrippen 'normale tarieven' en 'tarieven kleine brouwerijen' worden gebruikt.

Het tarief voor kleine brouwerijen bedraagt 92,5/100 van het normale tarief in de categorieën b, c en d. Dit speciale tarief geldt dus niet voor bier van categorie a.

Er is sprake van een kleine brouwerij als daar in het voorafgaande kalenderjaar niet meer dan 200.000 hl is vervaardigd. Deze definitie geldt zowel voor Nederlandse, als voor buitenlandse brouwerijen.

Het verlaagde tarief kan dus ook van toepassing zijn op bier dat in het buitenland is vervaardigd (Richtlijn 92/83, artikel 4, lid 2).

In eerste instantie moet degene die het bier tot verbruik uitslaat, aantonen of aan de voorwaarden voor het verlaagde tarief is voldaan (URA, artikel 4, lid 1).

Met ingang van 1-1-2024 wordt de accijns berekend op basis van het alcoholgehalte van het bier. Voor kleine brouwerijen bedraagt het verwachte tarief € 6,93 per %vol per hectoliter. Het verwachte minimumtarief is ook voor kleine brouwerijen vastgesteld op € 26,13 per hectoliter. Dat betekent dat voor kleine brouwerijen voor bieren met een alcoholgehalte lager dan 3,8% (tarief 1-1-2024) altijd het verwachte minimumtarief van € 26,13 per hectoliter moet worden gehanteerd.

Let op: de tarieven waren bij het schrijven van dit gedeelte nog niet definitief vastgesteld. De hiervoor genoemde tarieven dienen als voorbeeld.

Naar boven

6.2 Voorwaarden om als kleine brouwerij te worden aangemerkt.

Een kleine brouwerij moet ook aan een aantal andere voorwaarden voldoen (WA, artikel 7, lid 4):

  • De brouwerij moet juridisch en economisch onafhankelijk zijn van een andere brouwerij gevestigd in een AGP, belastingentrepot of derde land. Dat betekent dat de kleine brouwerij zelfstandig is en geen eigendom is van een andere brouwerij. Ook moet de kleine brouwerij geheel zelfstandig functioneren en mag de beslissing over de bedrijfsvoering niet in handen zijn van een andere brouwerij.

  • De brouwinstallatie van de kleine brouwerij moet fysiek los staan van de installatie van een andere brouwerij. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat op één locatie meerdere installaties worden gebouwd, waarbij elke installatie als een aparte brouwerij wordt aangemerkt.

  • De kleine brouwerij mag geen bier onder licentie vervaardigen, tenzij dat bier slechts een klein gedeelte uitmaakt van de totale productie. Bier dat onder licentie is vervaardigd komt in samenstelling, verpakking en presentatie overeen met het bier dat de licentieverlener zelf produceert of laat produceren. De licentieverlener bepaalt hoe en hoeveel er wordt vervaardigd. De kleine brouwerij heeft in deze situatie geen economische onafhankelijkheid.

Als slechts een klein deel van de totale productie van een kleine brouwerij onder licentie wordt gebrouwen, staat dat de toepassing van het tarief kleine brouwerijen op de overige productie niet in de weg. De brouwerij is dan immers maar voor een klein deel afhankelijk van een andere brouwerij. Het bier dat de kleine brouwerij onder licentie heeft vervaardigd, komt dan dus niet in aanmerking voor het tarief kleine brouwerijen.

Indien een brouwerij waar het bier is vervaardigd, slechts gedurende een deel van het voorafgaande kalenderjaar in werking is geweest, wordt voor de productie van het desbetreffende kalenderjaar vastgesteld door de feitelijke productie te vermenigvuldigen met twaalf, gedeeld door het aantal maanden dat de brouwerij in werking is geweest (URA artikel 4 lid 2).

Naar boven

6.3 Definities omtrent kleine bierbrouwerijen

Loonbrouwen of huurbrouwen

Brouwerij vervaardigt bier in opdracht van een derde. Deze loonbrouwer is de vergunninghouder AGP vervaardiging en draagt de accijns af. Opdrachtgever behoudt zelf geheel de rechten, de verkoop en distributie, et cetera van het geproduceerde bier.

Huurbrouwen is vergelijkbaar met loonbrouwen, met dit verschil dat bij huurbrouwen alleen de brouwinstallatie ter beschikking wordt gesteld, terwijl bij loonbrouwen de eigenaar van de brouwerij ook zelf de brouwactiviteit uitvoert en daarvoor een beloning ontvangt.

Voorbeeld: een bekende TV-kok wil zijn eigen bier maken. Dit laat hij doen bij een (loon)brouwer. De TV-kok behoudt de rechten en zorgt zelf voor de verkoop van zijn bier. De (loon)brouwer draagt de accijns over het bier af op zijn periodieke AGP-aangifte.

Brouwen onder licentie

Het begrip werken „onder licentie” aldus moet worden uitgelegd dat daaronder valt het brouwen van bier onder enigerlei vorm van toestemming, waaruit dan dus blijkt dat die brouwerij niet geheel onafhankelijk is van de derde van wie zij die toestemming heeft verkregen. Dat is het geval als sprake is van toestemming om een octrooi, merk of productieproces van die derde te gebruiken (HvJ C-285/1).

Simpel omschreven: een brouwerij besteedt de productie uit aan een andere brouwerij. Deze laatste heeft dan het recht deze productie te distribueren, verkopen, merken te gebruiken, et cetera.

Voorbeeld: Nederlandse brouwer produceert een Pools biermerk en verkoopt dit zelf op de Nederlandse markt. De Nederlandse brouwer heeft dan alleen een bepaald bedrag betaald aan de Poolse brouwerij voor het mogen produceren.

Eigen brouwer

Een brouwer produceert zijn eigen bier in zijn eigen brouwerij. De brouwer heeft zelf een vergunning AGP vervaardiging. Alle rechten en plichten liggen bij de brouwer en er zijn geen andere significante partijen hierbij betrokken bij dit proces.

Samenwerkingsverband (zoals bedoeld in artikel 7 lid 5 WA)

Twee (of meer) brouwers vervaardigen elk hun eigen bier in hun eigen brouwerij en hebben dus elk een eigen vergunning AGP vervaardiging. Op bepaalde gebieden werken de brouwers samen. Bijvoorbeeld op gebied van reclame, verkoop, marketing, et cetera. Dit blijkt onder meer uit contracten en/of officiële verslagen/notulen.

Naar boven

6.4 Vervaardiging in een kleine brouwerij in Nederland, in een andere lidstaat of in een derde land

6.4.1 In Nederland vervaardigd bier

Als het bier in Nederland is vervaardigd, moet dit worden aangetoond door de vergunninghouder van de AGP waar het bier tot verbruik is uitgeslagen. Als dit ook de AGP is waar het bier is vervaardigd (een kleine brouwerij), zal de bewijslast vrij licht zijn.

Als het bier afkomstig is van een andere AGP, zal hiervan een aantekening zijn gemaakt. Deze is te vinden op het document of bescheid dat is gebruikt voor het vervoer van het bier van die AGP naar de AGP waar het bier tot verbruik wordt uitgeslagen. Bij twijfel aan de juistheid van deze aantekening, kan de behandelaar navraag doen bij de relatiebeheerder of comliancemanager van de kleine brouwerij.

Naar boven

6.4.2 Bier dat is vervaardigd in een andere lidstaat

Als bier in een andere lidstaat is vervaardigd maar in Nederland tot verbruik is uitgeslagen, zal het naar Nederland onder schorsing van de accijns zijn vervoerd met een gedrukt exemplaar van het elektronisch administratief document (e-AD) of een ander handelsdocument met de ARC.
Indien het bier in de andere lidstaat tot verbruik is uitgeslagen, zal de overbrenging plaats hebben gevonden met een elektronisch vereenvoudigd administratief geleidedocument (e-VAD).

Op deze documenten kan zijn aangetekend dat het bier is gebrouwen door een kleine brouwerij. Deze aantekening kan ook zijn vermeld op een ander bescheid, zoals een factuur of pakbon. Uiteraard kan ook gebruik worden gemaakt van een verklaring van de brouwer dat er sprake is van een kleine brouwerij.

Bij twijfel aan de juistheid van de aantekening of verklaring, kan de behandelaar deze controleren middels wederzijdse bijstand. Hierbij wordt de lidstaat waar het bier is vervaardigd, verzocht te controleren of er daadwerkelijk sprake is van een kleine brouwerij.

Naar boven

6.4.3 Bier dat is vervaardigd in een derde land

Als een kleine brouwerij in een derde land is gevestigd, moet de toepassing van het tarief voor kleine brouwerijen worden aangetoond door degene die de accijns verschuldigd is. Bij invoer is dit de aangever van de douaneaangifte. Bij de overige vormen van uitslag tot verbruik (artikel 2, lid 1, letters a tot en met c) is dat degene die de accijns ter zake van die uitslag tot verbruik is verschuldigd.

Bij bier van een kleine brouwerij uit een derde land zal het niet mogelijk zijn de status van kleine brouwerij aan te tonen met de documenten die het bier begeleiden. Dit zal dan moeten worden vastgesteld aan de hand van verklaringen van lokale autoriteiten. De Douane zal dit van geval tot geval moeten beoordelen.

Naar boven

6.5 Voorbeeldsituaties

Voorbeeld 1

Brouwer A brouwt per jaar zo’n 100.000 HL per jaar in zijn eigen brouwerij. Brouwer A heeft zelf een vergunning AGP vervaardiging en draagt maandelijks accijns af.

Overwegende: Brouwer A is juridisch en economisch onafhankelijk van een andere brouwerij waar bier wordt vervaardigd. Er wordt gebruik gemaakt van installaties die in fysiek opzicht losstaan van die van een andere accijnsgoederenplaats waar bier wordt vervaardigd. En er wordt geen bier vervaardigd onder licentie. De totale productie is niet hoger dan 200.000 HL per jaar.

Conclusie: Brouwer A komt in aanmerking voor een verlaging van het tarief zoals bedoeld in artikel 7 WA en artikel 4 van richtlijn 92/83.

Voorbeeld 2 (loonbrouwen of huurbrouwen)

Brouwer B heeft een eigen installatie en vergunning om bier te vervaardigen en brouwt vrijwel alleen in opdracht voor anderen. Afgelopen jaar heeft Brouwer B voor twee opdrachtgever bier geproduceerd, te weten: 120.000 HL voor opdrachtgever C en 70.000 HL voor opdrachtgever D.

Overwegende: Brouwer B is juridisch en economisch onafhankelijk van een andere brouwerijen waar bier wordt vervaardigd. Er wordt gebruik gemaakt van installaties die in fysiek opzicht losstaan van die van een andere accijnsgoederenplaats waar bier wordt vervaardigd. En er wordt geen bier vervaardigd onder licentie. De totale productie is niet hoger dan 200.000 HL per jaar.

Conclusie: Brouwer B komt in aanmerking voor een verlaging van het tarief zoals bedoeld in artikel 7 WA en artikel 4 van richtlijn 92/83. Opdrachtgever C en Opdrachtgever D zijn voor de Douane geen partij.

Voorbeeld 3

Brouwer B uit voorbeeld 2 heeft er een nieuwe klant erbij gekregen. Opdrachtgever E wil dat Brouwer B zo’n 80.000 HL bier per jaar gaat produceren. De totale productie van Brouwer B komt dan uit op 270.000 HL bier per jaar.

Overwegende: Brouwer B is juridisch en economisch onafhankelijk van een andere brouwerijen waar bier wordt vervaardigd. Er wordt gebruik gemaakt van installaties die in fysiek opzicht losstaan van die van een andere accijnsgoederenplaats waar bier wordt vervaardigd. En er wordt geen bier vervaardigd onder licentie. De totale productie is nu wel hoger dan 200.000 HL per jaar.

Conclusie: omdat de totale productie van Brouwer B hoger is dan 200.000 HL per jaar, komt Brouwer B niet in aanmerking voor een verlaging van het tarief, zoals bedoeld in artikel 7 WA en artikel 4 van richtlijn 92/83. Ook voor de producties van Opdrachtgever C en Opdrachtgever D kan geen verlaging van het tarief meer worden verkregen.

Voorbeeld 4

Brouwer F produceert bier voor een Pools biermerk. Brouwer F heeft van de Poolse eigenaar toestemming om dit bier te mogen produceren en verkopen in Nederland. Brouwer F produceert zo’n 80.000 HL van dit Poolse biermerk per jaar.

Overwegende: Brouwer F is juridisch en economisch onafhankelijk van een andere brouwerijen waar bier wordt vervaardigd. Er wordt gebruik gemaakt van installaties die in fysiek opzicht losstaan van die van een andere accijnsgoederenplaats waar bier wordt vervaardigd. Er wordt wel bier vervaardigd onder licentie. De totale productie is niet hoger dan 200.000 HL per jaar.

Conclusie: omdat Brouwer F vervaardigt onder licentie, komt Brouwer F niet in aanmerking voor verlaging van het tarief, zoals bedoeld in artikel 7 WA en artikel 4 van richtlijn 92/83.

Voorbeeld 5

Brouwer G en Brouwer H hebben een samenwerkingsverband. De brouwerijen maken elk zelf hun eigen bier en hebben dus allebei een eigen vergunning AGP vervaardiging. Op gebied van marketing en verkoop werken de brouwerijen samen. Dit blijkt uit onder meer uit een gezamenlijk contract met een regionale drankverkoper.

Brouwer G produceert zo’n 100.000 HL per jaar. Brouwer H produceert zo’n 80.000 HL per jaar.

Overwegende: vanwege deze samenwerkingsverband zijn Brouwers G en H juridisch en economisch niet onafhankelijk van een andere brouwerij, aangezien ze afhankelijk zijn van elkaar. Maar omdat een samenwerkingsverband van twee of meer accijnsgoederenplaatsen, waar gezamenlijk in het voorafgaande kalenderjaar niet meer dan 200.000 hl bier is vervaardigd, wordt aangemerkt als één accijnsgoederenplaats, voldoen Brouwerij G en Brouwerij H alsnog aan deze eis.

En er wordt geen bier vervaardigd onder licentie. En de totale productie is niet hoger dan 200.000 HL per jaar.

Conclusie: zowel Brouwer G als Brouwer H komen in aanmerking voor verlaging van het tarief, zoals bedoeld in artikel 7 WA en artikel 4 van richtlijn 92/83.

Voorbeeld 6

Brouwer K en Brouwer L hebben een samenwerkingsverband. De brouwerijen maken elk zelf hun eigen bier en hebben dus allebei een eigen vergunning AGP vervaardiging. Op gebied van marketing en verkoop werken de brouwerijen samen. Dit blijkt uit onder meer uit een gezamenlijk contract met een regionale drankverkoper.

Brouwer K produceert zo’n 100.000 HL per jaar. Brouwer L produceert zo’n 110.000 HL per jaar.

Overwegende: vanwege deze samenwerkingsverband zijn Brouwers K en L juridisch en economisch niet onafhankelijk van een andere brouwerijen. Omdat ze gezamenlijk meer dan 200.000 HL bier vervaardigen, voldoen Brouwer K en Brouwer L niet aan de toegestane voorwaarde bij een samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 7 lid 5 WA.

Conclusie: zowel Brouwer K als Brouwer L komen allebei niet in aanmerking voor verlaging van het tarief, zoals bedoeld in artikel 7 WA en artikel 4 van richtlijn 92/83.

Naar boven